Brief regering : Reactie op de motie van het lid Pouw-Verweij over rapporteren over de gevolgen van verschillende typen migratie op de woningmarkt (Kamerstuk 35925-VII-127)
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1072
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKEORDENING STUKTITEL
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2023
Met deze brief reageer ik op de motie van het Lid Pouw-Verweij1 van 10 februari 2022 waarin gevraagd werd te rapporteren over de gevolgen van arbeids-,
asiel-, studie- en gezinsmigratie voor de woningmarkt en om daarbij expliciet aan
te geven hoeveel en welke typen woningen daarmee jaarlijks gemoeid zijn. Daarnaast
vervul ik met deze brief mijn toezegging aan het Lid Klaver tijdens het commissiedebat
van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van 12 april 2022 (Kamerstuk 32 847, nr. 884) om de verschillende vormen van migratie en het effect daarvan op de woningmarkt
in kaart te brengen.
Er zijn een aantal belangrijke constateringen. Migratie heeft flinke impact op de
volkshuisvesting. Het steeds verder toenemende migratiesaldo draagt bij aan het hoger
wordende woningtekort. Vooral in de sociale huursector is dit het geval, in de sociale
huursector wordt een toenemend percentage toegewezen aan statushouders en hun gezinnen
die nareizen. De komende jaren blijft de instroom van alle groepen migranten naar
verwachting hoog. Daarmee blijft de opgave groot.
Het positieve migratiesaldo is de grootste drijver van de bevolkingsgroei. ABF stelt
dat circa 50% van de nieuwbouw nodig is om de bevolkingsgroei te accommoderen. Immigratie
is lastig te voorspellen en kent een grillig verloop, zoals ook vorig jaar bleek.
Dit uit zich zowel in het huidige (statistische) woningtekort, dat ondanks de hogere
bouwaantallen van 2022, weer is toegenomen, als in een hoger aantal benodigde woningen
tot en met 2030.
Ook speelt het migratiemotief een belangrijke rol in de verblijfsduur en de huisvestingsituatie.
Een groot deel van de studie- en arbeidsmigranten huishoudens verblijven vaak tijdelijk
in Nederland en delen vaak een woning. Bij deze groepen is het verblijf meer roulerend;
na 4,5 jaar zijn er minder dan de helft nog in Nederland. Huishoudens met het motief
asiel krijgen na het verkrijgen van een verblijfsstatus vaak een corporatiewoning
toegewezen. De verblijfsduur van deze huishoudens in Nederland kent een permanent
karakter. Bij gezinsmigranten is het beeld wat gevarieerder. Deze migranten trekken
vaak in bij een gezinslid dat al over een woning beschikt, dit kan zowel een huur-
als een koopwoning zijn. Een groot deel woont na 4,5 jaar nog in Nederland.
Dit licht ik hieronder nader toe aan de hand van de ontwikkeling van de arbeids-,
asiel-, studie- en gezinsmigratie2 en de woonsituaties van de verschillende typen migranten.
Ontwikkeling van migratie en woningbehoefte
De afgelopen jaren is migratie steeds belangrijker geworden voor de bevolkingsgroei
en daarmee ook voor de groei van de woningbehoefte in Nederland. De laatste jaren
is de natuurlijke aanwas (het saldo van het geboorte- en sterftecijfer) rond het nulpunt
komen te liggen, terwijl het migratiesaldo vanaf 2013 verder is toegenomen. Het aantal
immigranten overtreft sinds 2016 het aantal emigranten met ongeveer 80 duizend tot
110 duizend per jaar. In 2022 was het migratiesaldo met circa 224 duizend uitzonderlijk.
Het migratiesaldo viel in het verleden vaak hoger uit dan voorzien en daardoor zijn
vrijwel alle bevolkingsprognoses sinds 2006 omhoog bijgesteld. Daarmee steeg ook de
verwachte woningbehoefte. Dat is ook dit jaar het geval.
Het migratiesaldo was in 2022 uitzonderlijk hoog, onder andere door de ongeveer 108
duizend Oekraïense vluchtelingen die naar ons land kwamen. Ook zonder deze groep was
het migratiesaldo meer dan een kwart hoger dan het jaar daarvoor. Het CBS verwacht
dat de groei van de bevolking op termijn zal afnemen, maar deze ook in het verleden
voorspelde afname lijkt zich tot nu toe niet te voltrekken.
Het hoge migratiesaldo in combinatie met verdergaande daling van de huishoudensgrootte
en vergrijzing drijft de woningbehoefte omhoog. Ondanks de toegenomen bouwproductie
tot meer dan 80 duizend woningen per jaar, blijft daarmee het woningtekort ook hoog.
De laatste Primos-prognose (2023) houdt rekening met de hogere bevolkingsgroei uit
de CBS-prognose van eind 2022. Mede daardoor is het statistisch woningtekort gestegen
naar circa 4,8% (circa 390 duizend woningen) en blijft het tekort de komende jaren
naar verwachting op dit niveau. Dat betekent dat het voor veel mensen lastig blijft
om een woning te vinden en de urgentie om woningen te realiseren blijft daarmee groot.
Om het tekort in 2031 terug te brengen naar 2% zijn volgens ABF 981 duizend woningen
nodig in de periode 2022 t/m 2030. Ongeveer de helft van de bouwopgave is gerelateerd
aan bevolkingsgroei, die weer voor een groot deel het gevolg is van migratie. Verder
is de bouwopgave onder andere nodig om het huidige woningtekort in te lopen, voor
de vervanging van woningen en voor de toegenomen behoefte als gevolg van huishoudensverdunning.
De verslechterde economische omstandigheden voor de nieuwbouw maken het realiseren
van die opgave niet makkelijker. In mijn brief over de inventarisatie van de plancapaciteit
en over de Primos-prognose ga ik hier verder op in.
Migratie naar motief
Er is een toename van de immigratie te zien bij alle migratiemotieven sinds het begin
van deze eeuw. Vooral het aantal arbeids- en studiemigranten (zie grafiek 1) nam toe.
Het jaar 2020 vormde hierop een uitzondering als gevolg van de Covid-19 pandemie.
Het aantal arbeidsmigranten is toegenomen van ongeveer 12,5 duizend per jaar rond
het jaar 2000, tot meer dan 57 duizend in 2021. Het aantal studenten dat naar Nederland
kwam is relatief harder gegroeid, maar de groep is qua omvang minder groot. In 2021
kwamen er bijna 40 duizend studiemigranten naar Nederland. Ook het aantal gezinsmigranten
vormt met meer dan 58 duizend in 2021 een aanzienlijk deel van de immigratie.
Grafiek 1. Migratiemotieven op het moment van vestiging in Nederland.
Bron: CBS, bewerking BZK (excl. immigranten met de Nederlandse nationaliteit)
In bevolkingsprognoses houdt het CBS – zonder aanvullend beleid- rekening met een
trendmatige groei van het aantal arbeids- en studiemigranten. Voor 2023 verwacht het
CBS een migratiesaldo van ongeveer 171 duizend mensen. Een prognose kent onzekerheden
en kan lager of hoger uitkomen.3 Het CBS geeft in haar prognose als bandbreedtegrenzen (het 95%-prognose-interval)
voor het jaar 2023 104 duizend tot 246 duizend mensen.
Het aantal asielmigranten dat zich in Nederland vestigde4 heeft een grillig verloop gekend; dit aantal is in relatief korte tijd sterk gestegen
en weer gedaald. Gemiddeld kwamen in de periode 2015 tot 2021 27 duizend asielmigranten
per jaar naar Nederland. In 2021 en 2022 is de asielinstroom sterk gestegen en de
verwachting is dat dit de komende jaren verder zal toenemen. In de nieuwe asielraming
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid blijft de instroom hoger dan de vorige
prognose. Op basis van de Meerjaren Productie Prognose lijkt een instroom van 70 duizend
asielzoekers niet onwaarschijnlijk. Dat is ongeveer 20 duizend personen meer dan de
instroom in 2022. Dit vertaalt zich uiteindelijk ook naar een hogere behoefte aan
huisvesting.
Verblijfsplaats
Immigranten vestigen zich na binnenkomst in Nederland vooral in de grote steden en
in gemeenten rondom grote steden.5 Zij hebben hier meer kans op een baan en er wonen vaak al mensen met dezelfde migratieachtergrond
die kunnen helpen met bijvoorbeeld het vinden van woonruimte. Tegelijkertijd is de
spanning op de woningmarkt juist hoog in steden. Waar migranten terecht komen is ook
afhankelijk van het migratiemotief. De afgelopen jaren vestigden arbeidsmigranten
zich vaker in kleinere gemeenten om daar te werken in de landbouw, tuinbouw, logistiek
of de bouw. Ook asielmigranten vestigden zich meer in landelijke gemeenten. Dit als
gevolg van de taakstelling huisvesting vergunninghouders die vergunninghouders op
basis van het gemeentelijke inwoneraantal verdeelt over het land. De verwachting is
dat er meer kleinere gemeenten met de huisvesting van migranten te maken krijgen.
Woningen naar migratiemotief
Er zijn geen recente en consistente gegevens over hoeveel woningen gemoeid zijn met
de verschillende migratiemotieven. Bij het CBS is het migratiemotief niet altijd bekend
en niet alle immigranten hoeven zich in de BRP in te schrijven.6 Daarnaast delen zij vaak een woning. Het PBL heeft in samenwerking met de Universiteit
van Amsterdam en ABF Research in 2022 de woonsituaties van huishoudens per migratiemotief
in beeld gebracht, zowel bij binnenkomst als 4,5 jaar daarna.7
Onderstaande grafiek laat zien in wat voor een woning huishoudens die in 2016 naar
Nederland kwamen zijn gevestigd. Daarin is te zien dat van de 81 duizend migrantenhuishoudens
die zich in 2016 in Nederland hebben gevestigd en waarvan het motief bekend is, meer
dan 43 duizend in een huur- of koopwoning woonde. De overige 38 duizend huishoudens
deelden een woning. Een cijfermatig overzicht zoals gevraagd in de motie is opgenomen
in de bijlage.
Grafiek 2. Huisvesting migrantenhuishoudens naar motief instroom 2016.
Bron: PBL, bewerking BZK
Meer dan de helft van de arbeidsmigrantenhuishoudens8 deelt een woning of woont in een ander verblijfsobject en blijven dat vaak doen voor
langere tijd. Ook internationale studentenhuishoudens delen vaak een woning. Een deel
van de internationale studenten woont in een (studenten)corporatiewoning. Verder maken
arbeidsmigranten en studiemigranten vaker gebruik van de particuliere huursector en
wonen zij minder vaak in een koopwoning. Koopwoningen worden vooral bewoond door gezinsmigranten
die vaak bij iemand al in Nederland woonde intrekt. Gezinsmigranten blijven vaker
langdurig in Nederland. In eerste instantie worden asielmigranten in een opvanglocatie
gehuisvest. Als de verblijfsstatus wordt toegekend, krijgen asielmigrantenhuishoudens
in het algemeen een corporatiewoning toegewezen. In de eerste helft van 2022 was de
taakstelling 10.000 vergunninghouders en in de tweede helft was dit 13.500. In 2023
is dit in de eerste helft 21.200 en in de tweede helft 27.300. Naast de taakstelling
van de tweede helft 2023 is er een achterstand opgelopen van 5.100 vergunninghouders
die nog huisvesting nodig hebben. De woningbehoefte is lager dan de taakstelling omdat
de gemiddelde huishoudensgrootte van vergunninghouders ongeveer 1,7 personen is. In
de afgelopen jaren werd tussen de 5 en 10% van de vrijkomende sociale huurwoningen
aan statushouders toegewezen. Met de verhoogde instroom kwam dit in 2022 uit op 9,5%
van de vrijgekomen sociale huurwoningen. Als de komende jaren de aanhoudend hoge taakstelling
volledig en uitsluitend via de bestaande sociale huurvoorraad wordt opgelost, loopt
dit percentage naar verwachting op naar circa een 20% in 2023 en 2024 en 25% vanaf
2025. De inzet van het kabinet om 37.500 flexwoningen te realiseren in de periode
2022–20249 kan dit weer deels drukken.10
Verblijfsduur
Arbeidsmigranten en studiemigranten blijven relatief kort in Nederland en vertrekken
veelal weer binnen 4,5 jaar. Bij deze groepen kent het verblijf dus vaak een roulerend
karakter. Dit roulerende karakter kan, in combinatie met de grotere diversiteit, op
lokaal niveau de sociale samenhang onder druk zetten11. Asielmigranten kennen vaak een lang of permanent verblijf in Nederland. Bij gezinsmigranten
is er sprake van een wisselend beeld van de verblijfsduur. Naarmate migranten, ongeacht
het migratiemotief, langer in Nederland verblijven delen zij minder vaak een woning
en maken ze ook minder gebruik van de particuliere huursector. Arbeidsmigranten- en
gezinsmigrantenhuishoudens wonen na 4,5 jaar vaker dan andere migranten in een koopwoning.
Asielmigranten wonen na 4,5 jaar vaker in een corporatiewoning.
Betaalbaarheid
Migranten hebben vaker een lager inkomen. Als zij daarnaast ook een lange verblijfsduur
in Nederland hebben en geen woning delen, dan wonen zij veelal in goedkope huur- of
koopwoningen (met een WOZ-waarde onder het gemiddelde). Daarmee kan de vraag naar
betaalbare woningen door migratie toenemen. Woonruimte voor arbeidsmigranten wordt
in veel gevallen geregeld door uitzendbureaus, werkgevers, of bemiddelaars. Dit levert
soms kwetsbare situaties op. Soms wordt hierbij ook een te hoge huur gevraagd. Zoals
ook geconstateerd door het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer)
zijn er nog te veel situaties waarin de woonomstandigheden van arbeidsmigranten problematisch
zijn. Kennismigranten daarentegen hebben gemiddeld meer te besteden dan andere arbeidsmigranten
en zij wonen vaker in een huurwoning met een huurprijs boven de liberalisatiegrens
of een koopwoning in de hogere prijssegmenten (met een WOZ-waarde van tenminste 300.000,
prijspeil 2018). Asielmigranten wonen vaak in corporatiewoningen met de laagste huren
en met daarnaast weinig woonruimte per persoon. Over het algemeen wonen migrantenhuishoudens
krapper dan het gemiddelde Nederlandse huishouden.
Tot slot
In deze brief heb ik de woonsituatie van huishoudens met verschillende migratie-motieven
geschetst. Het CBS onderzoekt in opdracht van mij of het haalbaar is om de woonsituatie
van verschillende (aandachts)groepen, waaronder migranten verdeeld naar migratiemotief,
structureel te monitoren. Mede op basis daarvan wordt de monitor «Een thuis voor iedereen»
uitgewerkt. Mijn streven is om in 2024 een eerste meting gereed te hebben, waarover
de Kamer geïnformeerd zal worden.
Migratie is een van de factoren die net als andere demografische ontwikkelingen, zoals
vergrijzing, relevant zijn voor de volkshuisvesting. Om beter op deze ontwikkelingen
te kunnen anticiperen, is het van belang dat we meer zicht krijgen op de gevolgen
hiervan en op mogelijke beleidsopties. Het kabinet heeft daarom de Staatscommissie
Demografische ontwikkelingen 2050 aangesteld. Zij adviseren het kabinet over de uitdagingen
die de bevolkingsgroei, de verwachte vergrijzing en de migratie in de komende dertig
jaar met zich meebrengen en adviseren over handelingsperspectieven.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
BIJLAGE
Tabel 1. Migrantenhuishoudens naar motief en woonsituatie na aankomst, cohort 2013
t/m 2016, (x1000)
Migratie-motief1
Cohort
Koop-woning
Huur-woning corporatie
Huur-woning particulier
Woning delende huishoudens2
Insti-tutioneel
Arbeid (EU/EFTA)
2013
0,5
0,7
4,0
9,9
2014
0,7
0,9
4,5
12,8
2015
0,7
0,8
4,7
12,4
2016
0,7
0,7
5,0
12,3
Kennis (buiten EU/EFTA)
2013
0,1
0,1
1,6
1,4
2014
0,1
0,1
1,8
1,5
2015
0,1
0,1
2,1
1,8
2016
0,2
0,1
2,3
1,8
Arbeid overig (buiten EU/EFTA)
2013
0,1
0,3
0,6
1,5
2014
0,1
0,4
0,5
1,2
2015
0,1
0,4
0,6
1,6
2016
0,1
0,4
0,6
1,6
Gezin (EU/EFTA)
2013
2,1
1,9
4,8
3,1
2014
2,3
2,2
4,8
2,9
2015
2,1
1,7
4,3
3,8
2016
2,1
1,6
4,4
4,2
Gezin (buiten EU/EFTA)
2013
2,0
2,9
2,4
2,3
2014
2,3
2,9
2,7
2,2
2015
2,1
2,4
2,7
2,3
2016
2,3
2,6
3,2
2,4
Studie
2013
0,4
1,5
3,1
10,7
2014
0,3
2,7
2,3
9,6
2015
0,3
2,4
2,7
11,3
2016
0,3
2,0
2,8
11,9
Asiel
2013
0,0
2,2
0,1
0,9
0,9
2014
0,0
4,1
0,2
1,4
1,2
2015
0,0
7,7
0,3
3,6
1,5
2016
0,1
11,1
0,6
3,9
0,1
Totaal
2013
5,2
9,5
16,6
29,8
2014
5,7
13,3
16,8
31,6
2015
5,4
15,5
17,3
36,7
2016
5,8
18,6
18,9
38,2
Bron: Woningdelen of zelfstandig een woning huren of kopen. De woonsituatie van migrantenhuishoudens
in de eerste jaren na aankomst in Nederland (2014–2018). Den Haag: PBL, 2022
X Noot
1
Exclusief onbekend. Motief huishouden komt overeen met het motief van minstens één
lid van het huishouden.
X Noot
2
Het betreft huishoudens die met minimaal een ander huishouden op hetzelfde adres wonen.
Hoeveel woningen op deze manier door migrantenhuishoudens bewoond worden (en of dit
koop of huur betreft) is in dit onderzoek niet in beeld gebracht.
Tabel 2. Migrantenhuishoudens naar woonsituatie, motief en verblijfsduur (x 1000),
Cohort (immigratiejaar) 2013
Migratie-motief1
Verblijfsduur
Koopwoning
Huurwoning corporatie
Huurwoning particulier
Woning delende huishoudens2
Institutioneel
Totaal huishoudens
Totaal huishoudens
0,5 jaar
7,8
13,5
20,8
44,8
1,4
88,9
4,5 jaar
10,7
13,1
9,7
13,2
0,2
47,5
Migratiemotief bekend
0,5 jaar
5,2
9,5
16,6
29,8
0,9
62,0
4,5 jaar
8,1
9,0
7,2
9,2
0
33,5
Waarvan:
Arbeid
0,5 jaar
0,7
1,1
6,2
12,8
0
20,8
4,5 jaar
2,0
1,0
2,9
3,0
0
8,9
Gezin
0,5 jaar
4,2
4,7
7,1
5,4
0
21,5
4,5 jaar
5,4
4,1
2,9
2,6
0
15,0
Studie
0,5 jaar
0,3
1,5
3,1
10,7
0
15,6
4,5 jaar
0,6
0,6
1,4
3,0
0
5,6
Asiel
0,5 jaar
0
2,2
0.1
0,9
0,9
4,1
4,5 jaar
0
3,3
0,1
0,6
0
4,0
Bron: Woningdelen of zelfstandig een woning huren of kopen. De woonsituatie van migrantenhuishoudens
in de eerste jaren na aankomst in Nederland (2014–2018). Den Haag: PBL, 2022
X Noot
1
Exclusief onbekend. Motief huishouden komt overeen met het motief van minstens één
lid van het huishouden.
X Noot
2
Het betreft huishoudens die met minimaal een ander huishouden op hetzelfde adres wonen.
Hoeveel woningen op deze manier door migrantenhuishoudens bewoond worden (en of dit
koop of huur betreft) is in dit onderzoek niet in beeld gebracht.
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening