Brief regering : Agenda ‘Coalities voor de digitale samenleving’
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1055
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2023
Hierbij bied ik u namens het kabinet de agenda «Coalities voor de digitale samenleving»
aan. Deze brief betreft, conform mijn toezegging aan de Kamer in de Werkagenda Waardengedreven
Digitaliseren1, de inzet van het kabinet op doorsnijdende vraagstukken rond de toepassing van digitalisering
voor maatschappelijke uitdagingen. Deze inzet is tevens de uitwerking van het thema
«digitale samenleving» zoals genoemd in de brief over de hoofdlijnen van het digitaliseringsbeleid2. In de agenda «Coalities voor de digitale samenleving» streven we naar twee doelen.
De eerste is voorbereid zijn op mogelijke ontwikkelingen van de digitale transitie
met maatschappelijke impact en een kabinetsbrede reactie daarop formuleren. De tweede
is sneller tot gezamenlijke oplossingen komen als digitalisering kansen biedt of risico’s
vormt bij maatschappelijke opgaven.
Inleiding en leeswijzer
Het kabinet geeft, zoals beschreven in genoemde brief over de hoofdlijnen van het
digitaliseringsbeleid, de digitale transitie vorm langs vier thema’s: het digitale
fundament, de digitale overheid, de digitale economie en de digitale samenleving.
In de hoofdlijnenbrief is een perspectief uitgewerkt op basis van publieke waarden
en een kader voor de inzet van het kabinet op digitalisering.
In mijn Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren is het beleid voor de digitale overheid en een deel van het digitaal fundament uitgewerkt. Het digitaal fundament is deels ook uitgewerkt in documenten van andere
departementen. Digitale veiligheid in de kabinetsbrede Nederlandse Cybersecuritystrategie 2022–2028 (NLCS) en het Actieplan
Nederlandse Cybersecuritystrategie 2022–20283. En Rijk en gemeenten legden in een convenant vast zich samen in te zetten voor meer
digitale veiligheid op lokaal niveau4. Digitale economie, digitale infrastructuur, digitale autonomie en goedwerkende markten en diensten maken deel uit van de Strategie voor de Digitale Economie5.
Het beleid voor digitalisering in de verschillende sectoren en domeinen van de digitale
samenleving bouwt voort op deze documenten, maar valt onder de verantwoordelijkheid
van de betreffende bewindspersonen. Dit geldt ook voor sommige onderwerpen uit de
Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren, zoals digitalisering en werkgelegenheid
(Ministerie van SZW) of mobiliteit (Ministerie van IenW). Zo ontving uw Kamer recent
van de Minister van VWS de Nationale Visie op het gezondheidsinformatiestelsel6.
De Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren helpt tevens bij het agenderen van vraagstukken
uit de verschillende domeinen op internationaal en Europees niveau. Dat heeft zeker
bijgedragen aan de positie van Nederland in het internationale digitaliseringsdiscours.
Die is niet onopgemerkt gebleven, getuige de internationale aandacht in de pers voor
de Nederlandse aanpak7.
Hieronder ga ik allereerst in op het doel van de agenda «Coalities voor de digitale
samenleving»: gezamenlijk een toekomstbestendige benadering ontwikkelen van gedeelde
digitaliseringsvraagstukken die onze maatschappij raken. Onderdeel daarvan zijn toekomstbeelden
voor de Nederlandse digitale samenleving in 2040. Vervolgens worden de werkwijze en
samenwerkingsvorm beschreven waarin de thema’s van deze agenda geadresseerd worden:
brede coalities die interbestuurlijk en vaak publiek-privaat van karakter zijn. Tot
slot beschrijf ik hoe de thema’s die de coalities uitwerken de komende jaren verder
vorm krijgen.
Agenda «Coalities voor de digitale samenleving»
De impact van digitalisering op onze samenleving wordt in sneltreinvaart steeds groter.
De digitale transitie wordt voortgedreven door een interactie van techniek, innovatie,
bestuur en beleid, en niet in de laatste plaats door het gedrag van ons allemaal.
Er is een reële mogelijkheid dat kansen worden gemist en risico’s van digitalisering
worden onderschat. Soms biedt digitalisering een oplossing voor maatschappelijke uitdagingen
en soms worden die maatschappelijke uitdagingen juist gecreëerd door digitalisering.
Deze agenda «Coalities voor de Digitale Samenleving» is meer dan de gecoördineerde
som van de digitaliseringsinitiatieven in elk van de sectoren of terreinen. Gezamenlijkheid
is nodig om adequaat in te spelen op toekomstige ontwikkelingen. Gezamenlijkheid ook
als het gaat om het kabinetsbreed geven van antwoord op ontwikkelingen met impact
op meerdere sectoren – zoals de opkomst van (generatieve) kunstmatige intelligentie.
We willen niet verrast worden. We willen juist meebewegen en vaart maken, door onze
kennis en krachten te bundelen.
De agenda «Coalities voor de digitale samenleving» kent twee onderdelen die periodiek
geactualiseerd worden:
1. Toekomstbeelden rond de vraag: «Wat zijn voorstelbare toekomstige ontwikkelingen met
betrekking tot de Nederlandse digitale samenleving en waar moeten we als overheid
en als samenleving aan werken?»
2. Een voortschrijdende agenda van sector overstijgende digitaliseringsvraagstukken,
waarbij samen optrekken in coalitieverband helpt te komen tot doorbraken en versnelling
bij de aanpak van maatschappelijke opgaven.
1. Toekomstbeelden Nederlandse digitale samenleving 2040
Het jaar 2040 lijkt nog ver weg. Maar wat we in het hier en nu doen, is bepalend voor
hoe onze digitale samenleving er straks uitziet. Het is mede aan de overheid om de
digitale samenleving van de toekomst vorm te geven. Aan de Argumentenfabriek is gevraagd
om ons te helpen bij het ontwikkelen van voorstelbare toekomstbeelden. Hoe zou de
digitale samenleving zich kunnen ontwikkelen? Geen toekomstdromen, maar scenario’s
gebaseerd op trends en ontwikkelingen waarvan we de impact vaak nu al zien.
De Argumentenfabriek heeft met inbreng van een breed gezelschap van vertegenwoordigers
uit onderzoek, onderwijs, wetenschap, samenleving en de drie overheidslagen een synthese
gemaakt van bestaande rapporten. Denk aan trendanalyses door onafhankelijke organisaties,
toekomstverkenningen van departementen en landen, en de visie op de digitale toekomst
van de Europese Commissie8. Met VNG bespreek ik de samenwerking in relatie tot hun Toekomstbeeld 20409. Hieruit zijn vier scenario’s ontstaan die een beeld geven hoe de Nederlandse digitale
samenleving er in 2040 uit zou kunnen zien10.
We hebben geen glazen bol: we kunnen de toekomst niet kennen. Wel kunnen deze vier
scenario’s helpen bij de beeldvorming over de vraag in welke richting onze maatschappij
zich kán ontwikkelen. We kunnen ze inzetten om ons beleid toekomstbestendig te maken.
De scenario’s helpen bij het identificeren van nieuwe kansen of bedreigingen en hoe
we hier op kunnen anticiperen. Is er nog voldoende werkgelegenheid voor mensen of
moeten we anders omgaan met het systeem van werk? Ontwikkelen digitale bedrijven een
grotere machtspositie of juist niet? In welke mate ontstaan problemen met kwaliteit
en «waarheid» van data, ook data door AI gegenereerd? De achterliggende vraag is:
hoe willen we dat de digitale samenleving functioneert en is georganiseerd? Deze scenario’s
helpen ons om het gesprek daarover te voeren en om te bezien wat ons te doen staat.
De verschillen tussen de scenario’s zijn substantieel en gedeeltelijk af te lezen
uit de twee «assen» in het kwadrant. De ene as betreft de vraag of mensen beschikken
over veel of juist weinig digitaal kapitaal. Hierbij moet digitaal kapitaal worden
begrepen als een combinatie van de beschikking hebben over digitale hulpmiddelen en
connectiviteit, maar ook digitale vaardigheden, weerbaarheid en (media-)wijsheid,
inzicht in de gevolgen en mogelijkheden van digitalisering voor mens en maatschappij
en het vermogen om daarmee om te gaan. De andere as betreft de vraag of digitalisering
onze collectieve of juist onze particuliere belangen gaat dienen.
De toekomstbeelden die zich van daaruit laten ontwikkelen, gaan over samenlevingen
die meer of juist minder samenhang vertonen, economieën die meer of minder innovatief
zijn en mensen die meer of minder afhankelijk zijn van overheid of bedrijfsleven voor
de behartiging van hun belangen en de realisatie van hun (brede) welvaart. Per scenario
verschillen de machtsposities van bedrijven, overheden en burgers in de samenleving,
die zich al dan niet verenigd hebben in gemeenschappen of collectieven. Hier zijn
de onzekerheden groot.
Er zijn ook zekerheden. In alle scenario’s geldt dat we in 2040, nog meer dan nu,
leven in een digitale samenleving:
• die online en virtueel is;
• die is verkaveld in fysieke en digitale machtsblokken;
• met steeds krachtigere digitale technologie;
• met meer ouderen en minder jongeren;
• met een overvloed aan economisch en maatschappelijk beschikbare data;
• met meer digitale bedrijvigheid in Nederland;
• met steeds meer digitale dreigingen, met kans op grotere schade;
• met impact van digitalisering op duurzaamheid.
Dat zijn ontwikkelingen waar we ons als samenleving en als overheid hoe dan ook toe
moeten verhouden. Daaruit kunnen we concluderen dat digitalisering altijd waardengedreven,
datagedreven en duurzaamheidsgedreven moet zijn. Doorsnijdende thema’s zijn daarmee
digitale ethiek (waardengedreven), AI in actie (datagedreven), verantwoord datagebruik
voor de maatschappelijke opgaven (datagedreven) en duurzaamheid en digitalisering
(duurzaamheidsgedreven). Daar gaan we in coalities mee aan de slag.
Voorbereid zijn op de toekomst betekent het periodiek herijken van toekomstbeelden
en het waarborgen van de robuustheid van beleid. Het betekent ook dat we een visie
moeten ontwikkelen op en het gesprek moeten voeren over wat zich in de praktijk daadwerkelijk
voordoet. Het kabinet wil het gesprek over de impact van digitalisering op alle facetten
van onze maatschappij blijvend en breed voeren, samen met burgers, wetenschap, onderwijs,
bedrijfsleven, Rijk, provincies en gemeenten. Zo zal het kabinet dit jaar een adviesaanvraag
opstellen bij de SER over de sociaaleconomische impact van digitalisering.
2. Coalities voor de digitale samenleving
Het beschermen van grondrechten en het borgen van publieke waarden vraagt om een maatschappijbreed
ethisch bewustzijn en verantwoorde omgang met data en nieuwe technologieën, zoals
ik ook benoem in mijn Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren. Goed beleid en een
brede maatschappelijke dialoog zijn daarvoor niet voldoende. Het vraagt om een werkwijze
die zich kenmerkt door de verbinding met betrokkenen, belanghebbende partijen en de
samenleving. Het vereist een mindset en manier van werken die beleidsdomeinen overstijgt, bestuurslagen doorkruist en
die digitalisering verantwoord in de praktijk brengt.
Dit zien we terug in de aanpak via coalities. De gedachte achter het optrekken in
een federatie van coalities is dat partijen samenwerken die solitair een taai digitaliseringsvraagstuk
niet of niet gemakkelijk kunnen oplossen. In een coalitie kan het wel lukken die problemen
sneller van gezamenlijke antwoorden te voorzien. De focus ligt daarbij op digitalisering
bij de aanpak van maatschappelijke uitdagingen. Dat betekent dat het accent meer ligt
op hoe we digitalisering in onze samenleving effectief kunnen inzetten in de praktijk
en minder op beleidsvorming. Ook in die zin zijn deze coalities aanvullend op veel
bestaande initiatieven.
Als bewindspersoon voor digitalisering ben ik in mijn regisserende en coördinerende
rol direct betrokken bij de coalities. Daarnaast speelt BZK een actieve rol in die
coalities, op basis van de eigen beleidsverantwoordelijkheid.
Coalities kunnen worden gevormd door overheden (Rijk, provincies, gemeenten, uitvoeringsorganisaties
en vertegenwoordigende organisaties), met maatschappelijke organisaties en betrokken
burgers, bedrijven, onderzoeksinstellingen en kennisorganisaties. De coalitiepartners
zijn betrokkenen of belanghebbenden bij een maatschappelijke probleem en de digitaliseringsdimensie
daarvan. De coalities identificeren een digitaliseringsdimensie, diepen het digitaliseringsthema
uit, onderzoeken waar het probleem ligt en bepalen een oplossingsrichting. Op basis
daarvan werken ze een plan van aanpak uit met concrete doelen, acties, actiehouders,
mijlpalen en deadlines, steeds dicht op de uitvoering. Dit moet worden gedekt vanuit
de daarvoor bestemde budgetten op de eigen begrotingen. Belangrijke aspecten daarbij
zijn het leren van digitalisering «in de praktijk» en het werken aan opschaling en
doorvertaling van de ontwikkelde oplossingen naar andere domeinen en sectoren.
Hieronder ga ik nader in op deze thema’s.
Thema 1: Digitale ethiek
In de digitale samenleving moet de burger goed toegerust zijn om verantwoord met digitale
middelen om te gaan. Maar dat geldt ook voor de overheid zelf: zie bijvoorbeeld de
inzet van algoritmen11 en de rol van data en modellering. Zie ook de discussie met uw Kamer over welke gegevens
wel en niet geregistreerd mogen worden, zoals nationaliteit, etniciteit en geboorteplaats12. Veel gegevens en foto’s in het digitale publieke domein kunnen mogelijk door AI
gebruikt worden: is dat wenselijk en tot welke aandachtpunten leidt dat? Het vraagt
om heldere kaders, richtlijnen en gedrag, om te zorgen dat de inzet van zulke middelen
altijd ten dienste staat van maatschappelijke uitdagingen en opgaven zonder ongewenste
(neven)effecten.
Het doel van de coalitie voor digitale ethiek is het door toetsing en standaardisering
van al ontwikkelde kaders en instrumenten ondersteunen van overheidsorganisaties bij
de structurele inbedding van ethische overwegingen bij de inzet van digitale technologie.
Dit doet deze coalitie door kennis en ervaring te delen, bestaande instrumenten en
methodieken te benutten en te delen, en door voorstellen te doen voor gemeenschappelijke
werkwijzen. De beoogde impact is dat overheidsorganisaties digitale technologie in de praktijk verantwoord kunnen toepassen om hun
beleidsdoelen te realiseren en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken.
Concreet werkt deze coalitie aan drie actielijnen:
1. Bestuurlijk en maatschappelijk bewustzijn over de impact van digitale technologie;
2. Minimale digitale ethische geletterdheid van verschillende doelgroepen;
3. Kaderstelling en standaardisering met betrekking tot het verantwoord gebruik van diverse
digitale technologieën.
De kaderstelling voor deze actielijnen is beschreven door de Raad voor het Openbaar
Bestuur in «Sturen of gestuurd worden»13. Om de kansen van digitalisering te benutten, is het noodzakelijk dat dit «legitiem»
gebeurt; dat democratische controle plaatsvindt bij de inzet van digitale technologie,
dat besluitvorming tot stand komt met voldoende kennis en kunde en dat partijen met
een sterke (markt)positie aan duidelijke kaders en voorwaarden gebonden zijn.
De actielijnen maken gebruik van bestaande kaders, handreikingen en methodieken uit
Nederland en in toenemende mate uit Europa en richten zich juist op ondersteuning
van de implementatie en het gebruik van deze instrumenten De actielijnen geven richting,
samenhang en snelheid aan verschillende (vaak al lopende) typen inzet.
De coalitie bestaat uit kennispartners die een koploperpositie hebben op verschillende
vraagstukken. Coalitiepartners als het UWV, de SVB en de VNG kunnen waardevolle lessons learned delen over de operationalisering van waardengedreven digitaliseren. Alle coalitiepartners
delen hun kennis en bevorderen de benutting van bestaande middelen. Er is bijvoorbeeld
veel materiaal voor het opleiden van (nieuwe) medewerkers van verschillende overheidsorganisaties.
Voor het interbestuurlijk uitwisselen van deze kennis ontbreekt echter de benodigde
infrastructuur. In deze fase wordt de coalitie gevormd door IPO, UWV, SVB, Rijks ICT-Gilde
en VNG. De Raad voor het Openbaar Bestuur denkt actief mee met de uitwerking van de
actielijnen.
Thema 2: AI in actie
AI verandert onze samenleving fundamenteel. Als een ware systeemtechnologie14 snijdt het door domeinen en sectoren. Dat heeft positieve kanten. AI-toepassingen
kunnen bijdragen aan betere oplossingen voor maatschappelijke opgaven, zoals het veiliger
maken van onze wegen, het vergemakkelijken van het leven van kwetsbare ouderen en
jongeren en het terugdringen en voorkomen van armoede en problematische schulden.
Soms is de impact nog niet volledig te duiden. Dat geldt bijvoorbeeld voor het onderwijs.
De ministeries van EZK en OCW investeren met middelen uit het Nationaal Groeifonds
het Nationaal Onderwijslab (NOLAI) voor het funderend onderwijs.15 Binnen NOLAI nemen leraren en scholen in het funderend onderwijs deel aan co-creatie
projecten waarin zij samen met wetenschappers en leermiddelenmakers werken aan een
goede inzet van intelligente technologieën in het onderwijs, vanuit een pedagogisch
en didactisch verantwoorde basis, met oog voor risico’s als privacy en autonomie van
leerlingen en leraren. Het is van groot belang dat op deze manier wordt gewerkt aan
een veilige en verantwoorde ontwikkeling van AI in het funderend onderwijs.
Juist omdat het maatschappelijke en economisch potentieel van AI zo groot is, heeft
het kabinet de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in normering, transparantie en toezicht
om de risico’s van AI te beperken en de publieke waarden en mensenrechten te beschermen
bij de inzet van AI. Zo publiceerde het kabinet een algoritmeregister voor de overheid16; en is dit jaar de algoritmetoezichthouder opgericht17; en werkt het kabinet aan een implementatiekader dat richting moet geven bij het
gebruik van algoritmes door de overheid. De Europese Commissie werkt op dit moment
aan de AI Act: uitgebreide wetgeving die deze technologie reguleert. Op 14 juni jongstleden
stemde het Europees Parlement daarmee in en naar verwachting is dat de wet begin volgend
jaar af. Daarmee worden de kaders bepaald waarbinnen AI verantwoord kan worden toegepast.
AI in de praktijk
Op dit moment zijn er verschillende initiatieven, programma’s en onderzoeksinstrumenten
die tot doel hebben om Nederland tot de Europese top te laten behoren bij het gebruik
van AI op een mensgerichte, verantwoorde en duurzame manier. In die initiatieven en
programma’s is een groot aantal partijen actief, die gezamenlijk een aanzienlijk bereik,
volume en bekendheid hebben. Ik noem een aantal voorbeelden:
• De Nederlandse AI-Coalitie (NLAIC) heeft een programma waarin instrumenten worden gefinancierd zoals een Ketenproject,
ELSA labs, Learning Communities en Innovatielabs.
○ Daarnaast is er een groot ROBUST-programma (Universiteit van Amsterdam) gefinancierd om in ICAI labs extra volume te creëren op verantwoorde AI-innovaties.
○ TNO heeft binnen het NLAIC groeifondsproject een Applied AI programma in uitvoer.
• Het NWO, samen met SIA, financiert in meerdere reguliere onderzoeksprogramma’s op het topsectorbeleid
met AI onderzoek bij kennisinstellingen.
• Het NRO heeft een Comenius programma, waarbinnen meerdere AI-onderwerpen worden gefinancierd.
• De Hogeschool van Amsterdam heeft een Centre of Expertise Applied AI waarin al in zeven labs ervaring wordt opgedaan
in de toepassing van AI innovatie in co-creatie met sector experts.
Veel organisaties worstelen echter met de vraag hoe ze de ontwikkelde AI-oplossingen
en innovaties in de praktijk kunnen of moeten inzetten of opschalen om de voordelen
voor de samenleving te realiseren en tegelijkertijd te voldoen aan de gestelde kaders
en principes. Hierbij zal vooral ook gekeken moeten worden naar de beschikbare gegevens
en beelden die input vormen voor de verwerking door AI. De vraag is vaak of ze wel
voldoen aan alle ethische aspecten, gezien het gebruik dat er van wordt gemaakt.
De politiek-maatschappelijke discussie en de hoeveelheid regels, kaders en raamwerken
leidt soms tot een reflex van risicobeheersing, met bijbehorende afwachtende houding
bij de inzet van AI. De snelle ontwikkelingen op dit gebied vergroten juist de urgentie
om als overheid en samenleving onze autonomie op het terrein van verantwoorde AI-tech
te versterken en ons niet te laten overspoelen met slecht ontworpen AI. Over de aarzeling
heen stappen en zelf AI toepassen en opschalen in een relevante maatschappelijke context.
Daarbij spelen twee belangrijke vragen. Hoe kunnen we AI-toepassingen zo inzetten
dat ze daadwerkelijk van waarde zijn voor iedereen en kunnen helpen bij de aanpak
van maatschappelijke uitdagingen?. En hoe kunnen we beproeven of die inzet van AI
aan alle eisen voldoet? Randvoorwaardelijk daarvoor is om te investeren in talent
en een goede infrastructuur om data verantwoord te delen en te verwerken.
Daarom help ik partijen om te komen tot een coalitie «AI in actie», complementair
aan de consortia van de bestaande initiatieven omdat deze coalitie zich richt op de
vertaling naar de praktijk, kennis delen en opschalen. Daartoe wil ik in ieder geval
samenwerken met de hogescholen van Nederland. De ICT-lectoraten van de hogescholen
van Nederland zijn via het platform PRIO en via de AI hubs van de NLAIC in contact
met elkaar en met hun samenwerkingspartners en kunnen door middel van via dit netwerk
de geleerde lessen vertalen naar andere maatschappelijke partijen partners en opschalen
naar heel Nederland. Gesprekspartners zijn verder onder meer Unie van Waterschappen,
IPO, VNG en de Rijksoverheid. NLAIC en de coalitie AI in Actie zullen op dit onderwerp
nauw samenwerken. In overleg zullen zij vaststellen hoe zij die samenwerking precies
gaan vormgeven.
Visie generatieve AI
Bij generatieve AI worden complexe algoritmes ingezet om content te generen, zoals
muziek, tekst, afbeeldingen of video’s. ChatGPT is de bekendste exponent ervan. Mede
met het oog op de langere termijn heb ik de coördinatie op mij genomen van een visietraject
AI, met als doel om eind dit jaar tot een (eerste) kabinetsvisie te komen18 op de toepassingen van generatieve AI en de impact daarvan op de samenleving. Dit
doe ik in nauwe samenwerking met onder meer de Ministeries van EZK en OCW. De visie
zal een conceptueel kader bevatten, ingaan op de impact op de samenleving en aandacht
besteden aan verschillende juridische, ethische en technische implicaties van de inzet
van deze technologie. Ik hecht veel waarde aan een open dialoog met de samenleving
over dit onderwerp, aan effectieve interdepartementale samenwerking en een goede verbinding
met Europese ontwikkelingen op het gebruik van generatieve AI. Daartoe worden er verschillende
sessies, waaronder een Catshuissessie, georganiseerd met experts uit de wetenschap,
het maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven en de overheid. Op basis van de opbrengst
daarvan bezien we hoe we de brede maatschappelijke discussie over AI vormgeven.
Thema 3: Verantwoord datagebruik voor de maatschappelijke opgaven
Een goede informatiepositie op basis van data vanuit verschillende domeinen is cruciaal
om maatschappelijke opgaven van de overheid het hoofd te bieden. De overheid zet data
in voor de aanpak van maatschappelijke opgaven als die rond klimaat, woningtekort,
mobiliteit, zorg of armoede- en schuldenproblematiek. Onderwerpen die veelal een duidelijke
onderlinge relatie kennen. Zo bepaalt stikstofruimte in toenemende mate de ontwikkelruimte
op het gebied van woningbouw, landbouw, natuur, economie en mobiliteit. En zo vraagt
een wijkgerichte aanpak van armoede- en schuldenproblematiek data uit zowel het fysieke,
sociale als het zorgdomein.
Helaas slaagt de overheid er nog niet altijd goed in om dit proactief aan te pakken
omdat onder meer de benodigde informatie niet kan of mag worden gedeeld over de grenzen
van beleidsdomeinen heen. De wettelijke grondslag speelt hierbij een belangrijke rol.
Digitalisering kan een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van deze problematiek,
door het bieden van inzicht en overzicht en/of de proactief aanbieden van voorzieningen
en diensten waar burgers recht op hebben (tegengaan niet-gebruik). Het aanpakken van
dit type maatschappelijke opgave vraagt om een integrale aanpak en interbestuurlijk
samen werken.
Thema overstijgende vraagstukken
De coalitie «verantwoord datagebruik voor de maatschappelijke opgaven» zet zich in
voor het thema overstijgende vraagstuk van gegevensdeling en -verwerking voor maatschappelijke
opgaven. Zo ben ik vanuit mijn coördinerende rol verantwoordelijk voor onder meer
de uniforme toepassing van één methodiek voor identificatie, authenticatie en autorisatie
van deelnemers in een federatief datastelsel. Ik ga daarbij uit van het gebruik van
bestaande toepassingen, bijvoorbeeld in de Digitale Infrastructuur Logistiek.
In de verschillende bestuurslagen en domeinen worden al stappen gezet om als overheid
beter met data te kunnen werken. In samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten
en waterschappen is eerder al de Interbestuurlijke Datastrategie (IBDS) opgesteld.
Ook is data een belangrijk thema in de I-Strategie Rijk en staat het vraagstuk van
gegevensuitwisseling centraal in de Staat van de Uitvoering19. Thema overstijgende vraagstukken die al worden opgepakt zijn onder meer beschikbaarheid
van data, het Federatief Datastelsel, het bevorderen van verantwoord datagebruik,
generieke voorzieningen en het borgen van randvoorwaarden.
Er gebeurt al veel, maar een extra stap is nodig. Het wiel wordt op diverse plekken
uitgevonden. En een van de belemmeringen waar organisaties mee te maken hebben, is
interoperabiliteit en terughoudendheid rondom de AVG bij datagebruik voor de uitvoering
van overheidstaken of opschaling van oplossingen over organisatiegrenzen heen.
Daarin kan de coalitie «verantwoord datagebruik voor de maatschappelijke opgaven»
helpen. Op dit moment bestaat deze uit een samenwerkingsverband:
1. Voor knelpunten die burgers ervaren in de publieke dienstverlening zijn door het Netwerk
Publieke Dienstverleners oplossingsrichtingen geformuleerd om op korte termijn tot
versnelling te komen. Ik zal de aanpak hiervan coördineren in samenwerking met dit
netwerk, de betrokken bewindslieden en de regeringscommissaris informatiehuishouding.
Samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioen richt ik mij daarbij
allereerst op het vormgeven van proactieve dienstverlening op het terrein van de armoede
en schuldenproblematiek en wil ik de lopende initiatieven op dit onderwerp versterken
en knelpunten oplossen. Daarbij richt ik mij met name op het gezamenlijk formuleren
van afspraken over verantwoorde gegevensuitwisseling tussen alle betrokken partijen.
2. In een coalitie bestaande uit het Ministerie van BZK, Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening, provincies (IPO), gemeenten (VNG), waterschappen (UvW), Kadaster,
Geonovum en de overige partijen die betrokken zijn bij het interbestuurlijke Beraad
voor de Geo-informatie wordt gewerkt aan de realisatie van een geodatafundament voor
de maatschappelijke opgaven in het fysieke domein. Vanuit mijn verantwoordelijkheid
draag ik op de hierboven genoemde thema overstijgende punten bij aan deze coalitie.
3. De Minister van VWS werkt aan de databeschikbaarheid voor het zorgdomein in de vorm
van het gezondheidsinformatiestelsel. Vanuit mijn verantwoordelijkheid draag ik hieraan
bij door het creëren van de noodzakelijke generieke randvoorwaarden, kaders en voorzieningen
op terreinen als identificatie en machtigingen, grondslagen voor gegevensdeling, digitale
vaardigheden en datasolidariteit.
4. Samen met de Minister van IenW maak ik mij sterk voor de toepassing en het gebruik
van de Basis Data Infrastructuur (BDI) voor goederenvervoer logistiek en mobiliteit
in het fysieke domein. Binnen het door het Nationaal Groeifonds ondersteunde programma
Digitale Infrastructuur Logistiek wordt de BDI, samen met decentrale overheden en
bedrijven toegepast en wordt gewerkt aan het verhogen van de digitale volwassenheid
van overheden en bedrijven. De benodigde infrastructuur wordt volledig federatief
opgebouwd en staat aan de basis voor de Europese «mobility data space». Dit sluit
aan op de EU «data strategy».
Met deze coalities geef ik concreet vorm en invulling aan de ambitie meer te werken
vanuit een federatief datastelsel.
Thema 4: Duurzaamheid en digitalisering
Wanneer we naar Nederland in 2040 kijken, dan ontkom ik er niet aan zowel de positieve
als negatieve impact van digitalisering op duurzaamheid in ogenschouw te nemen. Komende
tijd verken ik of invalshoeken van dit thema maatschappelijk brede coalities vergen
omdat deze niet sectoraal opgepakt kunnen worden.
In de Strategie Digitale Economie heeft het Ministerie van EZK al beschreven dat de
digitale infrastructuur een noodzakelijke enabler is van de energietransitie en meer algemeen van een duurzame en circulaire economie.
Voor de realisatie daarvan is digitalisering een belangrijk middel. In Europa werken
we samen met andere landen aan de «twin transition»: een transitie waarbij de digitale
transitie en de energietransitie hand in hand gaan.
Digitalisering en met name de toepassing van AI kan een positieve impact kan hebben
op het klimaat. Tegelijk zit hier ook een keerzijde aan. In de afgelopen jaren is
het energieverbruik van datacenters aanzienlijk toegenomen vanwege de groei van cloud
computing, big data en AI. In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is reeds opgenomen dat landelijke regie en toelatingscriteria nodig zijn om een
onevenredig groot beslag van hyperscale datacentra op de beschikbare duurzame energie tegen te gaan.
Naar het exacte stroom- en waterverbruik van datacentra is nog weinig wetenschappelijk
onderzoek gedaan. Recent onderzoek uitgebracht aan de provincie Flevoland maakt duidelijk
dat er veel haken en ogen zitten aan de huidige berekeningen20. Om hier meer zicht op te krijgen, laat de Minister van EZK op dit moment onderzoek
doen naar de impact van digitalisering op duurzaamheidsbeleid en vice versa. Ook is
zij in gesprek met de Nationale Coalitie Duurzame Digitalisering om te kijken hoe
we met stakeholders binnen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen tot een echte
«twin transition» kunnen komen. Mede op basis daarvan zal de Minister van EZK aan
het eind van dit jaar een actieplan over digitalisering en duurzaamheid naar uw Kamer
sturen21.
Ook in Europa worden stappen gezet. Zo is vanuit de Green Deal een klimaatneutraal datacenter-pact opgesteld met als doel om Europese datacenters
vóór 2030 energieneutraal te maken.
Bedrijfsvoering Rijk
Vanuit de bedrijfsvoering van het Rijk wordt met een brede blik gewerkt aan de verduurzaming
van onze ICT. In de inkoopstrategie van het Rijk «Inkopen met Impact» is aandacht
voor duurzaamheid: het groen en duurzaam werken en het minimaliseren van de CO2-voetafdruk één van de vier ICT-speerpunten. Ook in de gebruiksfase proberen we zo
duurzaam mogelijk te werken. Zo zijn er doelstellingen geformuleerd om in 2030 energie
efficiëntere datacenters te realiseren en werken aan het verminderen van dataopslag
door onze informatiehuishouding op orde te brengen.
Verder werken we aan het verlengen van de levensduur van onze hardware, om daarmee
ons grondstoffengebruik te reduceren. Wanneer ICT-middelen het einde van hun levensduur
binnen het Rijk hebben bereikt, proberen we ze een zo goed mogelijke bestemming te
geven. Zo ben ik voornemens om samen met de Alliantie Digitaal Samenleven per jaar
50.000 apparaten van de Rijksoverheid beschikbaar te stellen voor kwetsbare groepen,
zoals ik ook heb opgenomen in de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren.
Naast deze concrete maatregelen maak ik duurzaamheid integraal onderdeel van de belangenafweging
bij nieuw beleid of de actualisatie van bestaand beleid. Veel beleidskeuzes hebben
namelijk gevolgen voor onze duurzaamheidsambities.
Ik zal vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de digitale overheid verkennen of een
brede coalitie van toegevoegde waarde is, bijvoorbeeld gericht op het verminderen
van de duurzaamheidsimpact van digitalisering.
Vervolgproces
De agenda «Coalities voor de digitale samenleving» is als gezegd een voortschrijdende
agenda, met een periodieke update en voortgangsrapportage die wordt opgenomen in die
van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren. Vanuit mijn coördinerende rol breng
ik partijen samen en faciliteer ik coalities daar waar nodig. De komende tijd zal
ik de coalities helpen te komen tot een plan van aanpak met een duidelijke probleemstelling,
oplossingsrichting en de benodigde deadlines en deliverables – steeds geredeneerd
vanuit de praktijk. Daarnaast zullen nieuwe mogelijkheden voor coalities verkend worden.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties