Brief regering : Voortgang snel internet en uitvoering van de motie Dekker-Abdulaziz en Leijten over de Universele Dienst (Kamerstuk 36200-VII-65)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1054 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2023
Hierbij informeer ik uw Kamer over de voortgang van de beschikbaarheid van snel internet
in de buitengebieden, zoals toegezegd in het commissiedebat Telecommunicatie en post
van 15 december 20221 en het commissiedebat Digitale infrastructuur en economie op 22 maart 20232 Hiermee beantwoord ik tevens het verzoek van het lid Leijten de Kamer te informeren
over de uitvoering van de motie van de leden Leijten en Dekker-Abdulaziz.3
Ik ga in deze brief eerst kort in op de Nederlandse connectiviteitsambities en het
belang van goede connectiviteit. Vervolgens ga ik in op de route die gevolgd moet
worden om te zorgen dat alle huishoudens in Nederland van snel internet worden voorzien.
Achtereenvolgens beschrijf ik daarbij de rol van de markt, de mogelijkheid van staatssteun
en de inzet van de Universele Dienst als laatste redmiddel. Ook zal ik stilstaan bij
de laatste beschikbaarheidscijfers, zowel landelijk als voor de buitengebieden in
het bijzonder.
Belang hoogwaardige connectiviteit voor economie en maatschappij
Het kabinet ziet de beschikbaarheid van hoogwaardige digitale connectiviteit als één
van de fundamenten om de maatschappelijke en economische kansen van digitalisering
ten volle te kunnen benutten. Om iedereen te kunnen laten meeprofiteren van de kansen
van digitalisering, is in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) de ambitie gesteld dat supersnel internet in alle delen van het land beschikbaar
komt. Op de korte termijn en in lijn met de eerdere ambitie uit het Actieplan Digitale
Connectiviteit4, is als doel gesteld dat alle Nederlandse huishoudens in 2023 kunnen beschikken over
een snelle vaste internetverbinding van ten minste 100 Megabit per seconde (Mbps).
Op de langere termijn – ruim voor 2030 – moet die snelheid zijn opgehoogd naar ten
minste 1 Gigabit per seconde (Gbps), zoals opgenomen in de Strategie Digitale Economie
en in lijn met de Europese Digital Decade doelstelling.5
Markt als eerste aan zet om iedereen van snel internet te voorzien
Om oneigenlijke marktverstoring tegen te gaan, is in de eerste plaats de markt aan
zet om alle huishoudens van (super)snel internet te voorzien. Daartoe is en wordt
door heel Nederland glasvezel naar woningen aangelegd door bedrijven. Afgelopen jaar
ging dat om een recordaantal van 1,2 miljoen woningen, zo blijkt uit de laatste cijfers
van de Autoriteit Consument en Markt (ACM).6 Daarnaast is in de afgelopen jaren stapsgewijs het landelijke kabelnetwerk gemoderniseerd.
Deze modernisering is eind 2022 afgerond.
Als gevolg van de continue investeringen door telecombedrijven in bestaande en nieuwe
netwerken, heeft het grootste deel van de Nederlanders reeds de beschikking over één
of meerdere (super)snelle vaste internetverbindingen. Eind 2022 beschikt 99,4% van
de Nederlandse huishoudens over een vaste verbinding van ten minste 100 Mbps en 98,5%
over een verbinding van 1 Gbps.7 Europees gezien behoort Nederland tot de top qua lidstaten met de beste digitale
connectiviteit.8 Onderstaande grafiek toont de ontwikkeling van de beschikbaarheid van snel vast internet
in de afgelopen jaren.
Figuur 1: Voortgang landelijke beschikbaarheid 100 Mbps en 1 Gbps
Hoewel de beschikbaarheid gestaag toeneemt en nagenoeg alle Nederlandse huishoudens
kunnen beschikken over een snelle vaste internetverbinding, blijft de ontsluiting
voor een deel van hen onzeker. Dit geldt met name voor bepaalde huishoudens in het
buitengebied, waarover ik uw Kamer in mijn brief van juni 2022 informeerde.9 In de afgelopen jaren heeft de markt het overgrote deel van de huishoudens in het
buitengebied van snel internet via glasvezel voorzien. Op basis van de meest recente
beschikbaarheidscijfers gaat het nog om circa 31.500 woningen in het buitengebied
die (nog) niet kunnen beschikken over snel vast internet van ten minste 100 Mbps.
Daarvan blijft de meerderheid (ca. 25.000) zelfs steken op een vaste verbinding van
nog geen 30 Mbps.
Onderstaande figuur toont de voortgang van de beschikbaarheid van snel internet in
het buitengebied per provincie, waarbij deze over de afgelopen jaren in de meeste
provincies sterk is toegenomen. Alleen Zeeland en Groningen blijven vooralsnog achter
in de ontwikkeling.
Figuur 2: Voortgang snel internet (≥100 Mbps) in buitengebied per provincie
Onderzoeksbureau Dialogic heeft eerder een prognose gemaakt van de omvang van het
aantal huishoudens in het buitengebied dat naar verwachting eind 2023 (nog) geen zicht
heeft op ontsluiting via snel vast internet door de markt.10 Uit die analyse bleek dat het om circa 19.000 woonadressen gaat, verspreid over het
hele land en onder te verdelen in een tweetal categorieën.11 Daarnaast hielden de onderzoekers in hun prognose rekening met de mogelijkheid dat
de uitrol in de praktijk zowel mee- als tegenvallers kent.12
In het afgelopen jaar is inderdaad gebleken dat de uitrol in het buitengebied enerzijds
gunstiger, anderzijds weerbarstiger was. Zo vindt bijvoorbeeld, na jarenlange afwezigheid,
momenteel toch glasvezeluitrol plaats in een deel van het buitengebied van Zeeland.13 En ook in de provincie Fryslân is het met behulp van een steunregeling van de provincie14 en lokaal maatwerk15 toch gelukt om een groot deel van de moeilijkst te ontsluiten buitengebiedadressen
alsnog op glasvezel aan te sluiten. Tegelijkertijd is door het recente faillissement
van een lokale aanbieder de aanleg van snel internet in een deel van het buitengebied
van de provincie Groningen tot stilstand gekomen.16
De combinatie van mee- en tegenvallers maakt dat het lastig is om precies in te schatten
wanneer de markt is uitgewerkt en hoeveel huishoudens in het buitengebied alsnog verstoken
blijven van snel vast internet en per wanneer. Daarom blijf ik de ontwikkelingen nauwlettend
volgen, onder andere via mijn periodieke overleggen met provincies en VNG en via de
jaarlijkse actualisatie van de breedbandkaart.
Recentelijk heb ik ook gesproken met de markt over de beschikbaarheid en ontwikkeling
van snel vast internet in Nederland en de omvang van de huidige restopgave in het
buitengebied. Daarbij heb ik de oproep aan partijen gedaan om bij hun huidige en toekomstige
verglazingsactiviteiten, waar mogelijk ook de nog resterende huishoudens in het buitengebied
aan te sluiten. Hiertoe is overeengekomen om de adressenlijst met de resterende huishoudens
te delen met de marktpartijen.17
Verder is ook gesproken over de mogelijkheid tot ontsluiting van de restopgave via
draadloze alternatieven, die overigens (deels) al beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld via
mobiele netwerken (4/5G), straalverbindingen of low earth orbit satellieten.18 Met name voor de ca. 25.000 huishoudens in het buitengebied die nu nog zijn aangewezen
op een vaste aansluiting van minder 30 Mbps, kunnen dergelijke alternatieven verbetering
brengen.19 Echter, dit blijven in tegenstelling tot toekomstvaste bekabelde oplossingen20, alternatieven voor de korte(re) termijn die periodieke herinvesteringen vergen om
steeds hogere snelheden te kunnen bieden.
Staatssteun als mogelijkheid voor ontsluiting van de restopgave
Voor de huishoudens (in het buitengebied) die de markt uiteindelijk niet op eigen
initiatief en risico voorziet van snel internet, is overheidsingrijpen in de vorm
van staatssteun mogelijk. Daarvoor moeten dan wel de regels uit de Europese staatssteunkaders
worden gevolgd. Die schrijven onder meer voor dat marktfalen via een openbare marktconsultatie
moet worden aangetoond en dat de steun, via een selectieproces onder gegadigde aanbieders,
tot een aanzienlijke verbetering in de snelheid en kwaliteit van de internetoplossing
voor de onderhavige huishoudens moet zorgen.
In mijn brief van vorig jaar juni schreef ik dat overheidsingrijpen via staatssteun
nodig is om de uiteindelijke restopgave in het buitengebied van een snelle en toekomstvaste
oplossing te voorzien. Daarbij gaf ik aan de voorkeur te hebben voor ontsluiting van
de meerderheid via glasvezel en de 1–5% duurste adressen via een draadloze oplossing.
Op basis van de prognose van Dialogic van 19.000 resterende huishoudens gaat het dan
om een steunbedrag ter grootte van minimaal € 160 miljoen. Gelet op de vele andere
uitdagingen waar we als Nederland nu voor staan, heeft het kabinet in de afgelopen
voorjaarsbesluitvorming besloten deze middelen niet beschikbaar te maken.
Universele dienstverlening als ultimum remedium
De motie Dekker-Abdulaziz/Leijten verzoekt de regering om een onderzoek te doen in
hoeverre de universele dienstverlening van telefoniediensten verbreed kan worden tot
internetdiensten. Over de uitvoering van deze motie en mijn bevindingen informeer
ik u als volgt. De kaders voor de universele dienst zijn bepaald in de Europese Telecomcode.21 De universele dienst is een vangnet om ervoor te zorgen dat een bepaald minimum aan
diensten en voorzieningen voor iedereen beschikbaar en betaalbaar is. Indien dit niet
via het normale functioneren van de markt kan worden gegarandeerd, kan de Minister
van EZK in het uiterste geval universele dienst verplichtingen opleggen aan de markt.
Op grond van de Telecomcode dienen Lidstaten marktverstoring hierbij zoveel mogelijk
te beperken.
Op grond van de Telecomcode is zowel telefonie als internet inbegrepen in het wettelijke
vangnet van de universele dienst. Met de implementatie van deze richtlijn is de zogenoemde
«adequate internetbreedbandtoegangsdienst» als onderdeel van de universele dienst
vastgelegd in artikel 9.1 van de Telecommunicatiewet22 en uitgewerkt in artikel 2.1 van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen.23 Deze internettoegangsdienst moet een bandbreedte kunnen leveren die overeenkomt met
de minimumbandbreedte waarover de meerderheid van de consumenten in Nederland beschikt.24 Uit de beschikbare cijfers van de ACM blijkt dat 96% van de consumenten beschikt
over een abonnement van ten minste 30 Mbps.25 Ook moet de bandbreedte ten minste toereikend zijn voor het gebruiken van een basislijst
van diensten26, die burgers ten minste moeten kunnen gebruiken om te participeren in de digitale
samenleving, zoals mailen en surfen, toegang tot de elektronische overheid en videobellen.
Hiervoor volstaat een verbinding met een internetsnelheid van circa 10 Mbps.
Het garanderen van de beschikbaarheid van de adequate breedbandinternettoegangsdienst
dient op grond van de Telecomcode zoveel mogelijk te geschieden door het normale functioneren
van de markt of waar nodig door andere, minder marktverstorende overheidsinterventies
zoals staatssteun.27 Het opleggen van een universele dienst verplichting ligt op dit moment niet in de
rede gezien de goede beschikbaarheid van snel internet, waaronder de in deze brief
toegelichte draadloze oplossingen die doorgaans voorzien in snelheden van tenminste
30 Mbps. Maar ook vanwege het feit dat de markt nog investeert in de uitrol van snel
internet in buitengebieden en deze marktdynamiek niet dient te worden verstoord, en
het feit dat staatssteun het eerst aangewezen instrument is. Naarmate de meerderheid
van de consumenten hogere abonnementsnelheden gaat afnemen en draadloze oplossingen
ondanks de voortschrijdende technologische ontwikkelingen mogelijk niet kunnen voorzien
in deze snelheden, zou het opleggen van universele dienst verplichtingen aan de markt
in de toekomst alsnog in beeld kunnen komen. Daarbij geldt wel dat eerst de route
van staatssteun dient te worden gevolgd en pas als dat geen soelaas biedt het opleggen
van een universele dienst verplichting als ultimum remedium aan de orde kan zijn. Het ontbreken van financiële middelen voor de uitrol van snel
internet is onvoldoende grond om de stap van staatssteun over te slaan.
Ik blijf de beschikbaarheid van snel internet en de ontwikkeling van de abonnementsnelheden
die consumenten afnemen nauwlettend volgen. Verder blijf ik in gesprek met marktpartijen
over het waar mogelijk aansluiten van adressen met behulp van de adressenlijst die
met de marktpartijen is gedeeld. Ook blijf ik provincies ondersteunen met kennisuitwisseling
en expertise. In het tweede kwartaal van 2024 zal ik uw Kamer op basis van de volgende
actualisatie van de breedbandkaart opnieuw informeren over de voortgang.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.