Brief regering : Mandaat van Coreper voor start onderhandelingen met Europees Parlement betreffende de Europese Mediavrijheidsverordening
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
32 827
Toekomst mediabeleid
Nr. 3724
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2023
Langs deze weg informeer ik uw Kamer dat er in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers
(Coreper) van de lidstaten van de Europese Unie op 21 juni overeenstemming is bereikt
over een compromistekst op de Europese Mediavrijheidsverordening1. Op 20 juni jl. informeerde ik u dat overeenstemming aanstaande was2. In deze brief informeer ik u over de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen.
In de bijlage vindt u de compromistekst, die vooralsnog enkel in het Engels beschikbaar
is. Een gelijkluidende brief heb ik verstuurd aan de Eerste Kamer.
Over deze tekst is onderhandeld door de lidstaten van de Europese Unie. Coreper heeft
nu mandaat gegeven aan het Raadsvoorzitterschap om met deze tekst te onderhandelen
met het Europees Parlement (hierna: EP). Het EP heeft nog geen formele positie ingenomen.
Nederland heeft ingestemd met het voorstel voor een compromistekst van het Voorzitterschap.
Voor Nederland is deze tekst verbeterd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel
van de Commissie en biedt dit een goede basis voor de onderhandelingen met het Europees
Parlement.
Inzet Nederland bij de onderhandelingen
In het BNC-fiche3 bij het voorstel heeft het kabinet aangegeven positief te staan ten aanzien van de
doelstellingen van het voorstel, maar wel nog vraagtekens te hebben bij met name de
uitvoering.
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op volgende punten:
- Het inkaderen van de rol van de ERvM4 ten aanzien van individuele aanbieders van mediadiensten, in het bijzonder de geschreven
pers;
– het inpassen van het verbod op onrechtmatige inzet van binnendringsoftware in de nationale
juridische kaders voor strafvervolging en nationale veiligheid;
– de onafhankelijkheid van de ERvM en het afbakenen van de taak van de ERvM, met name
ten aanzien van geschreven pers;
– behouden van bestaande grondwettelijke bescherming van de vrijheid van media in de
context van concentraties op de mediamarkt;
– het voorkomen dat het voorstel kwetsbaarheden introduceert in het vigerende Europese
wetgevende kader voor digitale diensten (de Digital Services Act).
Rechten en plichten voor mediadiensten
Het voorstel kent een brede definitie van aanbieders van mediadiensten, waaronder
ook de geschreven pers valt. Het kabinet steunt deze brede definitie, met het oog
op de in het tweede hoofdstuk van het voorstel geformuleerde rechten en plichten van
deze partijen.
In de compromistekst is de uitzondering voor micro-ondernemingen geschrapt. Dat betekent
dat ook kleine aanbieders van mediadiensten transparant moeten zijn over hun eigendomsstructuur.
Daarbovenop moeten aanbieders van mediadiensten van nieuws en actualiteiten, ook de
kleine, passende waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid treffen. Nederland
was hier geen voorstander van vanwege mogelijke administratieve lasten voor kleine
organisaties. Er moet een goede balans zijn tussen het belang van transparantie en
het beschermen van privacy, zeker voor kleine ondernemingen. Nederland heeft zich
er succesvol voor ingespannen dat het expliciet wordt gemaakt in de tekst dat een
professioneel e-mailadres of website volstaat, om zo te voorkomen dat andere contactgegevens
gebruikt kunnen worden om journalisten te bedreigen of te intimideren.
Van Europees toezicht op mediadiensten kan volgens het kabinet geen sprake zijn. Daarom
is mede op aandringen van Nederland verduidelijkt dat de ERvM geen rol heeft ten aanzien
van het tweede hoofdstuk van het voorstel. De ERvM heeft geen toezichthoudende taak
ten aanzien van individuele mediadiensten.
Het voorstel bevat een geclausuleerd verbod op de inzet van binnendringsoftware tegen
journalisten. Nederland hecht eraan dat bevoegdheden van opsporings-, inlichtingen-
en veiligheidsdiensten voldoen aan toepasselijke internationale (mensenrechten)verdragen.
In Nederland gaan bevoegdheden van opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten
gepaard met stevige wettelijke waarborgen en onafhankelijk toezicht. Nationale veiligheid
is in het EU-verdrag genoemd als verantwoordelijkheid van de lidstaten. Mede op verzoek
van Nederland is daarom gerealiseerd dat het verbod de verantwoordelijkheid van lidstaten
op het gebied van nationale veiligheid onverlet laat.
Nederland heeft daarnaast gepleit voor bewoordingen die rechtdoen aan het uitgangspunt
van rechtmatige inzet van bevoegdheden. In de huidige compromistekst wordt daarom
nu gesproken van «intrusive surveillance software».
Daarnaast heeft Nederland voorstellen gedaan om de regeling, in het bijzonder ook
op het terrein van het recht op bronbescherming, in lijn te brengen met rechtspraak
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op dit punt. Ten opzichte van die
rechtspraak voorziet de verordening ook in bescherming van familieleden van journalisten.
Nederland kan zich vinden in de wens van diverse landen om familieleden van journalisten
te beschermen tegen pogingen van lidstaten om het recht op bronbescherming van journalisten
te omzeilen. Nederland heeft zich er, met het oog op de strafvervolging, voor ingezet
dat hiermee geen zelfstandig recht op bronbescherming voor familieleden gecreëerd
wordt.
Europese Raad voor Mediadiensten
De Europese Raad voor Mediadiensten is een voortzetting van de al bestaande samenwerking
van de mediatoezichthouders.5 De samenwerking wordt met het voorstel geïntensiveerd en krijgt een ruimere ondersteuning
in de vorm van een secretariaat waarvoor de Commissie personele capaciteit aanlevert.
Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid om nationale experts te detacheren. Voor
Nederland zal het Commissariaat voor de Media deelnemen aan deze ERvM.
Nederland heeft gepleit voor waarborgen van de onafhankelijkheid van de ERvM ten opzichte
van de Commissie. Hierbij is gerealiseerd dat de ERvM waar nodig zonder de Commissie
kan vergaderen. De Commissie blijft waarnemend lid zonder stemrecht. Ook is gerealiseerd
dat de ERvM verschillende adviserende taken eigenstandig kan initiëren. Het personeel
van het secretariaat van de ERvM wordt geleverd door de Commissie. Mede op verzoek
van Nederland is geëxpliciteerd dat het secretariaat haar instructies ontvangt van
(de voorzitter van) de ERvM als men de ERvM ondersteunt bij het opstellen van adviezen
en opinies.
Beoordeling bij concentraties op de mediamarkt
Het voorstel schrijft voor dat lidstaten een procedure moeten hebben om – naast toetsing
aan het mededingingsrecht – de impact te beoordelen van concentraties op de mediamarkt
op mediapluralisme en redactionele onafhankelijkheid en benoemt de elementen die hierbij
in overweging genomen moeten worden. Lidstaten hebben beleidsvrijheid om de procedure
vorm te geven. Concentraties die waarschijnlijk aan het functioneren van de interne
markt raken moeten gemeld worden aan de ERvM opdat deze er een advies over uit kan
brengen.
Nederland heeft mede naar aanleiding van vragen van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer
opheldering gevraagd over de gehanteerde terminologie in relatie tot nationale grondwettelijke
bescherming van persvrijheid in de context van de beoordeling van mediaconcentraties.
Meer concreet gaat het er hierbij over dat er in deze context geen sprake kan zijn
van inhoudelijke beoordeling. Op aandringen van Nederland is geëxpliciteerd dat het
voorstel nationale grondwettelijke bescherming ten aanzien van persvrijheid en redactionele
onafhankelijkheid onverlet laat. De bescherming is benoemd in overweging 53 van het
voorstel.
Nederland kent op dit moment geen wettelijk kader voor de weging ten aanzien van mediapluralisme
en redactionele onafhankelijkheid in de context van concentraties op de mediamarkt.
Dit onderdeel van het voorstel zal dus in Nederland geïmplementeerd moeten worden.
Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat een dergelijke weging zal moeten passen
binnen de grondwettelijke waarborgen voor persvrijheid.
Mediadiensten in een digitale omgeving
Het voorstel bevat een voorschrift voor zeer grote online platforms om een functionaliteit
aan te bieden waarmee aanbieders van mediadiensten kunnen verklaren redactioneel onafhankelijk
te zijn en te voldoen aan geldende standaarden voor (zelf)regulering. Zeer grote online
platforms dienen hiermee rekening te houden bij het modereren van content op hun platform.
Nederland heeft erop gewezen dat het voorstel mogelijk kwetsbaarheden introduceert
binnen het Europese juridisch kader voor de aansprakelijkheid van zeer grote online
platforms. Deze Digital Services Act die in augustus in werking treedt voor zeer grote
online platforms bevat reeds verschillende verplichtingen voor deze partijen om persvrijheid
te respecteren. Nederland heeft ervoor gepleit deze inwerkingtreding af te wachten
alvorens nieuwe regels te introduceren die mogelijk interfereren. Bij uitblijven van
steun binnen de Raadswerkgroep heeft Nederland net als andere lidstaten voorstellen
gedaan om het voorstel minder kwetsbaar te maken voor misbruik.
Vervolg
Het Voorzitterschap zal nu de onderhandelingen voorbereiden met het EP. Het EP zal
nog een definitieve positie moeten innemen, de plenaire stemming zal naar verwachting
in oktober plaatsvinden. In commissieverband is er in het EP al gesproken en zijn
er amendementen voorgesteld. Tot de eindstemming in het EP zullen er al voorbereidende,
technische gesprekken gevoerd worden.
Implementatie in Nederland
Aangezien er nog geen definitieve wettekst is bereikt, is er nog geen precieze inschatting
te geven van de benodigde implementatie in Nederland. De onderhandelingen in de triloogfase
met het EP moeten nog van start gaan. Uitgaande van deze compromistekst, zal op de
volgende punten nadere implementatie nodig zijn:
– Afhankelijk van de uitkomst van de triloog zal het Nederlands juridisch kader voor
bronbescherming in het kader van strafvervolging in lijn gebracht moeten worden met
het voorstel. (art 4);
– Beoordeling van de impact concentraties op de mediamarkt op mediapluralisme en redactionele
onafhankelijkheid. (art 21);
– Gebruikers krijgen recht om de standaardinstellingen op apparaten en gebruikersinterfaces
eenvoudig aan te passen aan hun interesses of voorkeuren. Nader bezien moet worden
welke autoriteiten toe moeten zien op naleving van dit recht door relevante fabrikanten,
ontwerpers en importeurs van apparaten en gebruikersinterfaces die toegang geven tot
audiovisueel aanbod. (art 19);
– Relevante Nederlandse overheden en aan de staat gelieerde ondernemingen zullen transparantie
moeten betrachten over hun bestedingen aan staatsadvertenties en over toewijzing van
publieke contracten aan aanbieders van mediadiensten. Er kan een uitzondering worden
gehanteerd voor decentrale overheden die minder dan 100.000 inwoners hebben. (art
24)
Voor de implementatie zal ik andere departementen betrekken, aangezien de bepalingen
in sommige gevallen andere beleidsterreinen raken. Ook zal ik het Commissariaat voor
de Media betrekken, die taken zal krijgen die volgen uit deze verordening.
De uitvoeringslasten van het voorstel voor mediatoezichthouders zijn door de Commissie
geraamd op tussen € 80.000 en € 200.000. De verwachting is dat Nederland als kleinere
lidstaat aan de onderkant van deze raming uit zal komen. De uitvoeringslasten zullen
na implementatie van de verordening worden ingepast in de OCW-begroting.
Ik zal mij de komende tijd inspannen om, op basis van teksten die er nu liggen, alvast
een start te maken met de voorbereidingen voor de implementatie. Vanzelfsprekend geldt
hiervoor het voorbehoud dat door de stemming in het Europees Parlement en in de onderhandelingen
in triloogverband de tekst nog op wezenlijke punten kan wijzigen. Daarmee zal, gedurende
het proces, rekening worden gehouden. Ik zal de Kamer in ieder geval informeren als
er overeenstemming is bereikt tussen de Raad en het parlement.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap