Brief regering : Geannoteerde Agenda Informele Raad WSB van 13 en 14 juli 2023
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 716
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2023
Op 13 en 14 juli aanstaande vindt de Informele Raad WSBVC plaats te Madrid. Hierbij
zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe. Conform de vastgestelde afspraken
informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van
de onderhandelingen inzake het EU-richtlijnvoorstel verbetering van arbeidsvoorwaarden
bij platformwerk en de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 13–14 juli
2023
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
− Informatie over de Informele Raad WSBVC van 13–14 juli 2023
− Voortgangsrapportage t.a.v. herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (COM(2016)
815)
− Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Platformwerk (COM(2021)762)
Informatie over de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
van 13–14 juli 2023
In het nu volgende informeer ik u over de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid, van 13–14 juli, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Informele
Raad vindt plaats in Madrid.
Agendapunt: Nationale en Europese ervaringen met de sociale dialoog
Doel Raadsbehandeling
Het Spaans Voorzitterschap heeft een gedachtewisseling georganiseerd over nationale
en Europese ervaringen met de sociale dialoog.
Inhoud/achtergrond
Het Voorzitterschap beoogt een gedachtewisseling te voeren over de ervaringen met
de nationale en Europese sociale dialoog en hoe deze versterkt kunnen worden. In het
discussiedocument stelt het Voorzitterschap dat de wereld van werk ongekende veranderingen
doormaakt die complex en uitdagend zijn, en dat deze situatie het belang van de sociale
dialoog als instrument van democratische legitimiteit benadrukt. Volgens het Voorzitterschap
stelt dialoog tussen regeringen en sociale partners hen in staat om beleid over werkgelegenheid,
arbeid en sociale bescherming te definiëren en overeenkomsten te sluiten die de leef-
en werkomstandigheden van werkenden verbeteren en een positief ondernemingsklimaat
creëren, wat ook gunstig is voor de samenleving als geheel. Het Spaans Voorzitterschap
schrijft dat de sociale dialoog en bipartiete of tripartiete overeenkomsten evenwichtige,
gedeelde oplossingen definiëren en leiden tot veilig, doeltreffend en stabiel overheidsbeleid.
Tevens wordt de betrokkenheid van sociale partners door de sociale dialoog gegarandeerd
bij het aangaan van de uitdagingen van grote sociale transformaties, zoals demografische
verandering en migratie, en de digitale en groene transities die al gaande zijn.
Daarnaast onderstreept het Voorzitterschap het belang van de sociale dialoog op Europees
niveau. De sociale dialoog en werknemersparticipatie zijn een belangrijk beginsel
van de Europese pijler voor sociale rechten en dragen bij aan het waarborgen van sociale
rechtvaardigheid en het bevorderen van de welvaart en veerkracht van de Unie. De Europese
sociale dialoog maakt deel uit van het Europees sociaal model en heeft een lange geschiedenis
van bipartiete en tripartiete overeenkomsten die hebben bijgedragen tot het sociale
acquis van vandaag de dag. Het Voorzitterschap verwijst daarbij naar het werkprogramma
2022–2024 van de Europese sociale partners1, waarin zij bevestigen dat zij zich zullen inspannen om de uitvoering en impact van
hun autonome kaderovereenkomsten en hun gezamenlijke verbintenissen te vergroten.
Wat het Voorzitterschap betreft zal het eerste belangrijke tastbare resultaat van
dit werkprogramma een Europese overeenkomst zijn over telewerken en het recht op onbereikbaarheid,
waarover de Europese sociale partners reeds enkele maanden onderhandelen.
Inzet Nederland
Ik zal tijdens de gedachtewisseling namens Nederland inbrengen dat ik grote waarde
hecht aan de sociale dialoog op nationaal niveau, Europees niveau en internationaal
niveau (Internationale Arbeidsorganisatie). Een goede en functionele sociale dialoog
is een essentiële pijler om de sociale rechtvaardigheid in Nederland, Europa en wereldwijd
te verbeteren. De sociale dialoog is nodig om de gedeelde uitdagingen en kansen in
de wereld van werk het hoofd te bieden en aan te grijpen. Tijdens de Formele Raad
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 12 juni jl. heb ik namens Nederland daarom ingestemd
met de Raadsaanbeveling over de versterking van de sociale dialoog.2
Tijdens de gedachtewisseling zal ik toelichten welke ervaring wij in Nederland hebben
met de sociale dialoog en welke voordelen dit ons brengt, bijvoorbeeld met het pensioenakkoord
en de onlangs aangekondigde hervorming van de arbeidsmarkt.3 Deze trajecten worden in nauwe samenwerking met werkgevers en werknemers opgepakt.
Juist vanwege de stabiele arbeidsverhoudingen in Nederland en de positieve sociaaleconomische
effecten van ons stelsel, is het behouden van een sterke sociale dialoog en collectief
overleg op alle niveaus van groot belang. Een doeltreffende en representatieve sociale
dialoog is essentieel om ervoor te zorgen dat de behoeften van alle belanghebbenden
worden weerspiegeld in de afspraken die worden gemaakt.
Ons overlegstelsel moet wel passen in de 21e eeuw, waarbij oog voor nieuwe vormen
van werk en van vertegenwoordiging van belang is. Ik zal toelichten dat het aantal
zetels in de Sociaal-Economische Raad (SER) wordt uitgebreid voor zelfstandigen, zodat
hun positie in de polder verder wordt versterkt en hun stem nog beter wordt gehoord
in de advisering aan het kabinet. Daarnaast kent de SER sinds 2015 een jongerenplatform
waarbinnen jongeren mee kunnen praten over diverse onderwerpen die hen direct raken.
Ook dienen de belangen van minder goed vertegenwoordigde groepen zoals herintreders,
statushouders, en arbeidsmigranten mee te worden genomen.
De Nederlandse overheid probeert ook internationaal een inclusieve sociale dialoog
te bevorderen en bij te dragen aan het recht op vrije vereniging en collectief onderhandelen.
Nederland hecht aan het uitvoeren van de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie
hieromtrent. Een ander voorbeeld hiervan is het Vakbond Medefinancieringsprogramma
vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken.4 Met deze samenwerking willen we de sociale dialoog tussen overheden, werknemers en
werkgevers in tal van landen versterken. Wij hebben niet alleen de verantwoordelijkheid
om de sociale dialoog in ons eigen land te versterken; we moeten onze kennis, ervaringen
en capaciteit ook delen met andere landen.
Agendapunt: Nationale ervaringen en vooruitgang in het zorgbeleid van de EU in relatie
tot de sociale dialoog en het maatschappelijk middenveld
Doel Raadsbehandeling
Het Spaans Voorzitterschap heeft een gedachtewisseling georganiseerd over nationale
ervaringen en vooruitgang in het zorgbeleid van de EU in relatie tot de sociale dialoog
en het maatschappelijk middenveld.
Inhoud/achtergrond
Het Spaans Voorzitterschap agendeert de gedachtewisseling in het licht van de recent
gepubliceerde Europese Zorgstrategie.5 De strategie heeft tot doel hoogwaardige, betaalbare en toegankelijke langdurige
zorg te garanderen, met betere arbeidsomstandigheden, gendergelijkheid en een evenwicht
tussen werk en privéleven voor zorgverleners.
De Europese Zorgstrategie roept op om in eerlijke arbeidsvoorwaarden en opleiding
voor zorgverleners te voorzien. In dit verband wordt aan de lidstaten aanbevolen om
collectieve onderhandelingen en sociale dialoog te bevorderen.
Het Spaans Voorzitterschap vraagt aan de lidstaten om ervaringen te delen over de
invloed van de sociale dialoog op het verbeteren van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden,
persoonsgerichte zorg, en de integratie in besluitvormingsprocessen van expertisedialoog
rond wensen en behoeften van zorgontvangers.
Inzet Nederland
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport is beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor
dit dossier. Het kabinet erkent het belang van toegankelijke en kwalitatief goede
langdurige zorg voor alle EU-burgers, ongeacht leeftijd en beperkingen. Door de vergrijzing
neemt de zorgvraag toe en tegelijkertijd ook het aantal medewerkers dat zorg kan leveren
af. Het kabinet heeft de Europese Zorgstrategie daarom in algemene zin verwelkomd.
In de gedachtewisseling zal ik namens het kabinet inbrengen dat het kabinet zich ervoor
inzet om de langdurige zorg kosteneffectief (waar mogelijk), en met behoud van kwaliteit
te organiseren.
Met betrekking tot publieke consultering en sociale dialoog bestaat het platform Ouder
Worden 2040, een landelijk programma waarin samen met alle betrokkenen een visie is
ontwikkeld en transformatieagenda is opgesteld voor de toekomst van ouder worden in
Nederland.6 Dit platform omvat verschillende stakeholders: een divers aanbod van burgers (o.a.
achtergrond en generaties), experts in het sociale domein en vertegenwoordigers van
publieke en private (zorg)organisaties. Dit platform heeft aanbevelingen gedaan over
het verbeteren van de arbeidsmarkt in de (langdurige) zorgsector en over hoe het gezin
en de gemeenschap bij het vergrijzingsproces kunnen worden betrokken.7
In het kader van wensen en behoeften van zorgontvangers zal ik inbrengen dat in Nederland
integrale persoonsgerichte zorg is gebaseerd op drie verschillende wetten: de Zorgwet
(Zvw), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz).
Meestal wordt integrale zorg voor specifieke doelgroepen of voor specifieke ziekten
beschreven in zorgstandaarden, een bundeling van zorgrichtlijnen, opgesteld door zorgprofessionals
en zorgvragers. Zo wordt integrale zorg bedongen tussen lokale overheden, zorgverzekeraars,
zorgkantoren (in opdracht van de rijksoverheid) en zorgaanbieders.
In de gedachtewisseling zal ik tevens inbrengen dat er voor elke individuele zorgvrager
een integraal zorgplan tot stand komt in samenspraak tussen professionele zorgverleners
en de zorgvrager, die zich daarbij kan laten bijstaan door een familielid of ander
vertrouwenspersoon. Dit zorgplan wordt minimaal één keer per jaar met de zorgvrager
besproken.
Agendapunt: korte-termijn uitdagingen en middellange-termijn opbrengsten van sociale
bescherming
Doel Raadsbehandeling
Het Spaans Voorzitterschap organiseert een gedachtewisseling over de bescherming van
groepen met kans op sociale uitsluiting. Het Voorzitterschap wil graag stilstaan bij
goede praktijken op nationaal niveau. Het voorzitterschap roept lidstaten op voorbeelden
te delen van beleid dat bijdraagt aan sociale bescherming, met speciale aandacht voor
specifieke groepen, zoals zelfstandigen. Ook wordt gevraagd om ervaringen te delen
met investeringen in menselijk kapitaal waarbij versterking van sociale stabiliteit
hand in hand gaat met verlaging van de druk op de overheidsuitgaven. Het Voorzitterschap
vraagt de lidstaten daarbij hoe zulke voorbeelden ook op EU-niveau behandeld kunnen
worden.
Inhoud/achtergrond
De bescherming van mensen met risico op sociale uitsluiting wordt de laatste jaren
vaker in Europees verband geagendeerd.
Zo is in 2019 een Raadsaanbeveling vastgesteld over de toegang tot sociale bescherming
voor werknemers en zelfstandigen.8 Deze aanbeveling roept lidstaten op minimumnormen vast te stellen op het gebied van
sociale bescherming en waarborgen te bieden aan zowel werknemers als zelfstandigen
voor wat betreft de formele dekking van sociale bescherming, de toereikendheid van
sociale voorzieningen, en transparantie over hun rechten.
In januari 2023 is een Raadsaanbeveling vastgesteld over toereikende minimuminkomens
die de sociale inclusie borgen.9 Deze aanbeveling roept lidstaten op armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan
door zowel toereikende inkomenssteun te bieden als de arbeidsmarktintegratie van mensen
die kunnen werken te bevorderen.
In februari 2023 presenteerde een High Level Group bestaande uit onafhankelijke academici een rapport inzake de toekomst van de sociale
bescherming en de welvaartsstaat in de EU.10 Dit rapport riep lidstaten onder andere op tot het bieden van toegang tot sociale
zekerheid voor iedere werkende, ongeacht de vorm van hun contract, vanuit de gedachte
dat alle groepen bijdragen aan de welvaartsstaat.
Inzet Nederland
Uitwisseling over de toereikendheid en toegankelijkheid van sociale bescherming op
EU-niveau kan een inspiratiebron zijn voor verdere nationale hervormingen. Belangrijk
is daarbij wel te constateren dat de bescherming van werknemers en zelfstandigen in
de lidstaten verschillend is geregeld door de verschillen in economische structuur
en vormgeving van sociale stelsels.
Ik zal tijdens de gedachtewisseling inbrengen dat ook Nederland continu bezig is met
het versterken en verbeteren van haar sociale stelsel. Zo hebben we geleerd dat een
te strikt en complex stelsel in de praktijk soms te hard uitwerkt. Dat kan bijvoorbeeld
mensen afschrikken, waardoor het risico op niet-gebruik te hoog is. Hier werken we
aan. Ik zal toelichten dat het kabinet derhalve bezig is met het omvormen van de Participatiewet
tot een regeling die meer rekening houdt met de menselijke maat en gemeenten meer
manoeuvreerruimte biedt. Ook wordt er gewerkt aan een wijziging van het huidige handhavingsbeleid.
Uitkeringsinstanties vragen om meer ruimte om een beslissing te kunnen nemen die recht
doet aan de situatie die zij treffen. Het nieuwe beleid biedt de ruimte om passend
te reageren op overtredingen en gaat daarbij uit van vertrouwen en de menselijke maat.
Het ontwerpwetsvoorstel Handhaving in de Sociale Zekerheid zit op dit moment in de
consultatiefase. Daarnaast zijn onafhankelijke commissies ingesteld, zoals de Commissie
sociaal minimum die zich buigt over de hoogte en het stelsel van het sociaal minimum
in Nederland11, de commissie die zich buigt over het sociaal minimum in Caribisch Nederland12, en de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheid (OCTAS)13 die het kabinet begin 2024 zal adviseren over een stelsel voor langdurige ziekte
en arbeidsongeschiktheid. Met de publicatie van het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid
en in reactie daarop opgepakte initiatieven, zoals het programma Vereenvoudiging van
inkomensondersteuning voor mensen (VIM), wil het kabinet de vereenvoudigingsdiscussie
aanjagen en de daaropvolgende besluitvorming door uw Kamer, dit kabinet en volgende
kabinetten faciliteren.14
Ook zal ik toelichten dat het kabinet gecommitteerd is aan het bewerkstelligen van
een gelijker speelveld tussen zelfstandigen en werknemers en de verbetering van bescherming
van zelfstandigen, door een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering te introduceren.
Tenslotte zal ik het belang van leven lang ontwikkelen benadrukken en pleiten voor
de noodzaak van investeren in onze beroepsbevolking. Leven lang ontwikkelen is namelijk
essentieel voor een dynamische en wendbare arbeidsmarkt. Zo kan ieders potentieel
optimaal worden benut.
Zoals eerder met Uw Kamer gedeeld, herkent het kabinet in algemene zin de observaties
en aanbevelingen die zijn opgenomen in het High Level Group-rapport15. Het kabinet onderstreept het belang van een betaalbare en moderne welvaartsstaat.
Sociale investeringen kunnen opwaartse sociale convergentie binnen de EU bevorderen,
wat de sociale samenhang in de lidstaten en in de Unie als geheel kan versterken.
Op de overige aanbevelingen, waaronder de aanbevelingen die zien op financiering,
tekent het kabinet aan dat deze gebieden een nationale aangelegenheid zijn.
Voortgangsrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
Op 13 december 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd om Verordening
883/2004 te herzien (hierna: het herzieningsvoorstel). Deze verordening heeft betrekking
op de coördinatie van sociale zekerheidssystemen van de lidstaten. Hierbij ontvangt
u een kwartaalrapportage over de voortgang van de onderhandelingen met betrekking
tot dit herzieningsvoorstel. Het herzieningsvoorstel staat niet op de agenda van deze
Informele Raad.
Terugblik trilogen
Tot op heden is er in de triloogfase geen overeenstemming bereikt over het herzieningsvoorstel.
Onder zowel het Roemeense als Sloveense voorzitterschap ontbrak uiteindelijk de vereiste
gekwalificeerde meerderheid in de Raad voor de twee voorlopige politieke akkoorden.
Nederland heeft beide voorlopige politieke akkoorden niet gesteund vanwege bezwaren
tegen aanpassingen van het werkloosheidshoofdstuk.
Stand van zaken
In april heeft het Zweedse voorzitterschap een voorstel tot wijziging van het Raadsmandaat
gepresenteerd. Zoals eerder gecommuniceerd, heeft Nederland dit voorstel niet gesteund
vanwege bezwaren tegen de voorgestelde uitbreiding van de exportmogelijkheden in het
hoofdstuk over werkloosheid, in lijn met de wens van uw Kamer. Het aankomende Spaanse
voorzitterschap zal dit dossier oppakken. Zodra er ontwikkelingen zijn op dit dossier,
zal ik uw Kamer op de hoogte stellen.
Inzet Nederland
Een aantal thema’s heeft in het bijzonder mijn aandacht. Mijn inzet op het gebied
van werkloosheid is, zoals uw Kamer bekend en ook conform de wens van uw Kamer, onder
meer gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van de uitkering,
gecombineerd met maatregelen gericht op activering richting arbeid en verbetering
van de handhaving. Wat betreft toepasselijke wetgeving vind ik het belangrijk om situaties
van premieshoppen tegen te gaan. Nieuwe wetgeving op dit terrein moet daadwerkelijk
bijdragen aan een betere handhaving en geen zware administratieve lasten meebrengen
voor het bedrijfsleven, werknemers of voor de uitvoering.
Ook zal ik blijven benadrukken dat het huidig herzieningsvoorstel niet bijdraagt aan
de gewenste modernisering. Sinds de introductie van het herzieningsvoorstel in 2016
hebben er immers fundamentele veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden
daarvan zijn de toegenomen digitalisering van het arbeidsdomein en een toename in
het thuis en op afstand werken. Daarom is mijn inzet gericht op het introduceren van
een reflectieperiode om de Commissie de gelegenheid te bieden om een geheel nieuw
herzieningsvoorstel te formuleren.
Een variant hierop is om een reflectieperiode in te bouwen voor de twee controversiële
hoofdstukken waarover lidstaten geen overeenstemming kunnen bereiken (het werkloosheidshoofdstuk
en het hoofdstuk over A1-verklaringen en detacheringen).
Door een reflectieperiode toe te passen op deze twee hoofdstukken, kunnen we ons richten
op het bereiken van een akkoord op de overige vier hoofdstukken waarover wel consensus
bestaat.16 Mocht dit een oplossingsrichting zijn waarvoor voldoende andere lidstaten openstaan
dan zal ik uw Kamer hierover verder informeren.
Voortgangsrapportage: EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij
Platformwerk (COM, 2021, 762)
Conform de informatieafspraken over het Richtlijnvoorstel verbetering van arbeidsvoorwaarden
bij platformwerk (hierna «het richtlijnvoorstel») informeer ik u hierbij over de stand
van zaken rond de behandeling van dit voorstel. Het richtlijnvoorstel staat niet op
de agenda van deze Informele Raad.
Zoals toegelicht in het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid17 is er onder Zweeds voorzitterschap een akkoord bereikt in de Raad. Het Spaanse voorzitterschap
heeft voor 4 juli a.s. een Raadswerkgroep gepland ter voorbereiding op de eerste bespreking
met het Europees Parlement. Deze bespreking staat gepland voor 11 juli a.s.
Ik verwacht dat de eerste gesprekken met het EP vooral verkennend van aard zullen
zijn en het Spaanse voorzitterschap de positie van de Raad zal toelichten en de EP-rapporteurs
die van het Europees Parlement. Over de positie van het Europees Parlement heb ik
u geïnformeerd in het Verslag van de Formele Raad van 13 maart jl.18.
Ik blijf me ook in de triloog inzetten voor een effectieve richtlijn die een goede
balans biedt tussen de duurzame ontwikkeling van platformbedrijven en de daadwerkelijke
bescherming van werknemers.
Ik zal er bij het Spaanse voorzitterschap op aandringen om de vaart te houden in de
triloog en niet het momentum te verliezen. Conform de informatieafspraken met uw Kamer
zal ik uw Kamer blijven informeren over de voortgang van de eindonderhandelingen tussen
de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie en mijn inzet daarbij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.