Brief regering : Versterking burgerschapsonderwijs - Actielijn 1 van de aanpak basisvaardigheden middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 566 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2023
Inleiding
Burgerschap is het ideaal van vrije en gelijke mensen met het vermogen om maatschappelijk
en politiek te functioneren en daarmee gezamenlijk de samenleving te kunnen vormgeven.
Burgerschap gaat zowel over de verhoudingen tussen burgers onderling als over de relatie
tussen burgers en overheid. In Nederland hebben we een democratische rechtsstaat,
die staat of valt met het vermogen van burgers om daarin met elkaar samen te leven
en te kunnen inspelen op maatschappelijke uitdagingen en veranderingen. Deze zijn
er in veelvoud. Denk aan een verminderd vertrouwen in de overheid, toegenomen ervaren
polarisatie, de woningnood, het welzijn van jongeren dat onder druk staat, het klimaatvraagstuk
en digitalisering. Om hiermee om te gaan is het van belang dat jongeren competenties,
zoals sociale, maatschappelijke en kritische denkvaardigheden, (verder) ontwikkelen
om naar volle potentie mee te doen in de samenleving. De school is bij uitstek de
plek waar studenten hiermee kunnen oefenen in een veilige omgeving. Mbo-scholen hebben
de wettelijke opdracht om studenten op te leiden voor een beroep, een vervolgopleiding
en burgerschap. Daarbij heeft het mbo de doelstelling om de algemene vorming en persoonlijke
ontplooiing van de studenten te bevorderen en bij te dragen tot het maatschappelijk
functioneren. Burgerschapsonderwijs speelt hierbij een sleutelrol.
Het blijkt voor mbo-scholen niet eenvoudig om burgerschap een volwaardige plek in
het onderwijs te geven. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat de kwaliteit van het
burgerschapsonderwijs sterk uiteenloopt en nog te vaak onder de maat is.1 Ik zie dat studenten nog te vaak niet genoeg worden geïnspireerd en uitgedaagd en
zich onvoldoende kunnen ontwikkelen. Ook de docent heeft niet genoeg houvast bij het
vormgeven van het burgerschapsonderwijs. Recent onderzoek bevestigt dat docenten zich
niet altijd toegerust voelen om burgerschap te geven.2 Uit dit onderzoek blijkt dat het voor veel docenten die burgerschapsonderwijs verzorgen
maar een klein onderdeel is van hun taak. Meer dan de helft van deze docenten geeft
maximaal 4 uur per week les in burgerschap. Om jongeren te ondersteunen en versterken
in hun rol als kritische, veerkrachtige en verantwoordelijke deelnemers aan onze samenleving,
neem ik maatregelen om de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs te verhogen.
Leeswijzer
In deze brief ga ik in op de stappen die ik zet om het burgerschapsonderwijs in het
mbo te versterken, als onderdeel van actielijn 1 van de aanpak basisvaardigheden mbo.3 Ik bouw hiermee voort op de acties die ik vorig jaar heb aangekondigd4, moties van uw Kamer5 en op de afspraken die ik met de sector heb gemaakt in de werkagenda «Samen werken
aan talent».6
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op:
I. Doel en uitgangspunten burgerschapsonderwijs;
II. Adviesrapport van de Expertgroep en mijn reactie daarop.
I. Doel en uitgangspunten burgerschapsonderwijs mbo
In de laatste jaren zijn trends zichtbaar die mij zorgen baren. Eén op de drie 14-jarigen
in het voortgezet onderwijs beschikt over (heel) weinig burgerschapskennis7 en derdejaars scholieren in het vmbo – waarvan een groot deel doorstroomt naar het
mbo – scoren structureel lager dan leerlingen in het havo en vwo op kenmerken als
burgerschapskennis en politiek zelfvertrouwen.8 Ik maak me zorgen over de bestaande opleidingskloof in de opkomst bij verkiezingen,
waarbij praktisch opgeleide jongeren substantieel minder vaak gebruikmaken van hun
stemrecht dan theoretisch opgeleide jongeren.9 Er is over de gehele linie een trend waarneembaar, waarbij praktisch opgeleiden relatief
gezien minder vertrouwen hebben in de overheid en de medemens.10 Specifieker zijn mensen met een mbo-achtergrond sterk ondervertegenwoordigd in de
politiek, wat bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat 95% van de Tweede Kamer een academische
of hbo-achtergrond heeft.11 Mensen met een mbo-achtergrond hebben zo minder invloed op de besluiten die hen wel
raken en dit wordt door recent onderzoek bevestigd.12 Daarnaast maken mbo-studenten minder vaak gebruik van het recht op studiefinanciering,
het recht op huur- en zorgtoeslagen en doen ze minder vaak belastingaangifte.13 Dit vergroot de kansenongelijkheid.
Het doel van burgerschapsonderwijs is om competenties (verder) te ontwikkelen die
je in staat stellen om actief deel te nemen aan de pluriforme democratische samenleving,
je weg daarin te vinden en die tegelijkertijd mede vorm te geven. Met alle uitdagingen
en veranderingen die we daarin tegenkomen. Het onderwijs kan niet voor alle maatschappelijke
uitdagingen een oplossing bieden, maar kan wel een wezenlijke bijdrage leveren aan
de persoonlijke ontwikkeling van studenten en hun instrumenten in handen geven om
deze uitdagingen aan te gaan. Ik ben van mening dat de weerbaarheid van studenten
maximaal de ruimte krijgt als het burgerschapsonderwijs beter wordt verbonden met
loopbaanoriëntatie en -(studie)begeleiding, met het taal-, en rekenonderwijs, meer onderdeel
wordt van de beroepsgerichte vakken en beter aansluit op de persoonlijke leefwereld
van studenten. Dit wordt bevestigd door de Onderwijsraad, die in zijn advies benoemt
dat deze samenhang betekenisvolle en effectieve contexten voor studenten biedt.14 Ik verwacht dat dit leidt tot meer motivatie van studenten en een betere leeropbrengst.
In het verlengde hiervan moeten we ons bewust zijn dat de onderwijstijd beperkt is,
en de inhoud van burgerschapsonderwijs complex en gemakkelijk onbegrensd kan worden.
Daarom vind ik het belangrijk dat er een duidelijke inhoudelijke kern moet zijn voor
het burgerschapsonderwijs, die wordt vastgelegd in kwalificatie-eisen. Hierin wordt
het geheel beschreven aan kennis en vaardigheden die studenten aan het einde van hun
opleiding zouden moeten beheersen. Mbo-scholen kunnen de kern vervolgens op basis
van hun eigen visie en identiteit vertalen naar leerdoelen en onderwijsprogramma’s.
Hiermee leggen scholen accenten die voor hen belangrijk zijn en blijft maatwerk mogelijk.
Docententeams hebben daarbinnen de ruimte om de lessen burgerschap op maat vorm te
geven, rekening houdend met het type student, leeftijd, het niveau en de context van
de beroepsopleiding. Ik zie daarbij een bijzondere plek voor het oefenen met life
skills. Dit zijn praktische vaardigheden die je nodig hebt om actief deel te nemen
aan de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan een les over financiële kennis, vaardigheden
en bewustzijn. De les kan beginnen met het leren aanvragen van studiefinanciering
of het invullen van een belastingformulier om vervolgens in te gaan op maatschappelijke
vragen als «Wat is financiële gezondheid?», «Hoe komen mensen in de schulden?» en
«Waar heb ik recht op, waarom biedt de overheid zorg en financiële ondersteuning en
welke visies hebben verschillende politieke partijen hierop?»
II. Adviesrapport van de Expertgroep en mijn reactie
Ik informeerde uw Kamer15 in 2022 over mijn conclusies ten aanzien van de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs,
gebaseerd op uiteenlopende signalen:
• De kwalificatie-eisen voor burgerschap zijn onvoldoende helder over de inhoud en minimale
kwaliteit;
• De kwalificatie-eisen voor burgerschap zijn voor zowel scholen als studenten te vrijblijvend;
• De bekwaamheid van docenten om burgerschapsonderwijs te verzorgen krijgt nog onvoldoende
aandacht.
Op basis van deze conclusies heb ik een expertgroep gevraagd om te adviseren waar
de inhoudelijke kern van het burgerschapsonderwijs minimaal over moet gaan, de wijze
waarop een resultaatverplichting of verruiming van de inspanningsverplichting voor
studenten kan worden ingevoerd en te adviseren over eventuele noodzakelijkheid of
wenselijkheid van ontwikkeling van andere wet- en regelgeving. Het afgelopen jaar
heeft de expertgroep hard aan deze adviezen gewerkt.16 Ik hecht belang aan onafhankelijk advies van experts, omdat een goede inrichting
van onderwijs specifieke kennis vereist op het gebied van pedagogiek, didactiek en
vakinhoud, naast een zienswijze vanuit diverse invalshoeken in de vorm van brede maatschappelijke
raadpleging. Door studenten, docenten, scholen, wetenschappers en andere experts is
daarom in veldraadplegingen meegedacht bij de totstandkoming van het adviesrapport.
Hieronder ga ik in op het advies van de expertgroep en geef ik mijn reactie.
Expliciteren wettelijke burgerschapsopdracht
De expertgroep stelt dat burgerschap vraagt om zowel vrijheid, autonomie en kritische
zin, als om bereidheid tot participatie en steun voor democratische waarden. De expertgroep
is van mening dat niet alles wat belangrijk is voor het bevorderen van burgerschap
in studentdoelen kan worden vervat, en dat kwalificatie-eisen niet zouden moeten voorschrijven
wat studenten moeten vinden en denken om daar vervolgens op beoordeeld te worden.
Ik deel het standpunt van de expertgroep, ook omdat dit op gespannen voet kan staan
met de vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling. Tegelijkertijd vind ik dat
de kennis over maatschappelijke waarden niet vrijblijvend is. De expertgroep signaleert
dat een aantal van de huidige kwalificatie-eisen wel specifieke inhoudelijke opvattingen
en maatschappelijk gedrag van studenten voorschrijft.
De expertgroep adviseert daarom om een zuiver onderscheid te maken tussen een curriculaire
opdracht voor het mbo die onderdeel is van de kwalificatie-eisen en waar de student
aan moet voldoen om een diploma te behalen, en een wettelijke pedagogische opdracht
aan de school waarin het uitdragen, voorleven en stimuleren van democratische waarden
en houdingen binnen een veilig schoolklimaat centraal staat. Denk aan waarden als
vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, pluraliteit en zeggenschap. Daarmee is
de school een «minisamenleving» waarin studenten kunnen oefenen met praktijken die
raken aan onder meer burgerschap, diversiteit, macht en democratie. Deze ervaringen
kunnen studenten in de gelegenheid stellen om te handelen, reflecteren, de eigen positie
te bepalen en gehoord te worden. Hierbij speelt ook kansengelijkheid een rol. Scholen
kunnen ertoe bijdragen dat alle studenten, ongeacht wat zij meekrijgen uit hun sociale
omgeving en netwerk, kansen krijgen om ervaringen op te doen die belangrijk zijn om
zich te verbinden met en te participeren in de samenleving. Hieruit volgt het advies
van de expertgroep om de wettelijke burgerschapsopdracht aan scholen te expliciteren
in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Ik neem dit advies over.
Hiermee wordt tevens het stimuleren en uitdragen van waarden en houdingen verplaatst
van voornamelijk een opdracht aan de student via de huidige kwalificatie-eisen naar
een pedagogische schoolopdracht. Ik roep de scholen op om het onderwijsprogramma voor
burgerschap vorm te geven in afstemming met de Studentenraad, de Ondernemingsraad
en in voorkomende gevallen de Ouderraad. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie)
krijgt met deze explicitering in de WEB een rol die zij nu niet heeft in het toezien
op de naleving van het onderwijsprogramma.
Ik overweeg om in het wetsvoorstel ook een doelbepaling op te nemen over sociale veiligheid
in relatie tot de burgerschapsopdracht. Daarmee kan het belang worden benadrukt van
een schoolcultuur in overeenstemming met de democratische waarden, in lijn met de
vernieuwde burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs. Zoals ik eerder schreef,
vind ik het belangrijk dat de school een veilige oefenplaats is voor burgerschap.
Hiermee wil ik stimuleren dat het bevoegd gezag zich structureel inzet om sociale
veiligheid te waarborgen. Zoals ook in het Inspectiekader17 is opgenomen, is een positief pedagogisch klimaat een voorwaarde voor leren. Met
deze doelbepaling in het wetsvoorstel kan de basis om hierop toe te zien worden versterkt.
Nieuwe kwalificatie-eisen
De expertgroep adviseert aanvullend een nieuwe kern voor burgerschapsonderwijs in
het mbo, als onderdeel van de curriculaire opdracht. Deze kern bestaat uit concrete,
afgebakende en samenhangende doelen in de vorm van 20 kwalificatie-eisen, geformuleerd
als beheersings- en ervaringsdoelen. De kwalificatie-eisen zijn ingedeeld in vier
thema’s: Verschil en gelijkwaardigheid, Individu en groep, Maatschappijvisies en maatschappelijke vraagstukken en Macht en besluitvorming.
Ik neem de 20 kwalificatie-eisen in de basis over, waarmee een helder kader wordt
gecreëerd over de doelstellingen en minimale kwaliteit van het burgerschapsonderwijs.
Dit kader maakt duidelijk wat het burgerschapsonderwijs inhoudt en welke burgerschapskennis
en -vaardigheden van belang zijn in de mbo-opleidingen. Zo geef ik docenten meer houvast
om burgerschapsonderwijs te verzorgen, en weten scholen en studenten beter wat er
van ze wordt verwacht.
Ik vind het belangrijk om de kwalificatie-eisen zo op te schrijven dat docenten, studenten
en bestuurders goed weten wat er wordt bedoeld en dat ze op een vanzelfsprekende manier
in het verlengde liggen van de wettelijke opdracht aan de school. Ik ga hiermee aan
de slag en de uitkomst zal ik vastleggen door wijziging van het Examen- en kwalificatiebesluit
WEB (Ekb WEB). Ik ben voornemens om de internetconsultatie te starten in het najaar
van 2023. Ik tref aanvullend maatregelen voor een goede doorlopende leerlijn en voor
de ondersteuning van scholen bij de implementatie van de kwalificatie-eisen, waarop
ik verderop in deze brief terugkom.
Invoeren resultaatverplichting
De expertgroep adviseert om een resultaatverplichting door middel van instellingsexamens
te koppelen aan de nieuwe kwalificatie-eisen voor burgerschap. Op die manier wordt
een impuls gegeven aan de onderwijskwaliteit, de professionalisering van docenten
en de inzet van studenten. De huidige inspanningsverplichting biedt namelijk weinig
zicht op de opbrengsten en de leerontwikkeling. Inzicht in resultaten is een onmisbare
schakel in kwaliteitszorg, maar zoals de Inspectie signaleert, is daarvan bij veel
scholen onvoldoende sprake.18 Ik concludeer dat het voornaamste doel van de expertgroep om een resultaatverplichting
te adviseren is, om burgerschap een volwaardige plek te geven in het totaal van basisvaardigheden,
naast Nederlands en rekenen. Burgerschapscompetenties zijn wat mij betreft daarmee
niet «nice to have» maar een «need to have». Ik ben het met de expertgroep eens dat
het tijd wordt om de vrijblijvendheid van het burgerschapsonderwijs aan te pakken.
Ik kies daarom voor invoering van een passende resultaatverplichting, maar ik verbind
daar voor nu geen instellingsexamen aan. Dit doe ik door in het wetsvoorstel dat ik
eerder in deze brief heb aangekondigd, de verplichting op te nemen dat scholen de
verantwoordelijkheid hebben om in de opleidingen herkenbaar aandacht te besteden aan
de 20 nieuwe kwalificatie-eisen voor burgerschap, en om daarbij de ontwikkeling van
studenten meetbaar in beeld te brengen. Als onderdeel van dit wetsvoorstel, zal ik
richtlijnen formuleren over waaraan onderwijsactiviteiten moeten voldoen om onderdeel
te kunnen zijn van het burgerschapsonderwijs, zodat hierover duidelijkheid wordt gecreëerd
voor de scholen en voor de Inspectie. De ontwikkeling van studenten kan bijvoorbeeld
in beeld worden gebracht door middel van een portfolio dat zij tijdens de opleiding
vullen met kennistoetsen, praktijkopdrachten op basis van ervaringen of bezoeken met
de klas buiten de school, en dialogen of presentaties waaraan zij hebben meegedaan
tijdens de lessen burgerschap.
Ik zal de implementatie van de wetgeving monitoren. Indien blijkt dat de kwaliteit
van het burgerschapsonderwijs binnen drie jaar na implementatie niet structureel is
verbeterd, overweeg ik alsnog om conform het advies van de expertgroep formele instellingsexamens
in te voeren voor het onderdeel burgerschap.
Aanvullende adviezen van de expertgroep
De expertgroep doet aanvullend aanbevelingen voor een goede invoering, om daadwerkelijk
tot sterker burgerschapsonderwijs te komen. Dat vind ik heel wijs. In goed burgerschapsonderwijs
vallen inhoud en vorm samen en dat begint bij de student en de docent. Ik beschrijf
hieronder de vijf aanbevelingen en mijn reactie daarop.
Aanbeveling 1. Handreiking voor uitwerking en differentiatie
De expertgroep adviseert om het veld te ondersteunen met een handreiking om het onderwijsprogramma
vorm te geven, waarin de kwalificatie-eisen voorbeeldmatig worden uitgewerkt naar
onder meer verschillende niveaus en opleidingslengtes. De expertgroep adviseert om
deze uitwerking in de tijd te laten aansluiten op de uitkomsten van de curriculumherziening
in het voortgezet onderwijs (hierna: vo), om zorg te dragen voor een goede aansluiting
op het vmbo en havo/vwo.
Goed burgerschapsonderwijs staat of valt met hoe docenten burgerschap hier inhoud
en vorm aan geven. Ik onderschrijf dat een ondersteunende handreiking voor scholen
behulpzaam is om de kwalificatie-eisen te vertalen naar de praktijk. Ik vind het voor
een doorlopende leerlijn vo-mbo belangrijk om hiermee te wachten tot eind 2023, zodat
de conceptkerndoelen voor Burgerschap in het vo gereed zijn en de gewijzigde eindtermen
voor het vak maatschappijleer voldoende zijn ontwikkeld om een goede doorlopende leerlijn
te creëren, waarbij de uitwerking van kerndoelen, eindtermen en kwalificatie-eisen
op elkaar kan worden afgestemd. Daarom heb ik het Expertisepunt Burgerschap verzocht
om vanaf eind 2023 te starten met de ontwikkeling van een voorbeeldmatige handreiking
in de vorm van een leerplankader en daarbij docenten en studenten te betrekken.
Aanbeveling 2. Aandacht voor bekwaamheidsontwikkeling en -onderhoud
De expertgroep signaleert dat een deel van de docenten die burgerschapsonderwijs verzorgen
in het mbo daarvoor (nog) geen inhoudelijk relevante opleiding heeft genoten. Dit
beeld herken ik uit het onderzoek naar de professionele achtergrond van docenten basisvaardigheden
en burgerschap in het mbo, waarover ik uw Kamer gelijktijdig met deze brief informeer.19 De adviezen van de expertgroep hierover neem ik mee in de besluitvorming over een
mbo-bevoegdheid voor docenten basisvaardigheden en burgerschap.
Ik vind het belangrijk dat er docenten voor de klas staan die zich toegerust voelen
en dat docenten zich blijvend ontwikkelen, waarbij het verzorgen van goed onderwijs
over diversiteit, democratie, duurzaamheid, ongelijkheid, racisme en discriminatie,
vakmanschap vereist. Uit het onderzoek dat ik noemde in de alinea hierboven blijkt
dat niet alle docenten zich toegerust voelen om burgerschapsonderwijs te verzorgen
en de gesprekken in de klas hierover aan te gaan. Dit vind ik zorgelijk en onderstreept
de urgentie om hierop stappen te zetten. In de brief over de aanpak basisvaardigheden
mbo licht ik toe hoe ik hieraan een impuls wil geven met onder meer een jaarlijkse
investering van € 30 miljoen voor docentprofessionalsering.
Aanvullend zijn in de werkagenda «Samen werken aan talent» afspraken gemaakt gericht
op burgerschapsdocenten: scholen nemen docenten aan op basis van een bekwaamheidsprofiel
en het Expertisepunt Burgerschap ontwikkelt in samenwerking met hogescholen een leergang
burgerschap, die aansluit op landelijke ontwikkelingen. Daarbij heb ik de kanttekening
geplaatst, dat de eisen die worden gesteld aan docenten basisvaardigheden en burgerschap
kunnen veranderen op basis van het besluit dat ik hierover begin 2024 neem. In actielijn
2 van de brief aanpak basisvaardigheden mbo, staat beschreven hoe ik tot dit besluit
zal komen en hoe ik het veld daarbij betrek.
Aanbeveling 3. Ontwikkel- en implementatietijd voor het onderwijs
De expertgroep adviseert om na besluitvorming over nieuwe kwalificatie-eisen, docenten
en scholen voldoende tijd te geven om hun onderwijs aan te passen en te ontwikkelen.
Daarbij vraagt de expertgroep onder meer aandacht voor de herziening van leermiddelen.
Ik realiseer mij dat de ontwikkeling van het onderwijs binnen vernieuwde kaders de
nodige aandacht vraagt, hiermee zal ik rekening houden bij de implementatie. Daarbij
verwacht ik van scholen dat zij voldoende tijd en ruimte vrijmaken voor de benodigde
onderwijsvernieuwing. De hierboven genoemde € 30 miljoen die ik aan scholen beschikbaar
heb gesteld voor professionalisering, is daarvoor een belangrijke impuls, evenals
de middelen die ik in de regeling Kwaliteitsafspraken voor scholen beschikbaar stel
mede om de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs te verbeteren. Om scholen ook in
de praktijk te ondersteunen, zijn via het Expertisepunt burgerschap (hierna: EB) diverse
initiatieven gestart, waaronder adviseurs die scholen lokaal en vraag gestuurd helpen.
Deze experts adviseren scholen over onder meer visieontwikkeling, curriculumontwikkeling,
doorlopende leerlijnen en kwaliteitszorg. Daarnaast wordt voor docenten door het EB
in samenwerking met hogescholen een leergang burgerschap mbo ontwikkeld. Ook stelt
het EB expertise van externe partijen beschikbaar aan scholen voor ondersteuning bij
het voeren van het gesprek over maatschappelijk lastige en/of controversiële onderwerpen
in de klas.
Aanbeveling 4. Doorlopende leerlijn burgerschap: aansluiten op voortgezet onderwijs
en doortrekken naar hoger onderwijs
De expertgroep geeft aan dat het niet goed mogelijk was om de kwalificatie-eisen inhoudelijk
goed aan te laten sluiten op het funderend onderwijs, omdat de nieuwe kerndoelen voor
burgerschap in het po en vo nog niet zijn vastgesteld. Voor een goede doorlopende
leerlijn is het wel belangrijk dat goed wordt aangesloten op het toeleverend onderwijs
en de verbinding wordt gezocht met het hoger onderwijs. Daarom is het advies om bij
de curriculumherziening funderend onderwijs rekening te houden met de hier ontwikkelde
kwalificatie-eisen. In het verlengde hiervan adviseert de expertgroep om ook de burgerschapsopdracht
voor het hoger onderwijs te verduidelijken.
Ik hecht belang aan een goede doorlopende leerlijn voor het burgerschapsonderwijs.
Daarom worden de ontwikkelteams die bezig zijn met de kerndoelen voor burgerschap
in het funderend onderwijs verzocht, om in de ontwikkeling van de kerndoelen zoveel
mogelijk rekening te houden met een doorlopende leerlijn naar het mbo. Hiermee geef
ik tevens nader invulling aan de motie van de leden Van den Berge en Rog.20 Zoals ik eerder schetste, kan het onderwijs een sleutelrol spelen in het ontwikkelen
en versterken van competenties die nodig zijn als kritische, veerkrachtige en verantwoordelijke
deelnemer aan onze samenleving. Dit is voor mij niet gekoppeld aan een specifieke
onderwijssector of type onderwijs. Ik ga daarom in gesprek met de ho-sector om te
verkennen of het nodig is om de burgerschapsopdracht voor het hoger onderwijs ook
te verduidelijken.
Aanbeveling 5. Monitor de implementatie van de nieuwe eisen in de praktijk
De expertgroep adviseert om de uitwerking van de beleidsinitiatieven te monitoren
en een lerende aanpak te hanteren. Daarbij is het advies om in de jaren na besluitvorming
de implementatie van de nieuwe eisen in de praktijk van onderwijs te monitoren. Zo
kan er waar nodig worden bijgestuurd.
Met goede monitoring beoog ik meer zicht te krijgen op de opbrengsten en ontwikkeling
van studenten en op de effectiviteit van het onderwijs. Dit komt ten goede aan een
beter beeld van competenties van studenten op school- en stelselniveau, van de algehele
kwaliteit van het burgerschapsonderwijs, en aan mogelijkheden tot verbetering daarvan.
In actielijn 3 van de aanpak basisvaardigheden mbo, licht ik toe hoe ik de monitoring
vormgeef.
Tot slot
Het afgelopen jaar heb ik veel gesprekken gevoerd met stakeholders uit alle lagen
van het onderwijs en andere betrokkenen, over hoe het burgerschapsonderwijs in het
mbo verder kan worden versterkt. Ik zag tijdens al deze gesprekken de bevlogenheid
van mijn gesprekspartners, die de urgentie van de versterking van het burgerschapsonderwijs
bevestigt. Het (verder) ontwikkelen van burgerschapscompetenties is een belangrijk
onderdeel van de persoonlijke ontplooiing van studenten. Zo zijn burgerschapsvaardigheden
onderdeel van de basisvaardigheden die onmisbaar zijn om volwaardig en met zelfvertrouwen
deel te kunnen nemen aan de samenleving. Ze leggen ook het fundament voor een leven
lang leren. Ik vind het daarom tijd om duidelijkere eisen en voorwaarden te stellen
aan het burgerschapsonderwijs in het mbo en de lat hoger te leggen.
In de bijlage heb ik de maatregelen die ik neem nogmaals overzichtelijk en schematisch
weergegeven. Hiermee creëer ik heldere en werkbare kaders en faciliteer ik het onderwijsveld
om burgerschap in iedere mbo-opleiding een volwaardige plek te geven, zodat elke mbo-student
toegang krijgt tot kwalitatief goed en betekenisvol burgerschapsonderwijs. De publicatie
van de geëxpliciteerde burgerschapsopdracht is gepland voor studiejaar 2025–2026 en
voor de nieuwe kwalificatie-eisen voor het onderdeel burgerschap is dit studiejaar
2024–2025. Ik zal uw Kamer voor het einde van 2023 informeren over de voortgang.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Bijlage – Overzicht van maatregelen voor het burgerschapsonderwijs, als onderdeel
van Actielijn 1 van de aanpak basisvaardigheden mbo
Domein
Maatregel
Planning
Verbeteren van wet- en regelgeving.
Evaluaties en onderzoeken kwaliteit huidig referentiekader van het burgerschapsonderwijs.
Juli 2022 opgeleverd.1
Richtlijnen voor het aanpassen van wet- en regelgeving burgerschap.
Juni 2023 opgeleverd: Adviesrapport.
Implementatietraject waaronder wijziging van wet- en regelgeving.
Start juni 2023.
Publicatie vernieuwde kwalificatie-eisen Burgerschap in het Ekb WEB.
Vanaf studiejaar 2024–2025.
Publicatie geëxpliciteerde burgerschapsopdracht in de WEB.
Vanaf studiejaar 2025–2026.
Ondersteuning van het onderwijsveld bij de versterking van het burgerschapsonderwijs.
Instellen adviseurs binnen Expertisepunt Burgerschap om scholen te helpen met de burgerschapsopdracht
in het onderwijs.
Vanaf juni 2023.
Ontwikkeling van een handreiking waarin de kwalificatie-eisen voorbeeldmatig worden
uitgewerkt naar onder meer verschillende niveaus en opleidingslengtes.
Voorbereiding in zomer 2023, start ontwikkeling in najaar 2023.
Expertisepunt Burgerschap stelt expertise van externe partijen beschikbaar aan scholen
voor ondersteuning bij het voeren van het gesprek over maatschappelijk lastige en/of
controversiële onderwerpen in de klas.
Vanaf voorjaar 2023.
Expertisepunt Burgerschap ontwikkelt samen met hogescholen een leergang burgerschap
voor docenten in het mbo.
Voorbereiding in 2023, operationeel studiejaar 2024–2025.
Monitoring en toezicht
Monitor burgerschapscompetenties van po/vo-leerlingen en mbo-studenten en monitor
kwaliteit burgerschapsonderwijs po/vo/mbo.
Start in 2023, eerste resultaten in 2025.
Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt instrument voor meer focus op «basisvaardigheden»
in het onderzoekskader.
Operationeel vanaf studiejaar 2023–2024.
X Noot
1
Kamerstuk 31 524 nr. 509.
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap