Brief regering : Evaluatie Commissie Mijnbouwschade
32 849 Mijnbouw
33 529
Gaswinning
Nr. 232
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2023
Sinds 1 juli 2020 neemt de Commissie Mijnbouwschade (hierna: CM) meldingen van bewoners
en kleine bedrijven van mogelijke schade door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten
(hierna: mijnbouwschade) in behandeling. De CM ondersteunt schademelders en mijnbouwbedrijven
door onafhankelijk advies te geven over de vraag of er sprake is van mijnbouwschade
en zo ja wat de hoogte van het schadebedrag is dat door de mijnbouwonderneming aan
de schademelder moet worden vergoed. In artikel 7 van het Instellingsbesluit Commissie
Mijnbouwschade1 is bepaald dat er jaarlijks een evaluatie plaatsvindt van de behandeling van schademeldingen
door de CM.
Daarom heb ik begin 2022 aan onderzoeksbureau Panteia de opdracht gegeven om de eerste
evaluatie over de periode juli 2020 t/m juni 20212 uit te voeren. Ik heb Panteia gevraagd om binnen de gekozen opzet voor schadeafhandeling
te onderzoeken in hoeverre het doel behaald is, om een rechtvaardige en transparante
afhandeling van mijnbouwschade in te stellen waarbij de burger centraal staat. Ook
heeft Panteia gekeken naar hoe de behandeling van schademeldingen door de CM is verlopen
en in hoeverre de CM geslaagd is in het ontzorgen van bewoners en kleine bedrijven.
In lijn met het instellingsbesluit en de toezegging van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat in zijn brief van 20 december 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 200) heb ik aan de onderzoekers gevraagd om decentrale overheden te betrekken en te kijken
naar eerdere punten van zorg van het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten. Ook heb ik, indachtig de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk
33 529, nr. 736), aan Panteia gevraagd de ervaringen van schademelders mee te nemen.
In deze brief ga ik nader in op de belangrijkste uitkomsten en aanbevelingen uit de
evaluatie en beschrijf ik hoe ik hier samen met de CM opvolging aan geef.
Uitkomsten evaluatie en aanbevelingen
De onderzoekers concluderen op basis van het onderzoek dat de opzet en het handelen
van de CM in lijn is met het instellingsbesluit. Volgens de onderzoekers is de CM
met voldoende waarborgen voor onafhankelijkheid opgezet. Ook stelt de CM zich in de
praktijk onafhankelijk op. Daarnaast werkt de CM volgens een eigen transparante vastgestelde
werkwijze. De leden van de CM beschikken volgens de onderzoekers over de vereiste
deskundigheid. Verder spant de CM zich in om de schademelder zo veel mogelijk bij
het proces te betrekken, begrijpelijke rapporten te laten opstellen door extern deskundigen
en schademelders zo veel mogelijk te ontzorgen via de inzet van toegankelijke zaakbegeleiders.
Naast deze punten, komen de onderzoekers met een aantal aanbevelingen om de afhandeling
van schades door de CM verder te verbeteren. Deze aanbevelingen nemen CM en ik ter
harte. Hieronder ga ik op de belangrijkste aanbevelingen nader in.
De onderzoekers geven aan dat de CM schademelders nader zou kunnen ontzorgen door
in de adviezen ook de reparatiekosten voor schade te vermelden en aanknopingspunten
te bieden voor het verhalen van de schade op de daarvoor verantwoordelijke partijen.
De CM probeert bewoners met schade, ook wanneer het vaststelt dat deze niet is veroorzaakt
door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten, zo goed mogelijk op weg te
helpen. Als uit bureau-onderzoek blijkt dat het geen mijnbouwschade is, worden bewoners
gewezen op andere mogelijke schadeoorzaken. Als een extern deskundige op locatie de
schade opneemt, zal de extern deskundige in het rapport beschrijven of het mijnbouwschade
betreft en zo niet, wat dan naar het oordeel van de deskundige wel de mogelijk oorzaak
zou kunnen zijn. Als schade niet is veroorzaakt door mijnbouw geeft de CM geen concrete
adviezen over de reparatiekosten van de betreffende schade. Als zij dit wel zou gaan
doen, zou dit tot gevolg hebben dat de CM, ten laste van publieke middelen, in de
markt zou treden van private schadeadviesbureaus ten aanzien van schades die niet
tot haar kerntaak behoren. Kortom, ook ik wil de schademelders graag ontzorgen, maar
ben van mening dat de rijksoverheid op dit punt niet in een bestaande private markt
zou moeten treden.
De onderzoekers merken op dat de CM in de onderzochte periode geen schadevergoedingen
heeft geadviseerd. Dit komt omdat er geen significante aardbevingen door kleine velden
hebben plaatsgevonden en de bodemdaling door mijnbouw in de onderzochte schademeldingen
te gering was om schade te veroorzaken. Hoewel de CM de schademeldingen zorgvuldig
heeft beoordeeld, kan het niet adviseren van schadevergoedingen volgens de onderzoekers
leiden tot verlies van vertrouwen. In dat kader adviseren de onderzoekers om richting
bewoners aan verwachtingsmanagement te doen. De CM en ik herkennen het beeld dat het
teleurstellend kan zijn voor schademelders als er geen schadevergoeding wordt geadviseerd.
Communicatie richting bewoners daarin kan helpen. Om teleurstellingen bij bewoners
zoveel mogelijk te voorkomen, geeft de CM bij het in behandeling nemen van de schademelding
richting bewoners aan als er de afgelopen periode geen aardbeving door mijnbouw heeft
plaatsgevonden in het gebied. Hiermee probeert de CM – in lijn met de aanbevelingen
van de onderzoekers – verwachtingen van bewoners aan de voorkant bij te stellen.
Ook bevelen de onderzoekers aan om het criterium uit het Instellingsbesluit om bij
schademeldingen alleen te kijken naar aardbevingen die niet meer dan 12 maanden geleden
hebben plaatsgevonden aan te passen. Zo kan de CM alle bevingen sinds het moment van
haar instelling meenemen. Hoewel de CM op dit moment geen adviezen kan geven over
bevingen langer dan 12 maanden geleden, kijkt zij in de praktijk reeds minimaal vijf jaar
terug. Dit doet zij zodat zij schademelders bij mogelijke mijnbouwschade door bevingen
van meer dan 12 maanden geleden kan doorverwijzen naar de betrokken mijnbouwonderneming.
Ik ga in gesprek met de mijnbouwbedrijven om te kijken in hoeverre de positie van
schademelders zou worden versterkt als de aanbeveling van de onderzoekers om langer
terug te kijken wordt opgevolgd.
Panteia raadt tevens aan om nader onderzoek te doen naar bodemdaling, omdat dit een
complex fenomeen is waar wetenschappelijk nog niet alles over bekend is. De CM en
ik delen deze notie en nemen de aanbeveling ter harte.
De onderzoekers raden verder aan om binnen het effectgebied van Groningen te kijken
naar mogelijkheden om de één-loket-gedachte tussen het IMG en CM nader vorm te geven
en schademeldingen zoveel mogelijk door één instantie te laten behandelen. Mede naar
aanleiding van de motie van het lid Segers c.s. (Kamerstuk 33 529; 1018) heb ik met IMG en CM gesprekken gevoerd over hoe nadere invulling kan worden gegeven
aan de één-loket-gedachte. Op basis van deze gesprekken is de samenwerking tussen
IMG en CM in gebieden rond zoutwinning sinds 1 januari 2023 aangescherpt3. Naar aanleiding van de kabinetsreactie op de parlementaire enquête «Groningers boven
gas» wordt de werkwijze van IMG aangepast. IMG en CM zijn samen aan het kijken wat
dit betekent voor de onderlinge samenwerking en invulling van de één-loket-gedachte.
Een groot deel van de schademeldingen die bij de CM zijn ingediend, komt uit gebieden
ten zuidwesten of zuidoosten van het Groningenveld. In mijn Kamerbrief op 29 november
2022 over de schadeafhandeling rondom onder meer gasopslag Norg en het bewijsvermoeden
heb ik u geïnformeerd over mijn inzet hieromtrent.4 Inmiddels heeft uw Kamer, bij de behandeling van de Wijziging van het voorstel van
wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van
gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid), een amendement
aangenomen dat voorziet in de mogelijkheid om het gebied waar het IMG in ieder geval
schade afhandelt met toepassing van het bewijsvermoeden geografisch te specificeren
per algemene maatregel van bestuur (AMvB). In de kabinetsreactie op het rapport van
de parlementaire enquêtecommissie «Groningers boven gas» heb ik onder meer aangegeven
van deze grondslag gebruik te zullen maken. De consultatie van deze AMvB is inmiddels
afgerond en de AMvB wordt nu voorbereid voor verzending aan de Raad van State5.
Ten aanzien van de samenwerking met de Commissie Bodemdaling Aardgaswinning Fryslân
(CBAF), bevelen de onderzoekers aan om duidelijke afspraken te maken over de verdeling
van werkzaamheden. CM en CBAF hebben aangegeven meer duidelijkheid voor schademelders
te zullen creëren door alle schade aan gebouwen van particulieren en micro-ondernemingen
als gevolg van mijnbouw te laten afhandelen door CM. CBAF zal alle meldingen van schade
door bodemdaling als gevolg van gaswinning aan gronden en objecten voor haar rekening
nemen.
Tot slot merken de onderzoekers op dat zowel decentrale overheden als mijnbouwbedrijven
meer informatie zouden willen ontvangen over schademeldingen in hun omgeving. De CM
vindt het belangrijk om bewoners en decentrale overheden zo goed mogelijk te informeren.
Daarom heeft de CM de communicatie in 2022 richting bewonersvertegenwoordigingen en
decentrale overheden geïntensiveerd. Daarmee probeert CM onder meer haar naamsbekendheid
te vergroten, zodat bewoners met mogelijke schade door mijnbouw de CM gemakkelijker
weten te vinden. Ook vindt de CM het belangrijk om mijnbouwbedrijven te informeren.
In afstemming met de mijnbouwbedrijven is afgesproken dat ieder kwartaal een overzicht
van de definitieve adviezen wordt gestuurd. Ook is afgesproken dat desgewenst de definitieve
adviezen geanonimiseerd zullen worden toegestuurd. Verder heeft de CM op haar website
een openbaar overzicht opgenomen van schademeldingen per gemeente. Ook dit kan helpen
om meer bekendheid te verkrijgen onder bewoners en de drempel om schade te melden
te verlagen.
Tot slot
Ik hecht aan een uniforme en toegankelijke wijze van afhandeling van mijnbouwschade,
waarbij de bewoner centraal staat. Ik ben dan ook blij dat er met de CM een onafhankelijke
landelijke commissie is ingesteld die schademelders ontzorgt bij het afhandelen van
mijnbouwschade en, indien de schade niet door mijnbouw is ontstaan, schademelders
probeert te helpen om te duiden waar de schade dan wél door is ontstaan. Dit draagt
niet alleen bij aan een transparante en snelle manier van schadeafhandeling, maar
ook aan het vertrouwen dat áls er mijnbouwschade ontstaat bewoners hier niet mee blijven
zitten.
Tegelijkertijd zie ik ook punten van aandacht, zoals de nadere invulling van de één-loket-gedachte
tussen IMG en CM, verder onderzoek naar effecten van bodemdaling en het bouwen aan
vertrouwen bij bewoners. De uitkomsten en aanbevelingen uit de evaluatie bieden goede
aanknopingspunten om het proces van schadeafhandeling verder te verbeteren. Binnenkort
zal ik een opdracht uitzetten voor de tweede jaarlijkse evaluatie. Ik zal provincies
en gemeenten betrekken bij de onderzoeksopzet. In deze tweede evaluatie zal ik de
onderzoekers vragen om te kijken in hoeverre het proces van schadeafhandeling en verdere
ontzorging van de bewoner is verbeterd en of nadere aanpassing van de gekozen opzet
voor schadeafhandeling nodig is. Tot slot, ben ik voornemens om CM ook in de toekomst
te laten adviseren over andere mijnbouwschades, zoals geothermie en opslag in zoutcavernes.
Ik ben hierover met de sectoren in gesprek. Na de zomer zal ik uw Kamer nader informeren
over de stand van zaken.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat