Brief regering : Resultaten onderzoek en lopende activiteiten ten aanzien van de emancipatie van bi+ personen
30 420 Emancipatiebeleid
Nr. 382
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2023
Tijdens het wetgevingsoverleg Emancipatiebeleid van 5 december 2022 heb ik een toezegging
gedaan aan het lid Mutluer (PvdA) over de emancipatie van bi+ personen. Met de term
bi+ personen wordt verwezen naar de groep personen die op meer dan één gender vallen.
Het is een parapluterm waar verschillende termen onder kunnen vallen, zoals biseksueel,
pan of non-monoseksueel.1 De toezegging betreft een inventarisatie van de resultaten van de reeds uitgevoerde
onderzoeken, welke maatregelen ik vanuit mijn rol als coördinerend minister van emancipatie
nu al kan nemen en waar eventueel nog extra inzichten voor nodig zijn.2 Met deze brief informeer ik u over deze inventarisatie.
Inleiding
De emancipatie van bi+ personen staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van de bredere
lhbtiq+ emancipatie. Waar mogelijk wordt daarom aangesloten bij het algemene emancipatiebeleid
en waar nodig wordt specifiek bi+ beleid gevormd. Hiervoor is inzicht nodig in zowel
het welzijn van de lhbtiq+ gemeenschap in algemene zin als in de positie van specifiek
bi+ personen. Uit de lhbt-monitor is naar voren gekomen dat de positie van bi+ personen
achterblijft op de positie van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen (lh-groep).3 Zo bleken bi+ vrouwen vaker te maken te krijgen met fysiek geweld, hebben zij minder
kansen op de arbeidsmarkt en hebben bi+ personen vaker een slechte mentale gezondheid.
Mijn voorganger heeft daarom in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december
2022 een subsidie aan stichting Bi+ Nederland verstrekt, om aan de emancipatie van
bi+ personen in Nederland te werken. Tot de activiteiten behoorden, naast community building en het ontwikkelen van instrumenten en campagnes om bi+ emancipatie verder te brengen,
ook het uitvoeren van een aantal onderzoeken. Het doel van deze onderzoeken is meer
inzicht krijgen in de mogelijke obstakels waar bi+ personen tegen aanlopen, de mogelijke
achterliggende oorzaken hiervan, de terreinen waar dit plaatsvindt en de impact daarvan
op het welzijn van bi+ personen.
Algemene resultaten onderzoek4,5
De groep bi+ personen is heel divers en is als groep minder zichtbaar dan lesbische
vrouwen en homoseksuele mannen. Daar komt bij dat veel bi+ personen zich niet altijd
als zodanig identificeren, maar andere labels voor hun seksuele oriëntatie hanteren.
Ondanks dat het niet eenvoudig is de groep af te bakenen, gaat het om een grote groep
van ongeveer één miljoen mensen die zoals gezegd toch relatief onzichtbaar blijft.6
Zowel binnen als buiten Nederland heerst nog vaak de verwachting dat mensen op één
gender vallen. Hierdoor wordt een bi+ oriëntatie vaak niet als volwaardig en als iets
tijdelijks gezien. Uit één van de onderzoeken die is gedaan door Bi+ Nederland kwam
naar voren dat 45% van de bi+ personen heeft meegemaakt dat mensen niet geloven dat
hun oriëntatie echt is en 83% van de bi+ personen zou willen dat hun seksuele oriëntatie
serieuzer genomen wordt.
Deze combinatie van onbekendheid, diversiteit en onzichtbaarheid kan leiden tot vooroordelen
over bi+ personen en tot uitsluiting van deze groep in zowel de hetero als de lhbtiq+
gemeenschap. Tegelijkertijd wijst onderzoek uit dat bi+ personen zich thuis voelen
in de bi+ gemeenschap en ook steeds meer in de bredere lhbtiq+ gemeenschap. Dat is
positief, maar neemt niet weg dat het welzijn van bi+ personen in ieder geval op een
aantal terreinen achterblijft.
Resultaten en beleid op verschillende terreinen
Gezondheid
Uit de onderzoeken kwam naar voren dat de mentale gezondheid van bi+ personen achterblijft
op de mentale gezondheid van personen die zich tot één geslacht aangetrokken voelen.
Zo ervaren zij meer depressieve en algemene angstgevoelens: 33% van de bi+ personen
is psychisch ongezond, ten opzichte van 13% van de lh-groep en 11% van de hetero personen.
Dit is te verklaren door het gebrek aan erkenning en herkenning die bi+ personen ervaren,
wat kan resulteren in een geïnternaliseerd stigma en gebrek aan zelfacceptatie.
Binnen de alliantie «Gezondheidszorg op maat 2» waarmee ik dit jaar een vijfjarig
strategisch partnerschap ben aangegaan is hier aandacht voor. Deze alliantie zet zich
ervoor in dat vrouwen en lhbtiq+ personen gelijkwaardige kansen hebben op een goede
mentale gezondheid. Dat doen zij door het uitzetten van onderzoek, het opstellen van
producten die zorgverleners én zorgvragers helpen, het uitzetten van campagnes en
door zich hard te maken voor beleid- en regelgeving op het gebied van gezondheidszorg.
Vanuit mijn rol als coördinerend minister van emancipatie zal ik met hen in gesprek
blijven gaan over de situatie van bi+ personen in Nederland.
Werkvloer
Uit de onderzoeken kwam verder naar voren dat bi+ personen minder tevreden zijn over
de arbeidsomstandigheden, vaker te maken hebben met ongelijke kansen en vaker ongewenst
gedrag ervaren dan mensen met een monoseksuele oriëntatie. Zo heeft 27% van de bi+
personen het afgelopen jaar ervaring gehad met ongewenst gedrag van collega’s, ten
opzichte van 17% van de hetero personen.
Het is nog onvoldoende bekend wat precies de ervaringen zijn van bi+ personen en hoe
de ongunstige verschillen verklaard en begrepen kunnen worden. Er loopt daarom een
verkenning naar de ervaringen van bi+ personen op de arbeidsmarkt, uitgevoerd door
Bi+ Nederland in samenwerking met de Universiteit Leiden. De uitkomsten van de verkenning
worden in 2024 verwacht en met uw Kamer gedeeld. De resultaten zullen worden gebruikt
om inzichten en handvatten te verspreiden over het verbeteren van de positie van bi+
personen op de arbeidsmarkt.
School
Op scholen wordt er minder aandacht besteed aan biseksualiteit dan aan homoseksualiteit.
Onderzoeken van Bi+ Nederland laten zien dat in het voortgezet onderwijs 86% van de
scholen aandacht besteedt aan biseksualiteit, ten opzichte van 100% van de scholen
aan homoseksualiteit. In het mbo ligt dit cijfer lager, daar besteedt 20% van de scholen
aandacht aan biseksualiteit tegenover 60% die aandacht besteedt aan homoseksualiteit.7
Scholen in het primair en voortgezet (speciaal) onderwijs zijn wettelijk verplicht
binnen de kerndoelen aandacht te besteden aan seksualiteit en diversiteit. Hierbij
hoort ook aandacht voor het respectvol omgaan met seksuele diversiteit. Scholen zijn
ook wettelijk verplicht hun leerlingen kennis van en respect voor de basiswaarden
van de democratische rechtsstaat bij te brengen en hen in staat te stellen zich de
sociale en maatschappelijke competenties die daarvoor nodig zijn eigen te maken. Daarnaast
zijn scholen verplicht te zorgen voor een sociaal veilig klimaat. De Inspectie van
het Onderwijs ziet toe op de uitvoering van deze wettelijke taken. Leraren en scholen
mogen zelf invulling geven aan deze wettelijke taak. Voor scholen in het mbo is het
thema (seksuele) diversiteit onderdeel van de generieke kwalificatie-eisen voor het
onderdeel burgerschap.
Om aandacht voor het respectvol omgaan met seksuele diversiteit op scholen aan te
moedigen steun ik meerdere initiatieven. Een voorbeeld daarvan is een subsidie aan
de alliantie Kleurrijk en Vrij (COC, TNN, NNID en Bi+ Nederland) die onder andere
werkt aan het bevorderen van lhbtiq+ gelijkheid in het onderwijs middels de gender
and sexuality alliances (gsa’s) en voorlichting op scholen. Een belangrijke ontwikkeling
is dat Bi+ Nederland zich deze subsidieronde heeft aangesloten bij de alliantie. Een
ander voorbeeld is de wegwijzerwebsite www.jouwveiligeschool.nl waar leerlingen, verzorgers en onderwijsprofessionals terecht kunnen met zorgen en
vragen over sociale onveiligheid op school.8 Een voorbeeld daarvan is Gendi van Stichting School en Veiligheid, waar leraren en docenten terecht kunnen voor inspiratie,
informatie en advies in het ruimte geven aan gender- en seksuele diversiteit in de
klas.9
Verder zal ik met partijen in het maatschappelijk middenveld in gesprek gaan om te
kijken waar het nodig is om de emancipatie van bi+ personen specifieker mee te nemen
bij hun activiteiten en wat daarvoor nodig is. Hierover informeer ik uw Kamer in de
voortgangsrapportage Emancipatie.
Fysiek seksueel geweld
Als het gaat om het thema seksueel geweld, is er nog een wereld te winnen voor bi+
personen. Bi+ personen maken significant vaker fysiek seksueel geweld en niet-fysieke
seksuele intimidatie mee. Zo heeft 25% van de bi+ mannen ooit fysiek seksueel geweld
meegemaakt ten opzichte van 14% van de homoseksuele mannen en 5% van de heteroseksuele
mannen. Bij vrouwen is het verschil nog groter. Maar liefst 52% van de bi+ vrouwen
heeft te maken gehad met fysiek seksueel geweld ten opzichte van 27% van de lesbische
vrouwen en 21% van de heteroseksuele vrouwen.
Er wordt vanuit het Nationaal Actieprogramma (NAP) Aanpak seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld momenteel hard gewerkt om deze problemen aan te pakken.
Er wordt hierbij gekeken of, en zo ja welke, gerichte aandacht er nodig is voor kwetsbare
groepen, zoals bi+ personen.
In aanvulling hierop werk ik samen met de staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
aan de aanpak van gendergerelateerd geweld zoals aangekondigd in het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Gendergerelateerd geweld is een overkoepelende term waaronder meerdere vormen van
geweld vallen. Het gaat om geweld dat iemand wordt aangedaan omwille van gender, biologisch
geslacht, genderidentiteit of genderexpressie, en geweld dat mensen van een bepaald
biologisch geslacht of genderidentiteit onevenredig raakt. Daarmee richt deze aanpak
zich dus ook op bi+ personen die vanwege hun genderidentiteit onevenredig vaak slachtoffer
worden van fysiek seksueel geweld.
De aanpak bouwt voort op bestaande inzet en verbindt en versterkt deze inzet. Het
is een integrale aanpak die zich richt op preventie, bescherming, vervolging en beleid.
Middels de aanpak wil ik het recht op een leven vrij van geweld, het recht op lichamelijke
en geestelijke integriteit en het recht op non-discriminatie waarborgen voor onder
andere bi+ personen.
Overig beleid
Bi+ emancipatie staat zoals eerder genoemd niet op zichzelf. Waar mogelijk probeer
ik dan ook de emancipatie van bi+ personen te stimuleren binnen het algemene beleid.
Hieronder geef ik daar enkele voorbeelden van.
Alliantie Kleurrijk en Vrij
Zoals gezegd verstrek ik een instellingssubsidie aan de alliantie «Kleurrijk en Vrij»
die zich inzet voor de lhbtiq+ emancipatie in Nederland. Naast de inzet op onderwijs
zet de alliantie zich in op media, arbeid, veiligheid, zorg en welzijn en asiel.
De alliantie zet zich in voor de gemeenschapsvorming onder en zichtbaarheid van bi+
personen. Dit doen ze door middel van goed vindbare informatie over bi+ personen via
campagnes op sociale en media en hun website. Daarnaast initiëren zij in samenwerking
met (wetenschappelijke) partners vernieuwend onderzoek en zorgen voor ontsluiting
van die kennis naar hun achterban. Ook zet de alliantie zich in voor meer bi+ inclusieve
media door het ondersteunen en opleiden van ambassadeursnetwerken en samenwerkingen
met mensen werkzaam in het medialandschap.
«Kleurrijk en Vrij» vergroot de zichtbaarheid van bi+ personen en vermindert de vooroordelen
van deze groep, met als resultaat een inbedding van bi+ in de lhbtiq+ gemeenschap.
Lhbtiq+-monitor
Momenteel ben ik bezig met de aanbesteding voor de nieuwe lhbtiq+ monitor. Hierbij
kijk ik ook waar actualisatie en verbreding mogelijk is zodat we meer inzicht krijgen
in de groep bi+ personen.
Er wordt gekeken naar de mogelijkheid te werken met de bi+ parapluterm in plaats van
«biseksueel». Er wordt ook gekeken of en hoe de maatschappelijke opvatting tegenover
de bi+ groep kan worden onderscheiden van homoseksuele en lesbische mensen. En waar
dat nog niet het geval is, is het streven om data over de leefsituatie van bi+ personen
in het onderzoek zoveel mogelijk te specificeren. In hoeverre en op welke wijze er
hierover daadwerkelijk cijfers beschikbaar zullen komen, hangt nog af van de precieze
mogelijkheden die de onderzoekers straks bij de nadere opdrachtuitwerking zien.
Internationaal
Op internationaal niveau richt het beleid zich op de hele lhbtiq+ gemeenschap. Gelijke
rechten van lhbtiq+ personen is één van de prioriteiten van het huidige Nederlandse
mensenrechtenbeleid. Het Ministerie van OCW ondersteunt de Europese koepelorganisaties
ILGA-Europe, Transgender Europe en IGLYO. Buiten Europa is Nederland daarnaast een
van de grootste financiers van projecten ter ondersteuning van de lhbtiq+ gemeenschap.
Ook maken we ons hard voor de opvolging van de EU commissaris Dalli voor gelijkheid,
die zich inzet voor de acceptatie van en gelijke rechten voor onder andere bi+ personen.
Specifiek voor de bi+ groep geldt dat Nederland het eerste land is dat een belangenvereniging
financiert die zich specifiek inzet voor deze groep. Bi+ Nederland heeft de afgelopen
jaren meerdere internationale meet ups georganiseerd voor bi+ activisten en deze bijeenkomsten worden internationaal gewaardeerd
en goed bezocht. Vanuit de alliantie «Kleurrijk en Vrij» wordt dit de komende jaren
voortgezet.
Intersectionele aanpak
Zoals in de emancipatienota opgenomen, krijgen niet alle vrouwen en lhbtiq+ personen
met dezelfde uitsluitingsgronden of vooroordelen te maken. Om effectievere beleidsinterventies
te ontwikkelen en in te zetten, werk ik aan een intersectionele aanpak. Waar relevant
en mogelijk zal het thema bi+ personen daarin worden meegenomen.
Ten slotte
Met deze brief heb ik u een beeld gegeven van de uitkomsten van de onderzoeken die
de afgelopen jaren zijn uitgevoerd en de activiteiten die ik vanuit mijn ministerie
onderneem. Ik wil mij blijven inzetten voor de emancipatie van bi+ personen, binnen
het bredere lhbtiq+ beleid waar mogelijk en specifiek voor bi+ beleid waar nodig.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap