Brief regering : Voorkeurslocaties demonstratieprojecten waterstof op zee
33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)
Nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2023
In de Kamerbrief over windenergie op zee 2030–2050 van 16 september 2022 (Kamerstuk
33 561, nr. 54) heb ik aangekondigd dat ik demonstratieprojecten voor waterstof op zee wil realiseren.
De productie van waterstof is een kabinetsprioriteit, zowel op land als op zee. In
deze brief licht ik toe waarom demonstratieprojecten op zee nodig zijn en wat de beoogde
locaties hiervoor zijn.
Windenergie op zee heeft een sleutelrol in het behalen van de klimaatdoelstellingen
en regionale energieonafhankelijkheid. Het doel is om rond 2030 circa 21 GW windenergie
op zee operationeel te hebben. Het kabinet onderzoekt of er vraag naar en ruimte is
voor 50 GW in 2040 en 70 GW windenergie op zee in 2050. Dit gaat om grote hoeveelheden
energie die efficiënt en veilig naar land moeten worden getransporteerd, ook als windparken
steeds verder van de kust af komen te liggen. Door een aantal redenen, waaronder de
kosten en ruimtelijke impact van kabels op zee en de schaarse ruimte op het elektriciteitsnet
op land, wordt de elektrische aanlanding van windparken steeds ingewikkelder. Daarom
is na 2030 voorzien dat transport van windenergie op zee zowel in de vorm van elektriciteit
als waterstof zal gebeuren.1 Daarnaast vereisen de Europese RED-doelen voor gebruik van hernieuwbare waterstof(dragers)
in industrie en mobiliteit naar verwachting 4–8 GW aan elektrolysecapaciteit in 2030,
maar ook voor de periode daarna is de verwachting dat extra aanbod nodig is. Waterstofproductie
op zee kan daarin voorzien in aanvulling op elektrolyse op land en import.
Demonstratieprojecten waterstof op zee
De grootschalige productie van waterstof op zee is nieuw en kent onzekerheden. Voordat
we grootschalig waterstof op zee produceren zullen we daarom eerst kennis en ervaring
opdoen. Door ons te richten op twee demonstratieprojecten doen marktpartijen, netbeheerders
en het Rijk de nodige ervaring op. Het lerende karakter zit onder andere in het demonstreren
van de techniek op zee, de koppeling hiervan met een windpark en het transport van
waterstof naar land. Daarnaast biedt het de kans om te leren over de effecten van
waterstofproductie op zee op het energiesysteem. De opgedane kennis zal ten goede
komen aan alle partijen die betrokken (zullen) zijn bij de ontwikkeling van waterstofproductie
op zee.
Het is een uitdaging om deze projecten tijdig te realiseren. De voorbereiding is complex
en vergt tijd. Voor demonstratieproject 1 (hierna: «Demo 1») beoog ik een productievermogen
van minder dan 100 MW en voor demonstratieproject 2 (hierna: «Demo 2») van ongeveer
500 MW. Ik beoog Demo 2 rond 2031 te realiseren en Demo 1 zal hieraan voorafgaan,
op zijn vroegst in 2027. In de planning voor beide demonstratieprojecten houd ik rekening
met de beschikbaarheid van transportinfrastructuur, de benodigde tijd om lessen van
Demo 1 mee te nemen in Demo 2 en de uitvoerbaarheid van de planning. Ik informeer
u later dit jaar nader over de planning.
Om de projecten tijdig te realiseren dienen keuzes gemaakt te worden. De eerste stap
hiervoor is het selecteren van een voorkeurslocatie voor beide demonstratieprojecten
zodat gericht gestart kan worden met de voorbereiding van de benodigde gebieds-specifieke
onderzoeken.
Voorkeurslocatie Demo 1: windpark in Hollandse Kust-regio
Demo 1 richt zich op het demonstreren van waterstofproductie op zee, als additioneel
onderdeel van een windpark. Het betreft dus geen nieuw windpark. Gezien de tijdlijn
wordt gekeken naar de reeds onder de Wet windenergie op zee vergunde windparken met
de mogelijkheid om tijdig aanlanding beschikbaar te hebben. Daarom beoog ik dit project
te realiseren in de vergunde windparken op zee in de Hollandse Kust-regio. De mogelijkheden
om de waterstof vanaf daar aan land te brengen onderzoek ik met Gasunie. Met TenneT
verken ik de optie om de elektrolyser aan te sluiten op een klantaansluiting van een
converterstation.
Voorkeurslocatie Demo 2: Ten Noorden van de Waddeneilanden (TNW)
Demo 2 betreft een windpark en elektrolysecapaciteit van ongeveer 500 MW dat bij voorkeur
in het windenergiegebied TNW gerealiseerd wordt. Deze voorkeur heeft diverse redenen:
• Het gebied is aangewezen als windenergiegebied en onderdeel van de routekaart voor
windenergie op zee zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 21 juni 2022 (Kamerstuk
33 561, nr. 53). Hierdoor is het gebied geschikt bevonden voor de bouw van een windpark. Een nieuw
gebied zoeken voor Demo 2 zou het onmogelijk maken om het project in 2031 te realiseren.
• De voorbereidende locatiestudies voor een windpark in dit gebied zijn door RVO al
uitgevoerd.
• De locatie is gunstig bezien vanuit het toekomstige waterstofnetwerk op zee. De komende
periode wordt onderzocht of de nabij gelegen gasleiding herbruikbaar is voor waterstoftransport.
Ook een nieuwe leiding is een optie die wordt onderzocht in Programma Aansluiting
Wind Op Zee Eemshaven (PAWOZ-Eemshaven). In beide gevallen zou de aanlanding onderdeel
zijn van het te ontwikkelen waterstofnetwerk op zee.
• Er wordt verkend of het windpark ook elektrisch verbonden kan worden met het nabijgelegen
te realiseren windpark in Doordewind. Indien mogelijk en wenselijk kan het hierdoor
een hybride project worden, dat wil zeggen dat er zowel waterstof als elektriciteit
vanuit het windpark aan land kan worden gebracht.
• Er is draagvlak in de regio voor de komst van het demonstratieproject en de aanlanding
wordt ondersteund door regionale bestuurders.
Bovenstaande redenen maken dat ik heb gekozen voor TNW als voorkeurslocatie voor Demo
2. De inzichten worden aangevuld met nader onderzoek naar de veiligheid, impact op
de andere gebruikers en ecologische effecten van waterstofproductie op zee. Daarnaast
zal voor het windpark in combinatie met elektrolyse een milieueffectonderzoek worden
gedaan.
Proces
Met het selecteren van de voorkeurslocaties voor beide demonstratieprojecten is een
belangrijke stap voorwaarts gezet. Voorbereidingen zullen worden gericht op deze voorkeurslocaties.
De aanlanding van beide projecten wordt gecoördineerd voorbereid met lopende aanlandingsprogramma’s,
in samenwerking met Gasunie en Tennet en met betrokkenheid van stakeholders. Voor
beide projecten wordt de vormgeving, wijze van vergunningverlening en de benodigde
financiële ondersteuning de komende periode verder uitgewerkt.
Voor de demonstratie van waterstof op zee heb ik in het Klimaatfonds middelen vrijgemaakt:
€ 632 miljoen en een reservering van € 1.150 miljoen. Ik werk aan de invulling van
de besteding hiervan en de vormgeving van een subsidie-instrument. De middelen zijn
deels ook bedoeld om de opgedane kennis en ervaring breed met alle betrokken en geïnteresseerde
partijen te delen.
Eind 2023 informeer ik uw Kamer verder over de stand van zaken voor wat betreft de
randvoorwaarden voor realisatie van deze projecten, zoals de wijze van financiële
ondersteuning, infrastructuur en planning. In die brief geef ik ook uitvoering aan
mijn toezegging om het tijdspad tot vergunningverlening met uw Kamer te delen en ga
ik in op de moties die rondom het beleid voor waterstof op zee door uw Kamer zijn
aangenomen.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie