Brief regering : Vervolgtraject excuses slavernijverleden
36 284 Slavernijverleden
Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, VAN BUITENLANDSE
ZAKEN, VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARISSEN
VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2023
Inleiding
Met deze brief informeren wij uw Kamer over de verdere invulling van het vervolgtraject
naar aanleiding van de excuses voor het slavernijverleden. Hiermee geven we tevens
gevolg aan de toezegging die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(hierna: BZK) tijdens het debat van 25 januari jl. over de excuses deed aan uw Kamer
om u hierover voor de zomer te informeren.
Na 19 december is er vanuit de samenleving veel aandacht geweest voor het slavernijverleden
en de doorwerking. Dit onder meer vooruitlopend op het Herdenkingsjaar Slavernijverleden.
Vanuit het kabinet is er grote waardering voor allen die zich de afgelopen periode
na de excuses hebben ingespannen voor blijvend meer aandacht voor het slavernijverleden.
Ook constateren wij dat er steeds meer erkenning en waardering komt voor diegenen
die vaak al jaren strijden voor meer zichtbaarheid voor het slavernijverleden. Het
verleden beter leren begrijpen en recht doen aan diegenen in het heden en verleden die hebben bijgedragen aan ons huidige begrip over het slavernijverleden.
Dat zijn ook belangrijke drijfveren voor de inzet van het kabinet gedurende het Herdenkingsjaar
Slavernijverleden en in de vele verkennende gesprekken die wij de afgelopen periode
met gemeenschappen hebben gevoerd. Met als doel om blijvend meer kennis van, erkenning
voor en bewustwording over dit verleden tot stand te brengen binnen het gehele koninkrijk,
en in relatie tot andere landen waarmee Nederland via dit verleden verbonden is.
In deze brief blikken wij kort terug op de excuses van 19 december en op de kern van
de gesprekken die het kabinet sindsdien heeft gevoerd. Daarnaast informeren wij u
over de plannen voor de verdere invulling van het fonds van € 200 miljoen.1 Inzet van dit proces is dat de subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven,
en het Herdenkingscomité (hierna: Comité) in de zomer van 2024 werkzaam zijn Om tot
een passende invulling te komen, voorziet het kabinet een participatief proces waarin
nazaten en andere betrokkenen in alle stadia van de totstandkoming van het fonds en
het Comité centraal staan.
Tot slot brengen wij u ook op de hoogte over de voortgang op de voorbereidingen rondom
het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, het Nationaal Slavernijmuseum en de intensiveringen
ten aanzien van antidiscriminatie- en antiracismebeleid.
Terugblik en gesprekken sinds 19 december jl.
Op 19 december jongstleden heeft Minister-President Rutte namens de regering excuses
aangeboden voor de betrokkenheid en de rol van de Nederlandse Staat en diens historische,
bestuurlijke voorgangers bij het slavernijverleden aan nazaten wereldwijd, en postuum
aan hun nazaten die tot vandaag de gevolgen van dit verleden ervaren. In de begeleidende
kabinetsreactie op het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden heeft het kabinet
een fonds van € 200 miljoen beschikbaar gemaakt. Inzet is dat deze middelen laagdrempelig
en breed toegankelijk zijn en het trans-Atlantische slavernijverleden als scope hebben,
met een focus op Suriname en het Koninkrijk. € 100 miljoen hiervan is bestemd voor
een subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven. De andere € 100 miljoen is
gereserveerd voor het uitvoeren van de maatregelen voor kennis en bewustwording, erkenning
en herdenken, en doorwerking en verwerking die eerder in de kabinetsreactie zijn aangekondigd.
Daarnaast heeft het kabinet structureel € 8 miljoen per jaar vrijgemaakt voor de oprichting
en werkzaamheden van een Herdenkingscomité, dat op termijn blijvend toeziet op een
grotere, waardige, Koninkrijksbrede herdenking van het slavernijverleden, waar mogelijk
in samenwerking met Suriname op dit gebied. De programmering en bestemming van alle
bovenstaande maatregelen vindt in gezamenlijkheid plaats met nazaten en andere betrokkenen.
Eerder dit jaar heeft de Minister van BZK de Kamer geïnformeerd over de beoogde invulling
van het begrotingsartikel waaronder het fonds van € 200 miljoen en het Comité worden
ondergebracht.2
Het kabinet heeft de afgelopen periode gesprekken gevoerd met nazaten en andere betrokkenen
in Nederland, op Aruba, Curaçao, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius, Saba, en in
Suriname via de daarvoor door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangestelde Speciaal
Gezant Slavernijverleden. Op 15 juni jongstleden heeft het kabinet ook wederom gesproken
met een brede groep nazaten, en andere betrokken die we in de aanloop naar de excuses
tijdens de Catshuissessies, maar ook nadien, hebben gesproken. Om te leren over de
betekenis van de excuses, maar ook om meer inzicht te krijgen in de wensen en behoeften
voor de invulling van het proces «na de komma». Dit waren stuk voor stuk indrukwekkende
gesprekken, waaruit eens te meer duidelijk wordt dat de excuses slechts een eerste
stap zijn op een lange weg naar heling en verwerking.
Hoewel de excuses veelal als positieve stap worden gezien, ervaren velen dat er pas
nu voor het eerst ook publiek meer erkenning is voor de onderliggende pijn en verdriet
ten aanzien van dit verleden. Hiervoor werd tot recent te weinig ruimte gevoeld. Diezelfde
gesprekken onderstrepen ook dat deze geschiedenis stoelt op trots en kracht; op het
verzet en de veerkracht van gemeenschappen die onder erbarmelijke omstandigheden standhielden.
Wij zijn dankbaar voor de openheid waarmee onze gesprekspartners ons hebben meegenomen
in hun verhalen. Deze houding vraagt ook van het kabinet een open houding die het
mogelijk maakt om in vertrouwen nader tot elkaar te komen.
Het waren daarmee noodzakelijke, en soms ook confronterende gesprekken met als rode
draad de vraag hoe het kabinet daadwerkelijk invulling gaat geven aan de gemaakte
excuses. Uit deze gesprekken komen de volgende uitgangspunten naar voren die we meenemen
in het vervolgtraject:
– Zorgvuldigheid van het proces staat voorop. Hierin moet voldoende aandacht zijn voor
de diversiteit aan behoeften en wensen vanuit verschillende gemeenschappen. Deze zorgvuldigheid
kost tijd, die soms indruist tegen de bestaande «Haagse logica», maar wordt tegelijkertijd
door vele gesprekpartners steevast aangemerkt als noodzakelijke voorwaarde. Onderstaande
procesinrichting voorziet daarom in actieve betrokkenheid van nazaten en overige betrokkenen
in alle fases van het verdere traject. Tegelijkertijd werken we verder aan de invulling
van de overige toezeggingen, zodat ook initiatieven in het Caribisch deel van het
Koninkrijk al gefinancierd kunnen worden.
– De maatschappelijke dialoog is na 19 december verbreed en verdiept waarbij gemeenschappen,
zoals de Marron en Inheemse gemeenschappen, nadrukkelijk aandacht vragen voor hun
positie en verhalen. Het kabinet geeft hier gehoor aan en neemt deze stemmen mee in
het vervolgtraject expliciet. Het kabinet is zich ervan bewust dat in de maatschappelijke
dialoog over het slavernijverleden andere gemeenschappen eveneens aandacht vragen
voor hun verhalen als onderdeel van ons gedeelde verleden. Ook voor deze verhalen is ruimte
in het kader van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. Tegelijkertijd moet dat niet
leiden tot verdringing op de beleving en herkenbaarheid van het herdenken van het
trans-Atlantisch slavernijverleden. Inzet van het Herdenkingsjaar is om bij te dragen
aan een breder bewustzijn en het gesprek over het slavernijverleden door de gehele
samenleving heen. Dit is belangrijk, maar vraagt ook een meerjarige maatschappelijke
dialoog. Het kabinet ziet op termijn een waardevolle rol voor het Comité als aanjager
van de verbreding en verdieping van dit gesprek.
– Het is van belang dat we naast het voeren van deze bredere dialoog ook concreet voortgang
boeken op de toezeggingen. Door in te zetten op een subsidieregeling die uiterlijk
voorjaar 2024 gereed is, en een Comité dat in de zomer van 2024 van start kan.
– De scope van het fonds, en bij de oprichting van het Comité, zal het trans-Atlantische
slavernijverleden zijn. De oprichting en invulling van het Comité wordt samen met
het NiNsee, dat aan de basis heeft gestaan voor de herdenking van 1 juli, in de tweede
helft van het jaar verder uitgewerkt. Bij de uitwerking zoeken het kabinet en NiNsee
de verbreding met andere betrokken maatschappelijke partijen. Voor het Comité geldt
hierbij als uitgangspunt dat er een balans is in de vertegenwoordiging vanuit alle
betrokken gebieden. De opdracht aan het Comité en de verdere invulling zal ook onderwerp
van gesprek zijn van de openbare bijeenkomsten die we dit najaar organiseren.
– De uitwerking van de maatregelen houdt rekening met tempoverschillen tussen de betrokken
gebieden en gemeenschappen. Op die manier geven we iedereen de kans om op passende,
zorgvuldige wijze invulling te geven aan hun wensen en behoeften. Hierin sluiten we
aan bij wat al bestaat aan expertise en bestaande plannen vanuit deze gemeenschappen.
Tegelijkertijd geven we nazaten en andere betrokken gemeenschappen de ruimte om op
eigen tempo tot passende invulling van hun voorstellen te komen.
– De subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven dient rekening te houden met
de verschillen in tempo, aanpak en organisatie, en doet daarbij recht aan de specifieke
behoeften vanuit verschillende gemeenschappen. Zo wordt voorkomen dat de mate van
organisatiegraad of toegang tot bestaande fondsen een barrière voor deelname vormen.
Hoe we dit kunnen borgen zal nadrukkelijk onderdeel van gesprek zijn tijdens de openbare
bijeenkomsten die we dit najaar organiseren.
– Wat we tijdens het proces leren, brengen we meteen in de praktijk. Zo hoogt het kabinet
de subsidies voor het Herdenkingsjaar niet alleen op met € 5,3 miljoen, maar zorgt
bijvoorbeeld het Fonds voor Cultuurparticipatie voor extra begeleiding in zowel Europees
Nederland als op alle zes de eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook
wordt er een voorbeeldaanvraag en een voorbeeldbegroting gedeeld, waarop minder ervaren
aanvragers hun projectaanvraag kunnen modelleren. Tevens wordt een deel van dit bedrag
geoormerkt voor het Caribische deel van het Koninkrijk. Ook nemen we de ervaringen
met deze regelingen bij de totstandkoming van de subsidieregeling van € 100 miljoen.
Deze moet zo worden ingericht dat die breed toegankelijk en laagdrempelig is. Ook
moet er een geografische balans zijn in de besteding van middelen.
Inrichting vervolgtraject «na de komma»: € 200 miljoen en Comité
Op basis van deze uitgangspunten komen wij tot de volgende inrichting van het vervolgtraject
voor invulling van het fonds van € 200 miljoen, en de oprichting van het Comité.
Uitwerking toezeggingen
Van het fonds van € 200 miljoen is € 100 miljoen gereserveerd voor het uitvoeren van
de maatregelen voor kennis en bewustwording, erkenning en herdenken, en doorwerking
en verwerking. Hieronder vallen in ieder geval de toezeggingen uit de kabinetsreactie,
zoals de regeling kosteloze naamswijziging; het meerjarig onderzoek naar de doorwerking
van het slavernijverleden; en de toezeggingen aan de eilanden t.a.v. erfgoed en cultuurbeheer;
evenals de intensivering van onze inzet op antidiscriminatie- en antiracismebeleid.
Deze toezeggingen komen deels voort uit opvolging van adviezen vanuit de Dialooggroep
slavernijverleden, deels uit concrete verzoeken vanuit de eilanden, maar ook uit de
uitvoering van moties vanuit uw Kamer.
Voor deze toezeggingen geldt dat ze substantieel moeten bijdragen aan ten minste een
van de drie doelstellingen: kennis en bewustwording; erkenning en herdenken; en doorwerking
en verwerking. Er moet een geografische balans zijn in de besteding van middelen.
Ook krijgen nazaten en overige betrokkenen een actieve rol in de verdere uitwerking
van de gekozen maatregelen.
De komende maanden gaan we met nazaten en andere betrokkenen in gesprek over hoe we
deze beleidsvoorstellen en toezeggingen het beste kunnen invullen. We streven daarbij
ernaar dit najaar een proces samen te stellen waarmee invulling gegeven kan worden
aan de 100 miljoen beleidsintensiveringen. Dit laat onverlet dat we in de tussentijd,
waar mogelijk, blijven doorwerken aan de uitvoering van toezeggingen uit de kabinetsreactie.
Ook moet er voldoende aandacht zijn voor tempoverschillen in de uitwerking van de
toezeggingen. Wij zullen uw Kamer hiervan in de voortgangsbrief eind dit jaar op de
hoogte brengen.
Uitwerking subsidieregeling € 100 miljoen, en Comité
Voor de invulling van de subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven (de andere
€ 100 miljoen) en de oprichting van het Comité zetten wij de volgende stappen:
Oriëntatiefase: januari – juni 2023
Het kabinet heeft vanaf begin 2023 tot heden gesprekken gevoerd om meer inzicht te
krijgen in de betekenis van excuses en om inzicht te krijgen in de voorwaarden voor
het proces na de komma. De input van deze gesprekken vormen, samen met de toezeggingen
uit de kabinetsreactie, de randvoorwaarden voor de invulling van het vervolgtraject.
We hebben deze randvoorwaarden op 15 juni jongstleden getoetst bij een brede groep
van nazaten en andere betrokken. Hun aandachtspunten zijn verwerkt in dit voorstel.
Voorbereidingsfase: zomer 2023
(Hoog)ambtelijke voorbereiding van de maatschappelijke bijeenkomsten in Nederland,
op de eilanden, en voortgezette consultaties door de Speciaal Gezant slavernijverleden
in Suriname.
Bijeenkomstfase: augustus – oktober 2023
Organisatie van maatschappelijke bijeenkomsten in het gehele Koninkrijk. Hiervoor
worden in Europees Nederland publieke bijeenkomsten door het gehele land georganiseerd.
In het Caribisch deel van het Koninkrijk organiseren we, net als eind vorig jaar,
wederom een Caribische «Catshuissessie» om met de eilanden gezamenlijk in gesprek
te gaan over de verdere invulling van de toezeggingen. Ook organiseren we participatie
bijeenkomsten op de eilanden, waarbij de specifieke vorm per eiland wordt afgestemd.
Doel van al deze bijeenkomsten is om met nazaten en betrokken organisaties in gesprek
te gaan over onder andere hun visie ten aanzien van:
o Het doel, de criteria, en de organisatie van de subsidieregeling
o Het doel, profiel, en organisatie van het beoogde Comité
Tijdens deze bijeenkomsten gaan we juist ook in gesprek met de grass roots organisaties, wiens ervaring en kennis onontbeerlijk is voor het vervolg. Zij zijn
de organisaties en initiatieven die op dagelijkse basis werken binnen de gemeenschappen
om de doorwerking van het slavernijverleden tegen te gaan. Ook betrekken we actief
jongeren, omdat deze gesprekken gaan over hun toekomst en we niet over hen maar met hen willen spreken. We nodigen vertegenwoordigers
van de Inheemse en Marron gemeenschappen uit. We betrekken hen expliciet in het vervolg.
Zodat ook hun verhalen en helden onderdeel worden van ons gedeeld verleden, en er meer aandacht
komt voor hun specifieke wensen ten aanzien van verwerking en heling. Inzet van de
bijeenkomsten is om deze groepen in de gelegenheid te stellen om hun inbreng te geven
op de uit te werkten maatregelen en om de verbinding tussen de groepen onderling te
bevorderen. Om gezamenlijk vorm te geven aan het vervolgtraject.
In Suriname zal sprake zijn van een separaat traject. Consultaties met nazaten en
andere betrokkenen hebben reeds plaats gevonden en deze zullen worden voortgezet.
Waar nodig zullen ook gesprekken met aanvullende personen en groepen gevoerd worden.
Het is thans van belang de consultaties en het gesprek te continueren over de visie
van nazaten en betrokken organisaties rondom de subsidieregeling.
Voor wat betreft het beoogde herdenkingscomité en de Koninkrijksbrede herdenking zal
op basis van de aanvullende gesprekken bekeken worden waar dit mogelijk in samenwerking
met Suriname gedaan kan worden.
Verwerkingsfase: oktober – december 2023
Nadat in de bijeenkomstfase breed is opgehaald moeten er conclusies worden getrokken.
Die conclusies moeten worden getrokken door de drie sporen gezamenlijk. Met het oog
op een zorgvuldig maar ook effectief proces is het wenselijk dat dit in kleiner verband
gebeurt.
Als overlegstructuur worden er twee (tijdelijke) ambtelijk-maatschappelijke werkgroepen
ingericht, één voor het Comité, en één voor de regeling. Voor de invulling van deze
werkgroepen is het uitgangspunt een evenwichtige verdeling van ambtelijke vertegenwoordigers
en maatschappelijke organisaties uit alle sporen: vanuit Nederland, de eilanden, en
waar mogelijk met betrokkenheid van Suriname. Naast evenredige vertegenwoordiging
geldt hierbij als uitgangspunt dat de beoogde leden van deze twee werkgroepen over
specifieke expertise bezitten op het gebied van fondsen, openbaar bestuur, dan wel
herdenken; aantoonbare betrokkenheid hebben bij het onderwerp; en kunnen rekenen op
breed draagvlak binnen de gemeenschap. Hierin streven we naar een balans tussen verschillende
leeftijdsgroepen. De werkgroepen worden hoogambtelijk ingesteld door het Ministerie
van BZK, in overleg met de overige departementen. Het Rijk heeft in deze fase een
faciliterende, ondersteunde rol.
De werkgroepen zullen door een onafhankelijke procesbegeleider worden voorgezeten
en hebben als opdracht om de conclusies en bevindingen uit de Bijeenkomstfase te verzamelen
en duiden. Nadien worden ze opgeheven. De bevindingen en conclusies van beide werkgroepen
worden in november en december in twee specifieke sessies (een voor het Comité, een
voor de subsidieregeling) gedeeld met en opnieuw voorgelegd aan het bredere publiek.
Hiermee geven we een vervolg aan de brede Catshuissessies en de bijeenkomst van 15 juni
jl. De resultaten daarvan zullen we met de Tweede Kamer delen.
Besluitsvormings- en inrichtingsfase: begin – voorjaar 2024
Op basis van de conclusies uit de bijeenkomsten en de bevindingen van de werkgroepen
geven we het vervolg verder vorm. De specifieke invulling van het besluitvormingstraject
is deels afhankelijk van de input die voortkomt uit deze fases.
Wel geldt als «stip aan de horizon» dat de subsidieregeling uiterlijk voorjaar 2024,
of zoveel eerder, werkzaam is, en het Comité in juli 2024 volgens planning operationeel
moet zijn. Hierbij is van belang te vermelden dat de haalbaarheid van deze datum afhangt
van de gesprekken die we dit najaar voeren. Zorgvuldigheid is hierbij leidend. Nazaten
worden betrokken bij de verdere invulling en totstandkoming van de regeling en het
Comité.
We zullen uw Kamer voorjaar 2024 verder informeren over de gekozen procedures ten
aanzien van de verdere invulling van de subsidieregeling en het Herdenkingscomité.
Voortgang toezeggingen kabinetsreactie 19 december
Intussen wordt onder coördinatie van de Minister van BZK door het kabinet ook gewerkt
aan spoedige uitwerking van de toezeggingen uit de kabinetsreactie. We hechten eraan
te benadrukken dat de voortgang met name ziet op de rest van dit jaar en 2024. De
inzet van het Kabinet stopt echter niet na het Herdenkingsjaar. Het gaat immers om
het opbouwen van een structurele dialoog over ons gedeelde geschiedenis en het gezamenlijk
zetten van stappen om de kennis en bewustwording in de samenleving te vergroten, gezamenlijk
te herdenken en met elkaar de doorwerking van het slavernijverleden te bestrijden.
In dit deel van de brief informeren wij u graag over de voortgang op de volgende dossiers:
– Toezeggingen Caribisch deel van het Koninkrijk
– Suriname
– Regeling kosteloze naamswijziging
– Onderwijs
– Herdenkingsjaar Slavernijverleden
– Nationaal Museum Slavernijverleden
– Anti-discriminatie en anti-racismebeleid
Caribisch deel van het Koninkrijk
Tegelijk met de excuses op 19 december jongstleden waren vertegenwoordigers aanwezig
op de zes eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk.3 Na afloop van de toespraak van de Minister-President werd ingegaan op het slavernijverleden
en de doorwerking daarvan per eiland. In aanvulling op de maatregelen die zijn aangekondigd
in de kabinetsreactie van 19 december jl. werden per eiland een aantal toezeggingen
gedaan.4 Deze komen voort uit de bijdrages die de eilanden hebben geleverd aan het rapport
«Ketenen van het verleden» en de gesprekken die naar aanleiding daarvan hebben plaatsgevonden.
Ook voor de uitvoering van deze toezeggingen en de totstandkoming van de maatregelen
uit de kabinetsreactie, zoals de regeling voor maatschappelijke initiatieven en het
Comité, geldt dat dit gebeurt in samenwerking met de regeringen van de landen, bestuurscolleges
van de openbaren lichamen, maatschappelijke organisaties en nazaten. Zoals aangegeven
in de kabinetsreactie is de inzet dat deze toezeggingen aan de eilanden worden bekostigd
uit de € 100 miljoen t.a.v. maatregelen die zien op kennis en bewustwording, erkenning
en herdenken, en doorwerking en verwerking.5 De uitvoering van deze toezeggingen maakt onderdeel uit van een breder gesprek met
het Caribisch deel van het Koninkrijk over de verdere invulling van het gehele pakket,
en hun specifieke behoeften daarbinnen.
Sinds december hebben per eiland zowel digitale als fysieke bijeenkomsten plaatsgevonden
met vertegenwoordigers van overheden, maatschappelijke organisaties en nazaten. Het
is van groot van belang dat de eilanden de regie hebben op de opvolging van de excuses.
Zij hebben dan ook aangegeven in hoeverre bepaalde toezeggingen al geconcretiseerd
en uitgevoerd kunnen worden. Daarbij geldt ook dat voor een aantal toezeggingen nog
verder onderzoek en beraadslaging nodig is op het eiland, bijvoorbeeld door middel
van participatie of door het werk van een adviescommissie. De uitvoering van de toezeggingen
en het tot stand komen van een standpunt kent per eiland een eigen vorm en tempo.
Hiervoor onderzoekt het kabinet hoe de verschillende organisaties ondersteund kunnen
worden in hun werk, met speciale aandacht voor grass roots organisaties en community engagement. Hiervoor organiseert het kabinet na de zomer een bijeenkomst in het Caribische gebied,
waarvoor de stakeholders van alle zes de eilanden zullen worden uitgenodigd. Dit is
als opvolging van de bijeenkomst op Curaçao op 23 november vorig jaar.
Op 13 april jl. heeft de Staatssecretaris van BZK toegezegd uw Kamer te informeren
over de gesprekken met de eilanden over de uitwerking van de kabinetsreactie over
het slavernijverleden.6 In deze brief gaan we per eiland in op de voortgang en uitkomsten van de gesprekken
en de uitvoering van de moties tot nu toe. Hiermee beschouwt het kabinet de toezegging
van de Staatssecretaris als afgedaan.
Aruba
Op 19 december heeft de Minister-President van Aruba aangekondigd dat de regering
een werkgroep heeft ingesteld. De commissie «Bewustwording slavernijverleden Aruba»
is voortvarend van start gegaan met een bewustwordingscampagne en dient als belangrijkste
gesprekspartner in de opvolging van de excuses. De commissie bestaat onder andere
uit vertegenwoordigers vanuit de wetenschap, organisaties zoals het Nationaal Archief
Aruba en de cultuur sector.
Het Nationaal Archief Aruba is aan de slag met het doorzoekbaar maken van de Koloniale
Archieven met behulp van handschriftherkenningssoftware. Dit levert een belangrijke
bijdrage aan het vergroten van de toegankelijkheid van de informatie uit de archieven
en biedt hiermee de kans efficiënter en effectiever te zoeken naar informatie over
tot slaaf gemaakte mensen. Inzet hierbij is deze maatregel, die onderdeel uitmaakt
van de toezeggingen uit de kabinetsreactie, bekostigd wordt uit de € 100 miljoen die
het kabinet hiervoor heeft gereserveerd.
De noodzaak voor meer onderwijs en onderwijsmethodes over het slavernijverleden van
Aruba heeft geleid tot de toezegging om voor zowel het boek Educacion Herencia di Sclavitud als het boek Slaven zonder Plantage te zorgen voor een herdruk. Deze boeken zijn bedoeld voor het onderwijs en zullen
worden geactualiseerd, vertaald naar het Papiamento en aan de scholen ter beschikking
worden gesteld. Daarnaast wordt gewerkt aan de totstandkoming van een beeld ter ere
van de verzetshelding Virginia Dementricia. De commissie is in gesprek met een kunstenaar
en met de overheid van Aruba over een geschikte locatie. Op basis van de verschillende
gesprekken werkt de werkgroep aan een breder plan voor de opvolging van de excuses.
Ondanks deze voortgang, zijn er ook aandachtspunten benoemd voor de opvolging van
de excuses door de Minister van Financiën en Cultuur in een brief, waaronder de beschikbare
fondsen en het nationaal slavernij museum. Deze aandachtspunten worden opgevolgd.
Curaçao
In het Plataforma Sklabitut i Herensha di Sklabitut (Platform Slavernij en Slavernijerfenis) zitten vertegenwoordigers van verschillende
non-gouvernementele organisaties op Curaçao die zich bezighouden met slavernijverleden.
Zij gaven vorm aan het advies voor het rapport «Ketenen van het verleden» en zijn
nu samen met het Curaçaose Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap en Sport
betrokken bij de opvolging van de excuses.
De rehabilitatie van de verzetsheld Tula is een langgekoesterde wens op Curaçao en
vormde een expliciete aanbeveling uit het rapport «Ketenen van het verleden». De toezegging
dat de Nederlandse regering Tula gaat rehabiliteren was dan ook terug te lezen in
de kabinetsreactie, nadat deze werd uitgesproken door de Staatssecretaris van BZK.
De rehabilitatie zal op 3 oktober van dit jaar, op de sterfdag van Tula, in Curaçao
plaatsvinden.
De rehabilitatie van Tula staat voor het platform symbool voor een emancipatoire beweging.
Het platform heeft om opvolging te geven aan de toezegging een breed programma opgesteld
rondom 3 oktober. De financiering van dit programma is aan het platform toegekend.
Bonaire
Op Bonaire heeft de 1-juliwerkgroep van het Bestuurscollege de taak gekregen de bewustwording
van het Bonairiaans slavernijverleden te vergroten. De werkgroep heeft ook een aantal
aanbevelingen gedaan over de opvolging van de excuses. Daarnaast heeft de Dialooggroep
Bonaire namens het eiland de bijdrage geleverd aan het rapport van het Adviescollege.
In navolging van hun advies heeft het kabinet toegezegd de totstandkoming van een
(achter)namenmonument voor het slavernijverleden te realiseren. Deze toezegging maakt
onderdeel uit van de toezeggingen en beleidsmaatregelen ten aanzien van kennis en
bewustwording, erkenning en herdenken, en doorwerking en verwerking, waarvoor het
kabinet € 100 miljoen heeft vrijgemaakt. De Dialooggroep Bonaire is bezig met het
in kaart brengen van benodigd extra namenonderzoek, de verschillende ideeën over de
vormgeving, en is in gesprek met het Bestuurscollege over de locatie van het monument.
Onlangs werd de herdruk van het boek Bonaire, een koloniale zoutgeschiedenis aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangeboden.
Het beschikbaar stellen van dit boek, in combinatie met het bijbehorend lesmateriaal,
aan scholen op Bonaire is van essentieel belang voor het vergroten van het bewustzijn
over het slavernij- en koloniaal verleden.
Op dit moment werkt de 1-juliwerkgroep, in samenwerking met de Dialooggroep Bonaire
en het NGO-platform op Bonaire aan de uitwerking van een breder plan voor de opvolging
van de excuses.
Sint Maarten
In februari 2023 heeft de Minister-President van Sint Maarten de Advisory Committee on Slavery, Atonement and Reparations officieel ingesteld. De commissie bestaat uit negen leden met diverse achtergronden
en expertises binnen het onderwijs, de wetenschap, de spiritualiteit en uit de juridische-,
culturele- en medische sector. De commissie heeft als opdracht de regering van Sint
Maarten te adviseren over de opvolging van de excuses, onder andere op basis van een
maatschappelijk dialoog. De commissie zal eerst onderzoek verrichten naar het koloniale
verleden en het slavernijverleden binnen de context van Sint Maarten en hoe dit doorwerking
heeft binnen de huidige maatschappij. Hierna zullen zij een advies, inclusief aanbevelingen
uitbrengen. Het kabinet vindt het van belang dat Sint Maarten dit proces in haar eigen
tempo kan doorlopen, waarna zij de opvolging van de excuses samen wil vormgeven.
Sint Eustatius
Aan Sint Eustatius heeft het kabinet de toezegging gedaan om een slavernijmonument
of -gedenkplaats te financieren en het werk van de Sint Eustatius Cultural Heritage Implementation Committee op basis van behoeften financieel en technisch te ondersteunen. In de afgelopen periode
zijn voor beide toezeggingen al verschillende ideeën besproken, zoals een monument
voor alle Afrikanen die tot slaaf gemaakt zijn en de herbegrafenis van voorouders
die op Sint Eustatius zijn begraven. Tegelijkertijd werken de vertegenwoordigers van
nazaten, maatschappelijke organisaties en het openbaar lichaam aan een plan met daarin
de behoefte voor de uitvoering van de toezeggingen. Deze maatregel maakt onderdeel
uit van de toezeggingen uit de kabinetsreactie waarvoor het kabinet € 100 miljoen
heeft gereserveerd. De uitvoering van de toezeggingen moet worden gezien in breder
proces van bewustwording van het slavernij- en koloniaal verleden. Hierover zijn verschillende
gesprekken gevoerd, onder andere over dekolonisatie in verschillende aspecten van
de maatschappij. Voor de inzet op bewustwording zijn verschillende middelen voor zoals
de verdere ontwikkelingen van lesmateriaal over het slavernijverleden op Sint Eustatius
het faciliteren van een maatschappelijk dialoog en Oral History projecten.
Saba
Op Saba hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden met vertegenwoordigers van
nazaten, maatschappelijke organisaties en het openbaar lichaam. Hieruit zijn verschillende
ideeën naar voren gekomen over de uitvoering van de toezeggingen voor een monument
en het in kaart brengen van de mogelijkheden en ondersteunen van genealogisch onderzoek
voor nazaten. De uitvoering van deze toezeggingen passen binnen een bredere inzet
op bewustwording van het slavernij- en koloniaal verleden, bijvoorbeeld doormiddel
van het faciliteren van een maatschappelijk dialoog, het organiseren van Oral History
projecten, het ontwikkelen van lesmateriaal over het slavernijverleden van Saba en
het aanmerken van 1 juli als officiële vrije dag op het eiland. Deze verschillende
ideeën worden nu in samenwerking met het OLS en maatschappelijke organisaties uitgewerkt.
Tijdens het Kamerdebat over de kabinetsreactie op 25 januari van dit jaar (Handelingen II
2022/23, nr. 44, items 5 en 9) is de motie van het lid Simons c.s. (Kamerstuk 36 284, nr. 23) aangenomen. Die motie verzoekt de regering om ook de zoektocht naar waar men exact
vandaan komt, door middel van DNA-onderzoek door instituten zonder winstoogmerk, zoals
de Erasmus Universiteit, te faciliteren. De strekking van de motie sluit aan bij de
toezegging die op 19 december door het kabinet aan Saba is gedaan. De uitwerking van
die toezegging kan als pilot dienen voor dit initiatief.
Overkoepelende thema’s
Tijdens de verschillende gespreksrondes op de eilanden komen verschillende onderwerpen
herhaaldelijk aan bod, zoals het behouden, beheren en ontsluiten van koloniaal- en
slavernijerfgoed; toegankelijkheid van de Rijkscultuurfondsen op de eilanden; de beschikbare
culturele infrastructuur; en de museale voorzieningen. De verschillende ideeën hierover
over worden per eiland in hun eigen plan meegenomen. Daarnaast kijkt het Ministerie
van OCW op wat voor wijze hierbij ondersteund kan worden, bijvoorbeeld door aan te
sluiten bij bestaande beleidsinitiatieven zoals het Cultuurconvenant, maar ook door
samenwerking met het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
Suriname
Om het proces met Suriname op een zorgvuldige manier vorm te geven en te zorgen dat
het de aandacht krijgt die het verdient, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken
een Speciaal Gezant Slavernijverleden aangesteld. De Speciaal Gezant is, in nauwe
samenwerking met de Nederlandse ambassade in Paramaribo, de afgelopen periode in gesprek
gegaan met een breed scala aan vertegenwoordigers en belanghebbenden in Suriname.
Hiertoe heeft de Speciaal Gezant Slavernijverleden sinds haar aantreden in maart drie
keer Suriname bezocht. Uit deze gesprekken komt het beeld naar voren dat het onderwerp,
net zoals in het Koninkrijk, veel losmaakt en er verschillende perspectieven bestaan.
In deze gesprekken is ook uitdrukkelijk aandacht ingeruimd voor de perspectieven van
de Inheemse Gemeenschap en de Marron Gemeenschap, deze worden uitdrukkelijk meegenomen
in het vervolgtraject. In de gesprekken met deze gemeenschappen komt naar voren dat
er op het vlak van heling nog stappen gezet moeten worden, waarbij rituelen van belang
zijn en waarvoor tijd nodig is. Ook wordt aandacht gevraagd voor de achtergestelde
positie van deze gemeenschappen.
Binnen de context van de goede, bilaterale relatie voert de Speciaal Gezant Slavernijverleden
tevens overleg met de Surinaamse regering. Zo bespreekt zij onder meer met de recent
benoemde Nationale Coördinator, oud-Minister Silvano Tjong-Ahin, op welke manier de
Surinaamse regering de gewenste integrale en holistische benadering wenst vorm te
geven en hoe de inzet van Nederland hierop aan kan sluiten.
Er is in Suriname sprake van een divers veld van belangengroeperingen. De komende
tijd zal de dialoog in Suriname worden voortgezet om zoveel mogelijk perspectieven
mee te krijgen en vertegenwoordigers te kunnen spreken. Op 1 juli zal de Minister
van Buitenlandse Zaken, namens de Nederlandse regering en op uitnodiging van de Surinaamse
regering, aanwezig zijn bij de herdenking in Suriname.
Terwijl de dialoog met en in Suriname centraal staat heeft de Speciaal Gezant Slavernijverleden,
in het belang van de bredere context en de maatschappelijke verwevenheid tussen de
Surinaamse en Nederlandse samenleving, ook gesprekken in Nederland gevoerd.
Onderwijs
Onder leiding van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs wordt zo spoedig
mogelijk gestart met het opstellen van kerndoelen voor het primair onderwijs en de
onderbouw van het voortgezet onderwijs voor onder andere burgerschap, geschiedenis
en het koloniaal verleden. In de werkopdracht aan deze makers van de kerndoelen is
expliciet opgenomen dat er, waar relevant, voorstellen moeten worden opgenomen over
hoe racisme, discriminatie, antisemitisme, koloniaal verleden en migratiegeschiedenis
stevig worden verankerd in het curriculum. In aansluiting op de kerndoelen voor het
po en de onderbouw van het vo, wordt in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs
gewerkt met examenprogramma’s, die later herzien worden in het kader van de gehele
curriculumherziening. Nog voor de zomer worden er leraren en andere onderwijsprofessionals
geworven. Deze zullen na de zomer daadwerkelijk van start gaan met als doel om rond
de zomer van 2024 de kerndoelen in concept op te leveren.
Een van de ambities uit de OCW-agenda tegen discriminatie en racisme is dat OCW een
inclusief aanbod op al haar terreinen nastreeft. Hiervoor is het van belang dat binnen
het onderwijs een brede weergave van de geschiedenis bestaat, met aandacht voor discriminatie,
racisme, uitsluiting, inclusie en gelijkwaardigheid. OCW is aan het verkennen hoe
hier vorm aan kan worden gegeven voor o.a. het slavernijverleden. Daarbij wordt in
ieder geval de motie van het lid Simons over het verankeren van de verhalen over antikoloniale
vrijheidsstrijders en verzetshelden in het onderwijs meegenomen.7 Uiterlijk in het najaar van 2023 informeert het kabinet de Kamer over de stand van
zaken m.b.t. de uitvoering van die motie.
Daarnaast zet het kabinet zich in voor het versterken van de sociale veiligheid van
leerlingen en studenten. De aanpak van discriminatie en racisme is door een belangrijk
onderdeel van.
Tenslotte werkt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan uitvoering van
de motie van het lid Belhaj c.s.8 In deze motie wordt de regering gevraagd om samen met Suriname te verkennen op welke
wijze het onderwijsbeleid voor jonge Surinamers die willen studeren in Nederland beter
kan aansluiten en de jongeren die niet de financiële mogelijkheden hebben daarbij
op weg te helpen.
Via de Stichting SUConnect.nl en de Hogeschool Rotterdam wordt momenteel onderzocht
waar Surinaamse studenten in Nederland tegenaanlopen, hoeveel het er zijn en waar
de grootste knelpunten liggen. Ook helpt die stichting via het eigen netwerk Surinaamse
studenten een stage of baan in Suriname of Nederland te vinden, als daar behoefte
aan is. Op basis van de resultaten van het onderzoek van SUConnect, waarvoor OCW een
subsidie heeft verleend, kan de stichting samen met onderwijsinstellingen in gesprek
gaan hoe obstakels die zorgen voor een lager studiesucces kunnen worden weggenomen.
Tenslotte hebben de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor
Primair en Voortgezet onderwijs op 13 juni jl. een Memorandum van Overeenstemming
(MvO) getekend met de Surinaamse Minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Hierin
wordt vastgelegd hoe en met welke prioriteiten de komende twee jaar op onderwijs tussen
de twee landen wordt samengewerkt. De MvO bevat vier thema’s die middels een gezamenlijke
onderwijsagenda worden uitgewerkt. De thema’s zijn 1) versterken van wetgeving en
juridisch kader op onderwijs in Suriname; 2) versterken Surinaams beleid en institutionele
capaciteit; 3) versterken funderend onderwijs in Suriname en 4) betere aansluiting
arbeidsmarkt en behoud van (academisch) talent in Suriname. Nederland zal, daar waar
er behoefte is aan Surinaamse zijde, met de kennis en kunde die we in huis hebben
bijdragen aan versterking van de kwaliteit van het onderwijs. De inzet is om te zorgen
dat in de samenwerking op onderwijs manieren gevonden worden om in Suriname kansen
te creëren voor Surinaamse jongeren om hun talenten te kunnen ontplooien, hun kennis
en kunde in eigen land te laten inzetten en docenten ook in eigen land gemotiveerd
houden. Welke concrete acties daarbij zouden passen gaan we verder met Suriname verkennen.
Regeling voor kosteloze naamswijziging
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: JenV) werkt momenteel aan een tijdelijke
regeling kosteloze naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten, vooruitlopend
op een mogelijke structurele regeling. In het kader van de verdere vormgeving van
deze regeling heeft op 12 april jl. een gesprek met een aantal belangenorganisaties
plaatsgevonden. Afgesproken is om in dit verband regelmatig bij elkaar te komen om
de voortgang van de regeling te bespreken – zowel voor als na inwerkingtreding. Vanuit
deze gezamenlijke betrokkenheid kan geëvalueerd worden wat de behoeften zijn bij de
nazaten, kunnen eventuele hindernissen vanuit beleid/de uitvoering op tafel worden
gelegd en zal bekeken worden tegen welke punten aan wordt gelopen na inwerkingtreding
van de regeling.
De tijdelijke regeling kent in beginsel een werkingsduur van 5 jaar, waarbij de regeling
na een periode van 3 jaar zal worden geëvalueerd waarna tevens besluitvorming over
een regeling met een permanent karakter kan plaatsvinden. Deze maatregel maakt onderdeel
uit van de toezeggingen uit de kabinetsreactie, die bekostigd wordt uit de € 100 miljoen
die het kabinet hiervoor heeft gereserveerd. Onder deze regeling wordt een nieuwe
grond opgenomen in het Besluit Geslachtsnaamswijziging voor namen die verband houden
met het slavernijverleden. De regeling kent drie uitgangspunten, namelijk dat de regeling:
a. zo min mogelijk belastend is voor aanvragers – dat wil zeggen, geen zware bewijslast
en geen verklaring van een deskundige met betrekking tot bijvoorbeeld ondervonden
psychische hinder;
b. zo min mogelijk onderscheid maakt al naar gelang de herkomst van de naam. Mensen met
een migratieachtergrond uit voormalige koloniën waar slechts een zeer summiere namenregistratie
is bijgehouden, moeten in principe geen zwaardere bewijslast dragen dan mensen met
een migratieachtergrond uit voormalige koloniën waarvoor de namenregistratie vollediger
is.
c. verantwoord uitvoerbaar is voor de Dienst Justis, hiertoe wordt vooraf een uitvoeringstoets
gedaan.
d. Streven is om de regeling binnen het Herdenkingsjaar in werking te laten treden. Naar
verwachting kan het besluit begin 2024 in het Staatsblad staan en korte tijd later
in werking treden.
Onder de regeling zullen verschillende drempels worden weggehaald die worden ervaren
bij de huidige grond voor naamswijziging die openstaat voor naamswijziging i.v.m.
het slavernijverleden.
Eerste drempel die wordt weggenomen zijn de financiële kosten die gepaard gaan met
een gebruikelijk naamswijzigingsverzoek van € 835. De naamswijziging wordt kosteloos
voor nazaten van tot slaaf gemaakten.
Een tweede drempel die wordt weggenomen, is het verplichte bewijs van ernstige lichamelijke
of mentale schade door een daartoe bevoegd psycholoog. Onder de regeling kosteloze
naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten zullen verzoekers door middel
van een eigen verklaring aantonen dat hun naam is voortgekomen uit het slavernijverleden.
Tevens zal bij het kiezen van een nieuwe geslachtsnaam het vereiste van de Nederlands
klinkende naam komen te vervallen.
Herdenkingsjaar Slavernijverleden
In de kabinetsreactie heeft u kunnen lezen dat het kabinet in het Herdenkingsjaar
Slavernijverleden maatschappelijke initiatieven binnen én buiten het koninkrijk ondersteunt.
Hiervoor zijn eind vorig jaar twee subsidieregelingen opgezet van ieder € 1 miljoen
bij het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie voor binnen het Koninkrijk.
Ook is voorzien in een nog in ontwikkeling zijnde internationale regeling van € 0,8 miljoen,
voor initiatieven in landen met een relatie tot het Nederlandse slavernijverleden.
Begin dit jaar bleek er grote belangstelling te zijn bij het Mondriaan Fonds en het
Fonds voor Cultuurparticipatie voor de organisatie van culturele, maatschappelijke
en educatieve activiteiten.
Omdat het kabinet belang hecht aan deze brede maatschappelijke beweging, en het tot
stand brengen van zoveel mogelijk goede en impactvolle initiatieven, heeft het kabinet
ervoor gekozen om de regelingen van het Herdenkingsjaar te verhogen met € 5,3 miljoen
incidenteel.
Hiermee wordt het volgende gedaan:
1. De regeling van het Mondriaan Fonds wordt verhoogd met € 2 miljoen. Met deze middelen
worden nog meer van de ontvangen aanvragen gehonoreerd.
2. De regeling van het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt verhoogd met € 2 miljoen.
Hiervan wordt een percentage speciaal gereserveerd voor Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba,
Sint Eustatius en Sint Maarten. Daarnaast worden er extra toegankelijkheidsmaatregelen
genomen in Europees Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk.
3. Het bedrag beschikbaar voor de internationale regeling wordt verhoogd tot € 1,6 miljoen.
De wijze waarop deze middelen beschikbaar komen wordt op dit moment verder uitgewerkt.
Zo kunnen meer projecten het Herdenkingsjaar verrijken. Daarbij is van belang te vermelden
dat het kabinet deze middelen via de voorjaarsnota beschikbaar maakt. Deze komen dus
niet ten laste van het fonds van € 200 miljoen.
Nationaal Museum Slavernijverleden
In Amsterdam wordt een nationaal Slavernijmuseum gerealiseerd. In dit museum kunnen
de huidige en volgende generaties kennis opdoen over ons koloniaal slavernijverleden,
met als vertrekpunt de trans-Atlantische slavernij en ook met aandacht voor de slavernij
in Indisch-Oceanië. Het museum zal een plek worden die nazaten van tot slaaf gemaakten
een ruimte voor herdenking en bezinning biedt. Het museum zal kennis over ons koloniaal
slavernijverleden ontwikkelen, stimuleren, bij elkaar brengen en tentoonstellen. Daarnaast
zal het museum een plek worden waar de dialoog wordt gestimuleerd over ons gedeelde
verleden en de doorwerking ervan in het heden.
Het nationaal Slavernijmuseum zal een Koninkrijksbreed museum worden, dat het verhaal
van het hele koninkrijk vertelt en ook met mensen en organisaties in het hele koninkrijk
samenwerkt. Aan de ontwikkeling van dit museum wordt al sinds 2017 gewerkt, in opdracht
van de gemeente Amsterdam. Het Rijk is sinds 2019 betrokken bij de totstandkoming
en financiering van dit museum.
In de huidige fase werken drie kwartiermakers bij de gemeente Amsterdam aan een museaal
ondernemingsplan, een voorstel voor tijdelijke programmering en een voorstel voor
een locatie. Deze producten dienen de kwartiermakers eind 2023 in bij de Amsterdamse
wethouder van cultuur, waarna er een collegebesluit zal volgen. Het Ministerie van
OCW is nauw betrokken bij deze besluitvorming.
Het voorstel komt mede tot stand dankzij een participatietraject in het hele Koninkrijk.
Om hier uitvoering aan te geven bezochten de kwartiermakers in januari 2023 de zes
eilanden en Suriname.
Daarbij is van belang te vermelden dat de bijdrage aan het museum uit de cultuurbegroting
van het Ministerie van OCW komt. Deze middelen komen dus niet ten laste van het fonds
van € 200 miljoen.
Lokale weerslag Nationaal Slavernijmuseum
Tegelijkertijd heeft het kabinet op alle zes de eilanden de toezegging gedaan dat
het slavernijmuseum er een lokale weerslag krijgt. Het realiseren van deze lokale
weerslag van het museum in het Caribisch gebied in de vorm van museale voorzieningen,
erfgoed en archieven zal parallel daaraan worden georganiseerd. De benodigde middelen
hiervoor zijn onderwerp van overleg, maar zullen niet ten laste komen van het budget
voor het slavernijmuseum in Amsterdam. In de komende periode gaat het kabinet verder
in gesprek met de eilanden over de vormgeving van dit traject. Juist omdat we zoveel
mogelijk willen voldoen aan de behoeften vanuit het Caribisch gebied en deze niet
ondergeschikt te maken aan het museum in Europees-Nederland.
Tijdens het debat over de kabinetsreactie op 25 januari jl. zijn de motie van het
lid Leijten over verantwoordelijkheid bij het behoud van materieel en immaterieel
erfgoed van de slavernij- en koloniale geschiedenis in voormalig koloniale gebieden
en de motie Klaver over het versterken van museale voorzieningen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk en Suriname aangenomen.9 De inhoud van beide moties en specifieke thematiek per eiland maakt zoals hierboven
beschreven integraal onderdeel uit van de gesprekken over opvolging van de excuses.
Gelijke kansen en anti-racisme en anti-racismebeleid
In de kabinetsreactie van 19 december hebben wij ook aangegeven dat het kabinet zich
nog intensiever wil inzetten voor de bestrijding van discriminatie en racisme. Dat
doen we onder andere doormiddel van het nationaal programma tegen discriminatie en
racisme, dat onder leiding van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
tot stand is gekomen. Het programma is in september 2022 gepubliceerd10 en zal in november 2023 worden geactualiseerd. Het programma ziet op de gehele maatschappij,
want discriminatie aanpakken is een opdracht voor iedereen: burgers, werkgevers, bedrijven,
maatschappelijke organisaties en de overheid zelf.
Voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie wordt, door het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) via het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2022–2025
en de Werkagenda Verdere Inclusie op de Arbeidsmarkt (VIA) gewerkt aan diverse activiteiten
om discriminatie bij werving en selectie en op de werkvloer tegen te gaan en gelijke
kansen te bevorderen. Het wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie maakt hier onderdeel vanuit. Dit wetsvoorstel, dat recent door uw Kamer is aangenomen,
verplicht werkgevers om te beschikken over een werkwijze bij werving en selectie die
is gericht op het voorkomen van discriminatie. Ook wordt gewerkt aan de ondersteuning
van werkgevers middels bijvoorbeeld het openstellen van de helpdesk van Diversiteit
in Bedrijf, de ontwikkeling van een e-learning gericht op objectief werven en selecteren
en de opzet van communities of practice en branche en regionale netwerken van werkgeversorganisaties.
Het Ministerie van SZW richt zich, naast discriminatie op de arbeidsmarkt, specifiek
op de bestrijding van discriminatie op grond van herkomst, huidskleur en religie,
waaronder ook anti-zwart racisme. Zo is er onderzoek gedaan naar achtergronden, oorzaken
en triggerfactoren van personen van Afrikaanse herkomst die kunnen leiden tot discriminatie
en is onderzoek gedaan naar het bespreekbaar maken van discriminatie in de eigen kring.
Deze onderzoeken bieden handvatten voor het voorkomen van anti-zwart discriminatie.
Het Ministerie van OCW werkt via het stagepact MBO 2023–2027 en het manifest tegen
stagediscriminatie in het hoger onderwijs aan het tegengaan van stagediscriminatie
in het vervolgonderwijs. Het gaat hierbij om alle vormen van andere behandeling, achterstelling
of uitsluiting op basis van (persoonlijke) kenmerken.
Antidiscriminatievoorzieningen
Ook maakt het kabinet middelen vrij voor de hervorming en uitbouw van de antidiscriminatievoorzieningen.
Het kabinet maakt hiervoor via de voorjaarsbesluitvorming jaarlijks € 2,5 miljoen
beschikbaar. Deze middelen komen dus niet ten laste van de € 200 miljoen voor het
slavernijverleden.
Een belangrijk speerpunt van de intensivering op het gebied van antidiscriminatie-
en antiracismebeleid is het versterken van de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s).
Bij deze instanties kunnen mensen die zich gediscrimineerd voelen melding doen van
discriminatie en zij kunnen daar terecht voor advies en bijstand. Dit is een belangrijk
element in de aanpak van discriminatie. Op dit moment voldoen niet alle ADV’s aan
de daaraan gestelde vereisten. In opdracht van het Ministerie van BZK heeft onderzoeksbureau
Berenschot in kaart gebracht welke scenario’s er zijn om de ADV’s op deze onderdelen
te versterken. Het onderzoek is op 31 maart 2023 aan uw Kamer gezonden.11
We herkennen het belang van stevig gepositioneerde, kundige en breed inzetbare ADV’s
waar mensen niet alleen terecht kunnen voor advies en bijstand maar ook voor een luisterend
oor, die een samenwerkingspartner zijn voor politie en OM in de regionale discriminatie-overleggen,
die gesprekspartner kunnen zijn voor gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven
in hun regio en die hen ook trainingen en advies kunnen bieden. Daarvoor is in ieder
geval nodig dat de ADV’s een preventie taak krijgen en dat een preventie taak krijgen
en dat de financiering van de ADV’s op een andere wijze wordt ingevuld. De uitkomsten
van het rapport van Berenschot zullen worden gebruikt als startpunt voor het verdere
traject om tot een situatie te komen waarin de ADV’s als centrale organisatie kunnen
fungeren in de lokale en regionale aanpak van discriminatie. In dat traject zullen
alle relevante partijen worden betrokken.
Het toewerken naar deze stip op de horizon zal een meerjarenplan zijn. In de tussentijd
is het van belang om de ADV’s zo veel mogelijk te versterken. Daarom zal de Minister
van BZK nu al starten met de uitbreiding van de taken van de ADV’s met een preventietaak.
Daarvoor heeft het kabinet bij voorjaarsnota additionele middelen toegekend aan BZK.
Deze middelen staan los van de € 200 miljoen voor het slavernijverleden. Via een specifieke
uitkering worden deze middelen aan gemeenten toegekend. Voorts zullen de bij de branchevereniging
Discriminatie.nl aangesloten ADV’s vanaf 1 januari onder één naam werken. Omdat de
naamswijziging een grote stap is in de betere vindbaarheid van de ADV’s, zal hiervoor
via een campagne aandacht gevraagd worden.
In september zal de Minister van BZK uw Kamer nader informeren over de versterking
van de ADV’s.
Invoering van de gelijkebehandelingswetgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba
De Grondwet, waaronder artikel 1, geldt in de gehele jurisdictie van Nederland, dus
ook binnen de openbare lichamen van Nederland. Artikel 1 Grondwet is uitgewerkt in
een aantal gelijkebehandelingswetten, die discriminatie op de daarin genoemde gronden
verbiedt. Deze zijn tot op heden niet van toepassing op het Caribisch deel van Nederland.
In de brief van 23 januari 2023 aan uw Kamer heeft de Minister van BZK toegezegd het
wetgevingstraject in gang te zullen zetten om de gelijkebehandelingswetgeving van
toepassing te verklaren op het
Caribische deel van Nederland.12 Met dit voorstel worden, zoals gezegd, de gelijke behandelingswetten integraal van
toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden).
Wetgeving alleen is echter onvoldoende om discriminatie effectief te voorkomen en
te bestrijden. Daarom komt er tevens een anti-discriminatievoorziening voor gratis
melding van klachten, hulp en advies bij gevallen van discriminatie. Ook krijgt het
College voor de rechten van de mens een oordelende taak op de drie eilanden. Op 1 juni
2023 is hiertoe het voorstel voor de Wet bescherming tegen discriminatie op de BES
in (internet)consultatie gegaan.13 De consultatie loopt tot 1 augustus 2023.
De concrete uitwerking van de institutionele aspecten van het voorstel (de inrichting
van een anti-discriminatievoorziening en de toetsende bevoegdheid voor het College
voor de Rechten van de Mens) wordt momenteel voorbereid. Dit gebeurt in samenspraak
met het Ministerie van JenV omdat voorzien is dat de anti-discriminatievoorziening
onderdeel wordt van een nieuw te vormen voorziening voor eerstelijns rechtshulp (juridisch
loket) op de BES. Het idee is dat er «één deur» komt voor eerstelijns rechtsbijstand,
waaronder in het geval van discriminatie. Uiteraard worden ook het College, Discriminatie.nl
en het Ministerie van JenV bij de voorbereiding betrokken en, in het kader van de
consultatie, de openbare lichamen zelf.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, die naar verwachting in
2024 zal plaatsvinden, zullen de praktische voorbereidingen voor het loket en het
College verder worden opgepakt. De uitwerking van financiële middelen voor bovengenoemde
instituties vanaf 2024 heeft bij voorjaarsnota plaatsgevonden en komen dus niet ten
laste van de € 200 miljoen slavernijverleden.
Tot besluit
Met het aanbieden van deze brief aan uw kamer staan we op de drempel van de plechtige
opening van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. Een jaar waarin we stilstaan bij
het verleden, maar ook vooruitkijken naar de voorwaarden voor een gezamenlijke toekomst.
Wij constateren dat er grote maatschappelijke belangstelling is voor de activiteiten,
bijeenkomsten en lezingen door het gehele land. Dit is belangrijk om dit gezamenlijk
verleden ook daadwerkelijk een verhaal van ons allen te maken.
Met het proces en de voortgang op de toezeggingen willen wij, samen met nazaten en
andere betrokkenen, stappen zetten die leiden tot blijvend meer aandacht en erkenning
van het slavernijverleden; en die bijdragen aan de bestrijding van de doorwerking
ervan. Dat vraagt een inspanning van het kabinet, maar ook een breder maatschappelijk
proces van bewustwording, heling en verwerking, waarbij iedereen kan aansluiten. Met
de stappen die we nu zetten wil het kabinet daar een belangrijke bijdrage aan leveren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid