Brief regering : Kabinetsreactie Duurzaam durven denken - Reflectie op de toekenning van middelen uit het Nationaal Groeifonds
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
33 009
Innovatiebeleid
Nr. 812
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2023
Met deze brief geef ik, mede namens de Minister van Financiën, reactie op het advies
«Duurzaam durven denken» van de Raad voor de Toekomst van het Nationaal Groeifonds.
Aangezien het Nationaal Groeifonds zich richt op de welvaart van Nederland voor de
komende decennia, is het van belang om nadrukkelijk het perspectief van jongeren te
betrekken. Daarom is de Raad voor de Toekomst (hierna: de Raad) gevraagd om het kabinet
en de bij het Nationaal Groeifonds betrokken partijen te adviseren over de wijze waarop
rekening wordt gehouden met het belang van zowel huidige als toekomstige generaties,
met aandacht voor intergenerationele solidariteit.1 Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Klaver en Segers.2
Het kabinet dankt de Raad voor de Toekomst voor haar advies. De Raad doet in totaal
acht aanbevelingen in het advies. Per aanbeveling volgt een reactie met de mogelijke
vervolgstappen.
In algemene zin geldt dat de Raad aanbeveelt om de doelstelling van het fonds en het
beoordelingskader minder te enten op de economische bijdrage aan onze toekomstige
welvaart. En sterker te enten op sociale vooruitgang en een goede kwaliteit van de
leefomgeving. Het is een belangrijk thema hoe onze toekomstige economie kan worden
vormgegeven en kan bijdragen aan brede welvaart, zodat iedereen daarvan profiteert.
Het kabinet beoogt met het Nationaal Groeifonds het duurzaam verdienvermogen te versterken,
dat wil zeggen het bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn op
structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke
duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties. Deze economische
groei zorgt voor toekomstige welvaart in de vorm van meer bestedingen én breder in
ruimte om te investeren in zaken als sociale vooruitgang, goede kwaliteit leefomgeving
en maatregelen tegen klimaatverandering. Daarmee heeft het Nationaal Groeifonds nadrukkelijk
oog voor de aandachtspunten van de Raad bij het versterken van het verdienvermogen
van Nederland.
Aanbevelingen en kabinetsreactie
Streven naar brede welvaart als essentiële voorwaarde
Het doel van het Nationaal Groeifonds is het versterken van het duurzaam verdienvermogen, gedefinieerd als het bruto binnenlands product dat Nederland op de lange termijn
op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke
duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties. Hier is uitdrukkelijk voor gekozen omdat de uitdagingen van de toekomst ook vragen
om in te zetten op duurzaam verdienvermogen. Op deze manier dragen de investeringen
van het Nationaal Groeifonds bij aan brede welvaart, nu en in de toekomst, en voor
iedereen.
De Raad is echter van mening dat de economische, sociale en ecologische dimensies
in het beoordelingskader van projectvoorstellen niet voldoende in balans zijn, en
stelt dat de maatschappelijke effecten sterker zouden moeten meewegen. Het analysekader
is de afgelopen jaren meermaals geactualiseerd, waarbij er meer is aangesloten bij
brede welvaartsoverwegingen. De Raad merkt ook op dat er, naar hun mening, een verschuiving
in de juiste richting heeft plaatsgevonden, maar dat verdere aanpassing nodig is.
De adviescommissie Nationaal Groeifonds (hierna: de adviescommissie) adviseert over
investeringsvoorstellen voor het Nationaal Groeifonds op basis van een eigen analysekader
en kijkt daarbij breder dan enkel verdienvermogen.3 Naast een toets op economisch verdienvermogen, wordt bij projectvoorstellen voor
het Nationaal Groeifonds getoetst of de maatschappelijke baten groter zijn dan de
kosten. Daarnaast mag een voorstel niet strijdig zijn met kabinetsbeleid, zoals de
ambities van het kabinet op gebied van klimaat en circulariteit. Ook wordt getoetst
op de aansluiting van een voorstel op maatschappelijke uitdagingen en transities (zoals
klimaatverandering). Zo komen R&D- en innovatieprojecten op het terrein van energie
en duurzame ontwikkeling in aanmerking voor het Nationaal Groeifonds.
De doelstelling van het Nationaal Groeifonds is bewust gekozen en moet in samenhang
worden gezien met andere instrumenten. Het Nationaal Groeifonds is immers onderdeel
van een breed pakket aan kabinetsmaatregelen om de toekomstige welvaart in brede zin
van Nederland te vergroten. Een ander belangrijk instrument van het kabinet is het
Klimaatfonds, waarin middelen zijn gereserveerd voor investeringen die bijdragen aan
het behalen van de broeikasgasreductiedoelen uit de Klimaatwet. Het kabinet onderschrijft
het belang om economisch, ecologisch en sociaal welzijn in evenwicht te brengen, en
heeft hier bij het Nationaal Groeifonds op verschillende manieren invulling aan gegeven.
Evenwel blijft het Nationaal Groeifonds in de eerste plaats gericht op versterking
van het duurzaam verdienvermogen. U bent hierover geïnformeerd in mijn Kamerbrief
van 23 september 2022.4
Vooruitstrevend analysekader voor maatschappelijke effecten
De Raad adviseert om in het analysekader een sterker accent te leggen op maatschappelijke
effecten. Concreet suggereert de Raad om meer oog te hebben voor een brede vorm van
milieuwinsten, zoals het voorkomen van broeikasgassenuitstoot of het terugwinnen van
grondstoffen. Zoals aangegeven bij de reactie onder de eerste aanbeveling, acht het
kabinet het essentieel om maatschappelijke effecten op de juiste manier mee te wegen,
maar zijn ook andere instrumenten beschikbaar om deze effecten te bereiken. Hierbij
zijn naar indieners ook verschillende categorieën van maatschappelijke effecten gecommuniceerd.5
De adviescommissie monitort en evalueert het analysekader en de bijbehorende handreikingen6, en zal bij de voorbereidingen van de volgende investeringsronde van het Nationaal
Groeifonds aandacht besteden aan de formulering van de maatschappelijke effecten.
Ook deze suggesties van de Raad neemt de adviescommissie mee in haar evaluatie en
naar de vierde ronde.
Langetermijnvisie voor investeringen
De Raad stelt dat de investeringen vanuit het Nationaal Groeifonds zouden moeten passen
binnen een lange termijn visie van het kabinet op de economie en samenleving. Het
kabinet erkent het belang van een langetermijn- en investeringsstrategie voor het
Nationaal Groeifonds.
Het kabinet heeft een langetermijnvisie voor investeringen vastgelegd in de groeistrategie7. Ook werk ik aan een visie op de economie in het nieuwe perspectief op de economie.
Het Nationaal Groeifonds richt zich tevens op investeringen voor de lange termijn,
waarbij ook de aansluiting met brede welvaart gezocht zal worden. Hierover blijven
we graag in gesprek met de Raad.
Voor innovatiebeleid is deze visie vastgelegd in het Missiegedreven Innovatiebeleid
(MIB)8 en de Nationale Technologiestrategie (NTS) en het groeimarkten onderzoek die ik na
de zomer naar uw Kamer beoog te sturen. Daarbij wordt ingezet op het versterken van
bestaande onderzoeks- en innovatie-ecosystemen en het opbouwen van nieuwe veelbelovende
ecosystemen. In de groeistrategie zijn een aantal grote opgaven (klimaatverandering,
de energietransitie, het herstel van onze natuur en een transitie naar een circulaire
economie) een belangrijke leidraad voor de toekomstige welvaart en daarom de groeiagenda
van de Nederlandse economie.
De adviescommissie heeft hier invulling aangegeven door bij de beoordeling van maatschappelijke
effecten ook de samenhang met het Missiegedreven Innovatiebleid te expliciteren.9 Het kabinet moedigt daarbij indieners van Nationaal Groeifondsvoorstellen aan tot
het indienen van voorstellen die bijdragen aan maatschappelijke transities, zonder
andere oplossingsrichtingen uit te sluiten.
Daarnaast meent de Raad dat het Nationaal Groeifonds minder toegankelijk is voor het
midden- en kleinbedrijf. Ook het kabinet acht brede toegang tot het Nationaal Groeifonds
van groot belang. Er wordt in de communicatie specifiek aandacht aan deze doelgroep
besteed en consortia worden gewezen op het belang van het mkb.10 Daarnaast hebben consortia de mogelijkheid om de krachten van individuele start-
of scale-ups te bundelen, waardoor nieuwe samenwerkingen ontstaan. Bij het merendeel
van de projecten zijn in consortia overigens mkb’ers betrokken, zoals bij de projecten
NextGen HighTech en Cellulaire Agricultuur. De commissie neemt de betrokkenheid van
het midden- en kleinbedrijf tevens mee in hun beoordeling.
Het kabinet onderschrijft evenwel dat het om constante aandacht vraagt om de toegang
van jonge, innovatieve bedrijven tot het Nationaal Groeifonds te borgen. Ook in de
tussenevaluatie van het Nationaal Groeifonds, die uiterlijk dit najaar naar uw Kamer
zal worden gezonden, zal hiervoor aandacht zijn.
Impact op gewenste systeemverandering
De Raad stelt dat de impact (van innovatie) op de maatschappij bepalend zou moeten
zijn bij de beoordeling van voorstellen en dat hier binnen het Nationaal Groeifonds
meer op gestuurd dient te worden. In de werkwijze van de adviescommissie is en blijft
veel oog voor de daadwerkelijke impact en uitvoering van projecten. Projectvoorstellen
worden getoetst op het vermogen om te kunnen bijdragen aan het duurzaam verdienvermogen.
Hierbij wordt gekeken naar een breed aantal aspecten en in welke mate een voorstel
kan bijdragen aan een maatschappelijke transitie.
De Raad benadrukt hierbij ook het belang van de impact op gewenste systeemverandering,
en het belang van een multidisciplinaire aanpak die rekening houdt met de onderlinge
samenhang van complexe thema’s. Het kabinet hecht veel waarde aan de onafhankelijke
afweging van projectvoorstellen door de adviescommissie. Daarbij kijkt de adviescommissie
naar het vinden van samenhang tussen projectvoorstellen. Multidisciplinaire expertsessies
ondersteunen de adviescommissie hier mede bij.
Kansrijke thema’s voor de komende investeringsrondes
De Raad identificeert een aantal kansrijke thema’s, waar het thema klimaat voor de
Raad de grootste prioriteit heeft. Daarbij formuleert de Raad in het advies drie overkoepelende
aandachtspunten: gedragsaspect van transities, arbeidsmarktkrapte voor transities
en technische oplossingen en moraliteit. Een groot deel van deze kansrijke thema’s
en de overkoepelende aandachtspunten komt overeen met de aandachtspunten die de adviescommissie
heeft geformuleerd in haar adviesrapport over de tweede indieningssronde11 en in haar handreikingen.12 Zo besteedt de adviescommissie in het kader van de arbeidsmarktkrapte extra aandacht
aan human capital.13 Ook wordt indieners gevraagd om in te gaan op (technologische) ethische vraagstukken.
Het is belangrijk om kansrijke thema’s voor publieke investeringen te identificeren.
Het kabinet hecht daarom veel belang aan de kansrijke thema’s voor jongeren die de
Raad tijdens de derde ronde van het Nationaal Groeifonds heeft gedeeld met de adviescommissie.
De adviescommissie kan deze thema’s gebruiken om de beoordeling van de strategische
onderbouwing verder kan te verbeteren. De adviescommissie zal overwegen welke thema’s
zij passend acht en waar de adviescommissie goede investeringskansen ziet. Daarbij
neemt de adviescommissie de thema’s van de Raad mee.
Generatietoets
De Raad van Toekomst constateert dat de generatietoets die wordt toegepast bij het
Nationaal Groeifonds op een aantal vlakken afwijkt van de oorspronkelijke generatietoets
opgesteld door het SER Jongerenplatform. Het kabinet heeft gekozen voor een versimpelde
versie, omdat de volledige versie niet toepasbaar is op investeringsvoorstellen vanuit
het Nationaal Groeifonds.14 Het kabinet zal, zoals eerder met u gedeeld, de inzet en meerwaarde van de generatietoets
na de derde ronde tegen het licht houden.15 Gegeven de opdracht van de Raad voor de Toekomst, zal de Raad betrokken worden bij
deze evaluatie.
Strategische onafhankelijkheid in relatie tot duurzaam verdienvermogen
De Raad ziet een rol voor het Nationaal Groeifonds om te kunnen sturen op investeringen
die strategisch gezien positie verschaffen in markten die de duurzame economie en
brede welvaart ondersteunen. In het analysekader van de adviescommissie is opgenomen
dat strategische autonomie een rol kan spelen bij projecten van het Nationaal Groeifonds.16, 17 In een aantal projectvoorstellen in de derde ronde van het Nationaal Groeifonds is
de strategische autonomie ook benoemd.18 Bij de advisering over projecten kijkt de adviescommissie daarom ook naar de Europese
en/of mondiale context. In de communicatie rondom het Nationaal Groeifonds is als
onderdeel van het thema internationalisering aandacht besteed aan strategische autonomie.
Intergenerationele solidariteit
De Raad roept op rekening te houden met de impact van besluitvorming voor jongeren
en toekomstige generaties. Het kabinet deelt het standpunt dat het van groot belang
is het welzijn van jongeren en toekomstige generaties veilig te stellen. Het kabinet
heeft daarom bewust ervoor gekozen om het belang van toekomstige generaties te verankeren
in doelstelling van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds. Investeringsvoorstellen
worden getoetst op de impact op de langere termijn (20–30 jaar) en dragen hiermee
bij aan de solidariteit doordat het rendement van de investeringen in de toekomst
zullen liggen. Het Nationaal Groeifonds is daarmee een instrument dat gericht is op
toekomstige generaties, maar het blijft van belang om de verdeling tussen generaties
te monitoren. Alhoewel het economisch verdienvermogen een belangrijk doel is van het
Nationaal Groeifonds, zijn de klimaatdoelen en andere maatschappelijke doelen ook
van groot belang voor het kabinet.
Om de stem van jongeren beter te verankeren in het Nationaal Groeifonds, is de Raad
voor de Toekomst betrokken. Het kabinet vindt het belangrijk om dit geluid te blijven
verankeren.
Afsluitend
Het kabinet dankt de Raad voor de Toekomst voor haar adviesrapport «Duurzaam durven
denken». Met dit advies draagt de Raad er zorg voor dat jongeren een stem hebben bij
de uitvoering van het Nationaal Groeifonds.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.