Brief regering : Kabinetsreactie rapport Seksueel geweld: blinde vlek in de asielprocedure
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3123
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2023
Tijdens het commissiedebat met de Vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid op 30 maart
jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 3095) heeft uw Kamer mij verzocht om u een schriftelijke beleidsreactie te doen toekomen
over het rapport van Amnesty International Nederland (hierna: Amnesty International)
«Seksueel geweld: blinde vlek in de asielprocedure?». Het onderzoek is een medische
en juridische analyse van de rechtspositie van slachtoffers van seksueel geweld in
de asielprocedure getoetst aan internationale mensenrechtenstandaarden. Amnesty International
heeft de vraag gesteld: «Op welke manier komt seksueel geweld ter sprake tijdens de
asielgehoren, hoe wordt dit meegenomen in de juridische besluitvorming en hoe verhoudt
zich dit tot internationale mensenrechtenverplichtingen?». Om deze onderzoeksvraag
te beantwoorden heeft Amnesty International 80 zaken waarin een onderzoek door het
instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) was ingediend, en 138 rechtbankuitspraken
geanalyseerd. Verder is dit onderzoek de aftrap van een meerjarig project van Amnesty
International waarin zij als doel heeft om de positie van slachtoffers van seksueel
geweld te versterken. Ik ben Amnesty International erkentelijk voor de bevindingen
en aanbevelingen uit het onderzoek. Middels deze brief reageer ik op de voornaamste
bevindingen en aanbevelingen van het rapport en bied ik uw Kamer de beleidsreactie
van het kabinet aan.
Kabinetsreactie op de conclusies uit het rapport
Amnesty International concludeert dat er sterke aanwijzingen zijn dat de asielprocedure
niet gendersensitief is en slachtoffers van seksueel geweld zelfs opnieuw kan traumatiseren.
In elke asielzaak vindt een individuele beoordeling plaats en wordt bepaald welke
relevante elementen beoordeeld moeten worden. Indien een asielzoeker tijdens de asielgehoren
gewag maakt van in het land van herkomst ondergaan seksueel geweld, wordt dit in de
asielbeoordeling meegenomen en gewogen. Indien medewerkers van de IND signalen over
seksueel geweld ontvangen, worden hierover vragen gesteld aan de asielzoeker. Al kunnen
bepaalde signalen duiden op seksueel geweld, uiteindelijk is de IND afhankelijk van
wat de asielzoeker in de gehoren verklaart en wat de rechtshulpverlener aan informatie
toevoegt aan het dossier. Signalen en informatie voortkomend uit bijvoorbeeld contact
van de asielzoeker met VWN en de voorbereiding op en nabespreking van het nader gehoor
met de advocaat worden bij de procedure en in de beoordeling van de aanvraag betrokken.
Vanzelfsprekend worden ook door de asielzoeker overgelegde medische stukken betrokken
in de procedure. Ondanks de betrachte zorgvuldigheid en aanwezige waarborgen kan het
in voorkomende gevallen zo zijn dat er onvoldoende rekenschap wordt gegeven van signalen
van seksueel geweld. Dit betreuren zowel de IND als ikzelf uiteraard en de inzet is
er dan ook op gericht om dit te voorkomen.
Het rapport concludeert dat schaamte in verband met trauma vanwege seksueel geweld
niet wordt gezien als een verschoonbare reden waarom een asielzoeker pas in een later
stadium over seksueel geweld kan spreken. Daarbij stelt Amnesty International dat
medische rapporten in sommige gevallen worden uitgesloten als ze in een later stadium
zijn ingediend en dat een verzoek om een vrouwelijke tolk niet altijd wordt ingewilligd.
Graag wijs ik er op dat al sinds 2016 in het beleid als waarborg is vastgelegd dat
de IND een opvolgende asielaanvraag niet afwijst als niet-ontvankelijk als een vreemdeling
voor de eerste maal een door het iMMO opgestelde rapportage naar aanwijzingen van
vroegere vervolging of ernstige schade overlegt, tenzij er al een onderzoek in die
zin heeft plaatsgevonden.
Verder is de laatste jaren sprake geweest van ontwikkelingen in de jurisprudentie
en beleid ten aanzien van de omgang met opvolgende aanvragen. Dit heeft tot gevolg
gehad dat de IND dient te oordelen of een nieuw element of bevinding, nieuw is ten
opzichte van wat in de eerdere asielprocedure(s) naar voren is gebracht en ook relevant
kan zijn voor de beoordeling van de huidige aanvraag. Het in een later stadium aanvoeren
van een nieuw asielmotief betekent dus niet dat de IND geen inhoudelijke beoordeling
verricht, maar de IND zal eerst moeten beoordelen of het daadwerkelijk gaat om een
nieuw element en of dit element relevant is voor de onderhavige procedure alvorens
over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling. De huidige uitvoeringspraktijk is in
dat opzicht dan ook veranderd ten opzichte van het beeld dat het rapport schetst (voor
het onderzoek heeft iMMO uit zijn bestand dossiers geselecteerd uit de periode tussen
2015 tot en met 2021).
Ten aanzien van de vraag of seksueel geweld als nieuw element relevant is voor de
beoordeling van de asielaanvraag, geldt dat dat afhankelijk is van de omstandigheden
van het geval. Daarbij speelt bijvoorbeeld een rol of de dader deel uitmaakt van de
autoriteiten van het land van herkomst of van een groepering waartegen die autoriteiten
geen bescherming kunnen of willen bieden.
In de beoordeling kan de omstandigheid dat de asielzoeker pas (zeer) laat melding
heeft gemaakt van het seksueel geweld worden meegewogen bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling
van de betreffende verklaringen. Het late moment waarop de verklaringen worden afgelegd,
leidt echter nooit zonder meer tot de conclusie dat er geen geloof kan worden gehecht
aan die verklaringen.
Het zal zeer van de feiten en omstandigheden in de individuele zaak afhangen, hoe
er in de beoordeling mee wordt omgegaan wanneer seksueel geweld pas in een later stadium
naar voren wordt gebracht.
Wat de constatering betreft dat een verzoek om een vrouwelijke tolk niet altijd wordt
ingewilligd, geldt dat, zoals Amnesty zelf ook opmerkt, op grond van de Procedurerichtlijn
een inspanningsverplichting geldt. Amnesty wijst erop dat dit niet in lijn is met
het VN-Vrouwenverdrag, waarin is opgenomen dat vrouwen gehoord moeten worden door
een vrouwelijke IND-medewerker en een vrouwelijke tolk.
In reactie hierop kan ik aangeven dat het Vrouwenverdrag niet ziet op de behandeling
van aanvragen van asielzoekers en de Procedurerichtlijn voor de IND leidend is. De
IND neemt de daaruit volgende inspanningsverplichting om een tolk naar keuze in te
zetten zeer serieus en doet altijd al het mogelijke om aan een geuite wens te voldoen.
Tolken van het gewenste geslacht zijn echter niet altijd (binnen een aanvaardbare
tijdspanne) beschikbaar. Overigens ben ik van mening dat de asielprocedure met zodanige
waarborgen is ingericht dat mocht er in een individueel geval geen tolk van het gewenste
geslacht kunnen worden ingezet, dit niet leidt tot de conclusie dat er dan geen sprake
meer is van een voldoende zorgvuldige procedure.
Daarnaast meldt Amnesty International dat seksueel geweld door de IND niet als aparte
grond of relevant element wordt beoordeeld. Volgens Amnesty International wordt het
seksueel geweld als onderdeel van een ander element gezien en indien dit element niet
geloofwaardig wordt geacht, dan wordt ook het seksueel geweld niet geloofwaardig geacht.
Hierbij wil ik opmerken dat indien een asielzoeker in zijn asielrelaas melding maakt
van in het land van herkomst ondergaan seksueel geweld, het van de individuele feiten
en omstandigheden afhangt of seksueel geweld als een zelfstandig relevant element
wordt beschouwd of niet. Het kan zijn dat seksueel geweld zo onlosmakelijk verbonden
is met een ander relevant element dat het daarin wordt meegewogen en om die reden
niet als een apart relevant element wordt benoemd. Daarnaast kan seksueel geweld een
zelfstandig asielmotief zijn en ook als zelfstandig relevant element worden beschouwd.
Er dient in ieder geval altijd een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaats
te vinden waarbij een oordeel wordt gegeven over alle gebeurtenissen en verhaallijnen
die zich hebben voorgedaan. Overigens moet worden opgemerkt dat seksueel geweld an
sich niet altijd zal leiden tot de conclusie dat in Nederland bescherming moet worden
geboden. Er moet altijd sprake zijn van een gegronde vrees voor vervolging in de zin
van het Vluchtelingenverdrag of van een reëel risico op ernstige schade. Hierbij is
ook de vraag aan de orde of de autoriteiten in het land van herkomst bescherming kunnen
en willen bieden, hoe lang geleden het seksueel geweld heeft plaatsgevonden en hoe
groot het risico is dat de vreemdeling opnieuw met (seksueel) geweld te maken krijgt.
Het rapport concludeert dat de IND hoor- en beslismedewerkers geen verplichte training
over het horen van slachtoffers van seksueel geweld krijgen en dat dit wel nodig is
om mensen die met seksueel geweld te maken hebben gehad op een goede manier te kunnen
horen.
De IND heeft te maken met een veelheid aan asielmotieven die tijdens de gehoren naar
voren worden gebracht en waarover het soms moeilijk is om te verklaren. Hierbij kan
gedacht worden aan onder andere seksuele gerichtheid of bepaalde vormen van geweld.
In de Basisopleiding Asiel (BOA) is er daarom aandacht voor zaken waarin asielzoekers
mogelijk moeite hebben om te verklaren over hun asielmotief, zoals bij LHBTI en bekeerlingen,
maar ook bij slachtoffers van seksueel geweld. Er wordt aandacht besteed aan het onderkennen
van en omgaan met relevante medische problematiek van psychische en/of fysieke aard.
Medewerkers volgen de verplichte op Europees niveau ontwikkelde training Interviewing vulnerable persons. Naast deze trainingen bestaat er voor hoor- en beslismedewerkers van de IND de mogelijkheid
om aanvullende trainingen te volgen over het horen van specifiek kwetsbare asielzoekers.
Er zijn de training Gender, gender identity and sexual orientation van de European
Union Asylum Agency (EUAA) en de training Trauma-sensitief horen en beslissen. Het
volgen van deze trainingen verhoogt het bewustzijn van medewerkers over uiteenlopende
genderaspecten in het asielgehoor. Ik ben gelet op het voorgaande van mening dat IND-medewerkers
voldoende getraind worden om alert te zijn op signalen van seksueel geweld. Uiteraard
beziet de IND continu of het trainingsaanbod voor de medewerkers adequaat is en aanvulling
of verbetering nodig en mogelijk is.
Nederland heeft het Nationaal Actieplan over Vrouwen, Vrede en Veiligheid (NAP 1325)
ondertekend. Subdoel 3.4 van het NAP 1325 is een gendersensitief, genderresponsief
en gendertransformatief asielbeleid waarbij er speciale aandacht is voor vrouwen,
minderjarigen en LHBTI. In de voortgangsrapportage van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid wordt echter niet gerapporteerd over de vorderingen met betrekking tot
dit doel.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft nog niet heeft gerapporteerd over
de vorderingen op dit domein. Dit betekent echter niet dat ik niet of minder gecommitteerd
ben aan de doelen van het NAP 1325. Er bestaat op dit terrein al een brede inzet.
Dit betreft onder meer, al dan niet herkomstland gebonden, genderspecifiek beleid
zoals met betrekking tot vrouwelijke genitale verminking en alleenstaande vrouwen.
Ook wordt in verschillend landgebonden asielbeleid ten aanzien van vrouwen die aannemelijk
hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor ernstige schade als gevolg van (seksuele)
geweldpleging, aangegeven dat niet kan worden verlangd dat zij in hun land de bescherming
van de autoriteiten inroepen.
De IND zet zich tijdens de asielprocedure in door vrouwen en meisjes altijd te vragen
of zij liever een vrouwelijke hoormedewerker of tolk willen. Hoewel dit laatste te
allen tijde de intentie is van de IND kan ik zoals reeds aangegeven helaas niet garanderen
dat dit ook in alle gevallen mogelijk is. Verder zijn bijvoorbeeld al sinds vele jaren
binnen de IND contactpersonen gender en aanspreekpunten mensenhandel actief. De contactpersonen
gender en mensenhandel zijn in reguliere zaken aanspreekpunt en kennisexpert in vragen
over mensenhandel en gendergerelateerde zaken. Zij zijn daarnaast eerste aanspreekpunt
voor externe partners. Medewerkers asiel kunnen terecht bij aanspreekpunten mensenhandel.
Deze melden signalen van mensenhandel en onderhouden contacten met ketenpartners ten
behoeve van de asielprocedure.
Binnen het COA geldt dat er onder andere wordt ingezet op trainingen aan bewoners
over omgangsvormen, de (rechts)positie van vrouwen in Nederland en artikel 1 van de
Grondwet (gelijkheidsbeginsel). Ook is er binnen deze voorlichtingen aandacht voor
gendergelijkheid en het recht om hier in Nederland jezelf te mogen zijn. Slachtoffers
van seksueel geweld die bij het COA verblijven, kunnen met fysieke en mentale (vervolg)klachten
ook terecht bij GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) op locatie. Via GZA kan doorverwezen
worden naar de praktijkverpleegkundige GGZ (POH-GGZ) op locatie of specialistische
zorg. De zorgprofessionals van GZA en of COA-medewerkers kunnen een slachtoffer ook
direct doorverwijzen naar het Centrum Seksueel Geweld. Alle COA-medewerkers volgen
een voorlichting om signalen van verschillende soorten geweld, waaronder seksueel
geweld, te herkennen en hierop te handelen. Ook heeft iedere COA-locatie twee of meer
aandachtsfunctionarissen van de meldcode huiselijk geweld (waaronder seksueel geweld)
en kindermishandeling. Zij zijn getraind om signalen te herkennen en voeren regie
over de meldcode. Hoewel deze aspecten worden ingezet om slachtoffers van seksueel
geweld zo goed mogelijk te begeleiden, biedt het niet altijd volledige garantie hiertoe
en blijft voortdurende aandacht hierop nodig.
Voorts komen het ministerie en het COA periodiek samen met vrouwen- en vluchtelingenorganisaties
om te bezien hoe beleid verder verbeterd kan worden zodat er waar nodig en mogelijk
nog meer rekening wordt gehouden met genderaspecten in de asielprocedure of de asielopvang.
Binnen de huidige uitdagingen waar de IND en het COA momenteel voor staan beweegt
dit proces zich, weliswaar met kleine stappen, vooruit.
Tot slot concludeert Amnesty International dat in geen van de geanalyseerde zaken
advocaten zich beroepen op het Istanbul Verdrag of het VN-Vrouwenverdrag. Bovendien
komen deze verdragen ook niet voor in rechterlijke uitspraken. Beide verdragen zijn
getekend en geratificeerd door Nederland en stellen eisen aan de aanpak van geweld
en discriminatie tegen vrouwen.
Bij de totstandkoming van beleid en regelgeving en de doorvertaling daarvan naar de
uitvoering is er volop oog voor de kwetsbare positie waarin vrouwen zich kunnen bevinden.
Waarom in de door Amnesty International geanalyseerde zaken er geen enkele advocaat
is geweest die deze verdragen heeft aangehaald kan ik niet beantwoorden.
Kabinetsreactie op de aanbevelingen uit het rapport
Amnesty International beveelt het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND
aan om er voor te zorgen dat gendergerelateerde asielaanvragen worden behandeld in
een eerlijke en efficiënte asielprocedure. Om dit te bewerkstellingen moet volgens
Amnesty International, onder andere, gendergerelateerd geweld worden erkend als vorm
van vervolging in de zin van het Verdrag van Geneve, er een gendersensitieve en intersectionele
interpretatie worden gegeven aan de gronden van het Verdrag van Geneve en het non-refoulement
beginsel, landeninformatie up-to-date gehouden worden wat betreft seksueel en gendergerelateerd
geweld en vervolging, in alle fasen van de asielprocedure de mogelijkheid bestaan
om seksueel en gendergerelateerd geweld ter sprake te brengen zonder dat dit de aanvraag
ondermijnt, en tot slot rekening gehouden worden met het feit dat seksueel en gendergerelateerd
geweld vaak gepleegd wordt door particuliere actoren.
Ik onderschrijf de noodzaak van een eerlijke en efficiënte asielprocedure voor iedere
asielzoeker. Dit betekent dat ook asielzoekers met een gendergerelateerd asielmotief
zich veilig en vrij moeten voelen om te verklaren waarom zij bescherming nodig hebben.
De uitvoeringspraktijk is er dan ook op gericht om alle relevante informatie tijdens
de gehoren zo vroeg mogelijk naar boven te krijgen. Indien alle relevante informatie
niet tijdig wordt gedeeld, kan dit de beoordeling van de IND bemoeilijken. Dit betekent
echter niet dat per definitie geen waarde wordt gehecht aan later in de procedure
ingebrachte informatie. De asielprocedure is, zoals hierboven beschreven, zo ingericht
dat ook in een later stadium een verklaring van seksueel of gendergerelateerd geweld
kan worden ingebracht en ingebrachte feiten en omstandigheden worden meegewogen. Rechtsbijstand
gedurende de asielprocedure en de mogelijkheid om tegen een afwijzing van de aanvraag
beroep in te stellen, vormen hierbij extra waarborgen.
Verder wordt er in het beleid reeds rekening gehouden met specifieke genderaspecten
in asielmotieven.
In sommige gevallen is extra informatie over een land van herkomst noodzakelijk om
te begrijpen in welke context het relaas van de asielzoeker moet worden gezien en
hoe de verklaringen van de asielzoeker zich hiertoe verhouden. In die gevallen wordt
er op basis van de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) landgebonden
asielbeleid gemaakt. Bij ieder nieuw ambtsbericht geven het Ministerie van Justitie
en Veiligheid, Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) en Dienst Terugkeer en Vertrek
(DT&V) aan BZ mee waar zij informatie over willen krijgen. In deze zogeheten terms of reference wordt reeds rekening gehouden met genderaspecten zoals seksueel en gendergerelateerd
geweld en de situatie van vrouwen in meer algemene zin. Daarnaast kan in individuele
zaken ook aanvullende landeninformatie ingewonnen worden door het Team Onderzoek en
Expertise Land en Taal (TOELT) van de IND te bevragen.
Gelet op de vele waarborgen in het beleid om rekening te kunnen houden met genderaspecten,
zoals seksueel en gendergerelateerd geweld, zie ik geen noodzaak tot het opnemen van
gunstigere bepalingen met betrekking tot de vervolgingsgronden in nationale wetgeving
dan de verdragsbepalingen.
Een tweede aanbeveling die het rapport deelt met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
en de IND is om ervoor te zorgen dat er in de asielprocedure gendersensitieve procedurele
waarborgen worden geïmplementeerd. Zodat zij die seksueel en gendergerelateerd geweld
hebben ervaren in staat worden gesteld om deze ervaring naar voren te brengen voor
de asielaanvraag zonder dat zij opnieuw een trauma hoeven op te lopen, of benadeeld
worden wanneer zij over hun ervaringen vertellen. Amnesty International stelt dat
deze aanbeveling kan worden bewerkstelligd als een gender-effect beoordeling over
alle huidige en voorgestelde beleidsmaatregelen en de asielprocedure wordt uitgevoerd.
Verder moeten er, onder andere, relevante richtlijnen, protocollen, gedragscodes en
verantwoordingsmechanismen worden ontwikkeld, bevorderd en geïmplementeerd om gender-
en intersectionele perspectieven in de asielprocedure beter te stroomlijnen; moet
er gezorgd worden voor betere toegang tot informatie over psychosociale steun en toegespitst
op de culturele achtergrond en in de taal van asielzoekers; moet er gezorgd worden
voor effectieve toegang tot medische en andere ondersteunende diensten voor asielzoekers.
Allereerst reflecteer ik op de implementatie van gendersensitieve procedurele waarborgen.
Ik ben van mening dat we deze waarborgen reeds in verschillende vormen en ook voldoende
hebben. Dit neemt niet weg dat we in het kader van het NAP 1325 kunnen bezien of en
hoe we deze waarborgen kunnen verstevigen en waar nodig meer mogelijk is.
De voorgestelde gender-effect beoordeling is mijn inziens geen noodzakelijke en reële
optie. Met het zetten van de juiste stappen van het Beleidskompas moeten alle relevante
aspecten die raken aan belanghebbenden reeds in beeld komen en gewogen worden. Dat
geldt voor genderspecifieke aspecten net zozeer als voor andere aspecten. Bovendien
ben ik van mening dat de asielprocedure voldoende zorgvuldig is ingericht en dat meer
richtlijnen, protocollen, gedragscodes en verantwoordingsmechanismen er niet per definitie
voor zorgen dat gender- en intersectionele perspectieven in de asielprocedure beter
worden gestroomlijnd. Meer richtlijnen, protocollen etc. kunnen zelfs zorgen voor
een belemmerend effect in de asielprocedure. Aanvullende richtlijnen moeten van toegevoegde
waarde zijn voor de asielprocedure.
Verder beveelt Amnesty International in het rapport aan dat asielzoekers een advocaat,
hoormedewerker en tolk van het preferente geslacht moeten worden toegewezen; er moet
een onderzoek ingesteld worden naar ondersteunend medisch bewijs wanneer dit relevant
is voor de beoordeling, bovendien moeten deze medische rapporten in overweging worden
genomen en niet willekeurig worden afgewezen. Ook moet er voor gezorgd worden dat
er (niet-vrijwillige) passende, initiële en doorlopende trainingen voor hoor- en beslismedewerkers
komen om ervaringen, perspectieven, behoeften en rechten te begrijpen van mensen die
asiel aanvragen en slachtoffer zijn van seksueel- en gendergerelateerd geweld. Verder
beveelt Amnesty International aan dat de ambtsberichten standaard genderspecifieke
informatie over het nationale juridische kader, het beleid en de praktijk in de aanpak
van seksueel- en gendergerelateerd geweld moeten opnemen.
Wat de aanbeveling betreft dat een onderzoek naar ondersteunend medisch bewijs wordt
ingesteld in gevallen waarin dit relevant is voor de beoordeling van een asielverzoek,
kan ik opmerken dat de IND op grond van de Procedurerichtlijn gehouden is om een asielzoeker,
wanneer dat relevant is voor de beoordeling van diens aanvraag, een forensisch medisch
onderzoek aan te bieden. Het rapport stelt dat de IND in te weinig gevallen een dergelijk
onderzoek aanbiedt. Hierbij is allereerst van belang dat de IND pas een forensisch
medisch onderzoek aanbiedt als een eerste beoordeling is gemaakt ten aanzien van de
geloofwaardigheid van het asielrelaas en een onderzoek op dat moment van belang wordt
geacht voor de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en de vraag of de aanvraag
wordt ingewilligd of afgewezen. Daarnaast is de enkele stelling van een asielzoeker
dat hij psychische klachten heeft, onvoldoende als indicatie voor het opstarten van
forensisch medisch onderzoek. In beginsel moeten psychische klachten worden onderbouwd
met medische stukken. In veel situaties wordt een dergelijk onderzoek niet relevant
geacht voor de beoordeling van de asielaanvraag, bijvoorbeeld omdat de aanvraag sowieso
voor inwilliging in aanmerking komt. Ook kan het zijn dat de IND niet over (voldoende)
informatie beschikt om gemotiveerd een onderzoek te kunnen aanbieden. Dat iMMO in
vergelijking met de IND veel meer onderzoeken uitvoert, wil niet zeggen dat de IND
niet zou voldoen aan de verplichting uit de Procedurerichtlijn. Zoals ook in het rapport
is aangegeven, kan een asielzoeker op grond van schaamte of trauma eerder tegenover
de IND niet in staat zijn geweest over bepaalde feiten te verklaren. Hierdoor kan
het voor de IND moeilijk zijn om te concluderen of een medisch onderzoek op zijn plek
is. Ook is het zo dat voor de IND de vraag of een onderzoek geïndiceerd is aan de
orde komt in de context van een openstaande asielprocedure, waar iMMO zaken veeleer
vanuit retrospectief kan benaderen.
Dat de IND medische rapporten willekeurig zou afwijzen, wordt op geen enkele wijze
herkend. Tot slot wordt er reeds rekening gehouden met genderspecifieke informatie
in ambtsberichten. Ook is het mogelijk om extra informatie op te vragen bij TOELT
indien dit nodig wordt geacht.
Slotbeschouwing
Het rapport van Amnesty International biedt een waardevol inzicht in een thema dat
juist tijdens de asielprocedure van groot belang kan zijn voor een asielzoeker. Hoewel
het rapport veel kanttekeningen plaatst bij het huidige beleid en uitvoering ben ik
van mening dat in algemene zin het beleid en de uitvoering gendersensitief zijn. Uiteraard
bekijk ik continu met de IND en COA waar verbeteringen in de procedure en de opvang
nodig en mogelijk zijn.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid