Brief regering : Stand van zaken diverse dossiers Koninkrijksrelaties
36 200 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023
Nr. 83 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2023
Voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet Koninkrijksrelaties en
                  BES-fonds 2022 informeer ik uw Kamer in deze brief over de stand van zaken van enkele
                  dossiers op het terrein van Koninkrijksrelaties. Ik ga in op mijn toezegging om het
                  Handboek Crisisbeheersing voor de Caribische delen van het Koninkrijk. Ik ga tevens
                  in op het verzoek van de vaste commissie Koninkrijksrelaties van 15 juni jl. (Kamerstuk
                  36 200 IV, nr. 75) om een toelichting op het beroep op artikel 2.27 CW ten behoeve van de klif op Sint
                  Eustatius en het verzoek van het lid Wuite van 23 mei jl. om een brief over de wijze
                  waarop motie met Kamerstuk 36 200 IV, nr. 74 ten uitvoer zal worden gebracht. Tot slot informeer ik u over de scenario’s voor
                  GTI Sint Eustatius en de herfinanciering van leningen aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
               
Handboek Crisisbeheersing voor de Caribische delen van het Koninkrijk
In het commissiedebat Onderlinge regeling & Wederopbouw Sint Maarten van 25 mei jl.
                  en in het tweeminutendebat naar aanleiding van dit commissiedebat op 21 juni jl. (Handelingen II
                  2022/23, nr. 96, Tweeminutendebat Onderlinge Regeling Wederopbouw Sint Maarten), heb
                  ik toegezegd het «Handboek Crisisbeheersing voor de Caribische delen van het Koninkrijk»
                  met uw Kamer te delen. Met het toezenden van het bijgevoegde handboek voldoe ik aan
                  deze toezegging. Het handboek is ook online te raadplegen.1 De Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  werken gezamenlijk verder aan de versterking van de crisisbeheersing, inclusief afspraken
                  over rolopvatting, taakverdeling en verantwoordelijkheden. Hierover is uw Kamer nader
                  geïnformeerd in de recente brief van de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw
                  Kamer over het rapport van de Inspectie van JenV met de stand van zaken over de rampenbestrijding
                  in Caribisch Nederland 2022 (Kamerstukken 26 956 en 29 517, nr. 218) en in mijn brief aan uw Kamer met de kabinetsreactie op beleidsdoorlichting van
                  artikel 8 Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 33 189, nr. 18). Deze afspraken zullen hun weerslag krijgen in voornoemd Handboek. Samen met andere
                  crisispartners, waaronder de Landen en openbare lichamen, zetten de Ministeries van
                  BZK en JenV stappen in het verder versterken van de respons en samenwerking tijdens
                  een ramp of crisis in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
               
Toelichting op beroep op artikel 2.27 CW voor de klif op Sint Eustatius
Bij schrijven van 15 juni 2023 heeft de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties mij
                  verzocht om een nadere toelichting te geven op mijn brief op het beroep op artikel 2.27
                  Comptabiliteitswet aangaande het Klifproject op Sint Eustatius (Kamersutk 36 200 IV, nr. 75). Hierbij reageer ik graag op dit verzoek.
               
Op 5 december 2022, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius
                  en Saba een vonnis uitgesproken in de zaak tussen Eco Statia N.V. (zijnde eigenaar
                  van een hotel op Sint Eustatius) en het openbaar lichaam Sint Eustatius (OLE). Hierin
                  werd het OLE onder andere gesommeerd om toereikende veiligheidsmaatregelen te treffen
                  aan de klif op straffe van een dwangsom. Na bestudering van deze uitspraak en het
                  opstellen van een plan van aanpak inzake het herstel van de klif, heeft het OLE mij
                  op 10 februari jl. om financiële hulp verzocht. Omdat uit de hulpvraag bleek dat de
                  kosten voor het herstel de financiële mogelijkheden van het OLE ver overstijgen, heb
                  ik besloten het gevraagde bedrag op te nemen bij de eerstvolgende begrotingswijziging,
                  namelijk de Voorjaarsnota 2023.
               
Na de besluitvorming in de ministerraad over de Voorjaarsnota, en na de publicatie
                  van de Voorjaarsnota2hebben zich ontwikkelingen voorgedaan waardoor het beschikbaar maken van deze middelen
                  in een stroomversnelling terecht is gekomen. Ten eerste heeft het Gerecht in kort
                  geding op 5 mei jl. alle vorderingen van het OLE afgewezen, wat onder andere betekent
                  dat de dwangsomtermijn is gaan lopen. Ten tweede bleek het noodzakelijk om de contracten
                  met de aannemer inzake het herstel van de klif spoedig te tekenen om verzekerd te
                  zijn van de beschikbaarheid van de aannemer. Ik wil daarbij graag benadrukken dat
                  het om zeer specifieke werkzaamheden gaat, die door weinig bedrijven kunnen worden
                  uitgevoerd en waarbij de beschikbaarheid van mensen en materiaal een ingewikkelde
                  opgave is. Op 22 mei jl. heeft het OLE mij daarom verzocht om de middelen uiterlijk
                  1 juni jl. ter beschikking te stellen. Het niet tijdig tekenen van de contracten kon
                  leiden tot vertraging van circa één jaar op de herstelwerkzaamheden, wat een risico
                  voor de publieke veiligheid en het oplopen van de dwangsom tot gevolg kon hebben.
               
Zoals aangegeven is de claim voor deze middelen via de eerste suppletoire begroting
                  van BZK in de Voorjaarsnota 2023 meegenomen (Kamerstuk 36 350 IV), nadat het OLE bij het Rijk een hulpverzoek had ingediend. Het is dan niet toegestaan
                  om deze middelen opnieuw in te dienen via een aparte Incidentele Suppletoire Begroting.
                  Omdat de besluitvorming van de Kamer over de Voorjaarsnota pas voorzien is in juli,
                  en gezien bovengeschetste recente ontwikkelingen in de tussentijd, moest er eerder
                  actie ondernomen worden. Het beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet was
                  daardoor het enige instrument voorhanden. Zoals ik ook in het debat van 31 mei jl.
                  al had aangegeven (Handelingen II 2022/23, nr. 87, Verantwoordingsdebat over het jaar
                  2022), is het besluit om een beroep te doen op artikel 2.27 niet lichtzinnig genomen.
                  Het kabinet doet haar uiterste best om het gebruik van dit artikel tot een minimum
                  te beperken. Gezien bovengenoemde omstandigheden heb ik echter in overeenstemming
                  met de Minister van Financiën gemeend dat een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet
                  gegrond was.
               
Uitvoering motie Wuite en Ceder inzake sociaal minimum (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 74)
In reactie op het verzoek van het lid Wuite om uiterlijk eind juni een brief van het
                  kabinet te ontvangen over de wijze waarop motie met Kamerstuk 36 200 IV, nr. 74 ten uitvoer zal worden gebracht informeer ik u graag, mede namens de Minister van
                  APP, als volgt.
               
In de motie wordt de regering verzocht «in afwachting van het eindrapport van de commissie Sociaal minimum Caribisch Nederland
                     financiële scenario’s uit te werken, waaronder het mogelijk invoeren van het sociaal
                     minimum in 2024, en de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling SZW te informeren.» Zoals bij uw Kamer bekend zal de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland per
                  1 oktober haar rapport opleveren. Voorafgaand aan die datum worden er nog verschillende
                  onderzoeken uitgevoerd, bijvoorbeeld door het NIBUD, waarbij in kaart wordt gebracht
                  wat verschillende huishoudtypes nodig hebben om van rond te komen. Hierbij wordt gekeken
                  naar het inkomen en de kosten van levensonderhoud. Ook zal worden onderzocht wat de
                  effecten van deze uitkomsten op de economische ontwikkeling zijn.
               
Het kabinet kijkt uit naar het advies van de commissie sociaal minimum Caribisch Nederland.
                  Het kabinet zit ondertussen niet stil en denkt na over verschillende mogelijke uitkomsten
                  van het onderzoek. Het is denkbaar dat de commissie adviseert om de inkomens verder
                  te verhogen en/of de kosten verder te verlagen. Vooruitlopend op het advies, wordt
                  een aantal denkrichtingen aan zowel de inkomenskant als de kostenkant uitgewerkt,
                  waarbij we ook de financiële consequenties in kaart brengen. Uw Kamer wordt vóór de
                  begrotingsbehandeling SZW geïnformeerd over het advies van de commissie, inclusief
                  een kabinetsappreciatie. De (financiële) uitwerking van de denkrichtingen loopt hierin
                  mee.
               
Scenario’s voor toekomst GTI op Statia
Tijdens het Verzamel-commissiedebat BES van 13 april jl. heb ik toegezegd uw Kamer
                  voor de zomer op hoofdlijnen te informeren over de scenario’s die worden ontwikkeld
                  voor de toekomst van GTI op Sint Eustatius (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 67). Ik heb u voor het laatst geïnformeerd over GTI in de Tiende voortgangsrapportage
                  Sint Eustatius d.d. 16 december jl. (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 40) waarin ik benadrukte dat mijn ministerie met het Openbaar Lichaam Sint Eustatius
                  in gesprek staat om hen te ondersteunen waar nodig, indien de situatie rondom GTI
                  veranderd.
               
Mijn ministerie is eind vorig jaar met de Ministeries van EZK, IenW, SZW en BZ aan
                  de slag gegaan om mogelijke scenario’s uit te werken in handelings-perspectieven.
                  Zo wordt er onder andere rekening gehouden met een continuering van GTIS, een mogelijk
                  faillissement of een andere eigenaar van de overslagterminal voor olie. In elk van
                  de scenario’s is duidelijk benoemd welk ministerie op welke manier actie dient te
                  ondernemen, conform de rolverdeling en taken van het Rijk. Zoals ik heb aangegeven
                  tijdens het commissiedebat op 13 april jl., kan ik hierbij niet in detail treden,
                  omdat niet alle informatie publiekelijk gedeeld kan worden. Wel kan ik aangeven dat
                  ik de bescherming van de natuur, werkgelegenheid en economische ontwikkeling hierin
                  belangrijke aspecten vind.
               
Zoals benoemd in de Intentiebrief economische ontwikkeling Caribisch Nederland d.d.
                  6 april 2023 (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 62) zal het kabinet samen met de openbare lichamen zich inzetten voor duurzame economische
                  ontwikkeling in Caribisch Nederland. Daarbij hoort het opstellen van een economische
                  ontwikkelstrategie, die met ondersteuning van het Rijk zal worden opgesteld. Voor
                  Sint Eustatius betekent dit inzet op het versterken van het toekomstig verdienvermogen
                  van het eiland, door onder andere het ontwikkelen van de toerismesector, landbouw
                  en het verbeteren van de mogelijkheden voor ondernemerschap.
               
Herfinanciering van leningen aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten
In de Covid-periode heeft Nederland liquiditeitsleningen verstrekt aan Curaçao, Sint
                  Maarten en Aruba na een beroep van de landen op artikel 36 van het Statuut voor het
                  Koninkrijk der Nederlanden. De noodzaak van deze leningen was evident gegeven de grote
                  impact van de pandemie op de economieën van de landen. Het totaal van de leningen
                  voor de drie landen is € 1,1 miljard. De leningen lopen af per 10 oktober 2023. De
                  gesprekken met de landen over de herfinanciering van de leningen zijn nog gaande.
                  Hierbij is het de intentie om de herfinanciering zo vorm te geven dat deze bijdragen
                  aan het weerbaar maken van de economieën van de landen, als ook de risico’s voor de
                  Rijksbegroting te blijven beheersen.
               
Het komen tot afspraken met elk van de landen dient zorgvuldig te gebeuren. Zodra
                  er overeenstemming is bereikt zal uw Kamer worden geïnformeerd en zal een en ander
                  in de begrotingsstukken worden verwerkt.
               
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties