Brief regering : Verslag van de formele JBZ-Raad van 8-9 juni 2023
32 317 JBZ-Raad
Nr. 842 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS
VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2023
Hierbij bieden wij uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
het verslag aan van de bijeenkomst van de formele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
(JBZ) op 8 en 9 juni 2023 in Luxemburg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
en de Minister voor Rechtsbescherming hebben deelgenomen aan deze JBZ-Raad. Bijgaand
treft uw Kamer tevens de antwoorden op de resterende vragen uit het schriftelijk overleg
voorafgaand aan deze Raad zoals gesteld op 5 juni jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 843)
Tijdens de HOME-dag van de JBZ-Raad lag de nadruk op de discussie over de Raadsposities
voor de Asielprocedureverordening en de Asiel- en migratiemanagementverordening. De
Raad stemde in met deze raadsposities (pagina 1). Tijdens de JBZ-Raad heeft het kabinet
uitvoering gegeven aan de moties Ceder over mensenrechten aan de buitengrens en over
de impasse op het pact (pagina 3) (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 33 en Kamerstuk 32 317, nr. 781). Hieronder informeert het kabinet uw Kamer over de invulling van de toezegging aan
het lid Podt over mensenrechten en over de uitvoering van de gewijzigde motie van
de leden Van Wijngaarden en Jasper van Dijk over het toevoegen van een trigger voor derde landen in het kader van het visumbeleid (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2581).
Tijdens de Justitiedag stelde de JBZ-Raad vijf Raadsposities vast: op de Richtlijn
voorkomen en bestrijden van mensenhandel, de Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
en op anti-SLAPP richtlijn (Pagina 7) en op de Richtlijn geweld tegen vrouwen en huiselijk
geweld en de Richtlijn betreffende de definitie van strafbare feiten en sancties voor
de schending van beperkende maatregelen van de Unie (Pagina 8).
Mensenrechten (toezegging aan het lid Podt)
Onder dit kopje informeert het kabinet uw Kamer over wat tijdens de JBZ-raad besproken
is over mensenrechten, en welke resultaten daarop zijn behaald. Dit is in lijn met
de toezegging die de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hierover deed aan
het lid Podt in het Commissiedebat d.d. 7 juni 2023 over de Asiel- en Migratiegerelateerde
onderwerpen op de JBZ-raad van 8 juni 2023.
Tijdens deze JBZ-raad was in de discussie over de algemene Staat van het Schengengebied
aandacht voor de naleving van mensenrechten bij het nastreven van sterke Europese
buitengrenzen. Het onderwerp kwam ook aan bod in de discussies over de Raadsposities
op de AMMR en de APR. Meerdere lidstaten benadrukten te hechten aan goede borging
van de rechten van asielzoekers, onder andere in relatie tot het opbouwen van migratiepartnerschappen
met veilige derde landen. Nederland acht het positief dat in de uiteindelijke Raadsposities
geborgd is dat deze partnerschappen alleen plaats kunnen vinden als derde landen mensenrechtenverdragen
naleven.
Mededeling monitoren van visumvrije regimes
Op 30 mei jl. publiceerde de Europese Commissie (de Commissie) een mededeling over
de monitoring van de derde landen die voor het Schengengebied visumvrij zijn.1De mededeling is een eerste actieplan dat toewerkt naar een wetgevend voorstel om
de geldende verordening later dit jaar te wijzigen.2 Omdat deze mededeling geagendeerd stond op deze JBZ-raad en pas kort tevoren werd
gepubliceerd, wordt bij dit Raadsverslag een appreciatie van de mededeling opgenomen,
in plaats van een BNC-fiche.
De mededeling bevat een actieplan voor de herziening van het zogenaamde opschortingsmechanisme
visumvrije landen en een kader voor de discussies die de komende maanden hierover
in de Raad en het Europees Parlement zullen worden gevoerd. De Commissie heeft als
streven om in het najaar van 2023 een wetgevend voorstel te presenteren voor de herziening
van het bestaand mechanisme voor (tijdelijke) opschorting van de vrijstelling van
de visumplicht als sprake is van een plotselinge en substantiële stijging van irreguliere
migratie, veiligheidsrisico’s of een vermindering van de samenwerking rond overname.
De mededeling benoemt drie concrete uitdagingen ten aanzien van visumvrijgestelde
landen: (1) gebrek aan visumharmonisatie, o.a. in relatie tot irreguliere migratiestromen;
(2) de stijging van het aantal asielaanvragen van burgers uit visumvrije landen; (3) de
veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit burgerschapsregelingen voor investeerders
(goudenpaspoortregelingen) en hybride dreigingen.
De mededeling bevat verschillende ideeën om deze uitdagingen effectiever te kunnen
adresseren via het monitorings- en opschortingsmechanisme. Zo stelt de Commissie voor
om (het gebrek aan) visumharmonisatie, goudenpaspoortregelingen en hybride dreigingen
toe te voegen als opschortingsgronden en om de huidige grenswaarden (triggers) voor deze opschortingsgronden aan te passen. Ook stelt de Commissie voor om de opschortingsprocedure
efficiënter te maken, door enerzijds de twee (tijdelijke) opschortingsfases met een
aantal maanden te verlengen en door anderzijds een zogenaamde urgente procedure toe
te voegen, waarmee in geval van urgente redenen sneller tot opschorting kan worden
overgegaan. Tot slot stelt de Commissie voor om het jaarlijks rapport in het kader
van het opschortingsmechanisme uit te breiden met een grotere geografische scope (niet
langer uitsluitend de landen die maximaal zeven jaar geleden visumvrij zijn geworden)
en met een meer strategische focus op het monitoren van de belangrijkste aandachtsgebieden.
Kabinetsappreciatie
De grondhouding van het kabinet voor wat betreft bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
is positief. De mededeling heeft betrekking op het terrein van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht. Op dit terrein heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid
(artikel 4, lid 2, sub j, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(VWEU). Als onderdeel van het Schengengebied dienen voorstellen in het beleid ten
aanzien van Schengenvisa (visa kort verblijf) op Europees niveau vorm gegeven te worden.
Bovendien sluit de inhoud van de mededeling, zoals hierboven aangegeven, goed aan
bij de Nederlandse inzet binnen de EU. De voorgestelde route naar een wetgevend Commissievoorstel
sluit goed aan bij het doel om het bestaande opschortingsmechanisme effectiever in
te kunnen zetten als instrument in het Europees visumbeleid zonder hierbij verder
te gaan dan noodzakelijkerwijs nodig is. Het kabinet beschouwt visumliberalisatie
als een belangrijk instrument om samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen,
handels- en intermenselijke contacten te versterken en hervormingen aan te jagen.
Visumliberalisatie is niet vrijblijvend en de Commissie moet erop toezien dat landen
ook na afschaffing van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Het kabinet
is daarom uitgesproken voorstander van de herziening van het opschortingsmechanisme
en verwelkomt deze mededeling. Nederland heeft zich hier in Europees verband voor
ingezet en de Commissie aangemoedigd zo snel mogelijk een voorstel te presenteren.
Met deze mededeling komt de Commissie ook tegemoet aan de oproep van de Schengen Raad
van 9 en 10 maart 20233.
Het kabinet steunt vooralsnog de ideeën van de Commissie. Zoals eerder met uw Kamer4 gedeeld, zijn voor Nederland belangrijke prioriteiten het toevoegen van een grond
(trigger) in geval van een gebrek aan visumharmonisatie en bij het tegengaan van de
risico’s rond goudenpaspoortregelingen. Daarnaast zet Nederland in op een effectief
mechanisme om in te kunnen grijpen op het terrein van veiligheid en irreguliere migratie.
Hierbij kijkt het kabinet ook naar het gebruik van data uit toekomstige EU systemen,
waaronder het Entry-Exit Systeem om te bepalen welke derde landen eventueel in aanmerking
zouden moeten komen voor aanvullende monitoring. Conform de motie van Wijngaarden
en van Dijk heeft het kabinet in Europees verband herhaaldelijk het belang benadrukt
om een trigger toe te voegen op het gebied van instroom vanuit derde landen, bijvoorbeeld
als gevolg van het uitblijven van harmonisatie van het visumbeleid.
Het kabinet volgt nauwlettend hoe de Commissie deze gronden en grenswaarden gaat uitwerken
en zal pleiten voor een invulling conform Nederlandse inzet. Ook verwelkomt het kabinet
verdere uitwerking van een zogenaamde urgente procedure, zodat er snel tot actie overgaan
kan worden.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Verslag van de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en
9 juni 2023
I. Binnenlandse zaken
Belangrijkste resultaten
• Na enkele discussierondes nam de JBZ-Raad Raadsposities aan op de Asielprocedureverordening
en de Asiel- en Migratiemanagementverordening.
• De JBZ-Raad nam, zonder verdere discussie, Raadsconclusies aan over het versterken
van de weerbaarheid van de samenleving in de context van civiele bescherming.
1. Raadsposities op de Asielprocedureverordening (APR) en de Asiel- en Migratiemanagementverordening
(AMMR)
Tijdens de JBZ-Raad zijn na enkele discussierondes Raadsposities aangenomen op de
APR en de AMMR. Dit is een belangrijke stap in de onderhandelingen op het Asiel- en
Migratiepact.
Kern van de Raadsposities
De overeengekomen afspraken in de APR bouwen voort op de al eerder bereikte Raadsposities
op de Eurodac- en Screeningsverordening, waarin is overeengekomen dat iedere persoon
die irregulier de Europese buitengrenzen overschrijdt wordt gescreend en geregistreerd.
In de APR is daar bovenop afgesproken dat lidstaten verplicht te allen tijde een bepaalde
capaciteit (mensen, middelen, faciliteiten) beschikbaar moeten hebben voor het uitvoeren
van asielgrensprocedures en eventueel bijbehorende terugkeerprocedures. Een asielgrensprocedure
wordt gekenmerkt door versnelde afhandeling van een asielverzoek (maximaal 12 weken)
in gesloten setting, eventueel direct gevolgd door een terugkeerprocedure van eveneens
maximaal 12 weken. De asielgrensprocedure vervangt de reguliere asielprocedures niet,
maar zal gaan gelden voor specifieke groepen asielzoekers: personen met een kansarm
asielverzoek (met de nationaliteit van een land waarvan het Europees gemiddelde inwilligingspercentage
lager is dan 20%), personen die de autoriteiten bij hun asielaanvraag proberen te
misleiden, en personen die een mogelijk gevaar vormen voor de openbare orde of veiligheid.
Ook voor families met kinderen geldt dat hun asielverzoek in een asielgrensprocedure
moet worden afgehandeld als zij onder één van voornoemde categorieën vallen. Alleenreizende
minderjarige vreemdelingen (AMV’ers) worden uitgesloten van de asielgrensprocedures,
tenzij zij een mogelijk gevaar voor de nationale orde of veiligheid vormen. Het totale
aantal asielgrensprocedureplekken dat in de EU beschikbaar moet zijn (in de Raadspositie
«adequate capaciteit» genoemd) is vastgesteld op 30.000. De verdeling van deze verplichte
capaciteit over de lidstaten vindt plaats op basis van hoeveel irreguliere grensoverschrijdingen
en toegangsweigeringen een lidstaat heeft aan de buitengrens. Dit resulteert in een
zwaartepunt van de verplichte capaciteit in de buitengrenslidstaten in het oosten
en zuiden van de EU. Met het oog op zorgvuldige implementatie zal na inwerkingtreding
stapsgewijs naar deze 30.000 plekken worden toegewerkt. Op elke plek kunnen per jaar
meerdere grensprocedures worden afgewikkeld. Afgesproken is dat er een jaarplafond
komt van vier keer de aanwezige capaciteit. Indien er op een bepaald moment in een
lidstaat geen capaciteit meer beschikbaar is, of indien het jaarplafond is bereikt,
mogen de lidstaten asielverzoeken van voornoemde groepen in reguliere asielprocedures
afhandelen. Een uitzondering wordt gemaakt voor personen die een mogelijk gevaar voor
de openbare orde of nationale veiligheid vormen; de asielverzoeken van deze personen
dienen zonder uitzondering in een grensprocedure te worden behandeld. De Commissie
stelt 1 miljard euro beschikbaar om buitengrenslidstaten te ondersteunen in de opbouw
van de benodigde capaciteit.
In de raadspositie over de APR zijn tevens de mogelijkheden en randvoorwaarden voor
het opbouwen van migratiepartnerschappen met veilige derde landen opgenomen. Om te
gelden als veilig derde land moet het betreffende land de naleving van mensenrechten
borgen. Ook moet een asielzoeker een band hebben met het betreffende derde land op
basis waarvan het redelijk is de persoon aan dat land over te dragen. De mogelijkheden
die onder huidig EU-recht bestaan, blijven daarmee overeind5. In de preambulen van de verordening is opgenomen dat lidstaten het concept veilige
derde land op basis van deze voorwaarden kunnen toepassen. Een jaar na inwerkingtreding
van het wetgevend pakket zullen deze afspraken opnieuw tegen het licht worden gehouden
in een review.
In de raadspositie over de AMMR is de kern van het huidige Dublin-stelsel overeind
gebleven: om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielverzoek blijft,
wanneer geen gezinsleden in de EU aanwezig zijn, primair het land-van-eerste-aankomstcriterium
gelden. Daarnaast is positief dat de termijnen voor het verschuiven van de verantwoordelijkheid
van een asielverzoek op onderdelen langer worden dan in het huidige stelsel. Daar
staat tegenover dat aparte Dublin-categorieën geïntroduceerd worden voor personen
die de grensprocedure doorlopen hebben, en voor personen die ontscheept zijn na Search and Rescue-operaties. Voor deze groepen gaan aangepaste verantwoordelijkheidstermijnen gelden.
Het wettelijk verplichte solidariteitsmechanisme is grotendeels overeengekomen langs
de lijnen zoals uiteengezet in de Geannoteerde Agenda. De Commissie zal elk jaar via
een rapportage over de migratiesituatie in de EU aangeven welke lidstaten naar verwachting
onder hoge migratiedruk komen, en aan welke aantallen herplaatsingen en financiële
steun deze lidstaten behoefte hebben. Het minimumaantal jaarlijkse herplaatsingen
wordt, in evenwicht met de wettelijk verplicht gestelde asielgrensprocedurecapaciteit,
vastgelegd op 30.000. Op lidstaatniveau worden geen verplichte herplaatsingen vastgelegd.
Lidstaten dienen naar rato van inwonersaantal en BBP bij te dragen, maar mogen kiezen
of zij dit in de vorm van herplaatsingen of in de vorm van een financiële bijdrage
doen. De financiële bijdrage is vastgesteld op 20.000 euro als alternatief voor elke
herplaatsing. Voor Nederland komt de minimale solidariteitsbijdrage daarmee op 1.500
herplaatsingen of 30 miljoen euro. Financiële bijdragen dienen te worden gestort in
een financieel instrument van de Commissie, waarvan de modaliteiten nog moeten worden
uitgewerkt. Er is een mogelijkheid gecreëerd dat een lidstaat op basis van een voorstel
van de Commissie wordt vrijgesteld van zijn solidariteitsbijdragen omdat hij zelf
onder te hoge migratiedruk staat. Een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten
moet daar mee akkoord gaan. Indien lidstaten onvoldoende toezeggingen doen om het
in de AMMR vastgelegde minimumaantal te bereiken, moeten lidstaten dit compenseren
met de behandeling van asielverzoeken van Dublinclaimanten die zij anders zouden overdragen
naar de op solidariteit aanspraak makende lidstaat. Dit kan maximaal oplopen tot het
aandeel herplaatsingszaken waar de lidstaat voor verantwoordelijk zou zijn geweest.
Mede als resultaat van de inzet van Nederland is afgesproken dat de Commissie in haar
aanbevelingen over solidariteit ook zal meewegen of lidstaten hun verantwoordelijkheden
in het kader van de Dublin-verordening goed uitvoeren. Als de Commissie constateert
dat lidstaten hierin systematisch tekortschieten, bijvoorbeeld met opvangomstandigheden
die niet voldoen aan artikel 3 van het EVRM, kunnen deze lidstaten niet in aanmerking
komen voor solidariteit totdat zij weer aan hun verplichtingen voldoen.
Appreciatie
Nederland heeft, mede met het oog op het grote belang van een uniforme en herziene
Europese aanpak op asiel en migratie, ingestemd met de Raadsposities als basis voor
de trilogen met het Europees Parlement. Er is met name tevredenheid over de afspraken
over de asielgrensprocedures in de APR. Deze afspraken kunnen helpen, samen met de
eerdere afspraken over screening en registratie, om snel aan de buitengrens een onderscheid
te maken tussen personen die recht hebben op asiel en personen die moeten terugkeren.
De afspraken hebben daarmee de potentie om instroom van met name kansarme asielzoekers
in de EU en in Nederland te beperken en terugkeer te verbeteren. Het Nederlandse pleidooi
om ook kansarme asielverzoeken van AMV’ers in de asielgrensprocedures op te nemen
vond onvoldoende weerklank. Wel sprak de Raad af om hier drie jaar na inwerkingtreding
opnieuw naar te kijken. Nederland blijft eraan hechten om zoveel mogelijk te voorkomen
dat kinderen worden vooruitgestuurd op een gevaarlijke reis naar Europa. Wat de mogelijkheden
voor het opbouwen van migratiepartnerschappen met veilige derde landen betreft, vindt
Nederland het positief dat in deze afspraken geborgd blijft dat dit altijd dient plaats
te vinden met oog voor naleving van mensenrechten. Wel had Nederland graag de mogelijkheden
voor deze partnerschappen verder verruimd, bijvoorbeeld door op Europees niveau af
te spreken dat landen waar een asielzoeker doorheen is gereisd of heeft verbleven
ook kunnen worden aangemerkt als een veilig derde land. De herziening van de afspraken,
een jaar na inwerkingtreding van de wetgeving, wordt daarom verwelkomd. In het vernieuwde
Dublin-systeem acht Nederland het ondanks de toevoeging van nieuwe Dublin-categorieën,
zeer positief dat de verantwoordelijkheidstermijnen voor een asielverzoek worden verlengd,
omdat dit secundaire migratie kan ontmoedigen. In het solidariteitsmechanisme is wat
Nederland betreft een goede balans gevonden tussen verplichte deelname en flexibele
invulling door de lidstaten, al heeft dit er wel toe geleid dat de uitvoering van
het mechanisme complex is. Tot slot, mede met het oog op de gebrekkige naleving van
de huidige asielafspraken binnen de EU, heeft Nederland zich sterk ingezet voor voldoende
waarborgen voor de monitoring, handhaving en naleving van deze nieuw tot stand te
komen wetgeving. In dit kader waardeert Nederland het ten zeerste dat in het solidariteitsmechanisme
de voorwaarde is opgenomen dat lidstaten niet systematisch te kort mogen schieten
in de uitvoering van hun Dublin-verantwoordelijkheden, evenals de toezegging van de
Commissie een stap-voor-stap implementatieplan op te stellen.
Krachtenveld en stemming
Na meerdere onderhandelingsrondes met laatste amendementen op de wetsteksten kon een
grote meerderheid van de lidstaten de aanname van de Raadsposities steunen. Vier lidstaten
onthielden zich uiteindelijk vanwege uiteenlopende redenen van stemming. Twee lidstaten
stemden tegen de Raadsposities, met als belangrijkste argument dat zij zich niet konden
vinden in de herplaatsingscomponent van het solidariteitsmechanisme. Ook gaven deze
twee lidstaten aan dat wat hen betreft besluitvorming over Europees asiel- en migratiebeleid
op basis van unanimiteit dient plaats te vinden. Zij riepen het voorzitterschap daarom
op het besluit naar de Europese Raad te tillen. Enkele lidstaten die instemden met
de Raadsposities benadrukten via een stemverklaring nogmaals het belang dat zij hechten
aan het uitsluiten van AMV’ers en families met kinderen van de grensprocedure.
Met het bereiken van Raadsposities op de AMMR en de APR geeft het kabinet invulling
aan de moties van het lid Ceder om een doorbraak te realiseren op de impasse op het
Europees Migratiepact en te werken aan de vorming van een kopgroep van gelijkgestemde
lidstaten6, 7. H
et kabinet zal zich, ook indachtig de motie van de leden Van der Brink en Ceder8, vanzelfsprekend ook in de volgende fase blijven inspannen om zo snel mogelijk te
komen tot een Raadspositie op de Crisis-verordening, en om de trilogen met het Europees
Parlement op alle voorstellen tot een spoedig en stevig resultaat te brengen.
2. Externe dimensie van migratie (en de situatie in Tunesië)
Het Voorzitterschap leidde de discussie onder dit agendapunt in door te benadrukken
dat alle resultaten op de interne dimensie van migratie (zoals het Asiel- en Migratiepact)
uiteindelijk in samenhang moeten worden bekeken met resultaten op de externe dimensie.
Het Voorzitterschap benoemde dat de afgelopen maanden in dat opzicht stappen zijn
gezet, bijvoorbeeld in het uitvoeren van de EU-Actieplannen voor de Westelijke Balkan-route
en de Centraal Mediterrane Route. Ook vroeg het Voorzitterschap aandacht voor de precaire
situatie in Egypte en Libië. Op verzoek van Italië werd onder dit punt ook de bespreking
van de situatie in Tunesië geagendeerd. Volgens het Voorzitterschap onderstreept de
stijging van irreguliere aankomsten vanuit Tunesië het belang van voortzetting van
de dialoog op Europees en bilateraal niveau met dit land.
De Commissie benadrukte eveneens het verband tussen de interne en externe dimensie
van migratie en benoemde in dat kader de publicatie van het actieplan voor de Westelijke
Mediterrane Route en de sterke daling in het aantal irreguliere aankomsten via de
Westelijke Balkanroute, als gevolg van goede samenwerking tussen lidstaten en de Commissie.
Ten aanzien van Tunesië meldde de Commissie dat het aantal aankomsten in Italië het
afgelopen jaar is vertienvoudigd en dat de EU Italië moet ondersteunen om de situatie
het hoofd te kunnen bieden. Ook deed Commissaris Johansson van Binnenlandse Zaken
kort verslag van haar bezoek aan Tunesië in april en benoemde de betrokkenheid van
onder andere Nederland in de voorbereiding van dat bezoek. De Eurocommissaris kondigde
verder aan dat in aanloop naar de Europese Raad van juni wordt gewerkt aan een pakket
voor versterkte samenwerking met Tunesië en benoemde hierbij het bezoek van Commissievoorzitter
Von der Leyen en de Italiaanse en Nederlandse premiers op 11 juni.
Nederland dankte in een korte tafelronde de Commissie voor haar proactieve rol met
betrekking tot de verschillende Actieplannen, en benadrukte het belang van snelle
opvolging van de door Commissaris Johansson bereikte resultaten tijdens haar eerste
bezoek aan Tunesië.
Ook een aantal andere lidstaten sprak steun uit voor de huidige aanpak van de Commissie.
Het belang van een goede samenwerking met Tunesië en aandacht voor de sociaaleconomische
situatie in het land werd hierbij onderstreept. De noodzaak voor een snelle en integrale
aanpak van de problematiek waar Tunesië mee kampt werd groot geacht, ook met het oog
op de toenemende aantallen migranten met de Tunesische nationaliteit.
3. Conclusies over het versterken van de weerbaarheid van de samenleving in de context
van civiele bescherming
Het Voorzitterschap gaf een toelichting op de Raadsconclusies over het versterken
van de weerbaarheid van de samenleving in de context van civiele bescherming en stelde
dat het noodzakelijk is de weerbaarheid van de hele samenleving te versterken. Ook
onderstreepte het voorzitterschap dat de paraatheid in de moet worden EU versterkt
en dat Oekraïne moet worden ondersteund om hun paraatheid verder te versterken. In
de conclusies staan maatregelen die op nationaal en op EU niveau kunnen worden genomen
en die de basis zijn voor het vermogen van EU om alle soorten crises het hoofd te
kunnen bieden. De Commissie verwelkomde de conclusies. De JBZ-Raad heeft de Raadsconclusies
aangenomen zonder verdere discussie.
4. Lunchonderwerp: Veiligheidsdreigingen en Extremisme
In de besloten lunchsessie informeerde de Zweedse voorzitter van de Intelligence Advisory Board de JBZ-Raad over de laatste dreigingen die vanuit dit samenwerkingsverband worden
gemonitord. Verder was er een discussie over de verdere gezamenlijke aanpak van extremisme
en terrorisme in de EU. Zoals toegelicht in de geannoteerde agenda van deze Raad9 en in reactie op de vragen van de leden van de D66-fractie in het schriftelijk overleg10 werd hier gesproken over de aanbevelingen van het Zweeds voorzitterschap. De JBZ-Raad
onderschreef het belang om gezamenlijk meer te doen in de aanpak van online extremisme
en terrorisme en het verbeteren van toegang tot data voor opsporingsdiensten. Voorts
sprak de JBZ-Raad over de financiële dimensie, zowel voor het bevriezen van tegoeden
als het tegengaan van externe financiering van extremisme en over het belang van versterking
van de informatie-uitwisseling over individuen waar een terroristische dreiging van
uitgaat.
5. Algemene staat van het Schengengebied
De Raad kwam voor dit agendapunt bijeen als Schengenraad. De Commissie presenteerde
als inleiding op de discussie over de staat van het Schengengebied een aantal elementen
uit het tweede Staat van Schengenrapport en de Schengenbarometer. De taxatie van de
Commissie is dat het Schengengebied over het algemeen goed functioneert. De Commissie
blikte onder andere terug op de toetreding van Kroatië tot het Schengengebied, de
start van de nieuwe Europese Strategie voor Geïntegreerd Grensmanagement (EIBM) en
de introductie van het Schengeninformatiesysteem (SIS). Daarnaast hoopt de Commissie
op zeer korte termijn de trilogen over het voorstel van de digitalisering van de visumprocedures
af te ronden, en Bulgarije en Roemenië vóór het einde van het jaar te verwelkomen
tot het Schengengebied. De Commissie signaleert echter ook een aantal zorgelijke punten:
nog altijd wordt een significant aantal van de grenscontroles niet uitgevoerd via
SIS of VIS (Visuminformatiesysteem). En hoewel de irreguliere migratie via de Westelijke
Balkanroute afnam, stegen de aantallen irreguliere binnenkomsten via de Centraal Mediterrane
route juist significant. De Commissie benadrukte ook de blijvende uitdagingen rond
irreguliere migratie via visumvrije regimes. In 2022 kwam 22% van de asielaanvragen
uit landen met visumvrij reizen. Tot slot riep de Commissie de lidstaten op actiever
terugkeercijfers te delen, zodat daarover een beter beeld ontstaat. Volgens de Commissie
lijkt de inzet van het artikel 25a-instrument om terugkeer te verbeteren te werken.
Nederland pleitte tijdens de volledige tafelronde voor meer aandacht voor het verder
versterken van de buitengrenzen, in lijn met internationaal recht, te meer omdat verdere
versterking van de buitengrenzen ook positieve effecten kan hebben voor andere door
de Commissie geïdentificeerde prioriteiten, zoals het tegengaan van secundaire migratie
en het zoeken naar alternatieven voor binnengrenscontroles. In lijn met de motie van
het lid Ceder heeft Nederland eveneens aandacht gevraagd voor het belang van de naleving
van mensenrechten bij de versterking van het beheer van de Europese buitengrenzen.11 In het kader van versterking van de buitengrenzen heeft Nederland opgeroepen tot
snelle implementatie van het Entry and Exit-systeem (EES) en het EU-agentschap voor
grootschalige informatiesystemen (EU-lisa) verzocht spoedig meer helderheid te geven
over de voorziene planning van de inwerkingtreding.
Andere lidstaten verwelkomden de door de Commissie geïdentificeerde prioriteiten,
waarbij verschillende lidstaten pleitten voor snelle opheffing van de huidige binnengrenscontroles,
het belang van aanpak van drugssmokkel of het tegengaan van secundaire migratie. De
Raad kwam overeen dat voor de Schengencyclus 2023–2024 er extra aandacht zal uitgaan
naar de volgende vier prioriteiten: governance van het Schengengebied en volledige
toepassing Schengenacquis, effectieve terugkeer, versterking van de interne veiligheid van het Schengengebied
door de aanpak van georganiseerde misdaad en drugshandel in drugs en verdere versterking
van het buitengrensbeheer.
6. Visumbeleid: monitoring van visumvrije regimes
Onder dit agendapunt is gesproken over de mededeling die de Commissie daags voor de
Raad publiceerde over de monitoring van visumvrije regimes, zie hiervoor ook de aanbiedingsbrief
bij dit verslag. Tijdens de JBZ-raad heeft Nederland de mededeling verwelkomd en aangegeven
voorstander te zijn van het verbreden van de opschortingsgronden, in het bijzonder
op het gebied van visumharmonisatie in relatie tot het tegengaan van irreguliere migratie,
goudenpaspoortregelingen en hybride dreigingen. Nederland volgt nauwlettend hoe de
Commissie deze gronden en grenswaarden gaat uitwerken en heeft opgeroepen zo snel
mogelijk met een voorstel te komen. Ook heeft Nederland de verdere uitwerking van
een zogenaamde urgente procedure verwelkomd, zodat snel tot actie kan worden overgegaan
indien dat nodig is. Wel heeft Nederland opgeroepen tot verduidelijking van de rol
die lidstaten hebben in die procedure. Ook veel andere lidstaten spraken steun uit
voor een herziening van het opschortingsmechanisme, waarbij meerdere landen pleitten
voor snelle publicatie van het wetsvoorstel van de Commissie.
7. Russische agressie tegen Oekraïne
Het Zweedse Voorzitterschap heeft de JBZ-Raad geïnformeerd over de veiligheidssituatie
in Oekraïne en Moldavië en bescherming voor vluchtelingen. Veiligheidsrisico’s zoals
CBRN, wapensmokkel en vluchtelingenhandel werden genoemd. De Commissie koppelde terug
over haar bezoek aan Oekraïne waar werd gesproken over onder andere politiesamenwerking
en oorlogsmisdrijven. De EU CTC, EDEO, Frontex, Eurojust en Europol gaven vanuit hun
specifieke expertise ook nadere toelichting op de veiligheidssituatie in Oekraïne.
De Commissie kondigde onder dit agendapunt aan in de volgende JBZ-raad terug te willen
komen op de discussie over mogelijke verlenging van de Richtlijn tijdelijke bescherming
(Rtb). De huidige werking van de Richtlijn loopt in ieder geval tot en met 4 maart
2024 en kan door besluitvorming in de Raad nog eenmaal verlengd worden tot 4 maart
2025. Nederland is voorstander van de verlenging van de Richtlijn, en benadrukt het
belang van een Europees gecoördineerde aanpak voor de periode daarna.
8. Bestrijding georganiseerde criminaliteit – «Going Dark»
De JBZ-Raad nam kennis van de voortgang onder het Zweeds voorzitterschap in het kader
van datatoegang voor rechtshandhaving. In vervolg op de discussie over «going dark»
in de informele JBZ-Raad van januari benadrukte het voorzitterschap dat rechtshandhaving
de juiste instrumenten nodig heeft om op te kunnen treden tegen georganiseerde criminaliteit
en dat hierbij de balans moet worden bewaard met het beschermen van de fundamentele
rechten van een individu. Het voorzitterschap gaf een nadere toelichting op de eerder
voorgestelde High Level Expert Group on Access to Data for Effective Law Enforcement die dit jaar zal werken om een doelstelling te formuleren en te onderzoeken welk
beleid en wetgeving nodig is om de rechtshandhaving de juiste instrumenten te kunnen
geven om op te treden tegen criminelen die misbruik maken van versleutelde data. De
Commissie herhaalde de bijdrage van het grondrechtenagentschap tijdens de informele
JBZ-Raad van januari dat de rechtshandhaving online niet dezelfde instrumenten tot
haar beschikking heeft als offline. Toegang tot data is hierbij cruciaal. Er was geen
discussie op basis van deze informatie.
9. Diversen
De JBZ-Raad heeft kennis genomen van de diverse informatiepunten. De voornaamste punten
waren de interoperabiliteit van IT-systemen en de pilots voor grensprocedures in Roemenië
en Bulgarije.
De nieuwe Executive Director van het EU-agentschap voor grootschalige informatiesystemen (EU-lisa), Agnès Diallo,
gaf een toelichting op de vertraging die is opgelopen bij de implementatie van het
Entry-Exit systeem (EES) en op het gebied van interoperabiliteit van IT-systemen.
De voornaamste redenen zijn te vinden in de contracten met externe leveranciers en
de interne organisatie van het agentschap. Uit de toelichting kon worden geconcludeerd
dat het agentschap goed zicht heeft op de verbeterpunten voor de implementatie van
het EES die nodig zijn voordat de implementatie van de interoperabiliteit tussen de
verschillende systemen kan worden gestart. EU-lisa en de Commissie verwachten bij
de JBZ-Raad in oktober een definitieve tijdlijn te kunnen presenteren. Nederland zal
in de tussentijd blijven aandringen op een realistische tijdpad met voldoende implementatietijd
voor de lidstaten.
Roemenië en Bulgarije gaven onder diversen een toelichting op de uitvoering van de
pilots voor de in het kader van versterkt grensbeheer. Beiden stelden serieus aan
de slag te zijn met de Conclusies van de Europese Raad om hun procedures aan de buitengrenzen
te verbeteren. Zo heeft Roemenië nationale wetgeving aangepast zodat adviseurs van
het EU-asielagentschap de asielprocedures kunnen ondersteunen en benoemde Bulgarije
het digitaliseren van het asiel- en terugkeersysteem. Beide landen en de Commissie
onderstreepten dat ze hierbij nauw samenwerken met de relevante EU-agentschappen,
zoals Frontex.
Verder gaf Slovenië gaf een terugkoppeling van de bijeenkomst van april jl. van de
Brdo groep met Italië, Oostenrijk en Hongarije. De Ministers hebben gesproken over
verdere versterking van operationele samenwerking en nationale contactpunten voor
migrantensmokkel. Ook spraken ze over vrijwillige terugkeer en re-integratie. Het
Voorzitterschap informeerde de JBZ-Raad kort over de agenda van de aankomende EU-VS
ministeriële bijeenkomst van 20-21 juni. Er zal onder andere gesproken worden over
samenwerking met Oekraïne, informatie-uitwisseling en criminaliteitsbestrijding, met
speciale focus op drugssmokkel.
II. Justitie
Belangrijkste resultaten
• De JBZ-Raad nam vijf Raadsposities aan op de Richtlijn voorkomen en bestrijden van
mensenhandel, de Richtlijn vermogensherstel en confiscatie, anti-SLAPP richtlijn,
de Richtlijn geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en de Richtlijn betreffende
de definitie van strafbare feiten en sancties voor de schending van beperkende maatregelen
van de Unie.
1. Richtlijn ter wijziging van Richtlijn 2011/36/EU voorkomen en bestrijden van mensenhandel
Het voorzitterschap stelde dat het belangrijkste element van de richtlijn ter voorkoming
en bestrijding van mensenhandel het optreden tegen de vraagkant hiervan is. Hiervoor
is in de richtlijn artikel 18a opgesteld. Waar dit eerst een vrijwillige bepaling
voor de lidstaten was en gericht op diensten van slachtoffers van seksuele uitbuiting,
betreft het nu een verplichting om wetgeving te realiseren waarin gebruikers van diensten
van slachtoffers van alle soorten uitbuiting strafbaar zijn indien zij op de hoogte
waren van de uitbuiting. Daarnaast worden illegale adoptie en gedwongen huwelijken
expliciet benoemd in de richtlijn als vormen van uitbuiting. Hiermee wordt het belang
van de aanpak hierop zichtbaar. De Commissie gaf aan dat mensenhandel een lucratieve
misdaad is waar samen tegen moet worden opgetreden. De JBZ-Raad heeft zonder verdere
discussie de Raadspositie vastgesteld.
2. Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
Het voorzitterschap lichtte de Raadspositie voor de Richtlijn vermogensherstel en
confiscatie toe, met als uitgangspunt de gezamenlijke inzet tegen georganiseerde criminaliteit
te versterken door achter hun vermogen aan te gaan. Het opnemen van een bepaling over
het kunnen tegengaan van onverklaard vermogen is hierin een noviteit.
Commissaris Reynders voor Justitie vroeg namens de Commissie specifiek aandacht voor
het kunnen optreden tegen onverklaard vermogen in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit.
Tevens benoemde de Commissie het bezoek van de Europese coalitie tegen georganiseerde
criminaliteit aan Antwerpen, waar België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland,
Spanje en de Commissie spraken over de gezamenlijke strijd tegen georganiseerde criminaliteit.
Enkele lidstaten spraken in een korte tafelronde steun uit voor de Raadspositie en
benoemden daarnaast specifieke aandachtspunten bij de verdere invulling. Een deel
hiervan zag op het behouden van de benodigde flexibiliteit voor de lidstaten bij implementatie.
Hiermee kon de Raadspositie voor de Richtlijn vermogensherstel en confiscatie worden
vastgesteld.
3. Anti-SLAPP richtlijn
Het voorzitterschap en de Commissie benadrukten het belang van het voorstel met het
oog op het garanderen van de vrijheid van meningsuiting.
Nederland sprak steun uit voor het voorstel en stelde dat het kunnen deelnemen aan
publiek debat essentieel is voor onze rechtsstaat en dat het van belang is dat de
EU journalisten en anderen hierin beschermt. Daarbij sprak Nederland met steun van
enkele lidstaten de wens uit de waarborgen en flexibiliteit voor lidstaten voor de
uitvoering van de richtlijn in de triloog te handhaven en vroeg Nederland aandacht
voor het voorkomen van misbruik van de richtlijn.
De lidstaten spraken hun dank uit voor de inzet van het Voorzitterschap en de andere
lidstaten richting het bereiken van de raadspositie. Daarbij stelde een groep lidstaten
dat de uiteindelijke Raadspositie een goed compromis is waarin alle belangrijke punten
zijn geadresseerd. Enkele lidstaten spraken vroeg aandacht voor de rol van de lidstaten
bij implementatie en het garanderen van rechtstoegang. Naar mening van het kabinet
geeft het voorstel hier na de onderhandelingen voldoende ruimte voor. Na deze interventies
nam de JBZ-Raad de Raadspositie voor de Anti-SLAPP richtlijn aan.
4. Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
Het voorzitterschap onderstreept het belang van de voorliggende richtlijn die diverse
vormen van gender-gerelateerd geweld strafbaar stelt.
De Commissie had graag meer ambitie gezien door strafbaarstelling van verkrachting
voor kinderen en vrouwen op te nemen. Volgens de Commissie moeten structurele elementen
van gender-gerelateerd geweld erkent worden ten behoeve van goede aanpak. Ook moet
er sterk worden ingezet op steun aan slachtoffers. Tot slot benoemde de Commissie
de toetreding van de EU tot het verdrag van Istanboel.
Er was een brede interventieronde. Veel lidstaten spraken steun uit voor de versterkte
aanpak van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Hier waren enkele lidstaten zeer
uitgesproken over. Het belang een integrale aanpak werd hierbij onderstreept. Ook
waren er lidstaten die vragen hadden rondom de reikwijdte van de definitie van cybergeweld
in het voorstel en spraken veel lidstaten hun teleurstelling uit dat verkrachting
niet in het voorstel is opgenomen. Een kleine groep lidstaten onderstreepte de zorgen
bij de juridische basis en interpretatie van de term gender. Tegelijkertijd gaven
enkele lidstaten aan graag juist meer ambitie in het voorstel te hebben gezien. Nederland
stelde dat geweld tegen vrouwen omvangrijk en onacceptabel is. De bestrijding van
deze vorm van geweld vraagt een integrale aanpak. Nederland sprak steun uit voor de
raadspositie. De JBZ-Raad nam na deze discussie de Raadspositie aan.
5. Richtlijn betreffende de definitie van strafbare feiten en schending van beperkende
maatregelen van de Unie.
Het Voorzitterschap lichtte toe dat de discussie over dit voorstel vooral van technische
aard is geweest, aangezien van meet af aan brede steun was voor de doelstelling en
om tijdig te kunnen optreden in het kader van de Russische agressie. Het Voorzitterschap
stelde er van overtuigd te zijn met deze raadspositie een goede stap gezet te hebben
in een heldere definitie en dat voortvarend kan worden opgetreden bij de overtreding
van sancties.
De Commissie dankte voor de brede steun, maar gaf aan graag meer ambitie in de Raadspositie
te hebben gezien. Bijvoorbeeld ten aanzien van serieuze nalatigheid en vaste bedragen
voor boetes. Daarnaast legde de Commissie de link met de Richtlijn Confiscatie en
sprak de wens uit dat de aanpak ten aanzien van het overtreden van sancties zich verder
ontwikkelt. Beoogde implementatie is uiterlijk 2024.
Een enkele lidstaat intervenieerde, de JBZ-Raad nam de Raadspositie zonder verdere
discussie aan.
6. Conclusies over de veiligheid van LHBTI-personen in de EU
Het Voorzitterschap introduceerde de discussie over de veiligheid van LHBTI-personen
door te stellen dat veel mensen zich in Europa nog bedreigd voelen als gevolg van
hun seksuele oriëntatie en riep de Raad hierbij deze mensen te laten zien dat de EU
hen steunt en de EU een veilige plek is voor minderheden.
Al vroeg in de tafelronde bleek dat de benodigde unanimiteit niet zou worden bereikt.
Enkele lidstaten stelden de conclusies niet te kunnen steunen. In reactie daarop uitte
een groot aantal lidstaten hun onverminderde steun aan de LHBTI-gemeenschap en hun
teleurstelling dat niet kon worden gekomen tot Raadsconclusies. Meerdere lidstaten
riepen op om als EU ambitieus te blijven om de veiligheid van LHBTI-personen te blijven
beschermen.
Namens het kabinet stelde Minister Weerwind het onacceptabel te vinden dat EU-burgers
onveilig zijn om wie ze zijn, willen zijn, of van wie ze houden en dat iedere vorm
van discriminatie onwenselijk is. Hij stelde dat Nederland graag had gezien dat de
Q was opgenomen in het acroniem van de conclusies. Ook hij uitte zijn teleurstelling
dat niet tot Raadsconclusies kon worden gekomen. Dit zouden de eerste conclusies zijn
die specifiek over LHBTI-personen gaan sinds de conclusies die in 2016 onder Nederlands
voorzitterschap zijn aangenomen. De Minister sloot af met een duidelijk signaal dat
Nederland achter de queer-gemeenschap zal blijven staan, en dat hij de inkomende Voorzitterschappen
opriep om zich hard te blijven maken voor de LGBTIQ-gemeenschap.
Het Voorzitterschap stelde vervolgens met steun van 25 van de 27 lidstaten Voorzitterschapsconclusies
vast over de veiligheid van LHBTI-personen in de EU, bij gebrek aan overeenstemming
in de Raad over de voorliggende LHBTI-Raadsconclusies. De Commissie uitte haar teleurstelling
over het uitblijven van een overeenkomst en onderstreepte deze conclusies te zijn
als bewijs dat er politiek momentum blijft om de strijd voor de bescherming voor de
LHBTIQ-personen te blijven voeren en om de grondrechten van iedereen te beschermen.
7. Russische agressie tegen Oekraïne: onderzoek naar en vervolging van schendingen
van de beperkende maatregelen van de EU
De gedachtewisseling onder dit agendapunt richtte zich vooral op de inzet van sancties
en hoe de EU kan optreden wanneer deze niet worden nageleefd. Het Voorzitterschap
informeerde de Raad dat sinds de start van de oorlog in Oekraïne de EU de grootste
set van sancties ooit heeft afgekondigd en stelde dat het vaststellen van de richtlijnen
over confiscatie en schending van sancties bij zullen dragen aan een effectief Europees
optreden. Hierbij is de effectiviteit van de instrumenten volgens het Voorzitterschap
afhankelijk van de opsporing door de lidstaten.
In dat kader vroeg het Voorzitterschap aandacht voor een non-paper van tien lidstaten
die bepleiten dat voor een effectief Europees optreden tegen sanctieontwijking het
nodig is het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) uit te breiden.
De Commissie gaf een nadere toelichting op de verschillende sanctiepakketten en benoemde
dat er inmiddels bijna driehonderd strafrechtzaken lopen voor schending van sancties.
Commissaris Reynders stelde open te staan voor uitbreiding EOM-mandaat met schending
van sancties, maar onderstreepte ook dat wordt gewerkt aan een evaluatie van de eerste
twee jaar van het EOM en de Richtlijn, en stelde voor eerst te richten op deze evaluatie.
Ook benoemde hij dat het EOM al kan optreden als bij de schending van sancties gevolgen
zijn voor EU-begroting en dat aanpassing van het mandaat een unanimiteitsbesluit op
het niveau van de Europese Raad? en aanvullende middelen vereist. Tot slot benoemde
hij het belang van goede samenwerking met de verschillende internationale instanties.
Eurojust en Europol gaven een korte schets van hun werkzaamheden in het kader van
de bestrijding van de schending van sancties. Hierbij kwam een aantal uitdagingen
naar voren. Zo is het moeilijk om eigenaarschap van bepaalde middelen vast te stellen
en om de eigenaars van deze middelen te linken met de sanctielijst. Daarnaast is er
vaak voor gezorgd dat de middelen zijn ondergebracht via ingewikkelde juridische constructies
en is sprake van valse documenten, die het vaststellen van de daadwerkelijke eigenaar
bemoeilijken.
Nederland onderschreef het belang van het kunnen uitvoeren van goed onderzoek naar
het ontwijken van sancties en gaf hierbij een toelichting op Nederlandse praktijk,
waar de FIOD onderzoek doet in samenwerking met FIU, politie en Douane. Ook onderstreepte
Nederland het belang van informatie-uitwisseling tussen verschillende partijen.
In een uitgebreide tafelronde lichtten diverse lidstaten, op verzoek van het Voorzitterschap,
hun nationale praktijken toe voor het optreden bij de schending van sancties. Meerdere
lidstaten beschreven het belang van goede internationale coördinatie van het aanpakken
van sanctieschending, waarbij een aantal lidstaten zorgen uitte over de samenwerking
met derde landen die beter kan. Naast de tien landen van het non-paper bestond bij
een enkele andere lidstaat interesse voor het uitbreiden van het EOM-mandaat, maar
tegelijkertijd stelde een aantal lidstaten dat de evaluatie van de Commissie eerst
moet worden voltooid.
8. Lunchonderwerp: Justitiële aspecten van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit
Tijdens de besloten werklunch spraken de Ministers over een van de uitdagingen in
de bestrijding van georganiseerde criminaliteit: het feit dat de rechtshandhavingsinstantie
online over minder instrumenten beschikken dan offline. De georganiseerde criminaliteit
maakt hier misbruik van, dus moet volgens de JBZ-Raad een betere balans komen tussen
de instrumenten die de rechtshandhaving tot haar beschikking heeft. Op dit moment
kan de rechtshandhaving de technologische ontwikkelingen niet bijhouden. De Ministers
bespraken dat de private sector beter instrumentarium en meer trainingen voor rechtshandhaving
zou moeten ontwikkelen. Ook in dit agendapunt kwam, net als tijdens de discussie over
going dark, de spanning tussen verschillende grondrechten aan bod en werd geconstateerd dat
het van belang is om goed inzichtelijk te kunnen maken wat er nodig is voor maatschappelijke
stabiliteit en veiligheid.
9. Europees Openbaar Ministerie
Onder dit agendapunt gaven de Commissie en het Voorzitterschap een inleiding over
de behaalde resultaten van het EOM in de afgelopen twee jaar. Ook werd de JBZ-Raad
geïnformeerd over de vervanging van acht aanklagers die op dit moment loopt.
Hoofdaanklager van het EOM, Laura Kövesi, informeerde de JBZ-Raad over de inmiddels
bijna 1500 actieve onderzoeken die het EOM heeft lopen in het kader van de bescherming
van de financiële belangen van de EU. De onderzoeken vertegenwoordigen een onderliggende
schade van bijna 16 miljard euro. Mevrouw Kövesi benoemde dat het EOM overal in de
EU onderzoek doet en belastingfraude in de spotlight heeft gezet. Ook kan het EOM
hierbij volgens de hoofdaanklager effectiever zijn dan lidstaten onderling. In reactie
op de vraag om het uitbreiden van het mandaat met de schending van sancties stelde
de hoofdaanklager ook van mening te zijn dat het EOM hier het beste instrument voor
zou zijn.
10. EU toetreding tot het EVRM
Het Voorzitterschap gaf een toelichting op de stand van zaken van de toetreding van
de Europese Unie (EU) tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zoals ook aan uw Kamer gemeld bij de geannoteerde
agenda van deze JBZ-Raad12.
Het Voorzitterschap benadrukte het belang van toetreding van de EU tot het EVRM en
benoemde dat het voorlopig akkoord tijdens de recente Top van regeringsleiders van
de Raad van Europa is verwelkomd. Voorzitterschap gaf aan dat dit een belangrijke
doorbraak is, maar dat een EU-interne oplossing voor het bezwaar van het EU-Hof over
het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) nog moet worden gevonden.
Er is nog altijd brede steun voor een interpretatieve verklaring over het GBVB, maar
de benodigde consensus voor deze of een andere oplossing is nog niet aanwezig.
11. Diversen
De JBZ-Raad werd geïnformeerd over diverse onderwerpen. Dit werd zonder verdere discussie
aangehoord.
Het Voorzitterschap en de Commissie informeerde de JBZ-Raad over de aankomende EU-VS
ministeriële bijeenkomst. De inzet is te kijken naar manieren om samenwerking te bestendigen.
Op de agenda staan onder andere bewijsvergaring, confiscatie, sancties, grensoverschrijdende
samenwerking in drugs en een update van de hervatting van onderhandelingen op e-evidence.
De Commissie informeerde de JBZ-Raad over de ontwikkelingen ten aanzien van adequaatheidsbesluiten
ten behoeve van de transfer van persoonsgegevens naar Japan en de VS. Zo is het adequaatheidsbesluit
met Japan versterkt door de convergentie van raamwerken voor databescherming. Momenteel
werkt de Commissie intensief samen met de VS om tot een gezamenlijke beslissing te
komen ten aanzien van het adequaatheidsbesluit. Hiertoe moet het nieuwe juridische
raamwerk volledig in werking zijn. Daarna wordt dit wederom voorgelegd aan het Hof
van Justitie. Het komende jaar moet voor een aantal landen de adequaatheidsbesluiten
worden herzien.
De Commissie lichtte de nieuwe editie van het Europees Justitie Scorebord toe. Hierbij
ging de Commissie in op nieuwe gegevens en stelde dat het instrument in ontwikkeling
blijft.
Slovenië informeerde de JBZ-Raad dat 80 staten met elkaar overeenstemming hebben bereikt
over een Multilateraal Verdrag inzake Rechtshulp en Uitlevering Internationale Misdrijven
(MVRUIM). Dit was een initiatief van Slovenië, Nederland, België, Monaco en Argentinië.
Slovenië vroeg de leden van de JBZ-Raad het verdrag te ratificeren en de officiële
ondertekening in Den Haag begin 2024 bij te wonen. De Commissie verwelkomde de conventie
en stelde dat dit bijdraagt aan verdere versteviging van de aanpak van internationale
misdaden. De Commissie feliciteerde de initiatiefnemers met het behaalde resultaat.
Letland nodigde de Ministers uit voor de informele bijeenkomst van de Raad van Europa
met als thema «path to justice for Ukraine». Het schaderegister zal hier worden gelanceerd.
Het inkomend Spaans voorzitterschap informeerde de JBZ-Raad over de prioriteiten.
Het versterken van vrijheid, veiligheid en justitie, met speciale aandacht voor toegang
tot het recht en digitalisering van justitie. Verder wil het voorzitterschap inzetten
op het versterken van instrumenten voor samenwerking met derde landen en internationale
organisaties. Daarnaast zal er aandacht zijn voor trilogen in straf- en civielrecht,
de EU toetreding tot het EVRM en databescherming.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid