Brief regering : Uitwerking van de motie van het lid Kuik c.s. inzake de educatieve maatregel bij drugsbezit (Kamerstuk 36200-VI-77)
24 077 Drugbeleid
Nr. 530 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2023
Het Nederlandse drugsbeleid richt zich zowel op de aanpak van drugscriminaliteit als
op het beschermen van de volksgezondheid. Zo werk ik samen met mijn collega’s van
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om het aanbod en gebruik
van drugs terug te dringen. Drugsgebruik is niet onschuldig, draagt bij aan een criminele
industrie en hoort niet bij een gezonde leefstijl. In dat licht is de motie van het
lid Kuik c.s. ingediend en waardeer ik het continue meedenken om de doelen van het
Nederlands drugsbeleid te realiseren.
Deze motie van de leden Kuik, Bikker, Van der Staaij en Eerdmans verzoekt de regering
te laten onderzoeken of er mogelijkheden zijn om in Nederland een educatieve maatregel
op te leggen wanneer een persoon wordt gestraft voor het bezit van drugs, geïnspireerd
op het Antwerpse model.1 Zoals ik de motie lees, is de gedachte erachter een wens om betrapte drugsbezitters
de consequenties ervan te laten voelen, de schadelijkheid van drugsgebruik in te zien
en herhaling te voorkomen. Die gedachte begrijp en deel ik.
Ik ga eerst kort in op de werking van het Antwerps model, vervolgens op het bestaande
regime in Nederland, waaronder de recent ingevoerde Educatieve Maatregel Drugs in
het verkeer (EMD), en beoordeel ten slotte wat we kunnen leren danwel overnemen van
het Antwerps model als het gaat om het treffen van maatregelen bij drugsbezit.
Toelichting Antwerps model
Na positieve resultaten van een proefproject in 2013 werd in 2014 de «Onmiddellijke
Minnelijke Schikking Drugs op de openbare weg – met hulpverlening» (hierna: OMS drugs)
in onder andere de politiezone Antwerpen ingevoerd2. Met de OMS drugs wordt een boete van 75 euro opgelegd voor het bezit van cannabis
en een boete van 150 euro voor het bezit van andere verdovende middelen en/of psychotrope
stoffen. Dit is ongeacht de hoeveelheid aangetroffen drugs. In de politiezone Antwerpen
is de afspraak gemaakt tussen het parket en de politie dat het aan de politie is om
per geval te beoordelen of het gaat om bezit voor eigen gebruik of om bezit voor handel.
Indien het gaat om bezit voor eigen gebruik en de boete wordt betaald, is daarmee
de zaak afgedaan. Bij bezit voor handel wordt het reguliere strafrecht gevolgd. Bij
niet-betaling van de boete wordt er doorverwezen naar hulpverlening (soms in de vorm
van een leertraject). In de praktijk zijn het veelal problematische gebruikers die
de boete niet kunnen betalen en zodoende in het hulpverleningssysteem terecht komen.
In de motie wordt aangegeven dat in Antwerpen «betrapte drugsbezitters» verplicht
een leerproject moeten volgen om deze personen inzicht te laten krijgen in de schadelijke
gevolgen van drugsgebruik. Zoals hierboven aangegeven, ligt dat genuanceerder. De
doorverwijzing naar hulpverlening gebeurt op dit moment alleen bij niet-betaling, en heeft als voornaamste doel om de gebruiker hulp te bieden bij
problematisch gebruik. Het leren over de schadelijke gevolgen van drugsgebruik voor
gezondheid en maatschappij is hier een onderdeel van.
Goed om te benadrukken is dat het doorverwijzen van niet-betalers alleen kan worden toegepast als er voldoende hulpverlening voorhanden is. De oorspronkelijke
inzet van het Antwerps model tijdens de proef in 2013 was om alle betrapte bezitters danwel gebruikers door te verwijzen naar hulpverlening. Echter,
gezien de hoeveelheid aan dossiers (om en nabij 2000 OMS Drugs processen-verbaal per
jaar) is deze werkwijze in de uitvoering vastgelopen. Er is extra capaciteit nodig
bij de hulpverleningsinstanties en er ontstaan extra werkzaamheden bij het parket
zelf. Denk hierbij aan het screenen van dossiers, nagaan welke hulpverlening het meest
geschikt is (maatwerk) en het nagaan of er reeds bepaalde hulpverleningstrajecten
lopen. Om deze reden is er in 2014 voor gekozen om alleen niet-betalers door te verwijzen.
Resultaten en evaluatie
Het Antwerps model wordt medio 2023 geëvalueerd. Ik houd contact met mijn collega’s
in België over de uitkomsten. Uiteraard werk ik op meerdere vlakken nauw samen met
de Belgische collega’s, wisselen wij informatie uit en leren wij van elkaars ervaringen.
Het Nederlandse regime
Zoals benoemd richt het Nederlandse drugsbeleid zich zowel op de aanpak van drugscriminaliteit
als op de volksgezondheid. Het terugdringen van drugsgebruik is een doelstelling die
door het gehele kabinet wordt gedragen.3 Problematische gebruikers moeten hun weg naar ondersteuning en zorg zo goed mogelijk
weten te vinden. De Opiumwet is opgesteld met het bevorderen van de volksgezondheid
als doel. De productie, handel en bezit van drugs zijn strafbaar. Het gebruik van
drugs is buiten de werkingssfeer van de Opiumwet gelaten. Dat is zeker geen aanmoediging om te gebruiken,
maar een maatregel om te voorkomen dat mensen geen hulp zoeken als zij door drugsgebruik
lichamelijk, psychisch of sociaal in de problemen komen. Wel wil ik hier nogmaals
benadrukken dat drugsgebruik niet onschuldig is en dat het bijdraagt aan de instandhouding
van een criminele industrie met grote negatieve effecten voor ons land.
Het Nederlandse beleid ten opzichte van drugsgebruik is onder andere gericht op preventie en het voorkomen van drugsgebruik. Niet alleen
op landelijk, maar ook op lokaal niveau. In Nederland is de toegang tot zorg, hulpverlening
en preventie grotendeels belegd op gemeenteniveau en in de regio’s. Daarom faciliteert
het Ministerie van VWS, samen met het Trimbos-instituut, gemeenten om drugsbeleid
te voeren op basis van bewezen effectieve interventies. In deze context wordt gewerkt
aan het modelplan lokaal drugsbeleid, waarin expliciet de link tussen zorg en veiligheid
wordt gelegd. Eind 2023 wordt dit plan opgeleverd. Het modelplan linkt naar bestaande
kennis, ontwikkelde aanpakken, evidence based interventies en achtergrondkennis. Uw Kamer is op 21 maart 2023 geïnformeerd over
de voortgang op alle lopende maatregelen inzake drugspreventie, door de Staatssecretaris
van VWS, in zijn drugspreventiebrief.4
Strafrechtelijke aanpak
Daarnaast vind ik het van belang in te gaan op de suggestie in de motie dat er een
gedoogbeleid bestaat in Nederland ten aanzien van aangetroffen gebruikershoeveelheden.
De politie neemt aangetroffen drugs, ook kleine gebruikershoeveelheden, altijd in beslag en verwijst ook door naar hulpverlening. Bij minderjarigen en jongvolwassenen
bijvoorbeeld wordt direct doorverwezen naar Bureau Halt. Bureau Halt werkt op lokaal
en regionaal niveau ook met verslavingszorgorganisaties om zowel recreatieve als problematische
gebruikers de nodige hulp te bieden. Dit is vergelijkbaar met de werkwijze in het
Antwerps model. Wel hebben kleine hoeveelheden voor eigen gebruik de laagste opsporingsprioriteit.
Dit heeft onder andere te maken met de uitvoering van andere taken, waaronder de aanpak
van georganiseerde (drugs)criminaliteit die de samenleving ondermijnt. De omgang met
kleine hoeveelheden drugs voor eigen gebruik is niet wettelijk geregeld, maar in de
Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie (het Openbaar Ministerie bepaalt het
vervolgingsbeleid). In de Aanwijzing zijn deze hoeveelheden concreet opgenomen om
de handhaving en bestraffing in Nederland eenduidig en uniform toe te passen.5
Sanctionering zonder tussenkomst van de rechter, ook voor drugsdelicten, kan al in
Nederland. Voor drugsdelicten, zoals bedoeld in de motie, kan de strafbeschikking
(in de vorm van een geldboete of taakstraf) worden uitgevaardigd, waarbij het procesinitiatief
bij de verdachte ligt. Daarbij kan eenzijdig worden geïncasseerd via de bankrekening.
Indien bevorderlijk voor de persoon in kwestie kan door het Openbaar Ministerie –
middels een strafbeschikking – ook een taakstraf tot maximaal 180 uur worden opgelegd,
vergelijkbaar met een educatieve maatregel, om recidive te voorkomen. Als de verdachte
het niet eens is met de strafbeschikking, kan deze zich hiertegen verzetten en oordeelt
een rechter erover.
Bestuursrechtelijke aanpak drugs in verkeer
Deelname aan het verkeer onder invloed van drugs is een groot risico voor de verkeersveiligheid.
Het kan (ernstige) verkeersongevallen tot gevolg hebben. Elk ongeval veroorzaakt door
rijden onder invloed is er één te veel. Het kabinet spant zich daarom in voor een
effectieve aanpak van rijden onder invloed van drugs.
Naast het instrumentarium van het strafrecht kunnen er ook maatregelen worden opgelegd
via het bestuursrecht, waarvoor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)
verantwoordelijk is. Door de Minister van IenW is in april 2023 de Educatieve Maatregel
Drugs (EMD) ingevoerd. Deze educatieve maatregel is een gedragsbeïnvloedende cursus
die gericht is op het voorkomen van recidive bij rijden onder invloed van drugs. Zo
geeft de EMD informatie over de werking van drugs en de gevaren van drugs in het verkeer
en stimuleert het handelingsalternatieven van de bestuurder. De politie dient bij
het vermoeden van rijden onder invloed een melding te doen bij het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR kan vervolgens een educatieve maatregel zoals
de EMD opleggen. De invoering van deze educatieve maatregel past goed binnen het reeds
bestaande bestuursrechtelijke instrumentarium, waarbinnen de Lichte Educatieve Maatregel
Gedrag en verkeer, de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer, de Educatieve Maatregel
Alcohol en verkeer en de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer kunnen worden
opgelegd.
Conclusie
Zoals eerder benoemd is de toeleiding naar hulpverlening op maat het uitgangspunt
van het Antwerps model. De insteek en gedachte achter het Antwerps model passen goed
binnen de uitgangspunten van het Nederlands drugsbeleid. Wat verschilt is de boetesystematiek
en de wijze waarop de samenwerking tussen hulpverlening en justitie is georganiseerd.
De gedachte achter de motie, zoals ik deze interpreteer, is om de betrapte drugsbezitter
de consequenties ervan te laten voelen en de schadelijkheid van drugsgebruik in te
zien. Dat deel ik. Het bestaande strafrechtinstrumentarium biedt echter voldoende
mogelijkheden om dat te doen, op een wijze die het uitvoeringsapparaat niet overbelast.
Het kabinet heeft wel ingezet op het uitbreiden van het bestuursrechtelijke instrumentarium
om rijden onder invloed van drugs effectiever aan te pakken door de invoering van
de EMD. Hiermee is er in Nederland, net als in het Antwerps model, sprake van verschillende
instrumenten in zowel het strafrecht als het bestuursrecht, te weten de EMD. Zo wordt
drugsbezit bestraft en wordt via een taakstraf of een educatieve maatregel ingezet
op het voorkomen van herhaling.
Uiteraard volg ik de ontwikkelingen in België met interesse, zie ik de uitkomsten
van de evaluatie met interesse tegemoet en blijven we nauw samenwerken en van elkaar
leren. Zo ook met uw Kamer.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid