Brief regering : Regionale Uitrol Laadinfrastructuur
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 407
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2023
Hierbij informeer ik u over de voortgang van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur
(NAL) en de stappen die ik zet om het laadnetwerk voor personenauto’s verder uit te
breiden. Daarnaast geef ik invulling aan de toezegging aan het lid Koerhuis (VVD)
om in gesprek te gaan met gemeenten over tijdelijke oplossingen voor Verenigingen
van Eigenaren (VvE)1. Tevens wordt de Kamer met deze brief geïnformeerd over de toezegging aan het lid
Van Ginneken (D66) om inzicht te geven in regionale prijsverschillen2 en de motie van het lid Koerhuis (VVD) om het groeipad van laadpunten tot 2030 in
kaart te brengen3.
In deze brief ga ik in op de volgende onderwerpen:
1. Huidige stand van zaken met betrekking tot het laadnetwerk in Nederland
2. Aandachtspunten en acties die van invloed zijn op de uitrol van laadinfrastructuur:
a. Laadprijzen
b. Netcongestie
c. Nieuwe samenwerkingsovereenkomst
d. Laden bij Verenigingen van Eigenaren
1. Huidige stand van zaken
Jaarlijks informeer ik u over de uitvoering van de NAL, bijgevoegd vindt u dan ook
de voortgangsrapportage over 2022 en de bijbehorende aanbiedingsbrief van de voorzitter
van de NAL (zie bijlage 1 en 2). De monitoringsdata die aan de voortgangsrapportage
ten grondslag liggen kunnen vanaf nu op ieder moment worden opgevraagd via de website
van de NAL4.
Nederland telt inmiddels circa 125.000 publiek toegankelijke (snel)laadpunten en circa
375.000 private laadpunten. De voorzitter van de NAL constateert dat de uitrol goed
verloopt, dat stemt mij positief. Uiteraard zijn er ook uitdagingen. Zo besteed ik
extra aandacht aan de ontwikkeling van het landelijk dekkend laadnetwerk waar op verzoek
van de Kamer aan gewerkt wordt. Om de transitie naar elektrisch rijden te ondersteunen
is het van belang dat ook autorijders zonder eigen oprit in de buurt kunnen laden.
Dit vraagt om de aanwezigheid van een landelijk dekkend laadnetwerk. Het uitgangspunt
is dat in elke buurt, met uitzondering van het niet-stedelijk gebied5, een laadpunt op loopafstand beschikbaar moet zijn. In de bijgevoegde voortgangsrapportage
zijn de witte vlekken per provincie in kaart gebracht. Deze witte vlekken geven aan
in welke buurt nog geen publiek laadpunt beschikbaar is. Het doel is om deze witte
vlekken versneld te voorzien van een laadpunt zodat er eind 2025 sprake is van een
landelijk dekkend laadnetwerk voor bestemmingsladen.
De uitrol van het landelijk dekkend laadnetwerk is belegd bij de NAL-samenwerkingsregio’s
en is onderdeel van de reeds bestaande regionale uitrolstrategie. Lokaal wordt afgewogen
wanneer wordt ingezet op verdichting van het huidige laadnetwerk en wanneer laadpunten
ten behoeve van het landelijk dekkend laadnetwerk gerealiseerd worden. Zo groeit het
laadnetwerk mee met de huidige laadbehoefte van inwoners en bereiden we ons voor op
de toekomstige laadbehoefte in alle delen van Nederland.
2. Aandachtspunten en acties
Elektrisch rijden en laden ontwikkelen in een hoog tempo. Graag neem ik de Kamer mee
in de belangrijkste aandachtspunten en acties die van invloed zijn op de uitrol van
laadinfrastructuur.
Laadprijzen
De laadprijzen zijn het afgelopen jaar gestegen als gevolg van de hoge energieprijzen.
Dit vind ik zorgelijk, omdat het de groei van elektrisch vervoer remt. Tegelijkertijd
vind ik het uitlegbaar dat laadprijzen periodiek geïndexeerd worden. Zo blijft een
gezonde business case voor de laadpaalexploitant in stand en daalt de laadprijs wanneer
elektriciteitsprijzen dalen. NAL-samenwerkingsregio’s maken hierover afspraken in
contracten met laadpaalexploitanten. Het is in ieders belang dat laadpaalexploitanten
blijven investeren in de groei van het Nederlandse laadnetwerk.
Met betrekking tot laadprijzen onderneem ik verschillende acties die drie doelen dienen:
1. Een concurrerende laadprijs: Mijn instrumenten om laadprijzen te laten concurreren met benzineprijzen zijn beperkt.
Samen met NAL-samenwerkingsregio’s werk ik aan de uitwerking van het toepassen van
dynamische prijzen op laadinfrastructuur. Deze implementatie geeft een elektrische
rijder de mogelijkheid om een keuze te maken over het moment en daarmee het tarief
waarvoor diegene de auto oplaadt.
2. Transparantie van de laadprijs verhogen. Momenteel werk ik met het Nationaal Kennisplatform Laadinfrastructuur aan een nieuwe
benchmark om beter zicht te krijgen op de problematiek rondom prijstransparantie.
De prijstransparantiebenchmark is naar verwachting klaar in november. Vervolgens ga
ik samen met de sector aan de slag om een plan te maken en de elektriciteitstarieven
op laadpalen en langs snelwegen zichtbaar te maken6. Daarbij zal ik de richtlijnen van de Alternative Fuel Infrastructure Regulation
als uitgangspunt hanteren en zo voorsorteren op toekomstige regelgeving.
3. Redelijke regionale verschillen tussen laadprijzen. Regionale prijsverschillen ontstaan onder andere omdat NAL-samenwerkingsregio’s verantwoordelijk
zijn voor de uitrol van publieke laadinfrastructuur en in dat kader concessies uitgeven.
Momenteel bespreek ik met de NAL-samenwerkingsregio’s wat we op de korte termijn kunnen
organiseren om substantiële prijsontwikkelingen te beperken, zoals de toepassing en
vormgeving van indexaties. Met de NAL-samenwerkingsregio’s bespreken we de component
prijs als onderdeel van de harmonisering van contracten die NAL-samenwerkingsregio’s
sluiten.
Netcongestie
Het afgelopen jaar hebben netbeheerders meermaals congestiegebieden aangewezen waar
geen nieuwe netaansluitingen gerealiseerd kunnen worden. De realisatie van snellaadinfrastructuur
komt nu al in het gedrang. Dit is voornamelijk voor de transitie in de zware logistiek
een uitdaging7. Het is terecht dat verschillende brancheorganisaties hier het afgelopen jaar aandacht
voor gevraagd hebben. Hierover ben ik reeds in gesprek met het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat.
Het verdelingsvraagstuk van netcapaciteit vindt zowel op provinciaal als landelijk
niveau plaats. Daarom onderneem ik samen met de NAL-samenwerkingsregio’s en netbeheerders
de volgende acties om te borgen dat de energiebehoefte van mobiliteit wordt meegenomen
in de afweging van capaciteitsverdeling:
1. Mobiliteit meenemen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en
Klimaat. De NAL-samenwerkingsregio’s spannen zich in om de toekomstige energiebehoefte
van mobiliteit te agenderen bij provinciale besturen. Zij werken nauw samen met netbeheerders
en de relevante stakeholders om de juiste data hiervoor te verzamelen.
2. Het Ministerie van IenW neemt actief deel aan het Landelijk Actieprogramma Netcongestie8 om zo in gezamenlijkheid te komen tot mitigerende maatregelen die bij zullen dragen
aan de afname van overbelaste netten.
3. Actief uitrollen van Slim Laden. Intussen werkt het Ministerie van IenW met verschillende
betrokkenen aan de uitwerking van het Programma Slim Laden voor Iedereen, zodat slim
laden in 2025 geïmplementeerd zal worden en als norm zal gaan gelden.
Nieuwe samenwerkingsovereenkomst
De publieke taak voor de realisatie van laadinfrastructuur is georganiseerd middels
een samenwerkingsovereenkomst tussen het Ministerie van IenW, provincies en netbeheerders.
Dit jaar actualiseer ik de overeenkomst met alle betrokkenen, omdat de huidige overeenkomst
eind 2023 afloopt. Alle partijen maken afspraken over de doelstellingen, de verdeling
van verantwoordelijkheden en een passende organisatiestructuur die voortgang monitort
en evalueert. Ik verwacht de overeenkomst in het najaar samen met alle provincies
en regionale netbeheerders te ondertekenen.
Onderdeel van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst zijn prognoses van het aantal benodigde
laadpunten. In het Klimaatakkoord is een prognose gemaakt voor het aantal laadpunten
dat nodig is om laadzekerheid te bieden aan alle personen- en lichte bestelauto’s.
Het opstellen van prognoses is een intensief traject en vereist juiste informatie
om tot gedegen cijfers te komen. Daarbij heeft de verwachte ingroei van elektrische
auto’s veel invloed op het aantal benodigde laadpunten. Uit de Klimaat- en Energieverkenning
2023 (KEV2023) zal blijken wat het effect van het maatregelenpakket uit de Voorjaarsnota
is op de ingroei van elektrische auto’s. Op basis van de KEV2023 werk ik de nieuwe
prognose, als onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst, uit.
Laden bij Verenigingen van Eigenaren
De voortgangsrapportage leert mij dat we stappen zetten om het laden bij VvE’s te
realiseren. Aanvullend op de beschreven acties, ben ik in gesprek gegaan met gemeenten
om te kijken of er tijdelijke oplossingen mogelijk zijn voor EV-rijders met een eigen
parkeerplek in een garagebox of in een VvE met een parkeergarage. Uit dit gesprek
blijkt dat gemeenten weinig mogelijkheden zien voor tijdelijke oplossingen onder andere
vanwege:
1. Laadzekerheid wordt geboden met een diverse laadmix. EV-rijders kunnen (tijdelijk) terecht bij diverse laadoplossingen in de buurt zoals
publiek snelladen en laden op bestemmingen zoals werk of winkels.
2. Tijdelijke oplossingen zijn zelden tijdelijk. Het is voor gemeenten niet uitlegbaar aan bewoners om tijdelijke oplossingen te implementeren
en tegelijkertijd de gelijke behandeling tussen inwoners te borgen. Bijvoorbeeld als
het gaat over parkeervergunningen, parkeerdruk en bewoners die eerder hebben geïnvesteerd
in laadoplossingen in VvE’s. Dit maakt de uitvoerbaarheid complex en kan tevens tot
ongewenste spanning tussen bewoners zorgen.
3. Een laadoplossing binnen VvE’s is de langetermijnoplossing. Door het introduceren van tijdelijke oplossingen neemt de stimulering van langetermijnoplossingen
af.
Met de toekenning van de middelen uit het Klimaat en Transitiefonds kan de bestaande
subsidie op het verkrijgen van een laadpuntenadvies worden uitgebreid met een subsidie
op de realisatie van laadinfrastructuur voor VvE’s. Openstelling van deze regeling
is gepland op 1 januari 2024. Zo werken we aan een permanente in plaats van een tijdelijke
oplossing.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat