Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de voornemens inzake de 45-minutennorm
29 247 Acute zorg
Nr. 395
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2023
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) en in de Beleidsagenda toekomstbestendige acute
zorg (hierna: beleidsagenda) van 3 oktober 2022 is aangekondigd dat de huidige 45-minutennorm
voor SEH’s en afdelingen acute verloskunde op termijn wordt vervangen.1, 2 In deze brief beschrijf ik welk proces ik inricht om te komen tot nieuwe normen voor
toegankelijkheid en kwaliteit van acute zorg en welke inhoudelijke richting ik daarbij
voor me zie.
Veranderingen in de acute zorg
Het algemene uitgangspunt is dat acute zorg van goede kwaliteit voor iedereen in Nederland
toegankelijk moet zijn, ongeacht je woonplaats. Als je in een noodsituatie verkeert,
moet je er op kunnen vertrouwen dat je op tijd en goed geholpen wordt. Als er opeens
gezondheidsklachten ontstaan bij jou of één van je naasten en je bang bent dat er
wat ernstigs aan de hand is, dan moet je laagdrempelig hulp kunnen krijgen. Het moet
daarbij niet uitmaken of je woont in een grote stad, een kleine plaats of een regio
waar de bevolkingsdichtheid laag is. Het is aan de overheid om heldere normen te stellen
om deze belangen te borgen. De huidige kaders, en met name de 45-minutennorm voor
SEH’s en acute verloskunde, doen dit onvoldoende.
Toegankelijkheid...
Het is een gegeven dat het (acute) zorglandschap voortdurend in beweging is. Dat leidt
geregeld tot onrust. Het is op sommige plekken in Nederland lastig een huisarts te
vinden, huisartsenposten veranderen hun openingstijden en er zijn ziekenhuizen die
hun SEH of afdeling acute verloskunde (al dan niet tijdelijk) moeten sluiten. Ik zie
de onrust en emotie die dit soort veranderingen met zich meebrengen, zeker ook rondom
de sluiting van SEH’s en afdelingen acute verloskunde. Het voelt voor inwoners, maar
bijvoorbeeld ook voor colleges van burgemeesters en wethouders en gemeenteraden als
een groot verlies als ziekenhuizen besluiten om acute zorg anders in te richten, waardoor
voorzieningen op een bepaalde locatie verdwijnen. Ik zie daarbij ook onduidelijkheid
over hoe het kan dat zo’n voorziening verdwijnt. En onzekerheid over wat het betekent
voor de gezondheid van mensen en toekomstige leefbaarheid in de omgeving.
Het rapport Toegang voor Iedereen? van het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat er grote verschillen zijn tussen
regio’s in de bereikbaarheid van onder andere zorgvoorzieningen, zowel met de auto
als ook met het openbaar vervoer of met de fiets.3 In het advies Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s wordt het kabinet geadviseerd om in beleid het realiseren van brede welvaart overal
in Nederland voorop te zetten.4 Ik realiseer me dat de spreiding en toegankelijkheid van acute zorgvoorzieningen
invloed kan hebben op de brede welvaart. Ik heb daarom ook contact met onder andere
de Ministeries van IenW en BZK over integrale bereikbaarheids-doelstellingen, zoals
beschreven in de Hoofdlijnen mobiliteitsvisie 2050 en over het rapport «Elke regio
telt».
...en kwaliteit
Tegelijkertijd is het nodig om de acute zorg anders te organiseren. In het IZA is
vastgesteld dat «het acute zorglandschap binnen enkele jaren ingrijpend moet transformeren,
om met de beperkte beschikbare mensen en middelen de toegankelijkheid en kwaliteit
van zorg voor elke Nederlander te kunnen blijven garanderen». De belangrijkste reden
hiervoor is de schaarste aan zorgmedewerkers gecombineerd met de groeiende vraag naar
zorg, zoals ik uitgebreid heb toegelicht in de beleidsagenda. We hebben nu al te maken
met schaarste van medewerkers en dat zal de komende jaren alleen maar verder toenemen.
En dat heeft zonder maatregelen gevolgen voor de kwaliteit. Het voelt veilig om dichtbij
een SEH te wonen, maar het is schijnveiligheid als er niet voldoende bekwame zorgmedewerkers
op die SEH werken om de veiligheid en kwaliteit van acute zorg te borgen. Je kunt
er op dit moment niet overal in Nederland van op aan dat de SEH waar je terecht komt
voldoet aan de kwaliteitseisen. Dit vind ik zeer onwenselijk. Zo waren er bij de uitvraag
van begin dit jaar door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over
de implementatie van het Kwaliteitskader Spoedzorgketen negen SEH’s die aangaven dat
er niet altijd minstens een (basis)arts aanwezig was die minimaal één jaar klinische
ervaring had en de twee in de norm beschreven cursussen voor de SEH had gevolgd.5 En bij tijdkritische, levensbedreigende aandoeningen belandt de patiënt op dit moment
nog te vaak niet direct in een ziekenhuis met de benodigde specialistische expertise.
Door de toenemende schaarste aan zorgmedewerkers wordt het risico op kwaliteitsverschillen
alleen maar groter. Dat wil ik voorkomen.
Differentiatie
Differentiatie in de acute zorg is noodzakelijk en van alle tijden. We kennen in Nederland
een divers samenspel van acute huisartsenzorg, ambulancezorg, wijkverpleegkundige
zorg, geboortezorg, geestelijke gezondheidszorg en ziekenhuiszorg. Voor elk van deze
zorgvormen gelden andere normen voor kwaliteit en toegankelijkheid. Dat is geen statisch
geheel. Door medische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen verschuift
gaandeweg de optimale balans tussen de verschillende disciplines in de acute zorg.
De afgelopen decennia hebben ambulances zich bijvoorbeeld ontwikkeld van vervoersbedrijven,
tot geavanceerde aanbieders van eerste hulp en stabilisatie van patiënten. Daarmee
kunnen steeds meer patiënten die thuis of op straat iets overkomt direct ter plaatse
geholpen worden. En als toch transport naar het ziekenhuis nodig is, kunnen patiënten
ter plekke en gedurende de rit steeds beter worden gestabiliseerd en voorbereid op
behandeling. Ook binnen de acute ziekenhuiszorg worden steeds meer hoogcomplexe ingrepen
geconcentreerd, zodat de kwaliteit en expertise, en daarmee de overlevings- en herstelkansen
van patiënten significant toenemen.
Onder invloed van de personele schaarste zien we dat er in de acute zorg in steeds
meer regio’s wordt gekozen voor nieuwe vormen van differentiatie. Er zijn ziekenhuizen
die hun SEH inrichten als een voorziening voor laagcomplexe zorg en er zijn de afgelopen
jaren op diverse plekken spoedposten ontstaan, waar een deel van de medisch specialistische
acute zorg wordt verleend, bijvoorbeeld voor gebroken ledematen of snijwonden. Een
ander recent voorbeeld is de ontwikkeling van de WijkKliniek voor kwetsbare ouderen.
Dit zorgconcept biedt kwetsbare ouderen die voorheen in het ziekenhuis werden opgenomen
vanwege acute medische problemen, laagdrempeliger en toegankelijker verblijf en passende
zorg. Naast de medische zorg voor de acute aandoening is er ook goede herstelgerichte
ondersteuning en begeleiding op een locatie beschikbaar. De eerste resultaten in Amsterdam
zijn positief: de zorg blijkt veilig en doelmatig en leidt tot betere uitkomsten voor
de patiënt en een groot deel van de patiënten laat herstel zien tijdens opname en
kan direct na opname terugkeren naar huis. Patiënten krijgen minder vaak een delier
dan bij opname in het ziekenhuis. Inmiddels zijn er acht proeftuinen van de WijkKliniek
actief. Het concept van de WijkKliniek wordt de komende jaren verder doorontwikkeld.
We zien ook ontwikkelingen in regio’s van steeds verdergaande integratie tussen huisartsenposten,
SEH’s en bijvoorbeeld ook wijkverpleging en acute ggz. Bij de hoogcomplexe acute zorg
is al langer sprake van differentiatie en concentratie. Mensen met een acuut herseninfarct
(CVA) die een intra arteriële thrombectomie (IAT) nodig hebben of mensen met een acuut
hartinfarct waarbij een percutane coronaire interventie (PCI) nodig is, worden daarvoor
in een gespecialiseerd ziekenhuis behandeld. Patiënten die ernstig gewond zijn, moeten
direct naar één van de traumacentra gebracht worden waar alle faciliteiten en expertise
aanwezig zijn om deze patiënt te helpen. In deze gevallen wordt een patiënt dus niet
naar de dichtstbijzijnde SEH gebracht, maar naar de juiste SEH. Tezamen betreft dit
slechts een beperkt deel van alle patiënten met een acute zorgvraag.
Door differentiatie in acute (ziekenhuis)zorg is het mogelijk om de patiënt dichtbij
te helpen als dat kan, maar kan het zijn dat je verder moet reizen als dat nodig is
vanwege de kwaliteit. Cruciaal bij de differentiatie van acute zorgvoorzieningen is
dat de patiënt direct op de juiste plek komt. Dit vraagt veel van de preklinische
triage. Een triagist, huisarts of ambulanceverpleegkundige moet goed kunnen beoordelen
op welke plek een patiënt het beste op zijn plek is. Zorgcoördinatie moet door een
bundeling van kennis en ervaring bijdragen aan een betere preklinische triage.6
Differentiatie vraagt ook veel van de samenwerking tussen partijen. In het IZA en
in de beleidsagenda worden daarom keuzes en afspraken gemaakt over (de samenwerking
wat betreft) de toekomstige inrichting van de acute zorg. Voorbeelden hiervan zijn
afspraken over zorgcoördinatie en de inrichting van spoedpleinen. Daarnaast wordt,
zoals ook in het IZA afgesproken, ingezet op concentratie en spreiding om zo passende
zorg van goede kwaliteit te bevorderen. Hiervoor zullen er keuzes moeten worden gemaakt
over wie waarin wil excelleren, want niet alles kan overal en altijd. Ziekenhuizen
zullen als gevolg van deze beweging profielkeuzes moeten maken inclusief keuzes over
hun aanbod in de acute ziekenhuiszorg. Hierbij is en blijft het uitgangspunt dat alle
(ziekenhuis)capaciteit en alle zorgprofessionals benut moeten worden om de toenemende
zorgvraag op te kunnen vangen.
Waarom nieuwe normen?
Juist vanwege de veranderingen die nu al plaatsvinden in het zorglandschap en de komende
jaren zullen doorzetten, is het nog belangrijker dat er duidelijkheid is over wat
je als burger kunt verwachten van de acute zorg: wanneer is welke zorgverlener voor
mij de beste optie? En waar en hoe snel kan ik dan terecht? En wat kan ik verwachten
van de kwaliteit van zorg achter de voordeur van de zorgaanbieder? Ik vind daarom
ten eerste dat de overheid het publieke belang moet borgen dat een bepaald (basis)niveau
van kwalitatief goede acute zorgvoorzieningen in elke regio aanwezig is. Niet alleen
vanwege de nabijheid en toegankelijkheid van zorg, maar ook vanwege aspecten als de
leefbaarheid van een regio en de arbeidsmarkt daar. Ten tweede wil ik ook dat de acute
zorg in Nederland zo wordt georganiseerd dat het voldoet aan drie aspecten:
1. De acute zorg in de volle breedte moet voldoen aan de minimale kwaliteitseisen en
richtlijnen die er zijn.
2. We moeten af van onnodige concurrentie en inzetten op samenwerking: in de regio en
tussen partijen in de keten. Dat betekent dat er inzicht is in beschikbare capaciteit
en dat er wordt gewerkt aan zorgcoördinatie, zodat een patiënt zo snel mogelijk op
de juiste plek wordt geholpen.
3. Het streven naar de juiste zorg op de juiste plek geldt voor alle patiënten, maar
specifiek voor de kleine groep patiënten die een acute, levensbedreigende aandoening
heeft, zou direct naar het juiste centrum moeten worden gebracht dat ingericht is
met de juiste bemensing en faciliteiten op het helpen van hun aandoening.
Deze drie aspecten moeten voor alle Nederlanders worden geborgd, dus hierbij moet
het niet uitmaken waar in Nederland je woont of met welke zorgverlener het eerste
contact wordt gezocht. Tot slot moet duidelijk zijn welke kwaliteit en welk niveau
van voorzieningen waar aanwezig is en daar moet de patiënt vervolgens ook van op aan
kunnen.
De manier waarop de overheid dit kan borgen in ons zorgstelsel is door het stellen
van normen. Normen geven duidelijkheid aan inwoners over welke zorg zij waar kunnen
en moeten verwachten. En ze geven de zekerheid dat de noodzakelijke ontwikkelingen
in de acute zorg geen ongewenste (neven)effecten hebben. Normen geven verder richting
en grenzen aan zorgverzekeraars bij de invulling van hun zorgplicht en bij de zorginkoop
en aan zorgaanbieders bij de verdere ontwikkeling van hun organisaties en samenwerkingsafspraken
met andere organisaties, bijvoorbeeld in het ROAZ.
De huidige spreidingsnorm voor acute ziekenhuiszorg, de 45-minutennorm voor SEH’s
en afdelingen acute verloskunde, voldoet daartoe niet. Zoals ik in de beleidsagenda
uitgebreid heb toegelicht, is deze norm niet medisch onderbouwd en sluit hij niet
aan bij de huidige praktijk. Hij geeft geen zekerheid dat mensen tijdig worden geholpen
in zeer ernstige situaties. Een ambulance moet dan immers niet naar het dichtstbijzijnde
ziekenhuis, maar naar het juiste ziekenhuis rijden. De norm biedt ook geen mogelijkheden
tot de differentiatie van acute zorg die nodig is om zowel de toegankelijkheid als
de kwaliteit te borgen. De zekerheid die de 45-minutennorm lijkt te geven aan inwoners
van een bepaalde regio is daardoor eerder schijnzekerheid. Daarom ontwikkel ik nieuwe
normen.
Wat zijn de (rand)voorwaarden bij de ontwikkeling van nieuwe normen?
Bij de ontwikkeling van nieuwe normen zorg ik voor de volgende (rand)voorwaarden:
− De normen dragen bij aan het verbeteren van de toegankelijkheid van goede acute zorg
in iedere regio. De gevolgen voor nabijheid van acute zorgvoorzieningen worden daarbij
expliciet meegenomen. In elke regio in Nederland moet een bepaald basisniveau aan
acute zorgvoorzieningen geborgd zijn.
− De normen die zich richten op tijdkritische aandoeningen zijn medisch onderbouwd.
Ze geven tijdsindicaties waarbinnen de zorg idealiter wordt geleverd (doorlooptijd
in de gehele keten) en stellen kwaliteitseisen, waar relevant inclusief volumenormen.
De rapportage die Zorginstituut Nederland opstelt over tijdkritische aandoeningen
biedt hiervoor de basis.
− De normen dragen bij aan betere differentiatie en samenwerking, zodat iedere Nederlander,
ongeacht de woonplaats, tijdig kwalitatief goede zorg krijgt bij een levensbedreigende
acute aandoening.
− De normen richten zich in ieder geval op acute medisch specialistische zorg (of ziekenhuiszorg),
maar ik wil het daartoe bij de ontwikkeling nog niet beperken. Ontwikkelingen in de
differentiatie van spoedzorg, bijvoorbeeld rondom spoedposten, wijkklinieken en samenwerking
of integratie van eerstelijnszorg en SEH-zorg moeten ook een plek kunnen krijgen,
evenals de ontwikkelingen in de ambulancezorg. Differentiatie is de realiteit en de
normen moeten daar goed bij aansluiten. Preklinische triage wordt door differentiatie
nog belangrijker. Een voorwaarde van succesvolle differentiatie is dat bijvoorbeeld
een triagist in een zorgcoördinatiecentrum, ambulanceverpleegkundige of huisarts goed
kan beoordelen op welke plek een patiënt het beste kan worden geholpen. Hier moet
voldoende aandacht voor zijn in het proces van het ontwikkelen van nieuwe normen.
− De normen sluiten aan bij en geven ruimte aan de afspraken in het IZA over concentratie
en spreiding, en toegankelijkheid en kwaliteit van acute zorg, en bieden tegelijkertijd
waarborgen voor bredere publieke belangen. Eventuele concentratie van hoogcomplexe
acute zorg mag bijvoorbeeld niet leiden tot niet-onderbouwde centralisatie en mag
ook niet ten koste gaan van een bepaald basisniveau aan (acute) zorgvoorzieningen
in iedere regio. Dit laatste draagt immers niet alleen bij aan de toegankelijkheid
van de zorg, maar ook aan de leefbaarheid in de regio. Daarom worden bij de ontwikkeling
van de normen ook de neveneffecten op de kwaliteit en continuïteit van aanpalende
(electieve) zorg en het behoud van zorgmedewerkers en zorgvoorzieningen in iedere
regio in kaart gebracht en meegewogen. We hebben immers alle ziekenhuiscapaciteit
en zorgmedewerkers nodig om de zorg toegankelijk te houden.
− Ik streef er naar dat nieuwe normen duidelijkheid geven aan burgers over wat zij mogen
verwachten. Ik vind het daarom belangrijk dat het perspectief van burgers wordt meegenomen
bij het ontwikkelen van de nieuwe normen. Het perspectief van lokale bestuurders neem
ik ook mee, onder andere vanwege het belang van acute zorgvoorzieningen voor de leefbaarheid
in een regio.
− De normen geven ook heldere kaders aan zorgverzekeraars (en zorgaanbieders) over waar
zij aan moeten voldoen. Het moet duidelijk zijn wie er verantwoordelijk voor is dat
de nieuwe normen worden behaald en wie er toezicht houdt op de naleving van normen.
Toets op impact en uitvoerbaarheid
Een belangrijke randvoorwaarde voor succes is dat de normen ook daadwerkelijk het
beoogde effect hebben en uitvoerbaar zijn. Bovengenoemde (rand)voorwaarden vragen
om een goede en brede zorginhoudelijke en maatschappelijke impactanalyse voordat een
besluit wordt genomen. De impactanalyse wordt onafhankelijk en zoveel mogelijk op
basis van feiten en cijfers uitgevoerd, voordat een besluit wordt genomen. Een belangrijk
onderdeel daarvan is het toetsen van de normen aan het perspectief van burgers en
lokale bestuurders.
Ook moet getoetst worden wat ervoor nodig is om de normen in te voeren en te realiseren
in de praktijk, bijvoorbeeld ook of er aanvullende (beleids)instrumenten nodig zijn.
Eén van de elementen die meegenomen moet worden bij de impactanalyse is de huidige
beschikbaarheidbijdrage SEH en acute verloskunde die aan de 45-minutennorm is gekoppeld.
Deze zal in de huidige vorm niet blijven bestaan. De toets moet ook inzicht geven
in het effect van het wegvallen van deze bijdrage, of aanvullende waarborgen nodig
zijn om de toegankelijkheid te borgen en aangeven of een alternatief instrument gewenst
is.
Hoe ontwikkelen we nieuwe normen?
Voor het ontwikkelen van nieuwe normen richt ik een proces in dat bestaat uit drie
fases. In dat proces zorg ik ervoor dat de inbreng van zowel burgers en lokaal bestuurders,
als (medisch) experts, zorgprofessionals en brancheorganisaties wordt opgehaald, zodat
alle belangen goed worden meegenomen.
− Fase 1 (september 2023–januari 2024): in de eerste fase vraag ik een werkgroep om verschillende varianten te ontwikkelen
van normen voor toegankelijkheid (spreiding) en kwaliteit van acute (ziekenhuis)zorgvoorzieningen. De werkgroep neemt de resultaten mee van onder andere een traject
waarin burgers en lokale bestuurders om inbreng worden gevraagd, een internationale
verkenning en het werk van medische experts die huidige en toekomstige opties voor
differentiatie van acute (ziekenhuis)zorgvoorzieningen in kaart brengt. De rapportage
van het Zorginstituut over tijdkritische aandoeningen, die in Q3 2023 wordt opgeleverd,
wordt ook door de werkgroep meegenomen bij het ontwikkelen van varianten. De werkgroep
levert een overzicht aan diverse varianten met op hoofdlijnen de (gewenste) effecten
en mogelijke risico’s. Op basis van dit overzicht beslis ik, mede op basis van de
gestelde randvoorwaarden, welke varianten uitgebreid worden getoetst in de volgende
fase.
− Fase 2 (februari 2024–juni 2024): toets op de impact en uitvoerbaarheid van kansrijke varianten. De varianten worden
ook getoetst bij burgers en lokale bestuurders.
− Fase 3 (rond de zomer van 2024): ik neem een besluit over nieuwe normen voor toegankelijkheid en kwaliteit van acute
(ziekenhuis)zorg op basis van de toets op de verschillende varianten. Hierbij denk
ik ook na over eventuele aanvullende (beleids)maatregelen die moeten worden genomen.
Ik vraag de relevante partijen die deelnemen aan de IZA-thematafel Samenwerking in
de Acute Zorg, en eventuele andere relevante partijen zoals de geboortezorg, om deel
te nemen in een klankbordgroep. Deze klankbordgroep zal op diverse momenten in het
proces gevraagd worden om inbreng mee te geven.
Ik zal uw Kamer na de eerste fase informeren over de diverse varianten die zijn uitgewerkt
en die in de tweede fase worden getoetst, zodat wij hierover met elkaar in gesprek
kunnen. Ook zal ik uw Kamer rond de zomer van 2024 informeren over het besluit dat
ik neem over de nieuwe normen. Nadat het besluit is genomen, volgt een fase van implementatie
van de normen en eventuele aanvullende maatregelen.
Reactie op artikel «Stuur een patiënt niet als een nomade langs ziekenhuizen»
Het lid Van den Berg (CDA) heeft mij gevraagd om te reageren op het opinie-artikel
«Stuur patiënt niet als een nomade langs ziekenhuizen» dat gepubliceerd is in dagblad
Trouw op 3 april 20237. Zoals ik in deze en eerdere brieven heb aangegeven zijn veranderingen noodzakelijk
om de kwaliteit én toegankelijkheid van de acute zorg te waarborgen. Het uitgangspunt
daarbij is «dichtbij als het kan, verder weg als het moet». Voor sommige levensbedreigende
acute zorgvormen is het voor de kwaliteit van zorg essentieel dat aan tijds- en eventuele
volumenormen wordt voldaan. Daarom heb ik het Zorginstituut gevraagd daar onderzoek
naar te doen. Voor andere vormen van acute zorg spelen echter ook andere aspecten
mee, zoals regionale spreiding, de gevolgen voor aanpalende (al dan niet acute) zorgvormen,
de samenwerking met ketenpartners en de gevolgen voor zorgmedewerkers en acute zorgvoorzieningen
in de regio. Daarom weeg ik al deze aspecten zorgvuldig mee bij de ontwikkeling van
nieuwe normen. In aanvulling hierop stuur ik uw Kamer na de zomer een brief over het
bredere vraagstuk van concentratie en spreiding van (niet-acute) hoogcomplexe medisch-specialistische
zorg.
Moties en toezeggingen
Met deze brief voldoe ik aan de volgende verzoeken en toezeggingen:
− Het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 april
2023 om uw Kamer uiterlijk een week voorafgaand aan het commissiedebat Acute Zorg
van 27 juni 2023 een brief te sturen over de voornemens inzake de 45-minutennorm.
− Het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 april
2023 om een reactie van de Minister van VWS te ontvangen op artikel «Stuur patiënt
niet als een nomade langs ziekenhuizen»
− Mijn toezegging om voor het zomerreces uw Kamer te informeren over het proces om te
komen tot een alternatief voor de 45-minutennorm, inclusief het tijdspad en hoe het
perspectief van inwoners en gemeenten betrokken zal worden.
− De toezegging van de Minister-President aan het lid Omtzigt tijdens het de APB op
22 september 2022 dat de Minister van VWS het vraagstuk van tijdkritische aandoeningen
zal meenemen in de uitwerking van de ambulancezorg.
In het proces van het opstellen van de nieuwe normen geef ik ook uitvoering aan de
volgende moties:
− Motie van het lid Bushoff over waarborgen dat bij het uitwerken van alternatieven
voor de 45 minutennorm de toegankelijkheid van acute zorg in Nederland niet verslechtert
maar verbetert (Kamerstuk 29 247, nr. 370)
− Motie van de leden Van den Berg en Ellemeet over nabijheid en leefbaarheid van een
regio meenemen bij het opstellen van de normen voor acute zorg (Kamerstuk 29 247, nr. 366)
− Motie van het lid Van den Berg over behoud van capaciteit van de zorg in de regio
door een bottom-upaanpak (Kamerstuk 31 765, nr. 679)
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport