Brief regering : Hoofdlijnenbrief verankering hardheidsclausule Invorderingswet 1990
31 066 Belastingdienst
Nr. 1242
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2023
Tijdens de procedurevergadering van 11 mei jl. is de regering gevraagd om een hoofdlijnenbrief
te sturen over de uitwerking van het voorstel van de introductie van een hardheidsclausule
in de Invorderingswet 1990 (IW 1990).
Hardheidsclausule
Voorgesteld wordt om voor de toepassing van de voorgestelde hardheidsclausule in de
IW 1990 een vergelijkbare procedure te hanteren als die voor de al veel langer bestaande
hardheidsclausule in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) geldt.1 Een belastingschuldige die meent dat er in zijn situatie bij de uitvoering van de
wet sprake is van een onvoorziene onbillijkheid van overwegende aard, kan een verzoek
tot toepassing van de hardheidsclausule richten aan het Ministerie van Financiën.
In dit verzoek vraagt de belastingschuldige om in zijn situatie af te wijken van de
regels die in de wet staan, omdat deze voor hem een onbedoeld gevolg hebben.
De voorgestelde introductie van een hardheidsclausule in de IW 1990 geeft de Minister
van Financiën de bevoegdheid om tegemoet te kunnen komen aan bepaalde gevallen of
groepen van gevallen waarin de toepassing van wetgeving op het gebied van de invordering
van een belastingschuld leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Het gaat daarbij
om situaties waarin toepassing leidt tot een gevolg dat de wetgever had voorkomen
als hij die bij het maken van de wet had voorzien. In die gevallen kan worden afgeweken
van de betreffende wettelijke bepaling. Het opnemen van een hardheidsclausule in de
IW 1990 moet worden beschouwd als een aanvulling op de reeds bestaande beleidsmatige
mogelijkheden die de Belastingdienst al kent, zoals de mogelijkheid om af te wijken
van beleidsregels. Net als bij de toepassing van de hardheidsclausule in de AWR staat
er tegen een afwijzing van een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule geen
bestuursrechtelijke rechtsgang open.2 Wel kan er een beroep bij de civiele rechter (als restrechter) worden ingesteld.3
Andere trajecten
Naast de verankering van de hardheidsclausule worden er een aantal andere wijzigingen
in de IW 1990 voorbereid. Op hoofdlijnen wordt gewerkt aan de volgende trajecten.4
1) Herijking van de Invorderingswet
In de reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag (hierna: POK) heeft het kabinet op 15 januari 2021 toegezegd dat
de IW 1990 wordt herijkt om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening
te houden met de omstandigheden van mensen. Het onderzoeksrapport is met de brief
van 31 oktober 2022 aan uw Kamer aangeboden.5 Bij deze herijking is onderzocht of de bepalingen van de IW 1990 voldoende ruimte
bieden om maatwerk te kunnen leveren. Gebleken is dat de wet in principe voldoende
ruimte biedt om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van mensen. Alleen
bij het artikel dat de bekendmaking van de belastingaanslag regelt wordt gekeken of
een alternatief ervoor kan zorgen dat er meer rekening wordt gehouden met de omstandigheden
van mensen. De wettelijke gevolgen worden momenteel onderzocht waarna eventuele wijzigingen
in een wetsvoorstel aan uw Kamer zullen worden aangeboden.
2) Herijking van de invorderingsstrategieën
Voorts is in de kabinetsreactie op het rapport van de POK toegezegd dat de invorderingsstrategieën
van de Belastingdienst en Toeslagen worden herijkt, in het bijzonder voor burgers
die langdurig te maken hebben met hoge schulden.6 In december 2022 zijn de herijkte invorderingsstrategieën van de Belastingdienst
en Toeslagen aan uw Kamer aangeboden.7 De herijkte invorderingsstrategieën worden vanaf dit jaar gefaseerd uitgewerkt in
concrete maatregelen, waar ook het onderzoek naar de mogelijkheden van een gebundelde
betalingsregeling onderdeel van uitmaakt. Bij de uitwerking van de concrete maatregelen
worden ook de benodigde aanpassing van wet- en regelgeving in kaart gebracht. De eventueel
benodigde wetswijzigingen zullen vervolgens in een wetsvoorstel worden opgenomen en
aan uw Kamer worden aangeboden.
3) Heroverweging van de Wet Stroomlijnen
Na de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën in concrete maatregelen wordt
ook de heroverweging van de Wet Stroomlijnen afgerond.8 Deze wet is opgesteld met als doel om de invorderingsregelgeving voor belastingen
en toeslagen te stroomlijnen. In de kabinetsreactie op het rapport van de POK is toegezegd
dat de inwerkingtreding van deze wet wordt opgeschort en de inhoud wordt heroverwogen,
omdat er onvoldoende rekening is gehouden met het doenvermogen van burgers. Aangezien
de keuzes die gemaakt worden bij de uitwerking van de invorderingsstrategieën en de
gebundelde betalingsregeling (mede)bepalend zijn voor de keuzes bij de heroverweging
van de Wet Stroomlijnen, kan de afronding van de heroverweging van de Wet Stroomlijnen
pas plaatsvinden nadat de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën in concrete
maatregelen is afgerond. Een onderdeel van de heroverweging van de Wet Stroomlijnen
waarvan wel al duidelijk is dat deze nog steeds wenselijk is, betreft de modernisering
van de rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden.
De Wet Stroomlijnen regelt dat de fiscale rechter bevoegd wordt ten aanzien van geschillen
over uitstel van betaling en kwijtschelding van zowel belasting- als toeslagschulden.
In februari 2023 hebben wij uw Kamer hierover geïnformeerd.9 Voor het wijzigen van de rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelding
van belastingschulden zijn de gevolgen voor de uitvoering door de Belastingdienst
in kaart gebracht. Er worden gesprekken gevoerd met de Raad voor de Rechtspraak om
inzicht te krijgen in de uitvoeringsgevolgen voor de Rechtspraak. Zowel de Belastingdienst
als de Raad voor de Rechtspraak verwachten een aanzienlijke toename van het werk.
Deze toename in combinatie met een krappe arbeidsmarkt leidt tot diverse risico’s.
Daarom wordt verder onderzocht op welk moment en onder welke voorwaarden deze wijziging
in werking kan treden.10
4) Herijking van het fiscale bodem(voor)recht
Op 27 juni 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd over
de intrekking van wetsvoorstel Voorrang van vorderingen en vereenvoudigde afwikkeling
faillissement (Kamerstuk 22 942), omdat de inhoud daarvan achterhaald is.11 In het wetsvoorstel was onder meer een definitieve regeling omtrent het fiscale bodem(voor)recht
opgenomen. De intrekking van Kamerstuk 22 942 laat onverlet dat het onderzoek naar
de werking van en eventuele alternatieven voor het fiscale bodem(voor)recht wordt
gecontinueerd. Op dit moment wordt in kaart gebracht of en waar in het kader van het
fiscale bodem(voor)recht verandering gewenst is. Tevens wordt in kaart gebracht aan
welke voorwaarden een eventueel alternatief moet voldoen. Ook wordt gekeken naar de
(on)mogelijkheden bij eventuele alternatieven. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid
is intensief bij dit onderzoek betrokken, aangezien het onderzoek nauw samenhangt
met de herijking van het faillissementsrecht. Voorts worden de Belastingdienst en
verschillende stakeholders nadrukkelijk bij dit onderzoek betrokken.
Wij hopen u hiermee het gewenste inzicht te hebben verschaft.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.