Brief regering : Volgen voortgang transitieperiode wet toekomst pensioenen
36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
Nr. 191
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2023
Met de Wet toekomst pensioenen (Wtp) (Kamerstuk 36 067) wordt invulling gegeven aan de herziening van het Nederlandse pensioenstelsel, zoals
overeengekomen door sociale partners en de overheid en vastgelegd in het pensioenakkoord.
Nu de wet is aangenomen door beide Kamers (Handelingen II 2022/23, nr. 39, item 53) en Handelingen I 2022/23, nr. 34, item 11), start per 1 juli de transitieperiode waarin pensioenuitvoerders ook daadwerkelijk
de overstap naar het nieuwe stelsel zullen maken. Met deze brief informeer ik u over
de voornemens en toezeggingen ten aanzien van het volgen van de voortgang tijdens
transitieperiode om zo waar nodig op tijd maatregelen te kunnen nemen.
1. Transitieperiode tot 1 januari 2028
Bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer is veel aandacht
gevraagd voor de (druk op de) uitvoering en de handelingsopties om hierop tijdig in
te kunnen spelen. Zodoende heb ik toegezegd de transitieperiode met één jaar te verlengen.
Uitgangspunt daarbij is dat de overige mijlpalen onveranderd blijven. Het verlengen
van de transitieperiode biedt de kans om de uitvoering meer te spreiden, zodat de
werkzaamheden breder verdeeld kunnen worden. Ik ben voornemens de hiervoor benodigde
wetswijziging dit jaar aan de Tweede Kamer aan te bieden. Ik wil daarbij de wettelijke
termijnen niet langer in de wet, maar in lagere regelgeving opnemen. Mocht op basis
van de ervaringen tijdens de transitie blijken dat verdere verlenging noodzakelijk
is, dan biedt lagere regelgeving een adequater handelingsperspectief.
De hervorming van het pensioenstelsel is een van de maatregelen die het kabinet heeft
genomen in het Herstel- en Veerkrachtplan. Daarin zijn drie juridisch bindende mijlpalen
opgenomen: de inwerkingtreding van de wet, de afronding van de arbeidsvoorwaardelijke
fase (indiening van de transitieplannen) en de indiening van de implementatieplannen.
Het verlengen van de transitieperiode heeft geen gevolgen voor de mijlpaal van de
afronding van de arbeidsvoorwaardelijke fase (ultimo 2024) en het indienen van de
implementatieplannen (1 juli 2025). Zoals ook in het debat met de Eerste Kamer aangegeven
is het doel van de langere transitieperiode om de uitvoering – indien nodig – meer
tijd te geven om te komen tot een beheerste en zorgvuldige transitie. Ik merk daarbij
op dat het kabinet zich inspant om de mijlpalen opgenomen in het HVP te realiseren,
en indien nodig in overleg met de EC tot een bijstelling van de mijlpalen te komen,
zodat een korting op de uitkering van de HVP-middelen kan worden voorkomen. De methodologie
die de Europese Commissie toepast voor het korten van uitkeringen is eerder met uw
Kamer gedeeld.1 Hierbij geldt dat de Wet toekomst pensioenen binnen deze methodologie wordt gezien
als een inwerking tredende hervorming.
Ook met de verlenging van de transitieperiode blijft er sprake van een omvangrijke
transitie. Ik vind het belangrijk om vinger aan de pols te kunnen houden, tijdig te
kunnen bijsturen en de beide Kamers mee te nemen in de recente ontwikkelingen gedurende
de transitie. Ik ben daarom voornemens u middels voortgangsrapportages periodiek te
informeren over ontwikkelingen met betrekking tot de transitie. Gelet op het doel
om tijdig knelpunten te identificeren en zo nodig tijdig maatregelen te kunnen nemen,
ben ik voornemens u elk half jaar en ruim voor elke wettelijke mijlpaal te informeren.
Zie hiertoe ook figuur 1 hieronder. Dit sluit ook aan bij de toezeggingen aan de Eerste
Kamer dat er tussentijds weegmomenten komen waarbij de voortgang in de gaten gehouden
wordt. Het eerste weegmoment zal bij de voortgangsbrief medio 2024 plaatsvinden, het
tweede weegmoment begin 2025. Ook wordt – conform de motie van de leden Maatoug (GroenLinks),
Nijboer (PvdA) en Stoffer (SGP) – tijdig in 2026 nogmaals onderzocht of het invaren
voor alle pensioenfondsen op tijd en verantwoord kan worden uitgevoerd.2
Ik zal de voortgang tijdens de transitieperiode op verschillende manieren volgen.
Het gaat dan zowel om de wettelijke monitoring, als het voeren van gesprekken met
betrokken uitvoeringspartijen, waaronder bestuurders en professionals, in en rondom
de transitie. Ook zal er een regeringscommissaris aangesteld worden die onafhankelijk
advies aan mij uitbrengt over de voortgang van de transitie en het delen van goede
voorbeelden en kennisuitwisseling binnen de sector aanjaagt. In het vervolg van deze
brief zal ik nader ingaan op het plan van aanpak met betrekking tot monitoring en
op de regeringscommissaris.
Figuur 1. Verwachte voortgangsbrieven bij de mijlpalen
2. Plan van aanpak monitoring
Gelet op de omvang van deze transitie, de aard van de besluiten en het tijdspad van
de transitieperiode is gedurende het parlementaire proces afgesproken de voortgang
van de transitie te monitoren. Daarnaast is afgesproken en in de wet opgenomen om
ook de doelstellingen van de Wtp te monitoren3. De Tweede Kamer heeft middels een motie gevraagd voor de zomer met een plan van
aanpak ten aanzien van de monitoring te komen.4 Met deze brief kom ik hieraan tegemoet.
De monitoring ziet op het transitiebeeld op hoofdlijnen en de doelstellingen van het
pensioenakkoord.5 Het gaat hierbij om gestructureerde sector-brede informatieverzameling, waarvoor
diverse (repeterende) onderzoeken zullen worden opgezet. De monitoring heeft als doel
tijdig knelpunten te kunnen identificeren en voor zover nodig aanvullende maatregelen
te kunnen nemen.6 De resultaten van de monitoring geven tijdens de transitieperiode zicht op de voortgang
en invulling van de transitie als ook inzicht in de ervaringen van en met de transitie
en het nieuwe stelsel. In de monitoring zullen tijdens de transitieperiode tevens
de doelstellingen van de wet toekomst pensioenen worden onderzocht, zodat deze tijdens
de evaluatie beter onderzocht kunnen worden. Dit inzicht maakt het mogelijk om waar
nodig aanvullende maatregelen te kunnen nemen.
De monitoring zal via een aantal trajecten verlopen, die hieronder nader worden toegelicht.
1. Transitiemonitor
Zoals aangegeven zal het transitiebeeld op hoofdlijnen worden gemonitord. Hiertoe
zal ten eerste een transitiemonitor worden opgezet. Deze zal ingegaan op de voortgang
van de besluitvorming en implementatie, de transitiekeuzes die zijn gemaakt en de
ervaringen met de transitie en het nieuwe stelsel van partijen die uitvoering geven
aan de transitie. Het gaat dan om sociale partners7 en pensioenuitvoerders. Ook de ervaringen van de toezichthouders zullen hierbij aan
bod komen. Voor de informatieverzameling bij de transitiemonitor zal zo veel mogelijk
gebruik worden gemaakt van de gegevens die DNB en AFM reeds uitvragen met het oog
op de transitie. Dit om de sector in deze periode niet onnodig te belasten. Daarnaast
zal een onderzoeksbureau gevraagd worden waar nodig aanvullende data te verzamelen
en de data te bundelen tot transitierapportages (i.e. de transitiemonitor).
In de transitiemonitor zal onderscheid gemaakt worden tussen de arbeidsvoorwaardelijke
fase en de onderbrenging en implementatie bij pensioenfondsen en bij verzekeraars
en premiepensioeninstellingen.
Arbeidsvoorwaardelijke fase
Bij het onderzoeken van de arbeidsvoorwaardelijke besluitvorming zal ingegaan worden
op de voortgang en op de keuzes die sociale partners maken. Hierbij zal onder meer
ingegaan worden op:
– de voortgang van de besluitvorming, waaronder de wijze waarop verenigingen van pensioengerechtigden
en gewezen deelnemers betrokken zijn en in hoeverre er zaken worden voorgelegd aan
de transitiecommissie;
– de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van het ouderdomspensioen, zoals de premie
en de contractkeuze;
– de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van het nabestaandenpensioen, zoals de premie
en de dekking van het nabestaandenpensioen en de uitloopperiode;
– Wanneer het benodigd is voor een evenwichtige transitie; de keuzes en afspraken die
worden gemaakt ten aanzien van compensatie als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek,
waaronder (indien van toepassing) de vormgeving binnen of buiten de pensioenregeling
en de wijze van financiering;
– in hoeverre gebruik wordt gemaakt van eerbiedigende werking;
– de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van invaren, te weten: of sociale partners
al dan niet een verzoek tot invaren zullen doen.
Ook zal onderzocht worden of sociale partners knelpunten ervaren bij het vormgeven
van de pensioenregeling en het transitieplan. Ook zullen de ervaringen van financieel
adviseurs en de transitiecommissie gebruikt worden om de voortgang te kunnen beoordelen
en tijdig knelpunten in de transitie te identificeren. Met deze onderzoeken naar de
arbeidsvoorwaardelijke fase zal invulling worden gegeven aan de gewijzigde motie van
de leden Smals (VVD) en Stoffer (SGP) om de compensatieafspraken te monitoren8 en aan de motie van de leden Ceder (CU) en Stoffer (SGP)9 om de afspraken van sociale partners over het nabestaandenpensioen te monitoren.
Onderbrenging en implementatie
De transitiemonitor zal hierbij onder meer ingaan op:
– De voortgang van de onderbrenging en implementatie, waaronder de (beoogde) overstapdatum
en in hoeverre verwacht wordt dat regelingen gelijktijdig omgezet zullen worden10.
– Tevens zal – in geval van pensioenfondsen – de voortgang van het invaren gemonitord
worden. Het onderzoek zal daarbij ten minste ingaan op de wijze waarop de fondsorganen
en het intern toezicht betrokken zijn en of er een melding bij DNB is gedaan.
– De keuzes die door pensioenfondsen ten aanzien van het invaren worden gemaakt.
– De stand van zaken van de uitvoering, de signalen bij de uitvoerders, alsmede de beheersmaatregelen
die pensioenfondsen treffen om de risico’s tijdens de transitie te verkleinen.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Maatoug (GroenLinks), Nijboer
(PvdA) en Stoffer (SGP)11. Daarnaast zal middels gesprekken met pensioenfondsen nagegaan worden of er pensioenfondsen
zijn die aangeven een carve-out nodig te hebben om aan hun wettelijke taak van een
evenwichtige belangenafweging te kunnen voldoen, conform de hiertoe aangenomen (Handelingen
II 2022/23, nr. 37, item 20) motie van het lid Smals (VVD).12
Wat wanneer?
Het zwaartepunt zal in de eerste rapportages liggen op de arbeidsvoorwaardelijke besluitvorming,
omdat deze afspraken – voor regelingen die worden ondergebracht bij pensioenfondsen
– uiterlijk 1 januari 2025 moeten zijn afgerond. In de periode daarna zal het transitiebeeld
over de arbeidsvoorwaardelijke fase aangevuld worden met keuzes die nog worden gemaakt
voor verzekerde regelingen, waarvoor de wettelijke mijlpaal op 1 oktober 2026 ligt.
Hoewel de focus in eerste instantie dus ligt op de arbeidsvoorwaardelijke afspraken,
wordt ook de stand van zaken bij pensioenuitvoerders reeds meegenomen. Juist de eerste
ervaringen kunnen waardevol zijn om tijdig knelpunten te kunnen identificeren. Bovendien,
voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen liggen de mijlpalen voor het afronden
van de arbeidsvoorwaardelijke fase, alsmede voor het indienen van het implementatieplan
weliswaar op 1 oktober 2026, maar verwacht wordt dat zij hun implementatieplannen
al vroeg in de transitieperiode zullen afronden. Verzekeraars en premiepensioeninstellingen
ontwikkelen hun nieuwe producten alvorens zij deze aanbieden aan werkgevers en er
een nieuw contract kan worden afgesloten. Bij het ontwikkelen van de producten zullen
zij ook de implementatieplannen reeds opstellen.
Het zwaartepunt van de rapportage over de besluitvorming bij pensioenfondsen ligt
naar verwachting in het voorjaar van 2025, vooruitlopend op de mijlpaal van 1 juli
2025 voor de afronding van het implementatieplan. In de opvolgende rapportages zal
de focus verder verschuiven naar de implementatie.
2. Publieksmonitor
Sinds februari 2022 wordt er momenteel ieder kwartaal een meting in het kader van
de publieksmonitor pensioenen uitgevoerd.13De publieksmonitor pensioenen heeft als doel om doorlopend het vertrouwen van de Nederlandse
bevolking in het pensioenstelsel inzichtelijk te maken. Hierbij ligt primair de nadruk
op het meten van vertrouwen in het stelsel en de partijen daarachter, en secundair
op het meten van basiskennis over en gedrag ten aan zien van pensioenen. Met de inzichten
uit de monitor wordt beoogd aanknopingspunten te verkrijgen om de communicatie en
informatievoorziening omtrent de stelselwijziging richting burgers te verbeteren.
3. Onderzoek onder (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden
Naast de bovengenoemde publieksmonitor en in aanvulling op de transitiemonitor (onder
1), waarin de ervaringen van partijen die uitvoering geven aan de transitie aan bod
komen, zal onderzoek onder (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden onderdeel
uitmaken van de monitoring. In samenwerking met Netspar zal onderzoek worden gedaan
naar hun ervaringen met de transitie en het nieuwe stelsel (in aanvulling op de publieksmonitor).
Terwijl bij de publieksmonitor het zwaartepunt ligt op vertrouwen in het pensioenstelsel
in het algemeen, heeft dit onderzoek de insteek om verdiepend inzicht te verkrijgen
in de ervaringen van deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers met de
transitie.
Daarnaast wordt bij de monitoring gebruikgemaakt van bestaande informatie over de
tevredenheid met de pensioenregeling, die bijvoorbeeld jaarlijks wordt gemeten in
de NEA.
4. Informatie inzake klachten, geschillen en rechtspraak
In het wetgevingsproces bij de wet toekomst pensioenen heeft de Raad voor de rechtspraak
aangegeven te vrezen dat – zonder nadere maatregelen – de transitie naar het nieuwe
stelsel tot een aanzienlijke extra belasting van de rechter kan leiden en in het ergste
geval tot een ontregeling van het civiele rechtspraaksysteem. Naar aanleiding van
deze constatering heeft er uitvoerig overleg plaatsgevonden tussen de ministeries
van Justitie en Veiligheid, SZW en de Raad voor de rechtspraak over mogelijkheden
om de rechtsbescherming en de toegang tot de rechter zodanig vorm te geven dat de
werklast voor de gerechten beheersbaar blijft. Dit heeft geresulteerd in diverse waarborgen
in het systeem, zoals de normen over evenwichtigheid en bepalingen inzake informatievoorziening
die tot minder klachten en geschillen moeten leiden. Mocht het toch tot een klacht
of een geschil komen, dan geldt er op grond van de wet toekomst pensioenen dat een
interne klachtenregeling geborgd moet zijn. Ook voorziet de wet in een externe geschilleninstantie.
Deze instantie biedt voor de deelnemer een laagdrempelige, relatief snelle en goedkope
procedure van geschilbeslechting en zal daarmee ook een zeeffunctie hebben ten aanzien
van de druk op de rechtspraak. De aangedragen geschillen geven tegelijkertijd inzicht
in eventuele knelpunten.
Gelet op bovenstaande zal, gedurende het monitoringstraject ook aandacht worden besteed
aan klachten, geschillen en (eventuele druk op de) rechtspraak. Enerzijds door periodiek
te rapporteren over het (kwalitatieve) beeld van klachten bij pensioenuitvoerders
en geschillen bij de geschilleninstanties. Daarnaast zal, in samenspraak met de Raad
voor de rechtspraak, ingegaan worden op rechtszaken en de werklast voor de Raad voor
de Rechtspraak.
5. Doelstellingenonderzoek
Tenslotte heeft de Kamer ook gevraagd om onderzoek te doen in hoeverre de drie doelstellingen
die ten grondslag liggen aan de Wet toekomst pensioenen worden behaald. Het gaat om:
1) eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen; 2) een transparanter en meer persoonlijker
pensioenstelsel; en 3) betere aansluiting bij ontwikkelingen in de samenleving en
op de arbeidsmarkt. De eerste stap in de uitvoering van dit onderzoek is om per doelstelling
te bezien op welke wijze en op welk moment het al dan niet behalen ervan het beste
geanalyseerd zou kunnen worden. Om dit in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt
van wetenschappelijke inzichten. Hiervoor wordt samengewerkt met Netspar. Ik zal u
hierover in de eerstvolgende voortgangsrapportage nader informeren.
Bij het doelstellingenonderzoek zullen conform de motie Palland (CDA) en Ceder (CU)
ook de randvoorwaarden voor de stelselherziening, die opgenomen zijn in het Pensioenakkoord,
in acht worden genomen.14
Samenvattend: beoogde planning
In onderstaande overzicht wordt nog eens schematisch weergegeven welke informatie
naar huidige verwachting in welke voortgangsbrief zal worden opgenomen. Met deze voortgangsbrieven
geef ik ook invulling aan de motie van de leden Stoffer (SGP), Maatoug (GroenLinks)
en Nijboer (PvdA) om regelmatig na de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen
invoeringstoetsen uit te voeren naar de invoering, uitwerking en uitvoerbaarheid15. Als er gedurende de transitie blijkt dat onderdelen niet haalbaar zijn of er andere
accenten in de monitoring gelegd moeten worden, zal ik daar op inspelen en dit met
Kamer bespreken.
Voortgangsrapportage
Inhoud
Winter ’23/24
Aanpak doelstellingenonderzoek
Zomer ’24
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor:
– de arbeidsvoorwaardelijke fase pensioenfondsregelingen
– mogelijke eerste ervaringen uit de uitvoering
Publieksmonitor
Winter ’24/25
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor
– arbeidsvoorwaardelijke fase pensioenfondsregelingen
– onderbrenging pensioenfondsen
– mogelijke eerste ervaringen uit de uitvoering
Publieksmonitor
Deelnemersonderzoek
Zomer ’25
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor
– onderbrenging pensioenfondsen
– ervaringen uit de uitvoering
Publieksmonitor
Informatie over klachten, geschillen en rechtspraak
Deelnemersonderzoek
Winter ’25/26
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor
– onderbrenging verzekeraars en ppi’s
– ervaringen uit de uitvoering
Publieksmonitor
Informatie over de rechtspraak
Zomer ’26
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor
– onderbrenging verzekeraars en ppi’s
– ervaringen uit de uitvoering
Publieksmonitor
Deelnemersonderzoek
Informatie over klachten, geschillen en rechtspraak
Winter ’26/27
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor
– ervaringen uit de uitvoering
Informatie over de rechtspraak
Zomer ’27
Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor
– ervaringen uit de uitvoering
Deelnemersonderzoek
Informatie over klachten, geschillen en rechtspraak
Winter ’27/28
Eindbeeld over de transitie / vooruitblik op de evaluatie van de transitie
3. Regeringscommissaris
Tijdens de behandeling van de Wtp in de Eerste Kamer heb ik aangekondigd een regeringscommissaris
aan te zullen stellen, gericht op het verloop van de transitie naar het nieuwe stelsel
en met het oog op de uitvoeringspraktijk. De beoogde werkzaamheden zijn tweeledig.
Primair zal de regeringscommissaris mij adviseren over het verloop van de transitie
en daarbij adviezen doen om eventuele knelpunten weg te nemen. De advisering kan zien
op verschillende elementen waaronder aanpassingen in de regelgeving, nadere (bestuurlijke)
gesprekken, voorlichting of communicatie. De regeringscommissaris zal daarbij ten
minste gevraagd worden mij op de op de twee eerder in deze brief aangekondigde weegmomenten
(zomer 2024 en begin 2025) te adviseren over de uiterste transitiedatum. Ten tweede
zal de commissaris een rol spelen bij het stimuleren van sectorpartijen om goede voorbeelden
te delen en kennis over de uitvoeringspraktijk onderling te delen, zowel in de arbeidsvoorwaardelijke
fase als de implementatiefase. De commissaris kan daarbij gebruik maken van de al
bestaande initiatieven, zoals het platform Werkenaanonspensioen.nl. Dit platform heb
ik samen met sectorpartijen geïnitieerd en biedt best practices, handreikingen en
actuele informatie.
De regeringscommissaris gaat opereren in een complex bestuurlijk veld. Primair zijn
de sociale partners en de uitvoerders verantwoordelijk voor het tijdig en zorgvuldig
doorlopen van de transitie. De adviezen van de commissaris zullen dan ook niet gaan
over de inhoud van de overeengekomen transitieplannen en de implementatieplannen.
Ook de kwaliteit van de plannen is geen onderdeel van de adviezen; dat is aan de toezichthouders.
Wel kan de commissaris partijen helpen de transitie goed te doorlopen, door te wijzen
op de juiste routes (zoals de transitiecommissie) en het beschikbaar (laten) maken
van handige informatie en inspiratie.
Voor de taakvervulling is het van belang dat de commissaris een breed beeld opdoet
van de transitie. Bij de werkzaamheden kan gebruik worden gemaakt van alle beschikbare
informatie binnen mijn ministerie, zoals de resultaten van de monitoring en signalen
rondom de uitvoering. Het ligt in de rede dat de commissaris ook zelf informatie uit
de uitvoeringspraktijk ophaalt, bijvoorbeeld bij individuele fondsen of verzekeraars
of bij de toezichthouders.
Voor de volledigheid merk ik op dat de commissaris geen beslissingsbevoegdheid heeft.
Ik zal de adviezen wegen en op basis daarvan en in samenhang met andere informatie
uit monitoring, van de toezichthouders en uit de uitvoeringspraktijk eventuele besluiten
rondom het verloop van de transitie nemen. Bij de voortgangsbrieven ontvangt u eveneens
de adviezen van de regeringscommissaris en mijn reactie daarop. Ik streef ernaar de
benoeming van de regeringscommissaris af te ronden voor 1 januari 2024, zodat het
eerste advies kan worden meegezonden met de voortgangsbrief in de zomer van 2024.
4. Afsluiting
Nu het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen gaat de volgende en belangrijke
fase van de stelselherziening in: de transitieperiode. De sociale partners en pensioenuitvoerders
zijn aan zet om alle regelingen op zorgvuldige wijze om te zetten en om deelnemers
en pensioengerechtigden daar op adequate wijze in mee te nemen. Tegelijkertijd zijn
de stelselherziening en de uitwerking van de gemaakte afspraken een gezamenlijke opgave,
waarvoor ik me ook tijdens de transitieperiode in zal blijven zetten. Immers, hoe
dan ook zullen sommige aspecten anders lopen dan we van te voren hadden voorzien en
gerealiseerd. Ik zal mij actief inzetten om signalen op te halen om zo telkens te
kunnen blijven beoordelen of en hoe de uitvoering zorgvuldig vormgegeven kan worden.
Onderdeel hiervan is de systematische verzameling van monitoringsinformatie, zoals
beschreven in deze brief. Ook vervult de regeringscommissaris een belangrijke rol.
Op basis van alle informatie zal ik in gesprek gaan en blijven met alle betrokkenen
bij de transitie en bij de uitwerking van de stelseltransitie om te bezien wat zij
zo nodig nog aanvullend kunnen betekenen. Ook zal ik bezien of en zo ja welke aanvullende
maatregelen nodig zijn. Op basis van de beschreven voortgangsrapportages kan ook het
debat in uw Kamer hierover plaatvinden.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen