Brief regering : Voortgang Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
30 995 Aanpak Wijken
Nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2023
Een beter perspectief voor de inwoners van de stedelijke gebieden in ons land waar
de leefbaarheid en veiligheid het meest onder druk staan. Dat is kortgezegd de centrale
doelstelling van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV), zoals
het Kabinet dat in de zomer van 2022 heeft gelanceerd.1 Het gaat om wijken en buurten met een concentratie en stapeling van problemen als
armoede, gezondheidsproblemen en slechte woningen. Wijken waar het «sociaal» cement
is verdwenen, waar ontwikkelingskansen in het onderwijs niet vanzelf worden opgepakt
en waar de ondermijnende drugscriminaliteit een stevige voedingsbodem kent.
Met het NPLV investeert het Kabinet flink in de verbetering van de leefbaarheid en
veiligheid van deze gebieden. Dit vindt plaats in nauwe samenwerking met gemeenten
en lokale partners door middel van een gebiedsgerichte, integrale aanpak in 20 stedelijke
focusgebieden. Alleen een ruime horizon van 15–20 jaar – daar zijn alle bij het programma
betrokken partijen het over eens – biedt hierbij kansen om de negatieve spiraal te
doorbreken van problematiek, die vaak speelt van generatie op generatie.
Door middel van deze brief informeer ik u mede namens de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de voortgang in
het afgelopen jaar op de vier actielijnen, zoals die in het NPLV zijn benoemd (juli
2022–mei 2023). Het zijn de eerste resultaten die bijdragen aan het realiseren van
de drie zogenoemde ER-subdoelen van het programma: «het verbeteren van de fysieke
leefomgeving», «het bieden van een beter perspectief», en «het vergroten van de veiligheid».
Daarnaast ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie
van de leden Van der Werf en Boulakjar, waarin de regering wordt verzocht om in overleg
met de betreffende gemeenten te bezien of zij hun aanvragen in het kader van het Nationaal
Programma Leefbaarheid en Veiligheid zo veel mogelijk in één keer kunnen indienen,
bij één aanspreekpunt vanuit de regering. Ook geef ik invulling aan mijn toezegging
aan uw Kamer om u te informeren over het aantal sociale huurwoningen dat zal worden
gesloopt in het kader van het Volkshuisvestingsfonds (VHF) en welke woningen daarvoor
zullen worden teruggebouwd.
Het afgelopen jaar is veel voortgang geboekt met het mogelijk maken van een gebiedsgerichte
aanpak, zodat lokale partijen daadwerkelijk aan de slag kunnen met het investeren
in hun focusgebied. Hierbij gaat het zowel om de planvorming, het inrichten van een
alliantieoverleg en een programmabureau voor het stedelijk focusgebied, het beschikbaar
stellen van middelen en het zetten van een eerste stap op weg naar een meer integrale
financiering; allemaal noodzakelijke condities voor het realiseren van de doelstellingen
en ambities zoals die in de lokale gebiedsplannen zijn opgenomen.
Op lokaal niveau is een start gemaakt en vinden interventies plaats die bijdragen
aan het realiseren van de doelen van het NPLV. Met inzet van onder meer middelen uit
Preventie met Gezag, het Volkshuisvestingsfonds en School en Omgeving zijn gemeenten
met een focusgebied samen met lokale (gezags-) partners het afgelopen jaar begonnen
met de aanpak van jeugdcriminaliteit, werden in overleg met bewoners plannen voor
renovatie en verduurzaming van hun woning uitgewerkt en zijn de buitenschoolse activiteiten
voor kinderen en jongeren uitgebreid of verder geïntensiveerd.
Samenwerkingsafspraken
In een overleg op 3 november 2022 hebben het Kabinet en de burgemeesters van de 19 gemeenten
met een stedelijk focusgebied de samenwerkingsafspraken zoals die in het NPLV zijn
opgenomen bekrachtigd. Hierbij is afgesproken dat gemeenten en Rijk zich verbinden
aan de drie ER-subdoelen, dat partijen zich committeren aan een langjarige inzet voor
15–20 jaar, dat onder aanvoering van de burgemeester een publiek-private alliantie
wordt georganiseerd en dat deze alliantie een integraal gebiedsplan voor het stedelijk
focusgebied opstelt. Het gebiedsplan bevat een analyse van wat er aan de hand is,
benoemt de doelstellingen en de opgaven die daarbij horen, geeft inzicht hoe en waarbij
bewoners worden betrokken en dat er een systeem van monitoring wordt opgezet. Het
gaat om additionele, samenhangende maatregelen op fysiek, sociaal en veiligheidsgebied,
die worden getroffen boven op de interventies die door publieke en private partijen
al in het desbetreffende gebied worden gedaan. Ook organiseren de gemeente en de alliantie
een onafhankelijk programmabureau, dat over de verschillende «domeinen» heen werkt.
Vanuit de middelen voor het VHF is hiervoor per focusgebied met ingang van 2023 drie
jaar lang een basisbedrag van € 500.000 beschikbaar. Het streven is dat al deze afspraken
op 1 juli 2023 zullen zijn nagekomen. In vrijwel alle gemeenten is dit inmiddels gebeurd,
of is het de verwachting dat dit binnen afzienbare tijd gaat gebeuren. Een enkele
van de vier gemeenten met een focusgebied, die vorig jaar aan de oorspronkelijke lijst
van 16 gebieden is toegevoegd, heeft mogelijk, gelet op de kortere periode die hun
voor het nakomen van de afspraken ter beschikking stond, iets meer tijd nodig.
De aanpak van de leefbaarheids- en veiligheidsproblematiek vraagt om investeringen
van veel verschillende partijen. In nagenoeg alle gemeenten is het alliantieoverleg
inmiddels operationeel en komen de leden periodiek bij elkaar om gezamenlijk de aanpak
en interventies in het gebied vast te stellen. De burgemeester van de desbetreffende
gemeenten zit voor. Daarnaast neemt ook een vertegenwoordiging van de wethouders namens
de gemeente deel aan het overleg. In alle gebieden is een rijksvertegenwoordiger aangesloten.
Zoals in het NPLV is aangegeven gaat het hierbij om een ambtenaar op directeur-, DG-,
of SG-niveau van de departementen SZW, OCW, VWS, JenV en BZK. De samenstelling van
de overige leden van de alliantie wisselt per gemeente, toegesneden op de specifieke
opgaven waar de focusgebieden voor staan. Doorgaans gaat het in vrijwel alle gevallen
om een bestuurlijke vertegenwoordiger van de woningcorporaties en scholen in het primair
en voortgezet onderwijs, de politie, een werkgever, en incidenteel om het OM, een
zorgverzekeraar, de GGD, een welzijnsinstelling en een vertegenwoordiging van de bewoners.
Voortgang op de vier actielijnen uit het NPLV
De aanpak van de maatschappelijke opgaven in de 20 stedelijke focusgebieden staat
in het NPLV voorop: door het bundelen van de inzet vanuit het Rijk én de lokale partners
het leven verbeteren van 1,3 miljoen mensen die in deze gebieden wonen. De overweging
hierbij is dat alleen een samenhangende aanpak de stedelijke focusgebieden op termijn
leefbaarder en veiliger zal maken; een combinatie van veiligheidsbeleid door jongeren
een uitweg te bieden uit de criminaliteit met een aantrekkelijk perspectief richting
onderwijs en werk, de aanpak van schulden, en meer betaalbare en duurzame woningen.
De gebiedsplannen, die tot nu toe door de lokale allianties zijn afgerond, sluiten
op een dergelijke integrale aanpak aan. Zo worden er bijvoorbeeld interventies aangekondigd
op het terrein van talentontwikkeling, het zoveel mogelijk waarborgen van gelijke
kansen voor kinderen, werken en bestaanszekerheid («de thuisbasis op orde»), en wonen
in een veilige en gezonde omgeving.
Boven op het landelijke generieke beleid, dat in de focusgebieden «landt», vraagt
dit van rijkswege om een werkwijze, waarbij de vijf betrokken departementen toegesneden
op de lokale gebiedsplannen met elkaar de beoogde rijksinzet bepalen, zodat een integrale
werkwijze op lokaal niveau mogelijk is.
Op verschillende onderdelen van het kabinetsbeleid is er een nadrukkelijke verbinding
gelegd met het NPLV en prioriteit gegeven aan een gebiedsgerichte inzet in de 20 stedelijke
focusgebieden. Tot nu toe is er sinds de start van het programma Leefbaarheid en Veiligheid
in 2020 in totaal ongeveer € 900 miljoen geïnvesteerd, of voor deze gebieden gereserveerd
(afhankelijk van definitieve toekenning). Deze middelen zijn onder meer afkomstig
uit Preventie met Gezag, School en Omgeving, de Woningbouwimpuls, het VHF, de Regio
Deals, en de Envelop Arbeidsmarkt, armoede en schulden. Deze middelen maken deel uit
van de planvorming voor de gebieden of worden ingezet in de uitvoeringspraktijk.
Actielijn: We investeren in de preventie van jeugdcriminaliteit en vergroten de weerbaarheid
van jongeren
De aanpak van jeugdcriminaliteit is een grote uitdaging in de stedelijke focusgebieden.
Daarom investeert het Ministerie van Justitie en Veiligheid fors en structureel in
de brede preventieaanpak van jeugdcriminaliteit. De domeinoverstijgende, gebiedsgerichte
aanpak Preventie met Gezag heeft als doel jongeren weerbaarder te maken tegen zowel
de verlokking als intimidatie van criminaliteit en hen een aantrekkelijker toekomstperspectief
te bieden. Hierbij wordt bijvoorbeeld geïnvesteerd in domeinen die samenhangen met
de risico- en beschermende factoren voor jeugdcriminaliteit, zoals school (veiliger
schoolklimaat, vroegtijdig schoolverlaten), werk en inkomen (toeleiding naar arbeid
en aanpak schulden), en talentontwikkeling via jongerenwerk. Daarnaast is de aanpak
gericht op het versterken van het gezag in de wijk en de versterking van de jeugdstrafrechtketen.
Hierdoor kunnen jongeren en jongvolwassenen opgespoord, gecorrigeerd en ondersteund
worden, als zij wel over de schreef gaan.
Op 1 juli 2022 is een aanvang gemaakt met de aanpak Preventie met Gezag in de 16 oorspronkelijke
focusgebieden in 15 gemeenten.2 In 2022 hebben zij een aanvraag ingediend en de middelen beschikt gekregen. Aan deze
15 gemeenten is tot nu toe € 38,3 miljoen toegekend.3 In 2023 is een start gemaakt met de uitvoering en wordt het ingediende plan werkende
weg verder aangescherpt. In oktober 2022 is Preventie met Gezag door de Ministers
van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming uitgebreid naar de vier overige
focusgebieden. Zij hebben in april hun aanvraag voor Preventie met Gezag ingediend
en krijgen vóór de zomer van 2023 hierover uitsluitsel. Naast de 20 focusgebieden
zijn er inmiddels ook acht andere gemeenten die, geselecteerd op basis van aanvullende
(data-)analyses, aan de slag gaan met deze domeinoverstijgende jeugdcriminaliteitsaanpak.
Met deze uitbreiding naar totaal 27 gemeenten is de selectie voor de domeinoverstijgende,
gebiedsgerichte aanpak afgerond.
Met de lerende aanpak is het de bedoeling dat de betrokken gemeenten van elkaar leren
en dat ook andere gemeenten de geleerde lessen kunnen benutten. De komende jaren richt
de inzet zich onder meer op meer landelijke en regionale samenhang in de inzet door
justitiepartners als onderdeel van deze domeinoverstijgende, gebiedsgerichte aanpak.
Door middel van het dashboard Zicht op ondermijning worden gemeenten ondersteund bij
het inzichtelijk maken van de risico’s op ondermijning.
In aanvulling op de acties vanuit het Ministerie van JenV worden vanuit SZW verschillende
projecten uitgevoerd om ondermijnende criminaliteit preventief tegen te gaan vanuit
het sociale domein. Deze projecten zijn door JenV gefinancierd vanuit de incidentele
ondermijningsgelden. Het streven is om in afstemming met de stedelijke focusgebieden
en door middel van een gezamenlijke aanpak binnen het sociale- en veiligheidsdomein
de voedingsbodem voor ondermijnende criminaliteit aan te pakken. De pilots die worden
onderzocht zijn het opzetten van werkplaatsen, die zich richten op het vergroten van
de veerkracht en weerbaarheid van jongeren, het ondersteunen van de Expertise-unit
Sociale stabiliteit voor het weerbaarder maken van gesloten gemeenschappen en het
versterken van de outreachende rol van eerstelijns professionals in het sociale domein
bij het signaleren van ondermijnende criminaliteit.
Actielijn: We verbeteren slechte woningen en zorgen voor meer gemengde wijken
Op 17 januari 2023 heeft u de Contourenbrief over het VHF ontvangen.4 Het Kabinet investeert € 600 miljoen in de herstructurering van het slechtste deel
van de (particuliere) woningvoorraad in de meest kwetsbare gebieden. Het doel is om
in kwetsbare wijken de leefbaarheid te verbeteren en de veiligheid te verhogen, onder
meer door een meer gemengde woningvoorraad te realiseren via herstructurering. Het
VHF is een belangrijke financiële regeling voor de uitwerking van het NPLV.
De contouren van het VHF blijven grotendeels gelijk aan de regeling uit 2021. Gemeenten
kunnen een aanvraag indienen en er wordt een toetsingscommissie ingesteld voor de
onafhankelijke beoordeling. Net als in de eerste tranche staat de regeling open voor
heel Nederland. De stedelijke focusgebieden (evenals de regio’s aan de grens) krijgen
hierbij wel prioriteit. Het streven is om de regeling op korte termijn open te stellen,
waarna gemeenten een aanvraag kunnen indienen. In het najaar sluit het loket, worden
de aanvragen beoordeeld en de middelen ter beschikking gesteld.
Op verzoek van de gemeenten met een focusgebied zijn de aanvraag-, monitorings- en
verantwoordingslasten ten opzichte van de eerste tranche van het VHF ingeperkt. De
focusgebieden met een afgerond gebiedsplan kunnen dit plan aanwenden in de aanvraag
en hoeven daarmee minder gegevens aan te leveren om de integraliteit van de aanvraag
te onderbouwen.
Ik kom op deze plek terug op de eerste tranche van het VHF om een eerdere toezegging
aan uw Kamer na te komen. In mijn brief van 18 oktober 20225 heb ik toegezegd u te informeren over het aantal sociale huurwoningen dat wordt gesloopt
met behulp van het VHF (2021) en welke woningen daarvoor terugkomen. Op basis van
navraag bij de gemeenten die sloop als onderdeel van de gehonoreerde herstructureringsaanvragen
hebben opgenomen zijn de verwachte aantallen op dit moment als volgt: in totaal zullen
er in de komende jaren 1.139 woningen worden gesloopt, waarvan 527 sociale huur. Daarvoor
komen in totaal 1.934 nieuwbouwwoningen terug, waarvan 1.027 in de sociale huursector
vallen.
Onder de gemeenten die sloop/nieuwbouw als activiteit hebben opgevoerd in hun gehonoreerde
aanvraag zijn zes stedelijke focusgebieden: Heerlen-Noord, Eindhoven Woensel Zuid,
Rotterdam-Zuid, Schiedam Nieuwland-Oost, Zaandam Oost en Lelystad Oost. Voor deze
gebieden geldt dat volgens de verwachte aantallen van deze gemeenten in totaal 707 woningen
zullen worden gesloopt, waarvan 416 sociale huur. Daar komen dan 1.588 woningen voor
terug, waarvan 668 sociale huurwoningen.
Gemeenten kunnen een beroep doen op de Woningbouwimpuls (WBI) voor het versnellen
van de bouw, het vergroten van het aantal nieuwbouwwoningen in een project, of het
vergroten van de betaalbaarheid van die woningen voor mensen met een middeninkomen.
Deze middelen komen ook ten goede van de stedelijke focusgebieden. Het toevoegen van
nieuwe woningen op grond van de verdichtingsopgave in het gebied draagt bij aan de
totstandkoming van meer gemengde wijken. In de eerste vier tranches van de WBI ging
het hierbij in de stedelijke focusgebieden om de bouw van in totaal 24.463 woningen,
waarvoor een bijdrage van € 158 miljoen voor het afdekken van de onrendabele top beschikbaar
is gekomen.
Met het Nationaal Isolatieprogramma (NIP) wordt ingezet op het isoleren van 2,5 miljoen
woningen tot 2030. Hierbij gaat het om 1 miljoen woningen van verhuurders, het verduurzamen
van 750.000 koopwoningen op eigen initiatief van woningeigenaren, en het verduurzamen
van 750.000 koopwoningen met de slechtste labels (D, E, F, G) waar extra ondersteuning
nodig is onder regie van gemeenten in de lokale aanpak.
Voor de lokale aanpak wordt dit jaar € 306 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit is
inclusief de € 100 miljoen euro waartoe het kabinet op 17 maart jl. heeft besloten,
die extra beschikbaar is.6 Voor de 19 gemeenten met een stedelijk focusgebied betekent dit dat er in 2023 € 45 miljoen
beschikbaar is voor ongeveer 30.000 woningen (€ 1.460 per woning). Deze middelen zijn
niet exclusief voor het focusgebied. Aan gemeenten is wel gevraagd om in hun aanvraag
aan te geven hoe de verbinding met de aanpak van het focusgebied wordt gelegd.
In totaal is ruim € 1 miljard beschikbaar voor de lokale aanpak. In 2024 en 2025 volgen
nog twee tranches waarin gemeenten de rest van de middelen kunnen aanvragen. Boven
op de middelen uit de lokale aanpak kunnen de middelen uit het Volkshuisvestingsfonds,
de ISDE en de SVVE gestapeld worden. Voor lage inkomens kan daarnaast een renteloze
lening voor verduurzaming worden aangevraagd bij het Warmtefonds. Binnen de lokale
aanpak wordt extra ondersteuning aangeboden. Afhankelijk van waar mensen behoefte
aan hebben varieert dat van een enkelvoudig advies of hulp bij het aanvragen van een
subsidie tot totaalontzorging. Omdat de verduurzaming van VvE’s extra complex is,
is bij Voorjaarsnota van 2023 besloten dat specifiek voor VvE’s € 25 miljoen beschikbaar
wordt gesteld voor een gericht ontzorgingsprogramma.
In de stedelijke focusgebieden wonen relatief veel huishoudens die te maken hebben
met energiearmoede; gemiddeld 13,2% tegenover 7,4% landelijk (met uitschieters van
buurten binnen een focusgebied met 18–21% van het aantal huishoudens).7
Boven op de € 368 miljoen voor verduurzaming van de gebouwde omgeving uit 2021 en
2022 heeft het Kabinet op 17 maart jl. middelen beschikbaar gesteld voor een extra
inzet van energiefixers.8 Onder voorbehoud van besluitvorming door uw Kamer komt hiervan € 185 miljoen beschikbaar
door middel van een verhoging van de energiearmoede middelen naar gemeenten. € 150 miljoen
wordt verdeeld over gemeenten naar rato van het aantal energiearmoedewoningen in elke
gemeente. Naar rato van het aantal energiearmoedewoningen in het focusgebied ten opzichte
van het totaal van de gemeente zijn deze middelen specifiek beschikbaar voor de stedelijke
focusgebieden. Additioneel ontvangen de 19 gemeenten met een focusgebied in totaal
€ 35 miljoen voor energiefixers. Met deze middelen kunnen nog voor de komende winter
veel energiefixers aan de slag. Naast de aanpak van de bovengemiddelde energiearmoede
in de focusgebieden zien de burgemeesters hierbij ook mogelijkheden om door middel
van arbeidsmarkttoeleiding mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt richting een
baan als energiefixer te begeleiden.
Tot slot heeft het Kabinet in zijn brief van 26 april jl. een aantal generieke maatregelen
aangekondigd, die ook specifiek voor de focusgebieden betekenisvol zijn.9 Zo dienen huurwoningen met een EFG-label de komende jaren versneld verduurzaamd te
worden. Deze woningen mogen vanaf 2029 niet meer worden verhuurd, als ze niet minimaal
label D hebben. Via het Warmtefonds wordt gezorgd voor laagdrempeligere financiering
voor lage inkomens en (lage) middeninkomens met een koopwoning en zijn er ter ondersteuning
van de investering in isolatie en warmtepompen aanvullende middelen beschikbaar in
de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE). Daarnaast komen
er extra middelen vrij voor gemeenten voor het verder verduurzamen van energetisch
slechte woningen van kwetsbare huishoudens, waarbij er ondersteuning wordt geboden
bij de overstap en aansluiting op warmtenetten.
Actielijn: We zorgen ervoor dat meer bewoners kunnen meedoen in de samenleving
De gezondheidssituatie in de meeste stedelijke focusgebieden blijft achter ten opzichte
van andere wijken in de stad. Het NPLV draagt bij aan het streven om de inwoners van
deze gebieden gezonder en zelfredzamer te maken. Onderwijs en werk dragen bij aan
het terugdringen van gezondheidsachterstanden, maar andersom draagt een betere gezondheid
ook bij aan betere leerprestaties en vergroot dit de kansen op de arbeidsmarkt. In
een aantal van de gebiedsplannen die inmiddels zijn afgerond kondigen de alliantiepartners
hierop maatregelen aan.
Een brede en domein overstijgende aanpak van gezondheidsachterstanden op lokaal niveau
wordt ondersteund door de bestuurlijke afspraken van VWS, gemeenten en GGD-en en zorgverzekeraars
in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA).10 Voor de uitvoering hiervan is een brede GALA SPUK-regeling beschikbaar voor alle
gemeenten – met prioriteit voor inwoners, buurten en wijken waar sprake is van achterstanden
– voor onder meer sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en
de sociale basis, met als dwarsdoorsnijdend doel het terugdringen van vermijdbare
gezondheidsachterstanden.11 Inmiddels hebben vrijwel alle gemeenten, inclusief de 19 gemeenten met een NPLV-focusgebied,
bij de aanvraag van de SPUK-middelen aangegeven subsidie te willen ontvangen voor
de aanpak van gezondheidsachterstanden. De NPLV-focusgebieden kunnen voor de uitwerking
van hun gebiedsplannen een beroep doen op het expertisecentrum Pharos over hoe de
aanpak van gezondheidsachterstanden integraal kan worden meegenomen.
Het afgelopen halfjaar is veel werk gemaakt van het starten van een pilot, waarbij
middelen en beleidsdoelen van de departementen OCW en SZW worden samengevoegd om tot
één breed ondersteunend pakket voor de 20 stedelijke focusgebieden te komen. De gezamenlijke
regeling en de brede specifieke uitkering (SPUK), die op grond van deze pilot worden
opgesteld, worden naar verwachting op korte termijn afgerond. De vijf onderstaande
departementale regelingen maken hier deel van uit.
Ontwikkeling van het jonge kind: Op 10 maart 2023 heeft de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs u geïnformeerd
over maatregelen om de kansengelijkheid in het funderend onderwijs te bevorderen (Kamerstukken
31 293 en 31 289, nr. 660). In totaal is met ingang van 2023 € 45 miljoen per jaar structureel beschikbaar
voor extra maatregelen gericht op versterking van de ontwikkeling van het jonge kind.
Het grootste deel van deze middelen zal de komende jaren beschikbaar worden gesteld
aan de 20 focusgebieden.
School en omgeving: Binnen het programma School en Omgeving werken scholen, gemeenten, kinderopvangorganisaties,
sportclubs en andere lokale partijen samen om leerlingen tijdens hun basis- en middelbareschooltijd
een buitenschools aanbod te bieden en aldus de kansen voor kinderen te vergroten.
In de eerste tranche van het programma zijn 17 stedelijke focusgebieden opgenomen,
met in totaal 32 coalities van scholen. In 15 gebieden is er sprake van één of meer
voorlopers, die kennis opbouwen, delen en onderzoek doen, om te komen tot een duurzame,
structurele opzet van een verrijkte schooldag.
Een deel van de scholen die in aanmerking komen voor de tweede tranche van het programma
ligt in een stedelijk focusgebied. Een aantal van deze School en Omgeving coalities
krijgt de kans om de middelen via de pilot te ontvangen. De omvang van het budget
en om welke scholen in de focusgebieden het gaat zullen komende zomer bekend zijn.
Er is structureel geld beschikbaar voor School en Omgeving oplopend tot € 430 miljoen
vanaf 2027. De komende twee schooljaren werkt OCW samen met de voorlopers toe naar
een duurzaam en structureel aanbod.
Vanuit het programma School en Omgeving ligt er een nadrukkelijke verbinding met het
Masterplan Basisvaardigheden. Aanvragen uit het primair onderwijs worden gerangschikt
op basis van de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden. Het beschikbare budget
zal worden besteed aan bewezen effectieve oplossingen, zoals extra lessen in kleinere
groepjes, stimuleren van lezen, bijscholing van leraren of nieuwe lesmethodes.
Preventie armoede en schulden: Geldzorgen staan vaak aan het begin van een keten aan problemen: financiële problemen,
maar ook problemen op gebieden als opleiding en werk, fysieke en mentale gezondheid,
opvoeding en wonen. Deze effecten werken in toekomstige generaties door. Door (het
ontstaan van) geldzorgen te voorkomen en deze vroegtijdig aan te pakken, kunnen hardnekkige
problemen op andere terreinen worden voorkomen. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen stelt incidenteel € 20 miljoen beschikbaar voor de aanpak van geldzorgen
en de preventie van armoede en schulden voor inwoners van de 20 stedelijke focusgebieden.
De doelstelling bij de inzet van deze middelen is dat er minder mensen in armoede
leven, minder kinderen in armoede opgroeien en het aantal huishoudens met problematische
schulden afneemt. Gemeenten en andere partners die betrokken zijn bij de uitvoering
van de gebiedsplannen voor de focusgebieden kunnen zich hierbij bijvoorbeeld richten
op financiële educatie, het beperken van en beschermen tegen financiële risico’s,
het versterken van veerkracht en vaardigheden, het vergroten van participatie en inclusie
en het versterken van professionals en lokale samenwerkingsactiviteiten.
Re-integratie: De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft via de recente
voorjaarsnota voor de jaren 2023 tot en met 2028 € 61,17 miljoen beschikbaar gesteld12 voor de gemeentelijke re-integratiedienstverlening aan inwoners van de 20 focusgebieden.
Een relatief groot deel van de inwoners van de gebieden heeft geen werk en is bijstandsafhankelijk.
Met deze middelen kunnen in de 20 focusgebieden meer inwoners duurzaam aan het werk
worden geholpen. Het liefst bij reguliere werkgevers; als dat nog niet mogelijk is
bij sociaal ontwikkelbedrijven.
Veerkracht en Weerbaarheid: De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt een Agenda Veerkrachtige
en Weerbare Samenleving op, waarover uw Kamer in juni wordt geïnformeerd. De Agenda
heeft als doel om gemeenten, professionals en maatschappelijke organisaties meer kennis
en instrumenten in handen te geven, waarmee zij de veerkracht en weerbaarheid van
individuen en groepen kunnen vergroten ten behoeve van de sociale stabiliteit. Voor
de periode 2023–2025 is voor het ontwikkelen, testen en evalueren van methodes bijna
€ 12 miljoen beschikbaar. Daarvan zal € 6 miljoen worden ingezet in de 20 focusgebieden.
Met de Regio Deals versterkt het Kabinet het leven, wonen, werken van inwoners en
ondernemers. In acht stedelijke focusgebieden liep er al een Regio Deal vanuit de
eerste drie tranches. In 2023 heeft het Kabinet besloten opnieuw middelen beschikbaar
te stellen voor een aantal gebieden waarbinnen een stedelijk focusgebied ligt. Het
gaat dan met name om Rotterdam-Zuid, Den Haag Zuidwest, Zaandam Oost (als onderdeel
van de Regio Deal Zaan-IJ), Heerlen-Noord (als onderdeel van de Regio Deal Parkstad).
Vanuit de Regio Deal middelen in de vierde tranche is € 93 miljoen voor deze regio’s
beschikbaar gesteld. De vijfde tranche wordt komende zomer opengesteld.
Actielijn: we zorgen voor een integrale aanpak met duidelijke regie en een adequaat
juridisch instrumentarium
Voortgang implementatie integrale aanpak
Tijdens de overleggen die het Kabinet het afgelopen jaar met de gemeenten met een
stedelijk focusgebied heeft gevoerd hebben de burgemeesters aandacht gevraagd voor
meer bundeling en het stroomlijnen en voorkomen van onnodige administratieve lasten
bij financiële ondersteuning vanuit het Rijk. Deze oproep sluit aan bij de motie van
de leden Van der Werf en Boulakjar, waarin de regering wordt verzocht in overleg met
de betreffende gemeenten te bezien of zij hun aanvragen in het kader van het NPLV
zo veel mogelijk in één keer kunnen indienen, bij één aanspreekpunt vanuit de regering.13 Deze motie sluit op zijn beurt aan bij de motie van het lid Ceder, waarin de regering
wordt verzocht in het programma de schotten tussen beleidsbudgetten weg te halen en
rijksregels die een integrale aanpak in de weg staan aan te passen.14
De inzet in de 20 stedelijke focusgebieden is gericht op een integrale aanpak van
de vraagstukken die zich daar aandienen. Behalve om een werkwijze waarbij Rijk en
gemeenten samen inhoudelijk aan zet zijn, vraagt een integrale manier van werken ook
om na te gaan hoe de financiering vanuit het Rijk hierop kan worden aangesloten. Een
meer integrale financiering niet als doel op zich, maar wel als middel om de inhoudelijke
doelen en ambities van de gebiedsplannen te kunnen realiseren.
Aan het bundelen, stroomlijnen en het verminderen van administratieve lasten bij de
aanvraag, monitoring en verantwoording op rijksregelingen, zitten financieel-technische
aspecten, die moeten worden uitgezocht. Aan de ene kant is de opgave om uitvoerende
partijen in staat te stellen betere resultaten te realiseren ten aanzien van de brede
opgaven in de focusgebieden waarvoor ze gesteld zijn, aan de andere kant gaat het
erom dat het realiseren van de doelstellingen die met de departementale regelingen
zijn gemoeid niet uit het zicht verdwijnen en herkenbaar blijven ten behoeve van de
verantwoording.
Zoals bovenvermeld hebben de Ministeries van SZW, OCW en BZK de mogelijkheden onderzocht
om ten behoeve van de 20 focusgebieden de departementale regelingen op het terrein
van Preventie armoede en schulden, Veerkracht en weerbaarheid, Re-integratie, School
en omgeving en de Ontwikkeling van het jonge kind tot één gezamenlijke regeling en
brede SPUK samen te voegen. Ook gaat het om de ondersteuningsmiddelen van BZK voor
de programma-organisatie in het focusgebied. Daarnaast is het streven is om VWS-middelen
op het terrein van gezonde leefomgeving op 1 oktober a.s. ook aan deze regeling toe
te voegen. Gemeenten worden hier de komende periode over geïnformeerd, zodat zij zich
kunnen voorbereiden. Een meer integrale financiering verruimt de mogelijkheden om
over de verschillende beleidsdomeinen heen, passend bij de specifieke opgaven binnen
het stedelijk focusgebied, aan de slag te gaan. De pilot is een betekenisvolle stap
bij de uitvoering van de twee moties. Samen met de ervaringen die zijn opgedaan met
de brede GALA-SPUK van VWS, de Brede Doel Uitkering Verkeer en Vervoer, het rijksbudget
voor de Regio Deals en de ervaring van de Taskforce uitkeringsstelsel bij de wijziging
van de Financiële verhoudingswet- is de verwachting dat dit waardevolle lessen zal
opleveren voor andere departementale regelingen die hiervoor mogelijk nog in beeld
komen.
Juridisch instrumentarium
Het realiseren van de ambities zoals die in de lokale gebiedsplannen voor de 20 focusgebieden
zijn geformuleerd kan niet zonder een adequaat flankerend juridisch instrumentarium.
In het fysieke domein zijn het afgelopen jaar hiertoe enkele belangrijke stappen gezet.
Een overzicht treft u aan in bijlage 2.
Monitoring voortgang
Er is nu, een jaar na het verschijnen van het NPLV, nog niet op grote schaal sprake
van inhoudelijke voortgang, die rechtstreeks voortvloeit uit de inspanningen die op
basis van het programma zijn gedaan. Het verbeteren van slechte woningen, dat inwoners
meer kunnen gaan meedoen in de samenleving door bijvoorbeeld een betere startkwalificatie,
of dat de investeringen in de preventie van jeugdcriminaliteit leiden tot een veiligere
leefomgeving, zoals in het programma omschreven, is na één jaar nog niet in de monitoringscijfers
terug te zien. De ervaring, zoals die is opgedaan met het Nationaal Programma Rotterdam
Zuid, leert dat de eerste resultaten op deze terreinen zich pas na enkele jaren zullen
aandienen.
Betrokken partijen renoveren woningen, realiseren baangaranties, introduceren verlengde
schooldagen of zijn bezig met het aanpakken van «louche bezit». Dit maakt dat het
met veel mensen in Rotterdam Zuid beter gaat dan tien jaar geleden, zo is te lezen
in de midterm review van het programma «Tot hier en nu verder». Interventies op deze
terrein zijn ook in andere focusgebieden gestart of worden uitgebreid. Zo wordt in
de Gildebuurt in Woensel-Zuid (Eindhoven) met inzet van middelen uit het VHF door
de woningcorporatie in overleg met bewoners een impuls gegeven aan de herstructurering.
In Amsterdam Nieuw West heeft een lid van de Alliantie het initiatief genomen tot
«Homebase», waarbij kinderen én ouders coaching en begeleiding krijgen op het terrein
van werk, opleiding en inkomen en wordt gestimuleerd dat jongeren niet in de criminaliteit
terecht komen. En de Bovengrondse Vakschool in Heerlen Noord is operationeel en heeft
de ambitie om jaarlijks 300 mensen extra aan het werk te helpen.
Ten behoeve van de landelijke monitor, waarmee de voortgang binnen de drie inhoudelijke
actielijnen in kaart wordt gebracht, is in het NPLV vorig jaar een eerste voorlopige
lijst van kernindicatoren opgenomen. In overleg met de betrokken departementen en
de gemeenten met een stedelijk focusgebied is deze lijst inmiddels definitief gemaakt.
Op basis van deze lijst wordt uw Kamer halfjaarlijks geïnformeerd. U treft de kernindicatoren
aan in bijlage 1. Op korte termijn zal er voor deze indicatoren op het schaalniveau
van de stedelijke focusgebieden een 0-meting beschikbaar zijn.
Het NPLV buiten de 20 stedelijke focusgebieden
Behalve aan de 19 gemeenten met een stedelijk focusgebied wordt op basis van het NPLV
ook ondersteuning geboden aan andere gemeenten met kwetsbare gebieden bij het bevorderen
van kansengelijkheid, bestaanszekerheid, leefbaarheid en veiligheid. De producten
en diensten die vanuit het programma ten aanzien van het ontwikkelen van een integrale,
gebiedsgerichte aanpak van maatschappelijke vraagstukken worden ontwikkeld, worden
via het kennisnetwerk van Wijkwijzer beschikbaar gesteld en zijn voor alle gemeenten
in Nederland toegankelijk (bijlage 3).
Op het moment dat een gemeente hierover contact opneemt met het ministerie wordt een
passend arrangement georganiseerd. Om zicht te krijgen op de problematiek en in de
kosteneffectiviteit van eventueel te nemen maatregelen heeft dit in een enkele gemeente
geleid tot het uitvoeren van een zogenoemde ex ante impact meting. Samen met de provincie
Limburg is voor gemeenten en woningcorporaties een kennistafel leefbaarheid en veiligheid
georganiseerd. Een aantal voormalige groeigemeenten heeft zich verenigd in een netwerk
New Towns en werkt samen met het Rijk aan het opzetten van een leernetwerk Toekomstbestendige
New Towns.
Hoe verder?
Nu de fase van planvorming voor vrijwel alle gemeenten is afgerond, zijn alle 19 gemeenten
in de uitvoeringsfase terecht gekomen. Om de stedelijke focusgebieden in staat te
stellen dat zij integraal kunnen werken aan de opgaven uit hun gebiedsplannen is het
van belang om de gezamenlijke inzet vanuit de vijf betrokken departementen vast te
houden. Voor de komende periode vraagt dit om een werkwijze waarbij het Rijk de door
de lokale allianties in de 20 gebieden opgestelde gebiedsplannen op weg naar de uitvoering
gezamenlijk op inhoud bezien en met elkaar de beoogde rijksinzet bepalen.
Naast een inhoudelijke betrokkenheid vanuit het Rijk vraagt dit – in lijn met de oproep
om vermindering van administratieve lasten van de burgemeesters – ook om het stroomlijnen
van de verschillende departementale regelingen. Het waar mogelijk verder reduceren
van administratieve lasten in de aanvraagprocedure op rijksregelingen, de inrichting
van de monitoring en de verantwoording maken daar deel van uit. De ervaringen met
de bovengenoemde pilot van OCW en SZW zullen hiertoe een eerste aanzet leveren.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
BIJLAGE 1
Kernindicatoren NPLV
− Kernindicatoren actielijn 2 «We verbeteren slechte woningen en zorgen voor meer gemengde wijken»:
• Leefbaarometer «woningvoorraad»
• Het aantal te herstructureren en geherstructureerde woningen
• Het aantal nieuw te bouwen woningen
• Samenstelling woningvoorraad
• Woningen met energielabels E t/m G
• Inzet sturingsinstrumentarium woningtoewijzing
− Kernindicatoren actielijn 3 «We zorgen dat meer bewoners kunnen meedoen in de samenleving»:
• SES-WOA-score
• Huishoudens onder sociaal minimum
• Arbeidsparticipatie
• Definitief schooladvies PO
• Inwoners zonder startkwalificatie
• Personen in schuldsanering
• Gebruik WMO
• Jongeren met jeugdzorg
− Kernindicatoren actielijn 4 «We investeren in de preventie van jeugdcriminaliteit en vergroten de weerbaarheid
van jongeren»:
• Leefbaarometer «overlast & onveiligheid»
• Aantal personen jonger dan 25 verdacht van een delict
• Inwoners die «veel jeugdoverlast» ervaren volgens de Veiligheidsmonitor
BIJLAGE 2
Juridisch instrumentarium verbetering leefbaarheid
De aanpassing van de Huisvestingswet 2014, die op 12 september 2022 naar uw Kamer
is gestuurd, biedt onder meer betere mogelijkheden om vitale beroepsgroepen voorrang
te geven op de woningmarkt en woningen met voorrang toe te wijzen aan woningzoekenden
die in hun eigen gemeente willen blijven wonen.15 Op 1 juli 2023 zal de Wet goed verhuurderschap in werking treden. Er komen algemene
regels voor verhuurders en verhuurbemiddelaars, en gemeenten krijgen de mogelijkheid
om gebiedsgericht een verhuurvergunning te introduceren waarmee zij eisen kunnen stellen
bijvoorbeeld op het terrein van onderhoud. Door middel van het opschorten van de markttoets
worden woningcorporaties gestimuleerd middenhuur woningen te bouwen. Daarmee zorgt
het Kabinet ervoor dat ook sociale stijgers in de stedelijke focusgebieden kunnen
blijven wonen. Op 16 februari jl. is de Wet regie op de volkshuisvesting in consultatie
gegaan. Daarmee krijgen overheden meer grip op hoeveel, waar en voor wie wordt gebouwd.
Onderdeel van de doelstelling van twee derde betaalbare woningen in de nieuwbouwopgave
is het realiseren van voldoende nieuwe woningen in het middensegment en het realiseren
van een evenwichtige verdeling van de sociale huurvoorraad. Dit moet ertoe leiden
dat de woningbouwopgave evenwichtig wordt verdeeld over gemeenten in iedere regio
en dient er ook toe bij te dragen dat er in gemeenten meer balans komt in de woningvoorraad
en dat alle gemeenten een evenwichtige bijdrage leveren aan de huisvesting van middeninkomens
en mensen uit de verschillende aandachtsgroepen.
Daarnaast is de Wet aanpak woonoverlast recent geëvalueerd. De wet geeft gemeenten
de mogelijkheid om een specifieke gedragsaanwijzing op te leggen aan verhuurders,
huurders en eigenaar-bewoners bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast. Het evaluatierapport
zal na de zomer met een bijbehorende beleidsbrief aan uw Kamer gestuurd.
Meer in algemene zin heeft het Ministerie van BZK in 2021 een uitvraag gedaan naar
knelpunten in wet- en regelgeving, die een gebiedsgerichte, integrale aanpak van leefbaarheids-
en veiligheidsproblemen in de weg staan. Gemeenten en andere partijen hebben in reactie
hierop ruim 100 voorstellen voor verbetering aangedragen. Met ondersteuning van het
Instituut Publieke Waarden worden de eerste 30 knelpunten opgepakt. Hierbij gaat het
bijvoorbeeld over informatie-uitwisseling rondom veiligheidsvraagstukken in Den Haag
Zuid-West, de vereenvoudiging van toegang tot werk in Rotterdam-Zuid, en het vereenvoudigen
van financieringsregels voor kwetsbare scholieren in Tilburg-West. Het streven is
om de knelpunten vóór 2026 op te lossen. Hierbij kan ook, daar waar relevant, de Wet
bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek worden aangevuld met voorstellen
om knelpunten in wet- en regelgeving op te lossen, of om ruimte te creëren voor experimenten
en maatwerk.
BIJLAGE 3
Kennisinfrastructuur Leefbaarheid en Veiligheid
Wijkwijzer is voor het NPLV het platform voor kennisontwikkeling en kennisdeling tussen
beleidsmakers, wijkprofessionals en actieve bewoners en is ondersteunend aan het leernetwerk
voor gemeenten waar sprake is van een cumulatie van stedelijke problematiek (https://wijkwijzer.org). Het platform biedt toegang tot onderzoeken, praktijkvoorbeelden en achtergrondinformatie
over gebiedsgericht werken. Daarnaast is Wijkwijzer de vraagbaak voor beleidsmakers
en wijkprofessionals. Niet alleen de gemeenten met een stedelijk focusgebied, maar
alle gemeenten kunnen bij het platform terecht met vragen over een gebiedsgerichte
aanpak van leefbaarheid en veiligheid. Het samenwerkingsverband van Wijkwijzer bestaat
uit Platform31, Movisie, Verwey-Jonker Instituut, het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (CCV), het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners (LSA) en
het Landelijk Platform voor Buurt en wijkgericht werken (LPB).
Wijkwijzer is ook verantwoordelijk voor de organisatie van leersessies op het terrein
van bewonersbetrokkenheid. Experts, beleidsmakers en bewonersorganisaties delen met
elkaar hun ervaringen over hoe het vertrouwen van bewoners in de focusgebieden te
heroveren, hoe om te gaan met zeggenschap door bewoners en mede eigenaarschap te organiseren,
en hoe bewonersinitiatieven kunnen worden opgeschaald.
In het dashboard Zicht op Wijken wordt een veelvoud aan cijfers op het terrein van
leefbaarheid en veiligheid gepresenteerd. Deze cijfers laten voor heel Nederland de
stand van zaken zien op CBS-wijkniveau. Daarnaast is een dashboard Zicht op Focuswijken
in ontwikkeling, dat aansluit bij het schaalniveau van de stedelijke focusgebieden.
Beide dashboards, die na de zomer operationeel zullen zijn, bieden gemeenten een gedetailleerd
inzicht in de voortgang van hun aanpak en kunnen worden gebruikt bij de lokale monitoring.
Uit een verdiepende analyse van de leefbaarometer blijkt dat de buurten binnen de
stedelijke focusgebieden die te kampen hebben met een leefbaarheid- en veiligheidsproblematiek
doorgaans ook de gebieden zijn met een lage sociaaleconomische status van de inwoners.
Het Themarapport «Leefbaarometer 2020; verdiepende analyses» wordt op korte termijn met uw
Kamer gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening