Brief regering : Structureel opschalen (ver)bouwcapaciteit
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1045
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2023
Nederland staat voor grote maatschappelijke uitdagingen waarbij de ontwerp, bouw-
en technieksector een essentiële rol speelt. We moeten meer betaalbare nieuwe woningen
gaan bouwen en tegelijkertijd alle bestaande woningen verder verduurzamen. De urgentie
van deze opgaven is alleen maar groter geworden door de stijgende energiearmoede en
het toenemende woningtekort. Het menselijk en maatschappelijk leed dat hierachter
schuilgaat, vereist dat we zo snel mogelijk de achterstanden in renovatie en woningbouw
inhalen.
Hiervoor is op korte termijn extra (ver)bouwcapaciteit en productiviteitsgroei noodzakelijk,
en tegelijk een verlaging van de milieudruk door meer duurzaam gebruik van materialen.
In het Programma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO) hebben we als
gezamenlijk doel geformuleerd om in 2030 in de helft van de markt het industrieel,
duurzaam en volgens een gedigitaliseerd proces bouwen tot de standaard te maken. Dit
vereist een radicale transformatie van de ontwerp, bouw- en technieksector richting
industrialisatie, standaardisatie, digitalisering, circulair en biobased bouwen. Noodzakelijk
hiervoor is dat de focus verlegd wordt van uitvragen op de laagste prijs naar maatschappelijke-
en klimaatprestaties.
In de bouwsector vinden momenteel ontwikkelingen plaats die in de gewenste richting
gaan. Zo groeit het aantal fabrieken waar woningen in grotere oplage industrieel kunnen
worden geproduceerd, gestaag. Het potentieel wordt evenwel nog onvoldoende benut en
noodzakelijke innovaties bereiken de markt slecht. Er zal meer tempo gemaakt moeten
worden in de komende jaren met de opschaling van (ver)bouwstromen die industrialisatie
mogelijk maken, met de verduurzaming van de productie en met de samenwerking bij verdere
ontwikkeling en toepassing van innovaties.
Met deze brief wil ik uiteenzetten hoe ik deze transitie in de bouwsector ondersteun
en verder wil brengen. Daartoe zal ik schetsen welke stappen de sector zelf al aan
het zetten is met industrialisatie, standaardisatie, digitalisering, circulair en
biobased bouwen. En welk perspectief het kabinet biedt om deze ontwikkeling te versnellen.
Daarmee geef ik invulling aan mijn toezegging aan het lid Thijssen tijdens het commissiedebat
van 15 september 2022 over het klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving, waarin ik
toegezegd heb om de bouwcapaciteit efficiënt te benutten en structureel te vergroten.
Over de conjuncturele problematiek en de huidige obstakels waarmee woningbouwprojecten
worden geconfronteerd, heeft u een aparte brief ontvangen1.
De opgave voor de ontwerp, Bouw- en Technieksector (OBT-sector)
De ontwerp, Bouw- en Technieksector is traditioneel een versnipperde sector die bestaat
uit vele schakels: van grondstofproducenten, verwerkers, makers en toeleveranciers,
via de ontwerpers, aannemers, (specialistische) bouwbedrijven en installateurs, tot
de onderhouds-, sloop- en recyclingbedrijven.
In tegenstelling tot veel andere sectoren die in de afgelopen 20–40 jaar een proces
van industrialisering hebben doorgemaakt, is deze ontwikkeling in de OBT-sector achtergebleven.
Van oudsher is de bouw een locatie-gebonden en context-specifieke onderneming met
vele wisselende samenwerkingsverbanden waardoor deze weinig geschikt was voor digitale
technologieën, robots of een fabrieksmatige aanpak. Omdat industrialisering echter
de sleutel kan zijn tot het verhogen van de productiviteit, en daarmee ook het realiseren
van maatschappelijke doelen tegen lagere kosten, is het van belang onderstaande traditionele
drempels te adresseren.
De sector opereert voornamelijk op projectniveau, binnen een complexe keten van steeds
wisselende partijen en met vaak kortlopende contracten. Omdat het bouwproces telkens
opnieuw op projectniveau plaatsvindt en bouwers vaak slechts een deel van het project
overzien, ontbreekt het in de OBT-sector aan prikkels om verbeteringen op het gebied
van kwaliteit, snelheid en kosten door te voeren bij vergelijkbare bouwprocessen.
Dit resulteert in verlies of onderbenutting van capaciteit binnen het huidige proces.
Als gevolg van deze projectmatige werkwijze is het investeringsvermogen en de prioriteit
voor innovatie in de OBT-sector laag in vergelijking met andere sectoren. Hetgeen
correspondeert met een relatief lage groei aan arbeidsproductiviteit.
Het gebrek aan samenwerking in de keten is niet uitsluitend toe te schrijven aan de
aanbiedende partijen. Een geïndustrialiseerd bouwproces vereist ook een verandering
bij de vragende partijen. Zij moeten niet langer op basis van bestek en laagste prijs
aanbesteden, maar op basis van gewenst eindresultaat en beste prijs/kwaliteit verhouding.
Door op deze wijze over een langere tijdshorizon aan te besteden kan de omslag worden
gemaakt van individuele maatwerkprojecten naar geïndustrialiseerde (ver)bouwstromen.
Dit gebrek aan structurele samenwerking in de keten en het gebrek aan een industrieel
bouwproces belemmert bovendien de transitie naar meer duurzame productie en naar circulair
en biobased bouwen. Toeleveranciers en producenten van bijvoorbeeld biobased bouwmaterialen
zijn terughoudend om te investeren in capaciteitsuitbreiding en innovatie zolang er
geen stabiele en eenduidige vraag is.
Tot slot zijn er grote kansen op het gebied van digitalisering die nog onvoldoende
worden benut. Hoewel de OBT-sector op Europees niveau redelijk geavanceerd is in termen
van digitalisering, met een breed gebruik van BIM (Building Information Modelling),
blijven mogelijkheden om data te delen en daarmee verbeterde samenwerking in de keten
te realiseren, onderbenut.
Om de bouwcapaciteit in de OBT-sector te vergroten moeten we naar een transformatie
van de hele keten toe. Er zijn systeeminnovaties nodig die de arbeidsproductiviteit
verhogen en duurzame ketensamenwerking bevorderen. De bouwcapaciteit structureel vergroten
vraagt van de OBT-sector dat zij gaat industrialiseren, standaardiseren en digitaliseren,
dat zij daarbij duurzame materiaalketens opzet en investeert in haar lerende vermogen.
Positieve ontwikkelingen in de bouwsector
In de OBT-sector is een groeiende groep van bedrijven en vragende partijen zichtbaar
die langjarige ketensamenwerkingen opzetten en daarbij digitaliseren, geïndustrialiseerde
bouwprocessen toepassen, standaarden benutten en steeds meer biobased en circulaire
materialen gebruiken. Zowel voor de nieuwbouw- als de renovatiemarkt zijn deze positieve
ontwikkelingen zichtbaar, met het optoppen van woningen als bijzondere bijkomende
categorie met groeipotentieel voor beide deelmarkten:
1. Industrieel bouwen in de nieuwbouw neemt snel toe
Er is een snelle groei zichtbaar in industrieel bouwen2, naar inschatting tot 20% procent van de markt in 20233. Het aanbod aan gebouwen op basis van deze methoden wordt daarbij steeds meer divers
(van grondgebonden eengezinswoningen tot modulair gebouwde appartementencomplexen)
en geschikt voor verschillende doelgroepen. Ook wordt de drempel verlaagd van het
aantal woningen waarop deze partijen al kunnen leveren, neemt het maximaal aantal
woonlagen bij industriële hoogbouw toe en blijkt binnenstedelijk bouwen voor steeds
meer partijen haalbaar. Met veel koplopers in de OBT-sector schat ik deze technische
ontwikkelingen dan ook positiever in dan het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB).
Het EIB verwacht onder de huidige omstandigheden dat industrieel bouwen4 maximaal tot 15% van de nieuwbouw kan groeien en maximaal leidt tot 35% arbeidsbesparing
en 8% lagere kosten.5 Belangrijk is dat aan de vraagkant partijen ook steeds meer samenwerken. Corporaties
bundelen, binnen het programma «bouwstromen», steeds vaker regionaal hun vraag, wat
zorgt voor continuïteit en voorspelbaarheid voor fabrieksmatige bouwers. Met de intensieve
inzet op de bouw van flexwoningen wordt momenteel veel ervaring opgedaan die van dienst
zal zijn in de verdere opschaling van industrieel bouwen.
2. Veel potentieel beschikbaar voor de renovatiemarkt
Hoewel veel fabrieken zich momenteel richten op nieuwbouw, is er in potentie ook veel
capaciteit beschikbaar voor de renovatiemarkt. Sommige van de huidige nieuwbouwfabrieken
zijn oorspronkelijk opgezet als renovatiefabrieken en kunnen daardoor relatief eenvoudig
worden ingezet voor de renovatiemarkt. Verschillende partijen leveren geïntegreerde
bouw- en installatiecomponenten die snel en efficiënt kunnen worden geïnstalleerd
en geïntegreerd. Grote bouwbedrijven zijn in staat om integrale renovatieprojecten
uit te voeren die voldoen aan hoge energieprestatienormen en isolatiebedrijven bieden
standaardpakketten aan waarmee renovaties voldoen aan isolatiestandaarden. Vastgoedonderhoudspartijen
integreren verduurzaming in hun onderhoudsactiviteiten, en intermediairs spelen een
belangrijke rol in het organiseren en ontzorgen van de toeleveringsketen met hulp
van digitale tools. Dit verlaagt de drempel voor verduurzaming, voor industrieel renoveren
en zo kan een grotere CO2-reductie worden bereikt6. Ook in de renovatiemarkt werken corporaties en gemeenten steeds meer samen om tot
een bundeling van de vraag te komen in langjarige renovatieprogramma’s.
3. Het optoppen van woningen als extra versneller
Steeds meer projectontwikkelaars en industrieel bouwers zijn ook bezig met het optoppen
van woningen. Dit optoppen kan een belangrijke nieuwe grote toepassing van industrieel
bouwen worden die zowel de renovatie- als de nieuwbouwopgave sneller helpt realiseren.
Bij veel woningcomplexen is het bouwkundig vaak mogelijk om één of twee woonlagen
toe te voegen. Het optoppen kan grootschalige renovatie en verduurzaming beter betaalbaar
maken. En het maakt het binnenstedelijk makkelijker meer woningen per kavel toe te
voegen.7
Gezamenlijke ambities en aanpak met de OBT-sector
Deze ontwikkelingen gaan hand in hand met de ambities die we samen met de sector hebben
opgesteld. In het Programma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO) hebben
we als gezamenlijk doel geformuleerd om industrieel, duurzaam en volgens een gedigitaliseerd
proces bouwen in 2030 in de helft van de markt de standaard te maken. Dat doen we
langs drie actielijnen:
1. We moeten sneller en goedkoper (ver)bouwen: Dit kan worden gerealiseerd door grootschaliger
en efficiënter te werken over de hele keten, met behulp van (ver)bouwstromen die verdere
industrialisering mogelijk maken, standaardisering en digitalisering.
2. We moeten dat duurzaam doen: Dit betekent het bevorderen van duurzame productieprocessen
van materialen, de transitie naar het gebruik van andere duurzame materialen en het
toepassen van meer duurzame bouwconcepten en -methoden.
3. We moeten beter samenwerken: Door meer samen te werken kunnen we sneller kennis ontwikkelen,
nieuwe innovaties toepassen en het leervermogen van de sector vergroten.
1. Industrialiseren op basis van standaardisatie, digitalisering en (ver)bouwstromen
Door grootschaliger en efficiënter te werken kunnen de kosten van (ver)bouwprojecten
omlaag en kan de bouwtijd aanzienlijk korter. Ik zet hier samen met de sector op in
door (a) grootschalige (ver)bouwstromen te organiseren (b) kwaliteitseisen te standaardiseren
en (c) een digitaal stelsel voor de gebouwde omgeving op te zetten. Onderstaand staan
de verschillende acties binnen deze actielijn toegelicht, waar relevant onderscheiden
naar nieuwbouw en renovatie.
a. (Ver)bouwstromen
Bouwstromen en Woondeals
Het programma Woningbouw streeft ernaar om in 2030 de helft van alle nieuwbouw circulair
en industrieel te realiseren. Hierbij is veel aandacht voor de bouw van flexwoningen,
waarbij er al ervaring wordt opgedaan met industriële bouw. Zo is er de inkoop van
2.000 flexwoningen door het Rjjksvastgoedbedrijf geweest, opgevolgd door een innovatief
inkooptraject gestart door Aedes. Voor al haar leden heeft Aedes raamovereenkomsten
gesloten met 36 bouwers voor het leveren van tenminste 8.000 flexwoningen. De geselecteerde
bouwers voldoen met hun woningconcept aan een vastgesteld programma van eisen gebaseerd
op de Woonstandaard van het Netwerk Conceptueel Bouwen.
Daarnaast zijn in een groot aantal woondeals inspanningsverplichtingen opgenomen om
gezamenlijk te werken aan meer circulaire en industriële bouw. In de bestuurlijke
overleggen over de woondeals en aan de regionale versnellingstafels bespreek ik hoe
we verdere opschaling kunnen bespoedigen. Het optoppen van woningen zal ik daarbij
ook onderdeel maken van het gesprek in de woondeals.
Industriële en conceptuele bouw vraagt verder om een andere werkwijze in de planvorming,
bijvoorbeeld kijkend naar stedenbouwkundige randvoorwaarden. Nu leiden discussies
met de welstandcommissie vaak nog tot vertraging van bouwprojecten. Ik heb daarom
de Rijksbouwmeester en Federatie Ruimtelijke Kwaliteit opdracht gegeven samen met
de sector te komen tot een «ruimtelijk kwaliteitskader voor fabrieksmatige woningbouw».
Dit kwaliteitskader wordt uiterlijk eind 2023 opgeleverd. Dit moet helpen om de werelden
van welstandscommissies en conceptuele bouwers dichter bij elkaar te brengen.
Op 30 maart 2023 is door het lid Grinwis c.s. een motie8 ingediend die de regering verzoekt te inventariseren welke belemmeringen er zijn
voor industriële bouw en daarbij het programma «conceptuele bouw en industriële productie»
te actualiseren. Eind 2023 verwacht ik uw Kamer te kunnen informeren over de uitvoering
van deze motie. Daarbij betrek ik ook de stappen die worden gezet de ruimtelijke kwaliteit
van industriële woningen in samenwerking met Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en de
Rijksbouwmeester, en zal ik rapporteren over de voortgang van industrieel en conceptueel
bouwen binnen de woondeals en bij de flexwoningen.
Verbouwstromen en Renovatiedeals
Het ondersteuningsprogramma «Verbouwstromen», een samenwerkingsverband van TKI Bouw
en Techniek, TKI Urban Energy, Stroomversnelling en De Bouwcampus, ondersteunt opdrachtgevers,
aanbieders en medeoverheden bij de industriële en gestandaardiseerde verduurzaming
van woningen. Doel is «kansrijke samenwerkingsverbanden» te laten groeien tot gezamenlijke
renovatieprogramma’s waarbinnen aanbieders op efficiënte wijze grote aantallen woningen
minimaal naar de isolatiestandaard verduurzamen. Nu blijft de verduurzaming nog te
vaak beperkt tot enkele labelstappen en wordt niet doorgepakt naar het niveau dat
nodig is om een duurzame energiebron te kunnen aansluiten.
Uiteindelijk moet met hulp van het ondersteuningsprogramma Verbouwstromen in 2026
25.000 woningen p/j in grootschalige renovatieprogramma’s naar minimaal de standaard
voor woningisolatie worden gebracht. In 2030 moet dit aantal zijn gegroeid naar 75.000
woningen per jaar. Als eerste stap zal BZK samen met verbouwstromen in de tweede helft
van dit jaar een aantal regionale renovatiedeals met corporaties, bouwers en gemeenten
afsluiten. De focus zal daarbij liggen op regio’s met relatief grote energiearmoede
en op het aardbevingsgebied. Indien opportuun zal ik in de renovatiedeals ook inzetten
op het optoppen van woningen. Met deze deals zullen de eerste verbouwstromen in uitvoering
gaan.
Er zijn twee subsidies beschikbaar gesteld om grootschalige renovatieprogramma's te
realiseren:
– Ten eerste de subsidieregeling procesondersteuning voor opschaling renovatieprojecten
(SPOR), met een budget van 19 miljoen euro. Bij de SPOR kunnen samenwerkingsverbanden,
bestaande uit verhuurders en eigenaar-bewoners (ondergrens 100 huurwoningen per bundel
en minimaal 2 verhuurders; 30 koopwoningen bij eigenaar-bewoners) een procesondersteuner
inhuren en hier subsidie voor ontvangen. Dit moet voor efficiencywinst in de voorbereiding
en uitvoering leiden en erin resulteren dat verhuurders en eigenaar-bewoners sneller
gezamenlijk kiezen voor een integraal maatregelenpakket en hiermee hun woningen renoveren
tot minimaal de Standaard voor woningisolatie. De SPOR gaat voor de zomer in internetconsultatie
en wordt opengesteld in het najaar 2023.
– Ten tweede komt er een subsidie voor een industriële aanpak van de verduurzaming van
bestaande woningen met een budget van 84 miljoen euro. Er komt subsidie beschikbaar
voor consortia van vragers en aanbieders die zich richten op de opschaling van renovatieprogramma’s
naar industriële schaal (meer dan 500 woningen per renovatieproject). Naast de voordelen
van standaardisatie moet dit ook leiden tot extra schaalvoordelen en arbeidsproductiviteitvergroting
in de productie (via o.a. robotisering en integratie van producten, bijvoorbeeld geïsoleerde
dak- en gevelsystemen met zon-pv, ventilatiesystemen en/of warmtepompen geïntegreerd).
Ik zal voor het einde van de zomer een marktuitvraag doen waarin de voorwaarden voor
deze subsidie verder zijn uitgewerkt zodat consortia nog dit jaar een aanvraag kunnen
doen.
– We kijken ook breder hoe we subsidiestromen kunnen bundelen. Het doel is dat verduurzamingssubsidies
voor de burger eenvoudiger worden en dat subsidies voor gemeenten meer in samenhang
worden vorm gegeven.
b. Standaardisatie kwaliteitseisen
Standaardisatie nieuwbouw
Op dit moment zijn er verschillende prestatie-eisen in uitvragen en aanbestedingen
op verschillende locaties, wat het lastig maakt om het bouwproces te standaardiseren.
Door duidelijkheid te bieden over het niveau dat vanuit de rijksoverheid en medeoverheden
worden uitgevraagd, kan standaardisatie, en daarmee industrialisatie, beter tot stand
komen.
Ik verken op dit moment in welke vorm hierover afspraken gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld
in een convenant. Doel is om, naast het periodiek aanscherpen van de wettelijke bouwvoorschriften
(Bbl), samen een landelijke innovatiestandaard af te spreken, voor die partijen die
de periodieke aanscherpingen van het Bbl op het terrein van duurzaamheid niet snel
en ver genoeg vinden gaan. Marktpartijen kunnen zich op zo’n landelijke innovatiestandaard
richten en inschrijven op eventuele tenders, waarin de innovatiestandaard in de uitvraag
is verwerkt. Tegelijkertijd kan de innovatiestandaard worden gebruikt als springplank
naar een nieuwe ronde van aanscherping in de wettelijke bouwvoorschriften. Het streven
is om rond de zomer met de betrokken koepels richting te kiezen en hier in de tweede
helft van 2023 concrete afspraken over te maken.
Standaardisatie renovatie
Voor de huur-, VVE- en koopsector zijn samen met de brancheorganisaties de isolatiestandaard
en streefwaarden voor bouwdeelaanpakken ontwikkeld. Uiterlijk 2050 zouden alle woningen
de warmtevraag gereduceerd moeten hebben naar minimaal het niveau van de isolatiestandaard.
Met de huursector zijn, in het licht van de afschaffing van de verhuurdersheffing
vorig jaar, prestatieafspraken gemaakt. Daarin speelt ook de isolatiestandaard een
belangrijke rol. In dit kader onderneem ik samen met de huursector een aantal acties
om de toepassing hiervan te ondersteunen. Zo zal ik in september de vernieuwde regelgeving
rondom de Energie Prestatie Vergoeding (EPV 2.0) publiceren. Deze EPV 2.0 is in samenwerking
met Aedes, de Woonbond en Stroomversnelling vormgegeven en verbetert substantieel
de economische haalbaarheid om woningen naar de isolatiestandaard te brengen. Verder
heeft het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming afgesproken dat in 2029 alle EFG labels
uitgefaseerd moeten zijn. Vanaf dat moment (2029) moet ook bij elke renovatie minimaal
de isolatiestandaard bereikt worden. Deze maatregel zal ik eveneens samen met de huursector
verder uitwerken.
Standaardisatie optoppen
Ook de opschaling van het optoppen van woningen is gebaat bij standaardisatie. Gestandaardiseerde
optop-producten en -processen zijn nodig om verdere opschaling mogelijk te maken.
Deze standaarden zullen vragende partijen zoals corporaties helpen om grootschalige
renovatie- en woningbouwprogramma’s met optoppen uit te breiden. En de standaarden
kunnen voorts in de verdere uitwerking van de woon- en renovatiedeals worden toegepast.
Om deze standaarden te ontwikkelen zal ik een aantal veelbelovende initiatieven bij
elkaar brengen. Hierbij zal ik andere marktpartijen, overheden en corporaties betrekken
en uiterlijk Q4 2023 een programmatische aanpak uitwerken. De focus zal hierbij in
eerste instantie liggen op corporatiewoningen, omdat daar het grootste potentieel
ligt. In het vervolg kunnen de ontwikkelde standaarden ook benut worden voor particulieren
woningen en panden zonder woonfunctie.
c. Ondersteuning van digitalisering: het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO)
In de bouw is het cruciaal om op het juiste moment over de juiste informatie te beschikken.
Hoewel er al veel informatie wordt verzameld door zowel marktpartijen als de overheid,
is deze vaak alleen toegankelijk voor degene die het heeft gemaakt of verzameld. Dit
leidt tot inefficiëntie, aangezien het verzamelen van data veel tijd en geld kost.
Bovendien bestaat het risico dat de data verouderd of onvolledig is. Net zoals we
bouwmaterialen hergebruiken, is het nodig om ook data opnieuw te gebruiken (eenmalig
verzamelen, meervoudig gebruik). Op deze manier kunnen we elke euro, minuut en kilowatt
optimaal benutten.
Tot voor kort ontbrak echter een duidelijk raamwerk voor het uitwisselen van digitale
data in de hele bouwketen. Een betere digitale samenwerking kan helpen bij het versnellen
van bouwprocessen, de implementatie van innovatie en het vergroten van de bouwcapaciteit.
Wanneer data uit de bouwfase ook beschikbaar is voor de gebruiker, wordt verduurzaming
of renovatie eenvoudiger en wordt bespaard op grondstoffeninzet én op arbeidsinzet
doordat een gebouw niet opnieuw hoeft te worden opgemeten. Om dit te realiseren, is
er een kader nodig met gemeenschappelijke normen en standaarden voor data-uitwisseling,
waaronder Application Programming Interfaces (API's).
Het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO) biedt dit kader. Dit systeem maakt veilige
gegevensuitwisseling mogelijk tussen verschillende partijen in de hele bouwketen.
Het DSGO is een federatief datadeelstelsel, wat betekent dat data direct vanuit de
bron kan worden uitgewisseld zonder dat deze telkens opnieuw moet worden opgeslagen.
Door te werken met gelinkte data in plaats van kopieën, is de gebruikte data altijd
up-to-date. Het DSGO bevordert uitgebreide digitale samenwerking in de gefragmenteerde
OBT-sector, wat leidt tot efficiëntere bouwprocessen, lagere faalkosten, minder transportbewegingen,
vermindering van stikstof- en CO2-emissies en een hogere arbeidsproductiviteit in de bouw. In maart 2023 heb ik met
bijna 60 andere partijen een nieuw Digi-Akkoord ondertekend, waarin we ons committeren
aan de implementatie van de standaarden van het DSGO. Via zogenaamde digideals werken
we nu aan de praktische uitvoering van deze verbintenis.
Digideals zijn samenwerkingsverbanden van partijen die de voordelen van digitale samenwerking
erkennen en de afspraken in het DSGO in de praktijk willen brengen. Marktpartijen,
kennisinstellingen en publieke organisaties bundelen hun krachten in deze deals om
bepaalde duurzaamheidsdoelen te bereiken. Enkele voorbeelden van lopende digideals
zijn onder andere een datastelsel voor het verduurzamen van utiliteitsbouw (BespaarSamen),
een ruimtelijke besluitvormingstool voor provincies (Digital Twin Flevoland), een
digitale vergunningscheck voor bouwplannen en een kwaliteitsborgingstoets (BIM Legal).
2. Verduurzamen door meer circulair, biobased en emissieloos te bouwen
Niet alleen moet het tempo worden verhoogd en opgeschaald, maar dit moet ook gepaard
gaan met een aanzienlijke verduurzaming van de (ver)bouwketen. De overgang naar industrieel
bouwen biedt enorme mogelijkheden om direct duurzame bouwstromen op te zetten. Hieronder
schets ik hoe het beleid bijdraagt aan (a) het bevorderen van circulariteit en biobased
materialen, en (b) het realiseren van schone en emissieloze industriële bouwprocessen.
a. Bevorderen van circulariteit en biobased materialen in de bouwketens
Bouwmaterialenakkoord
Om de verduurzaming van de hele markt te ondersteunen, ga ik samen met marktpartijen,
medeoverheden en andere relevante ministeries in overleg over een bouwmaterialenakkoord.
Hiermee geven we invulling aan de wens van de markt om lange termijn doelen voor circulair
bouwen vast te leggen. Dit doen we onder andere door sector breed afspraken te maken
om de benodigde veranderingen in bouwmaterialen en -methoden succesvol te implementeren.
Het gebruik van meer biobased- en secundaire materialen, duurzamer beton of andere
constructiematerialen zoals duurzamer staal, glas en keramiek, moet leiden tot aanzienlijke
vermindering van de milieudruk bij de nieuwbouw- en renovatie van gebouwen.
In de uitwerking van het bouwmaterialenakkoord zullen we de samenhang met een mogelijk
convenant standaardisering in de nieuwbouw goed bewaken. Terwijl het convenant zich
richt op de vraagkant, namelijk eenduidige duurzaamheidsambities van opdrachtgevers,
zal het bouwmaterialenakkoord zich richten op de aanbodkant en het verduurzamen van
de toeleveringsketen. Het akkoord zal materiaalaanbieders ondersteunen om te voldoen
aan strengere duurzaamheidseisen voor hun producten en processen. Daarmee helpt het
akkoord om een verdere aanscherping van de milieuprestatie-eis gebouwen (MPG) in de
toekomst mogelijk te maken. De rijksoverheid zal dit akkoord initiëren en ondersteunen.
Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Bromet.9 Streven is om eind 2023 met partijen sluitende afspraken te hebben gemaakt.
Stimuleringsmaatregelen
De opschaling van biobased en circulaire bouwmaterialen stimuleer ik via meerdere
sporen. Allereerst stimuleer ik de productie en toepassing van biobased isolatie-
en plaatmateriaal (gemaakt van bijvoorbeeld hennep, vlas en olifantsgras). Ten tweede
ben ik voornemens om vanaf 2024 een verhoging van de subsidie voor isolatiematerialen
met een (zeer) goede milieuprestatie in werking te laten treden voor verschillende
subsidieregelingen (ISVE, SVVE en SVOH). Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van
de leden Boulakjar en Bromet.10
Daarnaast heeft het kabinet bij de voorjaarsbesluitvorming middelen gereserveerd voor
de normering en stimulering van biobased bouwen11. Deze middelen zullen in ieder geval worden ingezet voor het opzetten van innovatieve
productielijnen door de verwerkende industrie, de vorming van ketens van boeren, verwerkers
en bouwers, en het maken van extra biobased productkaarten voor de Nationale Milieudatabase.
Het opzetten van de ketens is belangrijk omdat boeren, verwerkers en bouwers alleen
gaan investeren in biobased materialen als er zekerheid is over de levering, kwaliteit
en prijs op de langere termijn.
In het kader van het coalitieakkoord heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld
voor circulaire maatregelen waarmee onder meer hergebruik en recyclaat in bouwmaterialen
via Rijksinkoop wordt gestimuleerd12. Dit traject loopt tot en met 2023 en geeft een impuls richting de markt via de voorbeeldrol
en inkoopkracht van het Rijk met circulair inkopen en aanbesteden.
b. Bevorderen Schoon en Emissieloos Bouwen
Naast de duurzaamheid van materialen werken we ook aan de verduurzaming van de bouwlogistieke
keten. De voertuigen en machines die in de bouwsector worden gebruikt, stoten schadelijke
emissies uit die de natuur, het klimaat en de gezondheid aantasten. Zowel voor de
natuur, het klimaat en de gezondheid als voor de voortgang van bouwprojecten, is het
belangrijk om de uitstoot tijdens de bouwfase verder terug te dringen. In 2019 werden
duizenden bouwplannen en vergunningaanvragen stilgelegd vanwege te hoge stikstofdeposities
die neersloegen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Met het wegvallen van de gedeeltelijke
vrijstelling voor bouwactiviteiten op 2 november 2022, moet nu per project worden
beoordeeld of de stikstofuitstoot tijdens de aanlegfase significant negatieve effecten
heeft en of er een vergunning voor natuur moet worden aangevraagd.
In het programma Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) werken overheidsinstanties, marktpartijen
en kennisinstellingen samen aan een routekaart die moet leiden tot een vermindering
van stikstof, fijnstof en CO2 in 2030. De doelstellingen zijn een vermindering van stikstof met 60%, fijnstof met
75% en CO2 met 0,4 Mton in 2030. De routekaart omvat een geleidelijke overgang naar schoner
en emissieloos bouwmaterieel en procesmaatregelen zoals industrieel geprefabriceerd
bouwen, het gebruik van lichtere materialen zoals hout, en bouwlogistieke maatregelen
zoals het implementeren van bouwhubs. Deze maatregelen verkorten de werktijd en verminderen
het vermogen dat nodig is op de bouwplaats, evenals het aantal kilometers dat voertuigen
moeten afleggen. Er wordt ook ingezet op digitalisering om de samenwerking in de bouwlogistieke
keten efficiënter te maken en zo de emissies te verminderen. De routekaart zal worden
bevestigd in een convenant met de sector en andere overheidsinstanties. Dit zal naar
verwachting dit najaar plaatsvinden na notificatie in Brussel. De Minister van Infrastructuur
en Waterstaat zal op korte termijn een Kamerbrief sturen over dit proces.
Om de ambitie van het convenant en de routekaart te ondersteunen heeft het kabinet
900 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit geld wordt ingezet middels verschillende
instrumenten: de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB), middelen
voor de aanbestedende Rijksdiensten (waaronder het Rijksvastgoedbedrijf) en ondersteuning
van medeoverheden, en een kennis- en innovatieprogramma (K&I). Binnen het SEB-programma
richt het K&I programma zich op het optimaliseren van procesmaatregelen. Het K&I-programma
loopt van 2021 tot eind 2023 en heeft een budget van 50 miljoen euro. Tot nu toe heeft
het programma laten zien hoe effectief procesmaatregelen kunnen zijn bij het verminderen
van stikstof- en andere emissies. De eerste resultaten tonen aan dat, door bijvoorbeeld
industriële prefab-bouw te combineren met biobased materialen, emissiereducties tot
stand komen tot 60% in vergelijking met traditionele woningbouw. Bovendien kan een
gebiedsgerichte organisatie van bouwlogistieke stromen leiden tot een verdere emissiereductie
van 20%. Deze maatregelen maken het mogelijk om te bouwen in Natura 2000-gebieden.
Gezien het belang hiervan zal SEB ook na 2023 blijven inzetten op de optimalisatie
en verdere opschaling van procesmaatregelen via een Kennis-, Opschalings- en Praktijkervaringsprogramma
(KOP).
3. Het lerend vermogen vergroten door versterken van het kennis- en innovatie ecosysteem
en menselijk kapitaal
De ontwikkeling naar industrieel, duurzaam en volgens een gedigitaliseerd proces (ver)bouwen
brengt veel innovatieopgaven met zich mee. Om nieuwe innovatieopgaven sneller aan
te pakken en ontwikkelde oplossingen sneller te verspreiden, gaan we ook het leervermogen
in de OBT-sector beter waarborgen. Dit betekent meer leren op sector- en organisatieniveau
in plaats van op projectniveau. Hieronder leg ik uit hoe het beleid dit ondersteunt
door (a) het versterken van het kennis- en innovatie-ecosysteem van de OBT-sector
en (b) het opleiden van zowel bestaand als nieuw personeel om innovaties toe te passen.
a. Versterken kennis- en innovatie-ecosysteem
Inbedding van de innovatieopgaven in beleid
Het is cruciaal om het innovatievermogen van de sector duurzaam te vergroten door
de (nieuwe) innovatieopgaven van de sector stevig te verankeren in het topsectoren
beleid voor missiegedreven innovatie. De overheid, bedrijven en kennisinstellingen
werken hiervoor samen in twee Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's): TKI Urban
Energy en TKI Bouw en Techniek.
De programmering van nieuwe kennis- en innovatieopgaven voor de sector wordt uitgewerkt
in Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma's (MMIP's). Deze programma's vormen
de basis voor verschillende subsidieregelingen (DEI+ Aardgasvrij, MOOI, TSE GO), die
ik de komende jaren blijf ondersteunen met steun van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat en de uitvoerder van de regelingen de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland.
TKI Urban Energy
TKI Urban Energy stimuleert de ontwikkeling van innovaties voor een duurzaam, betrouwbaar
en betaalbaar energiesysteem in de gebouwde omgeving. Binnen de Topsector Energie
werkt TKI Urban Energy aan het creëren van kansrijke samenwerkingsverbanden tussen
Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en andere belanghebbenden. Sinds 2012 zijn
er 270 innovatieprojecten gestart binnen de MMIP's van TKI Urban Energy, met een gezamenlijke
investeringswaarde van meer dan 520 miljoen euro, waarvoor 320 miljoen euro aan subsidie
is verleend. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke groei van zonne-energie op daken
en de ontwikkeling van diverse schaalbare technologieën in de toeleveringsindustrie.
Voorbeelden hiervan zijn aardgasvrije renovatiearrangementen, lichtgewicht zonnepanelen,
zonnegevels, (hybride) warmtepompen en duurzame warmtenetcomponenten.13
TKI Bouw en Techniek
Recentelijk is ook TKI Bouw en Techniek (TKI BT) opgericht. Het doel van TKI BT is
om een betere verbinding tot stand te brengen tussen het kennis- en innovatie-ecosysteem
en de bouw- en installatiebedrijven, alsmede de markt voor nieuwbouw en infrastructuur.
Daarnaast richt TKI BT zich op enkele nieuwe innovatieopgaven en heeft het aanvullende
Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma's (MMIP's) ontwikkeld naast de bestaande
MMIP's voor de energietransitie14:
• MMIP. Circulaire bouw en infrastructuur
• MMIP. Levensduurverlenging gebouwde omgeving
• MMIP. Klimaatadaptief, natuurinclusief en omgevingsbewust bouwen
Met de nieuwe MMIP's is de missie voor de gebouwde omgeving uitgebreid naar een CO2-vrije en toekomstbestendige gebouwde omgeving (missie B+). Industrialisatie, standaardisatie
en digitalisering zijn dwarsdoorsnijdende thema's die in alle MMIP's worden benadrukt15. Dit zijn de richtingen waarin we integraal werken aan verschillende uitdagingen
in de ontwerp, bouw- en technieksector.
Nationaal Groeifondsprogramma Toekomstbestendige Leefomgeving
Het belangrijkste instrument van TKI BT op dit moment is het Nationaal Groeifondsprogramma
Toekomstbestendige Leefomgeving. Het programma is inhoudelijk ontworpen om als katalysator
te dienen voor de opschaling van innovaties in de ontwerp, bouw- en technieksector.
Het Groeifondsprogramma Toekomstbestendige Leefomgeving heeft een toekenning van 60
miljoen euro gekregen van de adviescommissie van het Groeifonds, plus een voorwaardelijke
toekenning van 40 miljoen euro (toe te kennen na specifieke planuitwerking en monitoring).
Naast de financiering vanuit het Groeifonds investeren de deelnemende partijen zelf
meer dan 100 miljoen euro in de projecten uit het voorstel.
TKI BT heeft de primaire verantwoordelijkheid in de dagelijkse aansturing van het
programma Toekomstbestendige Leefomgeving. Het programma, dat loopt van 2023 tot 2028,
bestaat uit drie verschillende consortia: één gericht op gebouwen, één op infrastructuur
en één op de ontwikkeling van het kennis- en innovatie-ecosysteem. Voor consortium
gebouwen wordt de focus gelegd op industrialisering en het gebruik van biobased materialen.
Er wordt gestreefd naar het opschalen van volwassen innovaties uit het programma naar
het publieke opdrachtgeverschap, via Woondeals en Renovatiedeals. De eerste activiteiten
van het consortium van het Nationaal Groeifonds starten in september van dit jaar.
b. Opleiden van personeel
Aanvalsplan Techniek
De OBT-sector zal de komende jaren last houden van arbeidstekorten, waarvan een deel
wordt veroorzaakt door vergrijzing. Op dit moment zijn er bijvoorbeeld zo’n 60.000
onvervulde vacatures in de technieksector16. Het EIB spreekt van zo’n 52.000 arbeidskrachten die nodig zullen zijn in de bouw
tussen 2023–2026 voor vervanging en uitbreiding in de bouwsector.
Het «Aanvalsplan Techniek», opgesteld door grote brancheorganisaties en gesteund door
de overheid, richt zich op het oplossen van deze structurele tekorten via drie sporen:
1. het vergroten en behouden van het aantal mensen dat kiest voor werken in de techniek,
2. het bevorderen van productiviteit door industrialisatie, en 3. het aantrekken van
talent van buitenaf. De sectoren investeren ongeveer 50 miljoen euro in zeven actielijnen,
waarbij ze ook steun vragen van de overheid om deze investering te verdubbelen. Namens
het kabinet hebben EZK, OCW en SZW hierop positief gereageerd, en ook vanuit het Ministerie
van BZK zijn we positief over het aanvalsplan.
Human Capital programma: ShareBouw & Techniek
Dit programma is opgezet in het kader van het Groeifondsprogramma Toekomstbestendige
Leefomgeving. Sharebouw & Techniek, gebaseerd op een gelijknamig succesvol initiatief
in de regio Amsterdam van TNO & De Bouwacademie, is uitgebreid naar vier innovatiehubs
die al verbonden zijn met TKI BT. Het programma heeft tot doel studenten, bouwpersoneel
en ondernemers in de lokale bouwsector de nodige vaardigheden en kennis bij te brengen
op het gebied van innovaties in de OBT-sector. Hierbij wordt aandacht besteed aan
nieuwe bouwmaterialen, zoals biobased materialen, circulair bouwen en nieuwe vormen
van samenwerking in de keten, zoals bij industriële bouw en digitale vaardigheden.
De vier regiohubs hebben roadmaps ingediend met geplande activiteiten, waaronder leerbijeenkomsten,
trainingen en het ontwikkelen van onderwijsmodules op verschillende onderwijsniveaus.
Mensen Maken de Transitie
Het Ministerie van BZK ondersteunt verder het programma «Mensen Maken de Transitie»
(MMT) in samenwerking met verschillende organisaties, waaronder Netbeheer Nederland,
Techniek Nederland, Bouwend Nederland, 4TU Federatie, de MBO Raad, Vereniging van
Hogescholen en FNV Bouw. Dit programma richt zich op het vinden van structurele oplossingen
voor de tekorten in de OBT-sector door middel van drie sporen: het vergroten van het
aantal technici, het bevorderen van ketensamenwerking en het stimuleren van technologische
innovatie. Een voorbeeld hiervan is de installatie van (hybride) warmtepompen, waarbij
een coalitie van installateurs werkt aan versnelling van het installatieproces. Het
MMT-programma onderzoekt ook de mogelijkheid om mensen die momenteel werkzaam zijn
in fixbrigades voor verduurzaming van woningen, kansen te bieden voor reguliere banen
in de energietransitie. Een werkgroep is opgericht om dit te verkennen.
Tot slot
De opgaven voor de gebouwde omgeving zijn groot, zowel in de woningbouw als in de
verduurzaming. Samen met de sector zet ik daarom in op sneller, goedkoper en duurzamer
(ver)bouwen en werken we aan een groter lerend vermogen om dit te bereiken. Dit vraagt,
zoals uiteengezet, om een radicale transformatie en cultuurverandering over de hele
keten van de OBT-sector. Dit is uitdagend maar ook kansrijk. In het industrieel en
duurzaam bouwen liggen grote kansen en zijn positieve ontwikkelingen zichtbaar. Samen
met de sector zal ik deze positieve ontwikkelingen verdere versnellen en monitoren.
In het Bouwberaad bespreken we de voortgang en gaan we samen met de sector op zoek
naar oplossingen voor gesignaleerde knelpunten. Uiteraard zal ik vanuit de verschillende
programma’s ook de Kamer regelmatig blijven informeren over de voortgang van dit beleid
en de bereikte resultaten.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening