Brief regering : Kabinetsreactie op rapport 'Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen' van Amnesty International
36 200 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023
Nr. 76 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2023
In de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties van
22 februari jl. is verzocht om een kabinetsreactie te geven op het rapport «Curaçao:
weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen» van Amnesty International (d.d.
7 februari 2023)1. Het kabinet heeft kennis genomen van het rapport van Amnesty International (hierna:
Amnesty) en mede namens de Staatssecretaris van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(JenV) beantwoord ik uw verzoek.
Het Amnesty-rapport is een vervolg op het in oktober 2021 verschenen rapport genaamd:
«Nog steeds niet veilig: Venezolanen krijgen nog steeds geen bescherming in Curaçao» waarop mijn voorganger namens het kabinet een reactie heeft gegeven op 6 januari
2022.2
Algemeen
Amnesty bevestigt in het onlangs verschenen rapport dat de autoriteiten van Curaçao
kleine stappen hebben gezet om de situatie te verbeteren. Zo geeft Amnesty aan dat
de kwaliteit van interviews en beoordelingen van verzoeken om bescherming is verbeterd,
er een betere toegang tot juridische bijstand is en er nieuwe faciliteiten zijn gebouwd
om de omstandigheden in het vreemdelingen opvang- en detentiecentrum (VODC) te verbeteren.
Amnesty meent echter dat de meeste plannen van de Curaçaose overheid niet zijn uitgevoerd.
Het gaat hierbij om toegang tot informatie voor vreemdelingen in vreemdelingendetentie,
toegang tot rechtsbijstand en een klachtenprocedure. Amnesty moedigt de Curaçaose
regering aan om de mensenrechtensituatie van Venezolanen die bescherming zoeken op
Curaçao te verbeteren. Daarbij herhaalt Amnesty aanbevelingen uit het eerder verschenen
rapport «nog steeds niet veilig» over de beschermingsprocedure, de uitvoering van
vreemdelingendetentie (waaronder toetsing van detentie het opsluiten van kinderen)
en het betrekken van de burgermaatschappij.
Zoals tevens aangegeven in de kabinetsreactie op het vorige Amnesty rapport staat
ook voor dit kabinet voorop dat mensenrechten te allen tijde moeten worden gerespecteerd
en beschermd. Net als Amnesty zie ik dat er de afgelopen maanden verschillende stappen
zijn gezet door de regering van Curaçao die hebben bijgedragen aan het uiteindelijke
doel: een menswaardige behandeling van en omstandigheden voor vreemdelingen in lijn
met de internationale standaarden. Deze stappen hebben ertoe geleid dat ik het resterende
bedrag van € 350.000 alsnog heb uitgekeerd. Hierover informeerde ik uw Kamer in januari
jl. per brief.3 Tegelijkertijd zie ik ook dat voor Curaçao, net als voor alle landen binnen het Koninkrijk,
de verantwoordelijkheid rondom migratiebeleid een enorme opgave is en blijft.
Aanbevelingen
In haar rapport doet Amnesty een aantal aanbevelingen aan de regering van Curaçao
ten aanzien van de beschermingsprocedure, samenwerking tussen overheden, immigratiedetentie
en de burgermaatschappij. Op 25 mei jl. heb ik samen met de Staatssecretaris van JenV,
Amnesty International, Vluchtelingenwerk Nederland, Human Right Defense Curaçao en
UNHCR ook over deze aanbevelingen gesproken. Hierin hebben de Staatssecretaris van
JenV en ik beiden benadrukt dat het respecteren en beschermen van mensenrechten, net
als het asiel-, opvang- en terugkeerbeleid, een verantwoordelijkheid is van de autonome
landen binnen het Koninkrijk. Wij hebben echter ook aangegeven dat een aantal aandachtspunten
uit het rapport herkenbaar is. Curaçao kent vele grote uitdagingen en heeft beperkte
capaciteit. Dit maakt dat de voortgang trager verloopt dan wellicht gehoopt. Wij blijven
bij Curaçao, net als bij Aruba en Sint Maarten, aandacht vragen voor het borgen van
mensenrechten en het naleven van internationale wet- en regelgeving. Ook met bovengenoemde
NGO’s blijven de Staatssecretaris van JenV en ik in gesprek over de voortgang op de
aanbevelingen. Bij voorkeur doen wij dit samen met Curaçao, Aruba en Sint Maarten.
Afgelopen jaren hebben JenV, BZK en Curaçao inspanningen verricht die hebben geleid
tot concrete resultaten, zoals de nadere inrichting van een specifieke unit voor het
behandelen van de artikel 3-EVRM4-aanvragen op Curaçao en ontwikkeling van een artikel 3-EVRM informatiebrochure in
verschillende talen (Spaans, Papiaments, Engels en Nederlands). De Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) hebben verschillende
trainingen en opleidingen gegeven of hierbij gefaciliteerd aan personeel op Curaçao
om onder meer de beschermingsprocedure te verbeteren: onder andere een opleiding hoor-
en beslistechnieken, het uitwerken van een procedure voor verwerking van een verzoek
in het kader van artikel 3-EVRM en hostmanship-trainingen gericht op de bejegening
van vreemdelingen voor zowel medewerkers als leidinggevenden in de vreemdelingenketen.
Daarnaast is ook voorlichting gegeven om mensenhandel tegen te gaan en is een deel
van het personeel van het VODC onder (digitale) begeleiding van het DJI Opleidingsinstituut
een opleidingstraject gestart bestaande uit de modules motiverende bejegening, vreemdelingenrecht
en intercultureel werken. Ten slotte is een nieuw gebouw voor vreemdelingenbewaring
in gebruik genomen.
Amnesty geeft in haar rapport aan dat de hulp van de IND, voortkomend uit de beschikbare
middelen om de vreemdelingenketen te optimaliseren, niet heeft bijgedragen aan het
verlenen van bescherming aan Venezolanen. Curaçao zou de artikel 3-EVRM procedure
gebruiken als middel om beschermingsverzoeken af te wijzen, zonder inhoudelijk te
toetsen of vreemdelingen in hun land van herkomst gevaar lopen. Dit aandachtspunt
wordt niet herkend. De voornaamste doelstelling van de geleverde bijstand door de
IND en het Ministerie van Justitie en Veiligheid was het in lijn brengen van de bestaande
beschermingsprocedure met internationale verdragen en ter professionalisering en optimalisering
van het beslisproces. Het uitvoeren van de beschermingsprocedure leidt niet altijd
automatisch tot meer toekenning van bescherming. Ik wil benadrukken dat bij de toepassing
van de artikel 3-EVRM procedure geldt dat het non-refoulement principe wordt gevolgd
en mensen niet worden uitgezet als zij een reëel risico lopen op mensenrechtenschendingen.
Verder merkt Amnesty in hun rapport op dat er geen ontwikkelingen geweest zijn op
het gebied van hulp van Nederland aan Curaçao bij het opzetten van een systeem voor
gratis rechtsbijstand. Hoewel het EVRM geen formele verplichting kent om in alle gevallen
gesubsidieerde rechtsbijstand voor vreemdelingen te realiseren, wil ik benadrukken
dat op grond van het EVRM waar ook Curaçao aan gebonden is, lidstaten wel verplicht
zijn een effectief rechtsmiddel en toegang tot de rechter te verschaffen. In Curaçao
hebben vreemdelingen toegang tot de rechter; zittingen in de rechtbank vinden geregeld
plaats. Het is in beginsel aan Curaçao zelf om invulling te geven aan de internationale
verplichtingen volgend uit het EVRM. Indien door Curaçao gewenst, kan worden bekeken
welke bijstand Nederland hierin kan leveren. Overigens begrijp ik van Curaçao dat
in de praktijk vreemdelingen in vele gevallen op dit moment rechtsbijstand krijgen
vanuit NGO’s.
Met betrekking tot het op een transparante manier delen van gegevens, voorschriften
en andere relevante documenten kan ik alleen maar beamen hoe belangrijk dit is in
het kader van een transparante organisatie en overheid.
Conclusie
De samenwerking tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten op het vlak van migratiebeleid
is gestoeld op gelijkwaardigheid, wederzijds draagvlak en een goede onderlinge relatie.
Hier wordt grote waarde aan gehecht. De vier landen werken onder meer samen in een
werkgroep onder de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK), die rapporteert
aan het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO).5 Er worden op regelmatige basis projecten geïnitieerd en best practices gedeeld, afhankelijk van de wederzijdse wensen en behoeften.
Ik blijf, samen met de Staatssecretaris van JenV, met Curaçao in gesprek over de vreemdelingenbewaring
en de vreemdelingenketen. De afgelopen jaren is er in goede samenwerking gewerkt aan
ondersteuningsmaatregelen op dit vlak voor Aruba en Curaçao. Vanuit de ORVK en in
het licht van de motie-Simons c.s., waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken
welke ondersteuning er desgevraagd nodig is bij de aanpak van de vreemdelingenproblematiek
in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, voeren we proactief het gesprek over hulp en bijstand
gestoeld op de waarden zoals hiervoor geschetst en op grond van artikel 36 van het
Statuut. Ook wordt in de motie aan de Nederlandse regering gevraagd om in gesprek
te gaan met de regeringen van de autonome landen, welke rol NGO’s kunnen spelen bij
de aanpak van de vreemdelingenproblematiek. Hierover wordt aankomende tijd in de reeds
lopende gesprekken met zowel de landen als met de NGO’s gesproken. Voor de begrotingsbehandeling
van Koninkrijksrelaties in het najaar van 2023 zal ik uw Kamer over de voortgang van
de motie informeren.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.