Brief regering : Antwoorden op vragen commissie van de V-100 bij het jaarverslag 2022 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (thema Versnippering informatievoorziening Caribisch Nederland)
36 360 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2022
Nr. 6
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2023
Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke V-100 vragen over de jaarverantwoording
                  2022 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze vragen
                  hebben betrekking op het thema Versnippering informatievoorziening Caribisch Nederland.
               
Mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  H.G.J. Bruins Slot
1. Vraag
Om welke reden is de informatie over Bonaire, Sint Eustatius en Saba over vrijwel
                        alle begrotingshoofdstukken en jaarverslagen (via de bijlagen Caribisch Nederland,
                        en passages verspreid in de toelichtingen) op een versnipperde manier aangeleverd?
                        Bent u bereid om deze informatie, desgewenst hiernaast, voortaan ook gebundeld aan
                        de Kamer aan te bieden?
                     
Antwoord:
Als een departement beleid uitvoert voor Caribisch Nederland, dan is dat departement
                        verantwoordelijk voor het geven van een toelichting op het uitgevoerde/uit te voeren
                        beleid. Deze toelichtingen zijn opgenomen in de departementale begrotingshoofdstukken
                        en jaarverslagen. Dit is niet anders dan voor beleid dat wordt uitgevoerd voor Europees
                        Nederland.
                     
Om een beter inzicht te geven in de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland wordt jaarlijks
                        in de begroting en het jaarverslag van Koninkrijksrelaties het overzicht Rijksuitgaven
                        Caribisch Nederland opgenomen.
                     
2. Vraag:
Gaat achter deze versnipperde wijze van informatievoorziening ook een versnipperd
                        beleid aangaande Bonaire, Sint Eustatius en Saba schuil, waaronder in het bijzonder
                        het beleid om de bestaanszekerheid te borgen, en verder te ontwikkelen?
                     
Antwoord:
Nee. Vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor specifieke onderdelen van beleid
                        en BZK is het coördinerend departement. Er vindt geregeld interdepartementaal overleg
                        plaats voor het afstemmen en ontwikkelen van beleid. Veelal zijn verschillende partijen
                        betrokken. Recente vanuit BZK gecoördineerde trajecten zijn het vertalen van de coronasteunpakketten
                        naar Caribisch Nederland (2020–2021), de verdeling van de € 30 mln. CN-envelop uit
                        het Regeerakkoord (2022) en het vertalen van koopkrachtmaatregelen als gevolg van
                        de hoge inflatie naar Caribisch Nederland (2022).
                     
3. Vraag:
In hoeverre is het verdelen van de beleidsverantwoordelijkheid voor Caribisch Nederland
                        over een groot aantal verschillende bewindslieden, c.q. ministeries, een risico voor
                        het voeren van een consistent, doelmatig en doeltreffend beleid voor deze eilanden,
                        in het bijzonder ten aanzien van de bestaanszekerheid?
                     
Antwoord:
Veel uitdagingen op de eilanden zijn complex van aard en beslaan meerdere beleidsterreinen.
                        Een goede samenwerking tussen departementen en met de openbare lichamen is dan ook
                        vereist. Om de samenwerking en afstemming te bevorderen heeft het Ministerie van BZK
                        een coördinerende rol. Het moet zorgen dat er integrale beleidsvorming plaatsvindt,
                        zodat er consistente, doelmatige en doeltreffende maatregelen worden getroffen. Hiertoe
                        zet het ministerie verschillende instrumenten in. Zo zijn er structurele (hoog)ambtelijke
                        interdepartementale overlegstructuren, een bewindspersonenoverleg, en een structureel
                        overleg tussen de Staatssecretaris van de BZK en de leden van de bestuurscolleges
                        van de eilanden. Het ministerie staat in nauw contact met de openbare lichamen, en
                        signaleert knelpunten in uitvoering of afstemming. Door als Rijk als één team met
                        behoud van de eigen ministeriële verantwoordelijkheid te opereren, kunnen de Rijksbrede
                        en integrale doelen voor Caribisch Nederland worden gerealiseerd. Waar nodig worden
                        ook aparte werkgroepen geformeerd om een specifieke opgave, zoals bestaanszekerheid,
                        op te pakken. Bestaanszekerheid is een aandachtsgebied van een aantal departementen
                        waarbij BZK een coördinerende rol in heeft.
                     
4. Vraag:
Zo ja, kunt u aangeven wat u heeft ondernomen, en gaat ondernemen om de consistentie,
                        doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid, in het bijzonder als het gaat om de
                        bestaanszekerheid, tegen de achtergrond van over veel actoren verdeelde verantwoordelijkheden
                        te bevorderen? Hoe bevordert u de naleving van samenwerkingsafspraken tussen de verschillende
                        betrokken ministeries? Is de coördinerende rol van de bewindspersoon van BZK wettelijk
                        voldoende beschreven? Zo ja: waar en op welke wijze? Hoe geeft de bewindspersoon in
                        de praktijk invulling aan deze coördinerende rol en waar is dit gedocumenteerd?
                     
Antwoord:
Onverlet het bovenstaande dient de coördinerende rol er met name toe om te waarborgen
                        dat op rijksniveau op een verantwoorde wijze het beginsel van decentralisatie wordt
                        toegepast (artikel 212). Dat houdt onder meer in dat onnodige inmenging van de wetgever
                        met taken van de openbare lichamen wordt vermeden, dat, indien wetgeving noodzakelijk
                        wordt geacht, de openbare lichamen zoveel mogelijk bij de uitvoering worden betrokken,
                        dat hun daarbij een optimale beleidsruimte wordt gelaten en dat eventueel toezicht
                        zo terughoudend mogelijk wordt geregeld, aldus de artikelsgewijze toelichting (Kamerstuk
                        31 954, nr. 3, p. 113).
                     
In praktische zin geef ik vorm aan de coördinatie en wordt ingezet op het aanscherpen
                        van de overlegstructuur onder meer door middel van een directeurenoverleg en Stuurgroep
                        Caribische delen van het Koninkrijk (hoogambtelijk), een bewindspersonenoverleg, overleg
                        tussen de besturen van de eilanden en mijzelf, het afsluiten van bestuurlijke afspraken,
                        de wijziging van de WolBES en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
                        en Saba (bijvoorbeeld: door het herbeleggen van de toezichtstaken bij de Minister
                        van BZK), en het borgen van het principe van «comply or explain» wat nog nader wordt
                        uitgewerkt. Door beleidsinitiatieven beter op elkaar af te stemmen en processen te
                        stroomlijnen via coördinatie en daarbij de samenwerking op te zoeken met de openbare
                        lichamen, kan immers effectiever beleid worden gevoerd. Ik verwijs hiervoor verder
                        naar mijn Kamerbrief d.d. 8 april 2022 (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 60).
                     
5. Vraag:
Hoe krijgt de samenwerking met de Eilandsbesturen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
                        vorm, als het gaat om de bestaanszekerheid? Welke kansen en risico’s voor een succesvol
                        beleid zijn aanwezig bij deze samenwerking? In hoeverre vormen de moeilijkheden om
                        voldoende geschikt personeel te vinden, onder meer voor alle aspecten van het bestuur
                        en financieel beheer (zie bijvoorbeeld Verantwoordingsonderzoek begroting koninkrijksrelaties
                        2022, p. 22 voor wat betreft Statia (Bijlage bij Kamerstuk 36 360 IV, nr. 2)) een reële belemmering? Wat heeft u ondernomen, c.q. gaat u ondernemen om te bevorderen
                        dat de eilanden kunnen beschikken over voldoende geschikt personeel? In hoeverre de
                        Bestuursakkoorden die u sluit, c.q. heeft gesloten met de eilandsbesturen van Bonaire,
                        Sint Eustatius en Saba een afdoende instrument hiertoe?
                     
Antwoord:
Bestrijding van armoede vergt een brede aanpak, die in samenwerking tussen het Rijk,
                        het openbaar lichaam, lokale organisaties en werkgevers moet worden opgepakt. Er zijn
                        best-practices beschikbaar om te leren over samenwerking en uitvoeringskracht, waarin
                        interbestuurlijk wordt samengewerkt aan concrete opgaven; bijvoorbeeld het programma
                        BES(t)4kids en de lokale pilot op Bonaire «Bijdrage Particuliere Verhuur». Het openbaar
                        lichaam Bonaire heeft een werkconferentie georganiseerd waarbij ook een slotverklaring
                        is getekend over onder andere de samenwerking. De intenties van de slotverklaring
                        worden de komende maanden door het openbaar lichaam Bonaire en het Rijk uitgewerkt
                        en zullen ook op hoofdlijnen landen in de bestuurlijke afspraken. Dit levert ook best
                        practices op die in de samenwerking met openbare lichaam Sint Eustatius en Saba kunnen
                        worden ingebracht.
                     
Input voor financieel beheer en geschikt personeel: Het vinden van voldoende geschikt
                        personeel is in zowel Europees Nederland als Caribisch Nederland een zeer grote uitdaging.
                        Het Ministerie van BZK ondersteunt de openbare lichamen daarom actief op dit vlak
                        en kijkt het samen met de openbare lichamen zoveel als mogelijk naar structurele oplossingen
                        in het vinden van voldoende personeel. Zo ziet het Ministerie van BZK er op toe dat
                        de openbare lichamen het financieel beheer op een adequaat niveau brengen en vervolgens
                        houden. BZK ondersteunt de openbare lichamen daarbij. Daarvoor ontvangen Bonaire en
                        Sint Eustatius via bijzondere uitkeringen financiële middelen om het financieel beheer
                        te verbeteren. Met deze middelen kunnen de openbare lichamen geschikt personeel aantrekken
                        en derde partijen inhuren om hen te ondersteunen bij het verbeteren van het financieel
                        beheer. Het openbaar lichaam Sint Eustatius heeft bijvoorbeeld Ernst & Young ingehuurd
                        om hen te ondersteunen bij het op orde krijgen van de administratieve organisatie
                        en interne beheersing (AO/IB).
                     
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondersteunt de eilanden
                        daarnaast middels diverse programma’s om op andere beleidsterreinen tevens tot de
                        benodigde personele inzet te komen. Zo is vorig jaar een pilot voor een gemeentelijk
                        uitwisselingsnetwerk van de VNG van start gegaan, waarbinnen gemeenteambtenaren en
                        andere professionals uit Europees Nederland de openbare lichamen voor kortere (enkele
                        weken) of langere periode (enkele maanden tot een jaar) op een specifiek beleidsterrein
                        ondersteunen, afhankelijk van de precieze behoefte bij de openbare lichamen. In totaal
                        is ruim 2 miljoen euro beschikbaar voor Caribisch Nederland onder het programma. De
                        pilot loopt tot 31 maart 2024. Via onder meer het Talent Ontwikkel Programma (TOP)
                        voor Bonaire en detacheringen als onderdeel van het reguliere rijkstraineeprogramma
                        wordt de instroom van jong talent binnen de ambtelijke organisaties van de openbare
                        lichamen geborgd. Als onderdeel van de nieuw af te sluiten bestuurlijke afspraken
                        wordt gekeken naar additionele stappen die nodig zijn om de personele bezetting van
                        de openbare lichamen verder en duurzaam en structureel te versterken. De precieze
                        uitwerking hiervan is onderwerp van gesprek met de eilanden. De vorig jaar afgesloten
                        bestuurlijke afspraken vormden al een belangrijk instrument om te ondersteunen bij
                        het versterken van de capaciteit, onder andere door middel van het beschikbaar stellen
                        van capaciteit en middelen voor de uitvoering van specifieke taken. Deze middelen
                        zijn afkomstig uit de CN-envelop van het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en worden besteedt zoals beschreven in de financiële paragrafen van de Bestuurlijke
                        Werkafspraken Bonaire 2022–23; het Afsprakenakkoord Sint Eustatius 2022–23; en de
                        Saba Package 2.0 2022–25. Aan Bonaire en Sint Eustatius zijn de middelen via een bijzondere
                        uitkering ter beschikking gesteld en voor Saba zijn deze aan de vrije uitkering toegevoegd.
                     
Dergelijke afspraken bieden de ruimte om als openbaar lichaam samen met het Rijk extra
                        inzet en samenwerking te organiseren waar dit het meest nodig heeft. Zoals hierboven
                        beschreven vormen zij dan ook een belangrijk onderwerp van gesprek bij de vormgeving
                        van de volgende afspraken. Om samen uitvoering te geven aan de opgaven waar de drie
                        eilanden van Caribisch Nederland voor staan.
                     
6. Vraag:
Is er in de uitvoering van armoedebeleid aandacht voor de laagdrempelige toegankelijkheid
                        van de SZW unit en hoe vult u die aandacht in?
                     
Antwoord:
De SZW unit voert haar werkzaamheden uit op basis van het dienstverleningsprincipe
                        «de klant centraal». Dit maakt dat laagdrempelige toegankelijkheid een terugkerend
                        element is waaraan in de uitvoering van wet,- en regelgeving wordt getoetst. Om de
                        toegankelijkheid van de unit te bevorderen is informatie veelal beschikbaar in drie
                        of vier talen (Nederlands, Engels, Papiaments en Spaans), vindt samenwerking plaats
                        met Sentro Akseso/OLB om het bereik van de regelingen te vergroten, en gaan medewerkers
                        van de unit naar klanten toe wanneer zij niet in staat zijn om naar de unit toe te
                        komen. Momenteel is de unit bezig met het omzetten van, uit onderzoek voortkomende,
                        aanbevelingen naar concrete maatregelen die de klantbeleving kunnen verbeteren. Zo
                        worden er stappen gezet op het gebied van communicatie naar klanten door medewerkers,
                        die over een specifieke taalkundigheid beschikken, standaard te verbinden aan klanten
                        die in een bepaalde taal wensen te communiceren. Voorts zal er een herinrichting van
                        de publieke ruimtes plaatsvinden waarbij rekening wordt gehouden met veiligheid, privacy
                        en een klantgerichte uitstraling. Tevens is de website van de unit aangepast zodat
                        informatie beter vindbaar is geworden, en vindt er een pilot plaats waarbij wordt
                        getest in hoeverre het gebruik van een baliemedewerker de toegang van klanten tot
                        verschillende regelingen en diensten kan verbeteren.
                     
7. Vraag:
Hoe bevordert u de naleving van samenwerkingsafspraken tussen de eilandsbesturen van
                        Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het rijk?
                     
Antwoord:
De uitvoering van de afspraken wordt gemonitord door het openbaar lichaam en mijn
                        ministerie. Daarover heb ik in maart een eerste voortgangsrapportage naar uw Kamer
                        (Voortgang Bestuurlijke afspraken Caribisch Nederland – Kamerstuk 36 200 IV, nr. 58) gestuurd. De voortgang en evaluatie stellen de Bestuurscolleges en ik samen op.
                        Tijdens ons tweemaandelijks bestuurlijk overleg bespreken we eventuele knelpunten,
                        om deze samen op te lossen. Het naleven en evalueren van de afspraken is ook onderdeel
                        voor de nieuwe meerjarige afspraken. Bij het opstellen daarvan zoeken we naar de balans
                        tussen monitoring en rapportage en de beperkte capaciteit voor de uitvoering bij de
                        openbare lichamen.
                     
8. Vraag:
Aan welke voorwaarden dient te worden voorzien, alvorens het eilandsbestuur van Sint
                        Eustatius weer kan beschikken over haar volledige bevoegdheden? Hoe kunt u borgen
                        dat aan deze voorwaarden duurzaam wordt voldaan? Kunt u aangeven op welke termijn
                        de CBS monitor Brede welvaart Caribisch Nederland informatie bevat inzake SDG 17 (partnerschappen
                        om doelen te bereiken), zodat ook langs die weg de voortgang kan worden gemeten?
                     
Antwoord:
In de memorie van toelichting van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius is opgenomen
                        aan welke criteria (voorwaarden) moet zijn voldaan om een bevoegdheid terug te kunnen
                        geven aan het eilandsbestuur van Sint Eustatius.
                     
Voor de teruggave van het budgetrecht (fase 2.2 van de Wet herstel) zijn dit: de financiële
                        processen dienen gedigitaliseerd en gecentraliseerd te zijn (a), de planning en controlecyclus
                        dient conform de Wet financiën openbare lichamen BES (FinBES) te lopen (b) en alle
                        acties uit het Plan van aanpak financieel beheer dienen gereed te zijn (c). Criteria a
                        en b zijn afgerond en criterium c is grotendeels afgerond. Over de resterende verbeterstappen
                        – welke zien op de administratieve organisatie en interne beheersing (AO/IB) – zijn
                        afspraken gemaakt met het eilandsbestuur van Sint Eustatius. Deze verbeterstappen
                        zijn opgenomen in het koninklijk besluit voor fase 2.2 en dienen uiterlijk eind 2023
                        te zijn afgerond. Op basis van deze afspraken wordt het budgetrecht op korte termijn
                        teruggeven aan het eilandsbestuur van Sint Eustatius.
                     
De voortgang op de verbeterstappen wordt besproken in de daarvoor opgezette stuurgroep.
                        In deze stuurgroep is ook BZK vertegenwoordigd. Daarnaast zal de voortgang en in hoeverre
                        er wordt gehandeld conform de nieuwe werkprocessen ook worden besproken in de periodieke
                        overleggen tussen de Staatssecretaris van BZK en het bestuurscollege van Sint Eustatius.
                        Om de duurzaamheid verder te borgen blijft Ernst & Young het openbaar lichaam ook
                        in 2024 ondersteunen bij het verder optimaliseren en borgen van de doorgevoerde verbeterstappen.
                     
Het zeventiende SDG heeft hierbij een andere invalshoek. Het gaat hier om de vorming
                        en het behoud van internationale partnerschappen om de andere doelstellingen te bereiken.
                        De subdoelen en indicatoren voor SDG 17 zijn niet of nauwelijks relevant voor Caribisch
                        Nederland. Zo besteden de eilanden niets aan ontwikkelingshulp, mogen niet-ingezetenen
                        niet in Caribisch Nederland werken waardoor overdrachten minimaal zijn en is er bijna
                        geen import vanuit de Least Developed Countries.
                     
9. Vraag:
Hoe verklaart de Minister het grote verschil in besteedbare inkomens tussen Bonaire,
                        Sint Eustatius en Saba en vergelijkbare Nederlandse gemeenten? Wat is de vertaling
                        hiervan als het gaat om armoedecijfers? Wat gaat u ondernemen om dit verschil terug
                        te dringen, mede in het licht van SDG 1 (armoede)? Hoe verhoudt dit verschil zich
                        met de Nederlandse Grondwet, in het bijzonder artikel 1 (Gelijkheid) en artikel 132a
                        (afwijkingsmogelijkheden in geval van bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare
                        lichamen zich wezenlijk onderscheiden van Europees Nederland) en met het Comply or
                        Explain-principe?
                     
Antwoord:
Sinds 10 oktober 2010 draagt de Staat zorg voor de bestaanszekerheid van inwoners
                        in Caribisch Nederland. De wet- en regelgeving van de Nederlandse Antillen is na de
                        staatkundige transitie beleidsarm overgenomen tezamen met de afspraak om vijf jaar
                        legislatieve rust te bewaren. Het voorzieningenniveau was op 10 oktober 2010 van een
                        andere orde dan in Europees Nederland. De afgelopen jaren heeft de Staat in overleg
                        met de openbare lichamen en sociale partners gekozen voor een stapsgewijze aanpak
                        bij het verhogen van het wettelijk minimumloon en de minimumuitkeringen met het oog
                        op het voorkomen van onwenselijke gevolgen voor de economie en arbeidsmarkt. Ondanks
                        dat sinds 2010 wezenlijke stappen zijn gezet in de verbetering van bestaanszekerheid
                        in Caribisch Nederland, leven helaas momenteel nog te veel inwoners in armoede. De
                        commissie sociaal minimum Caribisch Nederland verricht momenteel nader onderzoek naar
                        de hoogte van een sociaal minimum in Caribisch Nederland en de systematiek ervan.
                        De resultaten van het onderzoek worden in oktober verwacht. In 2019 is het sinds 2010
                        leidende beginsel van legislatieve terughoudendheid vervangen door het principe «comply
                        or explain». Bij nieuwe wet- en regelgeving (inclusief aanpassing van bestaande wet-
                        en regelgeving) moet steeds worden bezien of en hoe deze wetgeving van toepassing
                        kan worden verklaard in Caribisch Nederland én of differentiatie nodig en wenselijk
                        is. Het doel is niet om alle regelgeving zonder meer van toepassing te verklaren op
                        Caribisch Nederland. Soms zijn er goede redenen om dit juist niet te doen of om andere
                        oplossingsrichtingen te zoeken. Voorop staat dat de grondrechten van alle inwoners
                        van Nederland dienen te worden gewaarborgd.
                     
Het kabinet werkt sinds de staatkundige transitie, rekening houdend met de historische
                        en specifieke lokale context en het absorptievermogen van economie en samenleving,
                        zo snel mogelijk en verantwoord toe naar een ten opzichte van Europees Nederland gelijkwaardig
                        niveau van bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland. Op grond van artikel 132a,
                        vierde lid, van de Grondwet kunnen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba regels worden
                        gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op bijzondere
                        omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het
                        Europese deel van Nederland. Deze bepaling brengt met zich dat afwijkende regelgeving
                        en beleid ten aanzien van Caribisch Nederland onder meer hun grondslag kunnen vinden
                        in de afwijkende economische en sociale omstandigheden in Caribisch Nederland. Gelet
                        op de historisch verklaarbare verschillen tussen de sociaaleconomische situatie in
                        Caribisch Nederland enerzijds en in Europees Nederland anderzijds en de fase waarin
                        Caribisch Nederland zich bevindt, is – mede gelet op het bepaalde in artikel 132a,
                        vierde lid, Grondwet – van «gelijke gevallen» geen sprake.
                     
10. Vraag:
Kunt u aangeven hoe u uw verantwoordelijkheid ziet terzake van het (beter) voldoen
                        aan de indicatoren van Brede Welvaart / Duurzame ontwikkelingsdoelen (zoals ongelijkheid
                        en armoede) in het Caribisch deel van het koninkrijk, tegen de achtergrond van het
                        veiligheidsrisico dat gepaard gaat met grote economische ongelijkheid binnen dit deel
                        van het koninkrijk (zie Themarapportage Rijksbrede Risicoanalyse Caribisch deel van
                        het Koninkrijk der Nederlanden p. 39)?
                     
Antwoord:
− Hoewel economische ontwikkeling een verantwoordelijkheid is van het land zelf, wil
                              ik hen hierbij vanuit Nederland waar mogelijk graag ondersteunen om zo welvaart en
                              welzijn van de inwoners te vergroten. Dit doen we onder andere middels de onderlinge
                              regeling samenwerking bij hervormingen, waarin is vastgelegd dat we de landen ondersteunen
                              bij het versterken van hun economische weerbaarheid en bestuurskracht.
                           
− De onderlinge regeling moet er zo tevens aan bijdragen dat de landen beter in staat
                              zijn om de klappen van eventuele volgende crises zelf op te vangen, wat hopelijk ook
                              eventuele veiligheidsrisico’s – zoals beschreven in het genoemde hoofdstuk van de
                              themarapportage – zal verminderen.
                           
− Het is een autonoom besluit van de landen om elkander om hulp en bijstand te vragen
                              en te verlenen. Tijdens een eventuele crisis is het van belang, met inachtneming van
                              artikel 36 van het Statuut of de Aanwijzingen inzake de inzet van de Krijgsmacht in
                              Aruba, Curaçao en Sint Maarten, om per casus te beoordelen wat nodig is. Om dit proces
                              in tijden van nood te bespoedigen zijn we continue in gesprek om het onderliggend
                              proces en de totstandkoming van behoeftestelling van de landen te stroomlijnen. Dat
                              gebeurt zowel voor militaire als civiele bijstand.
                           
− Onlangs is bovendien de Veiligheidsstrategie aangenomen waarvoor gebruik is gemaakt
                              van de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid. De uitwerking van de Veiligheidsstrategie
                              valt binnen de bestaande beleidsverantwoordelijkheid van ieder land in het Koninkrijk,
                              ieder bewindspersoon en ieder departement. Zonder aan deze autonome beleidsverantwoordelijkheid
                              te tornen, zorgen we wel voor de nodige integraliteit door met elkaar de samenhang
                              en voortgang te bewaken. Samen werken we eraan de weerbaarheid en het herstelvermogen
                              van onze samenlevingen in het Koninkrijk te vergroten.
                           
− Voor Caribisch Nederland draagt Nederland wel een rechtstreekse verantwoordelijkheid,
                              samen met de openbare lichamen. Hier werken kabinet en eilandbesturen aan brede welvaart
                              en kansengelijkheid.
                           
11. Vraag:
Op welke termijn gaat de monitor Brede welvaart Caribisch Nederland informatie bevat
                        inzake SDG 13 (klimaatactie), zodat ook langs die weg de bedreigingen voor de bestaanszekerheid
                        vanwege klimaatverandering kunnen worden gevolgd?
                     
Antwoord:
Wat betreft SDG 13 zijn er nu geen brondata en weten we op dit moment ook niet goed
                        of, en zo ja waar die beschikbaar zijn. Voor het CBS is het dus op dit moment niet
                        mogelijk en lastig in te schatten of en wanneer SDG 13 waarneming überhaupt mogelijk
                        is.
                     
12. Vraag:
De Rekenkamer beoordeelt het IT beheer bij SSO-CN sinds 2014 met een onvolkomenheid.
                        Kunt u concreet aangeven wat de resterende verbeterpunten zijn en ook op welke manier
                        en wanneer u deze uitvoert?
                     
Antwoord:
Voor het oplossen van de onvolkomenheid IT-beheer is een goed werkende PDCA-cyclus
                        (plan-do-check-act-cyclus) van belang. Deze PDCA-cyclus levert bruikbare informatie
                        over de kwaliteit van de beheersprocessen binnen IT SSO-CN. Deze informatie dient
                        als sturingsinformatie voor het bijsturen van beheersprocessen wanneer nodig. In 2022
                        heeft SSO-CN gewerkt aan de PDCA-cyclus structuur. In 2023 wordt deze structuur geëvalueerd
                        en waar nodig aangepast. Zo wordt gewerkt aan steeds actuele stuurinformatie waarmee
                        continu bijsturing en verbetering mogelijk is.
                     
13. Vraag:
De Algemene Rekenkamer ziet personeelsverloop in het management als belangrijk risico
                        (rapport bij het jaarverslag 2022). Welke afwegingen en mogelijkheden heeft u om dit
                        risico te beheersen? Naar welke tastbare en meetbare resultaten streeft u?
                     
Antwoord:
Een structurele invulling van de managementfuncties bij SSO-CN is inderdaad gewenst.
                        BZK werkt in nauwe samenwerking met de Rijksdienst Caribisch Nederland aan een duurzame
                        en structurele invulling van de management functies van SSO-CN, waarbij de invulling
                        van de functie van diensthoofd SSO-CN nu eerste prioriteit heeft met het streven om
                        deze in het derde kwartaal in te vullen. Parallel wordt gewerkt aan een nieuw organisatie-
                        en formatierapport waar de managementfuncties onderdeel van zijn en waarmee gewerkt
                        wordt aan de continuïteit van de organisatie.
                     
14. Vraag:
Kunnen de apparaatskosten van RCN gespecificeerd worden, inclusief uitsplitsing per
                        eiland (Saba, Sint Eustatius en Bonaire) en hoe wordt doeltreffendheid van deze uitgaven
                        gemeten?
                     
Antwoord:
De apparaatsuitgaven wordt middels de accountantscontrole vastgesteld door de ADR.
                        Het is niet mogelijk om een specificatie te maken tussen de eilanden omdat de administratie
                        centraal wordt gevoerd op Bonaire.
                     
15. Vraag:
Sinds 2016 constateert de AR een onvolkomenheid bij de SZW-unit van RCN. Zijn voorgaande
                        verbeterplannen geëvalueerd en worden bevindingen uit die evaluaties meegenomen in
                        het nieuwe plan van aanpak?
                     
Antwoord:
De onvolkomenheid betreft het financieel beheer van de RCN-unit SZW in de bedrijfsvoering
                        en de ICT. In april is door twee experts nader onderzoek gedaan naar de financiële
                        rechtmatigheid en de ICT vraagstukken. Begin juni brengen zij advies uit aan de ingestelde
                        stuurgroep en leveren een plan van aanpak op met maatregelen voor de korte-, midden-
                        en lange termijn om de geconstateerde onvolkomenheden aan te pakken.
                     
16. Vraag:
Is er in de uitvoering van armoedebeleid aandacht voor de laagdrempelige toegankelijkheid
                        van de SZW unit en hoe vult u die aandacht in?
                     
Antwoord:
De SZW unit voert haar werkzaamheden uit op basis van het dienstverleningsprincipe
                        «de klant centraal». Dit maakt dat laagdrempelige toegankelijkheid een terugkerend
                        element is waaraan in de uitvoering van wet,- en regelgeving wordt getoetst. Om de
                        toegankelijkheid van de unit te bevorderen is informatie veelal beschikbaar in drie
                        of vier talen (Nederlands, Engels, Papiaments en Spaans), vindt samenwerking plaats
                        met Sentro Akseso/OLB om het bereik van de regelingen te vergroten, en gaan medewerkers
                        van de unit naar klanten toe wanneer zij niet in staat zijn om naar de unit toe te
                        komen. Momenteel is de unit bezig met het omzetten van, uit onderzoek voortkomende,
                        aanbevelingen naar concrete maatregelen die de klantbeleving kunnen verbeteren. Zo
                        worden er stappen gezet op het gebied van communicatie naar klanten door medewerkers,
                        die over een specifieke taalkundigheid beschikken, standaard te verbinden aan klanten
                        die in een bepaalde taal wensen te communiceren. Voorts zal er een herinrichting van
                        de publieke ruimtes plaatsvinden waarbij rekening wordt gehouden met veiligheid, privacy
                        en een klantgerichte uitstraling. Tevens is de website van de unit aangepast zodat
                        informatie beter vindbaar is geworden, en vindt er een pilot plaats waarbij wordt
                        getest in hoeverre het gebruik van een baliemedewerker de toegang van klanten tot
                        verschillende regelingen en diensten kan verbeteren.
                     
Indieners
- 
              
                  Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties