Brief regering : Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 mei 2023, triloogakkoord verordening Europese Groene Obligaties, proces rondom voorstel Europese Commissie over een digitale euro en non-paper in het kader van de onderhandelingen over de EMIR 3 Review
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1952
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2023
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 mei 2023
in Brussel.
Daarnaast informeer ik u graag middels het verslag over het feit dat er een akkoord
is bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over het voorstel voor de verordening
Europese Groene Obligaties.
Ook kom ik graag terug op de planning ten aanzien van het BNC-fiche over het wetsvoorstel
van de Europese Commissie over een digitale euro, indachtig de discussie tijdens het
commissiedebat met de Tweede Kamer op donderdag 11 mei jl. Dit voorstel wordt naar
verwachting op woensdag 28 juni 2023 gepubliceerd. Het is dan niet meer haalbaar om
de Kamer voor het zomerreces een BNC-fiche te sturen. Mijn voornemen is daarom om
het BNC-fiche in te brengen in de eerste ministerraad na het reces (te weten: 18 augustus
2023), waarna ik het BNC-fiche aan de Kamer kan zenden. Ik heb in de bijeenkomst van
de Eurogroep op 15 mei benadrukt dat het belangrijk is om, ook gelet op de zomerperiode,
voldoende tijd te krijgen voor standpuntbepaling en -afstemming met het nationale
parlement.
Tevens treft u bijgevoegd een non-paper over een «operationele actieve rekening»,
opgesteld door Frankrijk en Nederland in het kader van de onderhandelingen over de
EMIR 3 Review (wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk).1 Het non-paper stelt voor om een operationele actieve rekening verplicht te stellen
voor partijen die onder de EU clearingverplichting vallen en die gebruikmaken van
substantieel systeemrelevante diensten van centrale tegenpartijen buiten de EU. Hiermee
wordt beoogd een terugvaloptie bij een Europese centrale tegenpartij gereed te hebben,
voor het geval dat er problemen ontstaan bij centrale tegenpartijen buiten de EU.
Tevens zorgt deze terugvaloptie ervoor dat Europese partijen kunnen overstappen in
het geval derde landen in de toekomst teveel gaan afwijken van het Europese regelgevend
kader. Het voorstel in het non-paper wijkt af van het Commissievoorstel dat een actieve
rekening verplicht stelde. Daarbij zou er ook een bepaalde mate van clearing verplicht
via de rekening bij EU centrale tegenpartijen moeten verlopen. Omdat dit zou kunnen
leiden tot negatieve gevolgen voor Europese partijen, zoals hogere kosten en concurrentienadelen,
staan Nederland en andere lidstaten kritisch tegenover dit voorstel. In het bijgevoegde
non-paper wordt, bij wijze van compromis, in plaats daarvan voorgesteld om alleen
het inrichten van een rekening verplicht te stellen, maar niet een verplichte mate
van clearing voor te schrijven. Daarbij blijft de mogelijkheid bestaan dat in de toekomst,
op basis van een nadere analyse van de Europese toezichthouder voor markten en effecten
(ESMA), er een nieuw wetgevend voorstel komt om alsnog een verplichte mate van clearing
voor te schrijven, indien dat zal bijdragen aan de financiële stabiliteit en indien
een grondige kosten-baten-analyse hiertoe aanleiding geeft.
Het non-paper is in de Raadswerkgroep van 22 mei jl. besproken. Er waren positieve
reacties van lidstaten die het non-paper zien als een goede basis om over dit onderwerp
verder te spreken, maar er werden ook zorgen geuit of dit voorstel wel voldoende effect
zou hebben. Naar verwachting zal dit onderwerp tijdens een volgende Raadswerkgroep
opnieuw worden geagendeerd.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 15 en 16 mei 2023 en triloogakkoord verordening Europese
Groene Obligaties
Eurogroep in reguliere samenstelling
Macro-economische ontwikkelingen en beleidscoördinatie in de eurozone
De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de macro-economische en financiële
ontwikkelingen in de eurozone. De Europese Commissie (de Commissie) heeft hierbij
haar recent gepubliceerde lenteraming toegelicht.2 De Commissie gaf aan haar groeiverwachtingen voor de eurozone naar boven te hebben
bijgesteld. Over heel 2023 wordt de groei in de eurozone geraamd op 1,1% bbp. Dat
is een kleine opwaartse bijstelling van de groei die eerder in de winterraming (0,9%
bbp) voor 2023 werd voorzien. Deze opwaartse bijstelling wordt voornamelijk gedreven
door een beter eerste kwartaal van 2023 als gevolg van de afnemende energieprijzen.
Voor 2024 verwacht de Commissie een groei van 1,6% bbp in de eurozone. Daarnaast gaf
de Commissie aan dat de inflatie naar verwachting in 2023 hoog blijft en daarna iets
zal afzwakken (in 2023 5,8% en in 2024 2,8%).
Door enkele lidstaten, waaronder Nederland, is bij dit item ingegaan op de situatie
bij banken en de winsten die zij maken door de hogere rentes. Nederland heeft aangegeven
dat het belangrijk is dat spaarders ook van de situatie met hogere rentes kunnen profiteren.
Thematische discussie – het bedrijfsleven en de structurele uitdagingen in een context
van verhoogde geopolitieke spanningen
De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de recente ontwikkelingen omtrent
de energieprijzen in combinatie met andere structurele uitdagingen voor het bedrijfsleven
in de eurozone. Het betrof een gedachtewisseling in het kader van thematische discussies
die de Eurogroep vaker heeft. De bespreking vond plaats aan de hand van een technische
notitie van de Commissie3, waarin twee discussievragen werden gesteld: (i) welke uitdagingen zien lidstaten
voor het bedrijfsleven in relatie tot de hogere energieprijzen; en (ii) wat vinden
lidstaten een passende beleidsreactie?
De Commissie gaf aan dat bedrijven in de eurozone voor verschillende uitdagingen staan
mede door de sterk gestegen energieprijzen. Daarnaast gaf de Commissie aan dat steunmaatregelen
voor bedrijven om de hoge energieprijzen te compenseren geleidelijk dienen te worden
afgebouwd nu de energieprijzen sinds afgelopen najaar afnemen. Steunmaatregelen die
nog doorlopen dienen volgens de Commissie gerichter ingezet te worden en de concurrentie
niet verstoren. Ook acht de Commissie het van belang dat steunmaatregelen de prikkel
om te verduurzamen behouden en er rekening wordt gehouden met de spillover effecten
binnen de eurozone. Steunmaatregelen moeten volgens de Commissie in steeds mindere
mate schulden subsidiëren in de vorm van garanties of gesubsidieerde leningen. Daarnaast
werd door de Europese Centrale Bank (ECB) kort ingegaan op de recente ECB-studie die
laat zien dat sommige bedrijven in de eurozone op macroniveau hogere inputprijzen
evenredig of zelfs sterker hebben doorberekend aan consumenten, met hogere winstmarges
tot gevolg.4
Veel lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun complimenten uit voor het discussiestuk
en benadrukten het belang van tijdelijke en gerichte steunmaatregelen voor bedrijven.
Een aantal lidstaten benoemde het bestaan van knelpunten in de toeleveringsketen als
een van de structurele uitdagingen voor het bedrijfsleven. Daarnaast reflecteerden
verscheidene lidstaten op de uitkomsten van de ECB-studie.
Terugkoppeling internationale vergaderingen
De voorzitter van de Eurogroep en de Commissie hebben een terugkoppeling gegeven over
de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken,
en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden van 12 tot 14 april jl.
in Washington D.C. Daarnaast is kort stilgestaan bij de G7-vergadering van 13 mei
jl.
De vergaderingen stonden in het teken van de mondiale financieel-economische situatie,
waaronder de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne en de steun voor Oekraïne,
de nog te hoge onderliggende inflatiedruk en het belang van het bestrijden hiervan,
de financiële stabiliteit en het belang van multilaterale samenwerking om mondiale
uitdagingen te adresseren zoals de schuldenproblematiek en klimaatverandering. Een
belangrijke boodschap was dat prudent begrotingsbeleid noodzakelijk is om monetair
beleid niet tegen te werken. Er werd ook gesproken over de recente onrust in de bankensector
en geconcludeerd dat banken er nu beter voor staan dan voor de financiële crisis van
2008–2009 en dat het belangrijk is risico’s voor de financiële stabiliteit nauwgezet
te monitoren.5
Eurogroep in bankenunie-format (met Bulgarije)
Rapportage over de operationele aspecten van de Bankenunie door voorzitters van de
Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad
Op grond van een memorandum van overeenstemming tussen de Ecofinraad en de Europese
Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme
(SSM) twee keer per jaar deel aan de Eurogroep om van gedachten te wisselen. Tijdens
de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter van de Gemeenschappelijke
Afwikkelingsraad (SRB) elk halfjaar een toelichting geeft over haar werkzaamheden
met betrekking tot resolutieplanning, opbouw van de Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities (MREL), beleidsontwikkelingen en het Single Resolution Fund (SRF).
De voorzitter van het SSM, Andrea Enria, is onder andere kort ingegaan op de onrust
en onzekerheid in de financiële sector door de ontwikkelingen in de Amerikaanse bankensector
en de overname van het door problemen getroffen Credit Suisse door UBS. Hij gaf aan
dat door de vergaande bankenregulering in de EU, de Europese banken er goed voorstaan.
Maar het is wel van belang om de ontwikkelingen te blijven monitoren aangezien risico’s
blijven bestaan. Enria riep op om de Bazel 3 standaarden (kapitaaleisen voor banken)
zo uniform mogelijk te implementeren. De voorzitter van de SRB, Dominique Laboureix,
benoemde onder andere dat banken bijna klaar zijn met vullen van het SRF. Dit fonds
wordt sinds 2016 opgebouwd en dient eind 2023 1% van het totaalbedrag aan geld op
betaal- en spaarrekeningen dat door depositogarantie wordt beschermd in het eurogebied
te beslaan. Ook riep hij op tot het ratificeren van de herziening van het verdrag
van het Europees Stabiliteitsmechanisme, zodat de gemeenschappelijke achtervang voor
het SRF in werking kan treden.6
Nederland heeft opgeroepen tot een snelle en getrouwe implementatie van de Bazel 3 standaarden
en het beperken van afwijkingen. Ook heeft Nederland het belang van voldoende kapitaal-
en leverage ratio buffers benadrukt, zodat de bankensector schokken kan opvangen zonder
vertrouwen te verliezen en het risico op publieke steun afneemt. Daarnaast heeft Nederland
aangegeven dat er een analyse gedaan dient te worden naar de vraag of de verwachtingen
over uitstroom van vooral ongedekte deposito’s in een periode van stress in het liquiditeitsraamwerk
nog passend zijn en of renterisico’s opgenomen moet worden in de Bazelstandaarden.7
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Digitale euro – Internationaal gebruik van een digitale euro, inclusief een toelichting
op de voortgang van het digitale euro project en andere Central Bank Digital Currency
(CBDC) projecten in de EU
De Eurogroep in inclusieve samenstelling heeft van gedachten gewisseld over het internationale
gebruik van een mogelijke digitale euro. Ook is in de Eurogroep een toelichting gegeven
door de Zweedse Minister van Financiën over het digitale e-krona-project.
De ECB gaf aan dat zij onderzoek hebben gedaan naar twee aspecten ten aanzien van
de internationale dimensie van een digitale euro.8 Namelijk (i) cross currency payments, waarbij conversie van de ene CBDC naar een andere digitale CBDC plaatsvindt, en
(ii) de toegang tot en gebruik van een digitale euro buiten de eurozone. Daarbij stelt
de ECB een getrapte aanpak voor, waarbij de prioriteit in eerste instantie ligt bij
het introduceren een digitale euro voor gebruikers binnen de eurozone en daarna pas
bij gebruik buiten de eurozone en mogelijke interoperabiliteit met andere CBDC’s.
De Commissie gaf aan naar verwachting 28 juni 2023 met een wetgevend voorstel voor
een mogelijke digitale euro te komen.
Door meerdere lidstaten werd het belang van een duidelijk narratief over de digitale
euro benoemd, waarin duidelijk is wat de digitale euro is en wat de voordelen zijn.
Ten aanzien van gebruik buiten de eurozone, werd door meerdere lidstaten als aandachtspunten
benoemd dat (i) landen binnen de EU die geen euro als munteenheid hebben, maar wel
deelnemen aan de interne markt, goed betrokken worden bij de discussie over interoperabiliteit
en internationaal gebruik van een mogelijke digitale euro, en (ii) dat de gevolgen
voor de interne markt en andere risico’s door internationaal gebruik van een digitale
euro goed in kaart moeten worden gebracht. Nederland heeft ten aanzien van het internationale
gebruik van een digitale euro aangegeven dat Nederland voorstander is van de door
de ECB voorgestelde getrapte aanpak en een mogelijke digitale euro in eerste instantie
enkel voor gebruik binnen de eurozone moet dienen. Het is daarbij wel goed dat er
in het ontwerp van een digitale euro al rekening wordt gehouden met cross-border gebruik en interoperabiliteit (als mogelijkheid in de toekomst). Daarnaast heeft
Nederland benadrukt dat er duidelijkheid moet komen over de planning ten aanzien van
het wetsvoorstel en het vervolg daarop en dat er genoeg tijd moet zijn voor standpuntbepaling
en waar nodig afstemming met nationale parlementen (zoals in Nederland) na publicatie
van het voorstel.
Proces rondom voorstel Europese Commissie over een digitale euro
Indachtig de discussie tijdens het commissiedebat met de Tweede Kamer op donderdag
11 mei jl. kom ik in dit verslag graag terug op de planning ten aanzien van het BNC-fiche
over het wetsvoorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel wordt naar verwachting
op woensdag 28 juni 2023 gepubliceerd. Het is dan niet meer haalbaar om de Kamer voor
het zomerreces een BNC-fiche te sturen. Mijn voornemen is daarom om het BNC-fiche
in te brengen in de eerste ministerraad na het reces (te weten: 18 augustus 2023),
waarna ik het BNC-fiche aan de Kamer kan zenden. Zoals hiervoor genoemd, heb ik in
de bijeenkomst van de Eurogroep benadrukt dat het belangrijk is om, ook gelet op de
zomerperiode, voldoende tijd te krijgen voor standpuntbepaling en -afstemming met
het nationale parlement.
Kapitaalmarktunie – opvolging van de Eurozonetop
De Eurogroep heeft gesproken over de intentie van de regeringsleiders tijdens de Eurozonetop
van 24 maart jl. om de kapitaalmarktunie verder te brengen.9
Veel lidstaten benadrukten het belang van de kapitaalmarktunie. Zo is verdieping van
de kapitaalmarktunie belangrijk voor het faciliteren van investeringen in verduurzaming
en innovatie en draagt daarmee bij aan het verdienvermogen van de Europese economie
van de toekomst en werkgelegenheid in de EU. De Eurogroep heeft de intentie uitgesproken
om uiterlijk in maart 2024 onderdelen te identificeren binnen de kapitaalmarktunie
waar verdieping mogelijk is, naast de bestaande wetsvoorstellen. Dit kan als input
dienen voor de Commissie. Nederland heeft daarbij aangegeven dat de Eurogroep ook
een rol kan spelen door juist te reflecteren op structurele en moeilijke barrières
voor de kapitaalmarktunie, zoals verdere toezichtconvergentie en aanpak van divergerende
regelgeving op terreinen als insolventie en belasting.
Ecofinraad
Ecofinraad-ontbijt
Tijdens het Ecofinraad-ontbijt heeft de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling
gegeven van de Eurogroep en is de Commissie kort ingegaan op de economische ontwikkelingen.
Daarnaast is aangekondigd dat de procedure voor de benoeming van een nieuwe EIB-President
binnenkort zal starten. De termijn van de huidige EIB-President Hoyer eindigt eind
dit jaar.
Hamerpunt – Eurozone-aanbevelingen voor 2023
De Ecofinraad heeft de Raadsaanbevelingen voor het economisch beleid voor de eurozone
in 2023 als hamerpunt aangenomen.10 De door de Commissie voorgestelde ontwerpaanbevelingen voor de eurozone zijn op 22 november
2022 gepubliceerd als onderdeel van het herfstpakket van het Europees Semester. Nadat
deze aangepaste aanbevelingen door de Eurogroep in januari zijn besproken, heeft de
Ecofinraad deze aanbevelingen tijdens de vergadering van 17 januari jl. goedgekeurd.11 Vervolgens heeft de Europese Raad de aanbevelingen tijdens de vergadering op 23 maart
jl. bekrachtigd.12 Nu stonden de aanbevelingen als hamerpunt op de agenda en zijn officieel aangenomen.
De Raad beveelt aan om in 2023 het gebruik van generieke budgettaire steunmaatregelen
te vermijden. Gerichte maatregelen om de impact van de hoge energieprijzen en inflatie
voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te mitigeren kunnen wel worden ingezet. Ook
beveelt de Raad aan om gecoördineerd begrotingsbeleid te voeren om de houdbaarheid
van publieke schulden te waarborgen en de potentiële economische groei op een duurzame
manier te verhogen. De Raad beveelt tevens aan om het niveau van publieke investeringen
hoog te houden en private investeringen te stimuleren om zo de economische en sociale
veerkracht te vergroten en bij te dragen aan de digitale en groene transitie. Daarnaast
roept de Raad op om koopkrachtverlies te beperken, met name voor lage inkomens, door
middel van loongroei. Zogenaamde tweederonde-effecten voor de inflatie dienen hierbij
te worden voorkomen. Ook wordt onderstreept dat steun aan bedrijven tijdelijk moet
zijn en gericht moet zijn op levensvatbare bedrijven. De prikkel voor gasbesparingen
moet hierbij blijven bestaan. Uit de aanbeveling volgt dat het van belang is om het
ondernemingsklimaat te verbeteren door onder andere de effectiviteit van insolventieraamwerken
te versterken. Tot slot beveelt de Raad aan om de macro-economische stabiliteit te
waarborgen, kredietkanalen tot de economie te behouden en het risico op financiële
fragmentatie te voorkomen.
Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende
de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC8)
De Ecofinraad heeft een akkoord bereikt ten aanzien van de herziening van het richtlijnvoorstel
betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.13 De afspraak gaat per 2026 in. Nederland heeft ingestemd met het bereikte akkoord
dat helpt om informatie-uitwisseling te verbeteren en belastingontwijking tegen te
gaan specifiek door rapportage en uitwisseling over crypto-valuta en -activa.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft op 10 oktober
2022 een raamwerk14 gepubliceerd, met als doel om crypto-asset dienstverleners te verplichten fiscale
informatie over hun gebruikers te verstrekken aan nationale belastingdiensten en deze
gegevens tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten uit te wisselen. Ten behoeve
van de implementatie van dit OESO-raamwerk binnen de Europese Unie heeft de Commissie
op 8 december 2022 de 7e wijziging van de Administratieve samenwerkingsrichtlijn op het gebied van belastingen
(ook wel bekend onder de afkorting DAC15) gepubliceerd. Deze richtlijn ziet op het uitwisselen van fiscale informatie tussen
de EU-lidstaten, zoals bijvoorbeeld de automatische uitwisseling van bankgegevens
of mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies.16 De DAC8-richtlijn is daarmee de EU-implementatie van het OESO-raamwerk. Daarnaast
worden ook enkele andere wijzigingen van de richtlijn doorgevoerd.
Het kabinet had om uitvoeringstechnische redenen vragen bij enkele van de andere wijzigingen
van de DAC zoals het verplicht meeleveren van het buitenlandse Tax Identification Number (TIN) bij de automatische uitwisseling van informatie over inkomenscategorieën en
het verplicht uitwisselen van informatie over alle inkomenscategorieën17, waaronder royalty’s en dividenduitkeringen welke rechtstreeks worden uitbetaald
aan de (buitenlandse) aandeelhouder.18 Het kabinet was verder van mening dat het aan de lidstaten moet worden overgelaten
bij welke instantie (competente autoriteit) taken als het bijhouden van een register
voor de registratie van crypto-assetdienstverleners en het uitoefenen van toezicht
op de naleving van customer due diligence verplichtingen worden belegd. Het kabinet
is namelijk geen voorstander van het beleggen van niet-fiscale taken, die voortvloeien
uit het richtlijnvoorstel, bij de Belastingdienst.
Ten aanzien van het verplicht meeleveren van het buitenlandse TIN heeft Nederland,
conform het BNC-fiche, ingezet op een latere inwerkingtreding van dit onderdeel van
het voorstel. Nederland heeft daarom voorgesteld de verplichting tot het meeleveren
van het buitenlandse TIN uit te stellen tot 2030, zodat er voldoende tijd is voor
de uitvoeringsinstanties om zich hierop voor te bereiden. Dit is overgenomen in het
akkoord. Daarnaast is dit voorstel, op verzoek van enkele andere lidstaten, zodanig
aangepast dat het buitenlandse TIN alleen hoeft te worden meegeleverd bij limitatief
aantal inkomenscategorieën: inkomen uit werk, directiehonoraria en pensioenen. Daarnaast
is ook duidelijk dat aan de lidstaten zal worden overgelaten bij welke instantie de
competente autoriteit belegd wordt. Het kabinet zal hier bij de implementatiewet op
terugkomen.
Met het akkoord over de richtlijn is weer een belangrijke stap gezet in de aanpak
van belastingontwijking en belastingfraude. Nu de Ecofinraad een akkoord heeft bereikt
zal het Europees Parlement geraadpleegd worden. Dat betekent dat het Europees Parlement
zijn strandpunt nog moet geven, waarvan de Raad kennis zal nemen, maar er geen formele
bevoegdheid is van het Europees Parlement om het voorstel te wijzigen.
Evaluatie van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering (CMDI)
De Ecofinraad heeft gesproken over wetgevende voorstellen van de Commissie op het
vlak van het crisismanagementraamwerk voor falende banken (Crisis Management and Deposit Insurance, CMDI-raamwerk). Deze voorstellen zijn op 18 april jl. gepubliceerd. De Commissie
heeft de voorstellen in de Ecofinraad toegelicht.
Het crisisraamwerk voor falende banken – dat naast het resolutie-raamwerk (BRRD/SRMR)
ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels (DGSD) omvat – dient ertoe om het falen
van banken op een goede wijze op te kunnen vangen en daarmee de financiële stabiliteit
te bewaken, spaarders te beschermen en de kosten voor de belastingbetaler te minimaliseren.
Een belangrijk principe hierbij is dat banken met kritieke functies in resolutie gaan
en dat investeerders en aandeelhouders verliezen opvangen middels bail-in. Sinds de
implementatie van het crisisraamwerk is resolutie echter nog maar beperkt gebruikt.
In veel gevallen is voor een regulier faillissement gekozen, waarbij afwikkeling plaatsvindt
via de nationale insolventieprocedure. Daarnaast gelden binnen de lidstaten verschillende
regels voor de wijze waarop nationale depositogarantiestelsels (DGS) kunnen ingrijpen
binnen de nationale insolventie-procedure. Daardoor kunnen er verschillen ontstaan
in hoe wordt omgegaan met falende banken tussen lidstaten. Bij de herziening van het
crisisraamwerk staat de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor kleine en middelgrote
banken centraal. De herziening draagt daarnaast bij aan de consistentie die nodig
is tussen de verschillende instrumenten in het crisisraamwerk. De verschillende benaderingen
in faillissement en resolutie verstoren immers het gelijke speelveld.
Het Commissievoorstel bevat een verduidelijkte en geharmoniseerde algemeenbelangtest
(ABT, ook wel aangeduid als Public Interest Assessment, PIA) en een bredere toepassing van de resolutie-instrumenten, door zowel de gemeenschappelijke
afwikkelingsraad, de Single Resolution Board (SRB) als de nationale resolutie-autoriteiten. De ABT bepaalt of een bank een publiek
belang dient en dus in resolutie dient te worden afgewikkeld. Als gevolg van deze
wijziging zullen mogelijk meer kleine en middelgrote banken via resolutie kunnen worden
afgewikkeld, in plaats van via faillissement. Het voorstel voorziet daarnaast ook
in verdere harmonisatie en uitbreiding van het gebruik van nationale depositogarantiefondsen
bij de afwikkeling in resolutie. Het depositogarantiefonds kan onder strikte voorwaarden
dan ook gebruikt worden om verliezen op te vangen en toegang te krijgen tot het gemeenschappelijke
fonds, het SRF. De crediteurenhiërarchie, de rangorde wie het eerst zijn geld terugkrijgt
in faillissement, wordt aangepast waardoor de status van gedekte en ongedekte deposito’s
gelijk wordt. Een geharmoniseerde «laagste-kostentest» (least cost test, LCT) zou moeten leiden tot consistente en efficiënte keuze voor de instrumenten
die gebruikt worden om een falende bank af te wikkelen. Het voorstel bevat daarnaast
een aantal andere technische wijzigingen. Zo wordt het gebruik van publieke (kapitaal)steun
buiten resolutie verduidelijkt. Daarnaast wordt de overlap tussen vroege-interventiemaatregelen
en toezichtsmaatregelen verminderd.
Veel lidstaten verwelkomden de publicatie van de voorstellen en benadrukten het belang
van voortgang op deze voorstellen. De doelen van het raamwerk werden vaak benoemd,
zoals het beschermen van publieke middelen en het belang van een bail-in. Meerdere
landen gaven aan positief te staan tegenover het verbreden van de ABT waardoor resolutie
voor meer kleine en middelgrote banken de voorkeursafwikkelstrategie wordt, andere
landen gaven daarbij wel aan bedenkingen te hebben of resolutie voor sommige van deze
banken de oplossing is. Lidstaten waren zeer verdeeld over de voorgestelde aanpassing
met betrekking tot de crediteurenhiërarchie. Nederland heeft, als algemene reactie
op het voorstel en conform de bekende Nederlandse inzet, aangegeven dat het belangrijk
is om de bail-in van aandeel- en obligatiehouders als eerste verdedigingslinie te
behouden, om publieke middelen zoveel als mogelijk te beschermen en om oog te houden
dat een significante verhoging van de kosten voor het depositogarantiestelsel wordt
voorkomen. De eerste Raadswerkgroep over de voorstellen heeft op 24 mei jl. plaatsgevonden.
Het BNC-fiche heeft de Kamer eind mei ontvangen.
Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.19
Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne
De Ecofinraad heeft gesproken over de implementatie van de sancties tegen Rusland.
De Commissie heeft een update gegeven, waarbij ook aandacht was voor het tegengaan
van de omzeiling van sancties vanuit douane-perspectief.
De Commissie gaf aan dat er onderhandelingen plaatsvinden over een elfde sanctiepakket.
De Commissie lichtte toe dat maatregelen nodig zijn om omzeiling van sancties tegen
te gaan. Daarnaast benadrukte de Commissie het belang van strikte implementatie van
sancties en coördinatie tussen lidstaten en de Commissie en lidstaten onderling.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, spraken steun uit voor maatregelen om sanctieomzeiling
tegen te gaan. Meerdere lidstaten drongen aan op verdere aanwijzingen van de Commissie
om interpretatieverschillen te voorkomen om tot meer uniforme uitvoering van de sancties
te komen. Ook benoemden meerdere lidstaten dat het belangrijk is om dit onderwerp
op de Ecofinraadagenda te houden en hier regelmatig over van gedachten te wisselen.
Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Tijdens de Ecofinraad heeft een thematische discussie plaatsgevonden over de herstel-
en veerkrachtfaciliteit (HVF) in het kader van het tweejarig bestaan van dit instrument.
In de discussie stond met name de vraag centraal wat lidstaten van de «performance-based» structuur van de HVF vinden, waaronder in welke mate de «performance-based» structuur van de HVF en de koppeling aan landspecifieke aanbevelingen heeft bijgedragen
aan de implementatie van hervormingen.
Door meerdere lidstaten werden de positieve aspecten van de «performance based» aanpak binnen de HVP benoemd. Met deze aanpak zijn hervormingen gekoppeld aan uitbetalingen
uit de HVF, waardoor er in principe een extra prikkel is om deze hervormingen tot
een goed einde te brengen. Verscheidene lidstaten benoemden daarbij wel de hoge administratieve
lasten voor lidstaten, voor de verantwoording en audits. Sommige lidstaten waren uitdrukkelijk
positief over de ervaringen met de HVP. Tegelijk deelden meerdere lidstaten, waaronder
Nederland, dat het te vroeg is om nu al te concluderen of het instrument daadwerkelijk
een succes is, aangezien het instrument tot en met 2026 loopt.
Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale
banken en de IMF-jaarvergadering
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben een terugkoppeling gegeven
over de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken,
en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden van 12 tot 14 april jl.
in Washington D.C.
De vergaderingen stonden in het teken van de mondiale financieel-economische situatie,
waaronder de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne en de steun voor Oekraïne,
de nog te hoge onderliggende inflatiedruk en het belang van het bestrijden hiervan,
de financiële stabiliteit en het belang van multilaterale samenwerking om mondiale
uitdagingen te adresseren zoals de schuldenproblematiek en klimaatverandering. Een
belangrijke boodschap was dat prudent begrotingsbeleid noodzakelijk is om monetair
beleid niet tegen te werken. Er werd ook gesproken over de recente onrust in de bankensector
en geconcludeerd dat banken er nu beter voor staan dan voor de financiële crisis van
2008–2009 en dat het belangrijk is risico’s voor de financiële stabiliteit nauwgezet
te monitoren.20
Overig
Triloogakkoord verordening Europese Groene Obligaties
Op 28 februari jl. hebben de Raad en het Europees Parlement (EP) een akkoord bereikt
over het voorstel voor de verordening Europese Groene Obligaties. Dit akkoord bevat
volgens het kabinet veel positieve elementen. Nederland heeft daarom begin mei in
Coreper ingestemd met het bereikte akkoord. In lijn met de kabinetsinzet zoals verwoord
in het BNC-fiche21 introduceert de verordening een vrijwillig label voor ecologisch duurzame obligaties.
Indien een ecologisch duurzame obligatie de naam «Europese Groene Obligatie» (ook
wel «European Green Bond» of «EuGB») draagt moet zij voldoen aan strenge criteria.
Zo moeten alle opbrengsten worden geïnvesteerd in duurzame activiteiten. Een externe
beoordelingsinstantie controleert of de EuGB is uitgegeven in lijn met de verordening.
Er komt een registratiesysteem en toezichtraamwerk voor externe beoordelingsinstanties
van Europese groene obligaties.
Ondanks de vele positieve elementen had Nederland een onderdeel van het akkoord graag
anders gezien. Nederland had het liefst gezien dat 100 procent van de opbrengsten
van een EuGB geïnvesteerd moet worden in duurzame activiteiten die voldoen aan de
(gedetailleerde) beoordelingscriteria uit de EU-taxonomie en heeft zich daar ook voor
ingezet. Het triloogakkoord is in dit opzicht een verbetering ten aanzien van het
eerdere Raadsakkoord. Het eerdere Raadsakkoord bevatte een flexibiliteitsmarge van
20 procent; dit deel van de opbrengsten hoeft aan minder strenge eisen te voldoen.
Het triloogakkoord bevat een flexibiliteitsmarge van 15 procent indien er voor de
sector nog geen EU-taxonomie criteria zijn ontwikkeld. Hierdoor is de Europese groene
obligatiestandaard direct toepasbaar. Deze opbrengsten moeten nog steeds in duurzame
activiteiten geïnvesteerd moeten worden. Daarnaast zullen het gebruik van en de behoefte
aan deze flexibiliteitsmarge worden geëvalueerd.
De verordening introduceert uniforme eisen voor uitgevende instellingen die de termen
«Europese Groene Obligatie» of «EuGB» willen gebruiken voor hun ecologisch duurzame
obligaties, die in lijn zijn met de EU-taxonomie en wereldwijd beschikbaar zijn voor
beleggers. Om greenwashing in de markt voor groene obligaties in het algemeen te voorkomen, voorziet de verordening
ook in optionele openbaarmakingsvereisten voor andere ecologisch duurzame obligaties
en aan duurzaamheid gekoppelde obligaties die in de EU worden uitgegeven. De verordening
wordt later in 2023 gepubliceerd in het Publicatieblad en zal van toepassing zijn
12 maanden na publicatie.
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister van Financiën