Brief regering : Reactie monitor bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit 2022
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 419
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2023
De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit staat al jaren. En is in die
jaren ook steeds bijgesteld. Dat moet ook wel, want georganiseerde criminaliteit verandert
ook. Om een aanpak daarvan adequaat te houden en op een goede wijze bij te stellen,
is het niet alleen nodig om te weten waar je naartoe wilt, maar ook waar je nu staat.
Dat is de directe aanleiding voor het opnieuw laten uitvoeren van de monitor bestuurlijke
aanpak van georganiseerde criminaliteit: duidelijkheid verschaffen in de stand van
zaken van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. De recent aan uw
Kamer verzonden Halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit laat
zien waar de brede aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit nu staat.1 Deze monitor ziet specifiek op de gemeentelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.
Bij brief van 19 december jl. informeerde ik uw Kamer over het eindrapport «Monitor
bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit – de stand van zaken in 2022».2 Daarbij gaf ik aan in het voorjaar van 2023 inhoudelijk te zullen reageren op de
conclusies van het onderzoek. Bij dezen doe ik mijn toezegging gestand en zend ik
u de beleidsreactie toe.
Het opstellen van deze beleidsreactie vond plaats met inbreng van en na bespreking
van de uitkomsten van de monitor in het Strategisch Beraad Veiligheid3 en op ambtelijk niveau met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Nederlands
Genootschap van burgemeesters, de G4, de bureaus van de Regionale Informatie- en Expertisecentra
(RIEC’s) en het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) en in het overleg
van de G40/VNG veiligheid. Hen ben ik allen zeer erkentelijk voor de gedeelde visies,
knelpunten en behoeften.
Aanleiding
De invulling van de bestuurlijke aanpak en de inrichting van de RIEC’s zijn in 2009
met een nulmeting onderzocht. Vervolgens zijn in 2012 en 2016 herhalingsmetingen uitgevoerd
naar de invulling van de bestuurlijke aanpak. Deze zien op het bewustzijn van gemeenten
over (de aanwezigheid van) georganiseerde criminaliteit, de gemeentelijke organisatie,
samenwerking in de aanpak met partners, de diverse instrumenten en de inzet daarvan
en de verwachte effectiviteit van de aanpak. Daarnaast is ingegaan op de RIEC’s en
het beeld dat gemeenten daarvan hebben.
De monitor bestuurlijke aanpak heeft een relatie met het recent opgeleverde onderzoek
«Koers bepalen, waar uw Kamer recent de beleidsreactie op heeft ontvangen. Over de
lessen van de versterking aanpak georganiseerde drugscriminaliteit» (Koers bepalen).4 Beide rapporten zien op de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Koers bepalen
richt zich op de versterking van de regionale aanpak van georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit. De beleidsreactie daarop is recent aan uw Kamer verzonden bij de Halfjaarbrief
aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
(Uitkomsten van) het onderzoek
Als afbakening van het onderzoek vermelden de onderzoekers: «Het onderzoek richt zich
op de gemeentelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. De aanpak door andere
instanties (zoals politie, bijzondere opsporingsdiensten, Belastingdienst en andere
bestuursorganen zoals de provincie) valt buiten de reikwijdte van het onderzoek. De
samenwerking (in RIEC-verband) van gemeenten met deze organisaties is wel onderdeel
van dit onderzoek.»5
De centrale onderzoeksvraag in de monitor luidt:
• «Wat is in 2022 de stand van zaken in de bestuurlijke aanpak6 van georganiseerde criminaliteit, wat zijn de ontwikkelingen daarin sinds 2016 en
welke factoren verklaren eventuele verschillen?»7
Bevindingen8
Ten opzichte van de monitor uit 2016 hebben meer respondenten een beeld van de omvang
van diverse vormen van georganiseerde criminaliteit in hun gemeente. Het hoge(re)
bewustzijn is ambtelijk vooral aanwezig bij de afdelingen openbare orde en veiligheid
en op bestuurlijk niveau bij de burgemeester.
Vrijwel alle gemeentelijke respondenten vinden dat de gemeente een rol heeft in de
aanpak van georganiseerde criminaliteit. Deze rolopvatting is sinds 2016 wat actiever
geworden. Hierbij komt naar voren dat veel geïnterviewden de rol voor gemeenten steeds
groter zien worden en een verschuiving signaleren van strafrecht naar bestuursrecht.
Sinds de laatste monitor van 2016 is een duidelijke toename te zien in beleid voor
de aanpak van georganiseerde criminaliteit.
Gemiddeld per gemeente is de capaciteit voor de bestuurlijke aanpak van ondermijning
meer dan verdubbeld. Desondanks komt uit het onderzoek naar voren dat gemeenten een
krapte in capaciteit ervaren. Dit is onder meer te verklaren door het beroep dat in
allerhande crises (COVID-19, opvang Oekraïense vluchtelingen) wordt gedaan op de afdelingen
openbare orde en veiligheid. Ook wordt hierbij aangegeven dat versterkingsgelden voor
de aanpak van ondermijning aan organisaties als het Openbaar Ministerie (OM), politie
en RIEC’s worden verstrekt en niet aan gemeenten. In meer dan de helft van de gemeenten
vindt periodiek overleg plaats tussen meerdere afdelingen voor de bespreking van signalen
die kunnen duiden op ondermijning. Veel gemeenten werken samen met andere gemeenten,
politie en partners in RIEC-verband. De samenwerking tussen gemeenten is sterk toegenomen
sinds de laatste monitor, zowel beleidsmatig als uitvoerend.
Gemeenten zijn over het algemeen tevreden over de samenwerking met andere gemeenten,
politie, het RIEC, omgevingsdiensten, woningcorporaties en het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (CCV). Wel geven meerdere geïnterviewden aan een terugtrekkende beweging
van de politie te zien, die zij betreuren. In de monitor komt naar voren dat respondenten
van mening zijn dat een gebrek aan capaciteit bij bijvoorbeeld politie, OM en de Belastingdienst
een effectieve samenwerking in de weg staat, wat tot een lastenverzwaring bij gemeenten
leidt.
De meest ingezette instrumenten zijn de Bibob-toets, het sluiten van panden, handhavend
optreden en inzet van preventieve maatregelen. Het bestuurlijk afpakken wordt als
een van de meeste effectieve instrumenten beschouwd. Dit wordt echter weinig toegepast.
Zowel de integrale gebiedsgerichte aanpak als de inzet van het sociaal instrumentarium
worden als (redelijk) effectief beschouwd. Dit draagt volgens de onderzoekers bij
«aan de erkenning dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit sterk verbonden is
met andere thema’s die zich afspelen in een wijk, zoals wonen, leefomgeving, welzijn,
zorg en hulpverlening.»9 Hierbij overwegen de onderzoekers: «Het roept de vraag op of georganiseerde criminaliteit
niet meer in zijn «context» moet worden gezien, waarbij wordt ingezet op leefbaarheid
en welzijn van inwoners.»10 Uit de monitor blijkt dat een meerderheid van de respondenten een verbetering in
de aanpak ziet in het voorkomen van onbedoeld faciliteren van criminelen en het tegengaan
van de ondermijning van de samenleving. De bestuurlijke bevoegdheden volstaan volgens
bijna alle gesprekspartners om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken.
De wijze waarop de RIEC’s diverse rollen invullen wordt sinds de vorige monitor meer
gewaardeerd door gemeentelijke respondenten, met name als het gaat over de ontwikkeling
van instrumenten die gemeenten kunnen gebruiken.
Conclusies
De onderzoekers komen tot de volgende zeven hoofdconclusies:
1. «Het bewustzijn van gemeenten van de aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit
is verder versterkt, maar nog niet organisatiebreed aanwezig.
2. De bestuurlijke en organisatorische verankering is verstevigd, maar de kwaliteit en
continuïteit van de lokale organisatie blijft kwetsbaar.
3. De samenwerking in RIEC-verband is geprofessionaliseerd en zeer divers.
4. De informatiepositie van gemeenten is de achilleshiel bij de doorontwikkeling van
de bestuurlijke aanpak.
5. Er is een kentering te zien in de aanpak van zaakgericht naar preventie.
6. De heroriëntatie op de bestuurlijke aanpak vraagt ook om een heroriëntatie van het
strafrecht en het Rijk.
7. Er is een aanscherping nodig van de beleidstheorie achter de bestuurlijke aanpak van
georganiseerde criminaliteit.»11
Beleidsreactie
Het is positief dat uit de monitor blijkt dat de bestuurlijke aanpak van georganiseerde
criminaliteit stevig staat en de bestuurlijke bevoegdheden volgens bijna alle gesprekspartners
volstaan om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Natuurlijk blijft de georganiseerde
criminaliteit vragen om een bestuurlijke aanpak als onderdeel van de integrale aanpak.
In deze beleidsreactie ga ik in op de zeven conclusies, waarbij ik tevens refereer
aan de integrale tekst van de monitor.
Bewustzijn
Ik ben blij dat het bewustzijn van gemeenten ten aanzien van de aanwezigheid van georganiseerde
criminaliteit verder versterkt is. Daar is de afgelopen jaren veel in geïnvesteerd.
Het is zaak dit bewustzijn breder in de organisatie aanwezig te krijgen. Dat is een
uitdaging waar gemeenten voor staan, en waar de RIEC-bureaus een ondersteunende rol
in spelen. Het is, zoals in de zesde conclusie naar voren komt, ook een uitdaging
op rijksniveau om de aanpak van georganiseerde criminaliteit breder vorm te geven.
Ik verwijs u hierbij naar de halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Verankering
Het is een positieve ontwikkeling dat het niet bij bewustwording blijft, maar dat
de bestuurlijke en organisatorische verankering van de aanpak van georganiseerde criminaliteit
is verstevigd. Ik ben blij dat dit zich niet alleen vertaalt in opgestelde of aangepaste
beleidsregels of Algemene plaatselijke verordeningen, maar ook in het aantal fte voor
openbare orde en veiligheid. Tegelijkertijd blijkt uit de monitor dat het – zeker
voor kleine gemeenten – lastig blijft om continuïteit en kwaliteit te borgen.12 Als één van de oorzaken hiervoor wordt aangedragen dat er onvoldoende kritieke massa
is om alle rollen en de daarvoor benodigde expertise te kunnen realiseren. Dat signaal
herken ik. Ik hecht er waarde aan te vermelden dat ik hierover in gesprek ben met
gemeenten en de VNG en verken hoe we pogingen om aan dit knelpunt tegemoet te komen
kunnen ondersteunen en stimuleren, zonder dat we daarbij afbreuk doen aan de lokale
autonomie. Ook de RIEC-bureaus spelen een rol hierin en experimenteren bijvoorbeeld
met detachering van personeel bij kleine gemeenten.
Samenwerkingsverbanden
Het onderzoek gaat in het kader van de bestuurlijke aanpak nadrukkelijk in op het
RIEC-samenwerkingsverband. De constatering dat versterkingsgelden voor de aanpak van
ondermijning aan organisaties als het OM, politie en de RIEC-bureaus en niet aan gemeenten
zouden zijn verstrekt13, wordt niet geheel herkend. De versterkingsgelden zijn verstrekt aan de RIEC’s en
niet aan OM en politie. De RIEC’s verstrekken het geld ook aan partners op basis van
een versterkingsplan voor drie jaar. Dat is opgesteld door de partners in de Stuurgroepen
RIEC, waaronder de gemeenten. In de versterkingsplannen van 2022–2024 wordt naast
capaciteit bij politie, OM of Belastingdienst, daarom binnen een RIEC capaciteit gemaakt
om gemeenten te ondersteunen. Dit is op andere plaatsen in de monitor gelukkig ook
terug te lezen.14 Waarschijnlijk wordt er gedoeld op andere middelen die in het kader van de aanpak
van ondermijning zijn verstrekt, ook aan politie en OM. Dat dit ook belangrijk is,
wordt juist ondersteund door de constatering van de onderzoekers dat gemeenten zich
beklagen over een terugtrekkende politie en een gebrek aan capaciteit bij partners
als politie en OM, wat een effectieve integrale aanpak in de weg staat.15 Als die partijen beter geëquipeerd zijn om hun rol in de aanpak van georganiseerde
criminaliteit stevig invulling te geven, heeft ook een gemeente daar immers baat bij
in de samenwerking.
Verder wordt door de onderzoekers opgemerkt dat criteria voor wat een gemeente minimaal
in huis zou moeten hebben voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit
ontbreken, waarbij wordt aangestipt dat dat op lokaal niveau zou kunnen helpen te
bepalen wat effectief minimaal nodig is.16 Het is echter niet aan mij om over gemeenten te oordelen, de burgemeester en eventueel
verantwoordelijke wethouder leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Wel kan het helpen om het gesprek hierover op lokaal niveau meer gericht te voeren.
Graag wijs ik hierbij nogmaals op de belangrijke ondersteunende rol die het CCV in
het algemeen ten aanzien van veiligheid vervult voor gemeenten. Het CCV voorziet hierin
in een kennisbehoefte. In de loop der jaren is daarin al veel opgebouwd. Ook vanuit
de VNG is voorzien in een concrete ondersteuning voor gemeenten.17
Het RIEC/LIEC-bestel als geheel heeft een belangrijke functie in de aanpak. De afgelopen
periode heb ik de financiering voor de RIEC-bureaus structureel verhoogd. Daarmee
kan de belangrijke functie voor de RIEC’s worden bestendigd. De toegenomen structurele
financiering en de daardoor mogelijk geworden toegenomen werkzaamheden van de RIEC’s
en het LIEC vragen wel om verdere optimalisatie in een steeds complexer geworden speelveld.
Ik zet daar op in door samen met de partners in het bestel via de (regionale) stuurgroep(en)
in gesprek te treden over de mogelijkheden hiertoe. Zo zie ik bijvoorbeeld kansen
in het beter in balans brengen van regionaal maatwerk (het «wat») en geprofessionaliseerde
en meer gestandaardiseerde werkprocessen en bedrijfsvoering (het «hoe»). Verschillende
rapporten zoals de evaluatie Koers bepalen evenals de monitor Bestuurlijke Aanpak
geven hiervoor goede handvatten.
Een belangrijk onderdeel van de bestuurlijke aanpak zijn ook de regionaal georganiseerde
Zorg- en Veiligheidshuizen. Deze komen niet terug in de Monitor bestuurlijke aanpak,
maar noem ik hier graag ook voor de volledigheid. In de Zorg- en Veiligheidshuizen
wordt op zorgvuldige en gestructureerde wijze regie gevoerd op personen met complexe
problematiek, en worden personen met een hoog veiligheidsrisico vaak in combinatie
met justitiële, sociale en/of zorg problematiek, besproken. Met een dadergerichte
(top-X) aanpak wordt ingezet om doorgroei naar een zwaarder crimineel segment tegen
te houden en te leren hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen. Daar waar er toezicht
is en gedragsbeïnvloeding niet (meer) werkt, wordt ingezet op repressie en controle
door middel van het daadkrachtig reageren op overtredingen.
Informatiepositie
Een adequate informatiepositie binnen een gemeente en tussen gemeenten en andere partners
op het gebied van de aanpak van georganiseerde criminaliteit is voor een effectieve
bestuurlijke aanpak van belang. Dat dient uiteraard wel binnen de wettelijke kaders
plaats te vinden. Daar waar de bestaande mogelijkheden tot informatie-uitwisseling
nog niet optimaal worden benut zie ik het als een taak van mijn ministerie om daar
een rol in te vervullen. Zo heeft mijn ministerie reeds in 2020 het Model privacy
protocol voor binnengemeentelijke gegevensuitwisseling bij de bestrijding van ondermijning
laten ontwikkelen. Recent is deze geactualiseerd en in november 2022 aan uw Kamer
aangeboden.18 Met de Wet gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden19, die in de Eerste Kamer ter behandeling ligt, beoog ik ten aanzien van de RIEC-samenwerkingsverbanden
en Zorg- en Veiligheidshuizen heldere wettelijke grondslagen te creëren voor uitwisseling
van gegevens en gezamenlijke gegevensverwerking, met oog voor de waarborgen die de
Algemene verordening gegevensbescherming stelt aan de bescherming van persoonsgegevens.
Met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werk ik aan een handreiking
voor gemeenten ten aanzien van online monitoring. Deze handreiking zal voor de zomer
gereed zijn. Het CCV ondersteunt gemeenten bij vraagstukken ten aanzien van informatiedeling,
evenals de RIEC-bureaus.
Met de motie van het lid Michon-Derkzen c.s. (VVD)20 wordt de regering verzocht te inventariseren welke knelpunten met betrekking tot
gegevensdeling de partners in de aanpak van georganiseerde criminaliteit ervaren,
zodat hiervoor oplossingen kunnen worden gezocht. Over de opvolging van deze motie
is uw Kamer kort voor ontvangst van deze brief ingelicht in de halfjaarbrief aanpak
georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Verschuiving naar preventie
De toegenomen aandacht voor preventie herken ik in de huidige aanpak. Voor een effectieve
aanpak van (jeugd)criminaliteit gaan preventie en repressie hand in hand en is het
voorkomen van jonge aanwas van groot belang. Het kabinet investeert in de meest kwetsbare
wijken in Nederland in de domeinoverstijgende en gebiedsgerichte aanpak «Preventie
met Gezag». Deze aanpak is gericht op kinderen en jongeren van 8 tot en met 27 jaar
die risico lopen om in aanraking te komen met de ondermijnende criminaliteit of om
daarin door te groeien. Enerzijds wordt deze jongeren een positief en aantrekkelijk
toekomstperspectief geboden, zodat zij minder vatbaar worden voor de verlokkingen
en uitbuiting door georganiseerde criminaliteit. Anderzijds versterkt de aanpak de
justitiële functie in de wijk zodat ook duidelijke grenzen gesteld kunnen worden wanneer
jongeren wel over de streep gaan, om zo erger te kunnen voorkomen.
Preventie met Gezag is gericht op verschillende niveaus van preventie. De doelgroep
wordt weerbaar gemaakt tegen de criminaliteit, er wordt geïnvesteerd in vroegsignalering
en voorkomen dat jongeren verder doorgroeien in de criminaliteit. Daarbij wordt ingezet
op verschillende leefdomeinen zoals school, de straat, thuis en de digitale wereld,
waarbij het verkleinen van de wetenschappelijk bekende risicofactoren (schulden, gebrekkige
startkwalificatie) en het vergroten van beschermende factoren (werk of opleiding)
tegen jeugdcriminaliteit de aandacht hebben. De basis van Preventie met Gezag is de
succesvolle samenwerking tussen het zorg- en veiligheidsdomein. Voor de aanpak werkt
mijn ministerie samen met gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, de Raad voor de
Rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering en Jeugdreclasseringsorganisaties
maar uiteraard ook met andere departementen.
Naast de inzet in het kader van Preventie met Gezag vindt er op diverse andere wijzen
inzet plaats door Rijk en gemeenten in de preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit.
Zo zijn er regionale programma’s (gefinancierd uit de regionale versterkingsgelden)
bij de RIEC’s opgezet met als doel het samenbrengen van veiligheid, sociaal domein
en onderwijs gericht op het voorkomen van jonge aanwas in de drugscriminaliteit zoals
straatwaarde in Midden-Nederland en dealbreakers in de regio Den Haag. Maar denk ook
aan publiek-private samenwerking tegen criminaliteit, bijvoorbeeld in de preventie
van cybercrime, inzet op Veilig Ontwerp en Beheer, het versterken van de burgerparticipatie
en de sociale cohesie in wijken en bijdragen aan innovatieve trajecten als City-deals.
Rolopvatting gemeenten, heroriëntatie relatie strafrecht en rol van het Rijk
De onderzoekers trekken de conclusie dat de rolopvatting van gemeenten in de aanpak
van georganiseerde criminaliteit verschilt, mede afhankelijk van de visie van de burgemeester,
doordat de reikwijdte van de functie niet (wettelijk) is vastgelegd. Dat leidt tot
verschillen in de aanpak. Dat de invulling van deze functie en de rol op het terrein
van criminaliteit verschilt per gemeente, lijkt mij onvermijdelijk en bij geval zelfs
wenselijk. De problematiek in de ene gemeente verschilt immers sterk van de problematiek
in de andere gemeente. De kaders voor de rol van de gemeente, zowel burgemeester als
college van burgemeester en wethouders, zijn wettelijk gelukkig wel helder. Het gebruik
van bestaande bestuurlijke instrumenten door de burgemeester, vanuit zijn verantwoordelijkheid
voor de handhaving van de openbare orde, of het college van burgemeester en wethouders,
dat zich vanuit de open huishouding van het gemeentebestuur publieke belangen kan
aantrekken die niet zijn voorbehouden aan een ander overheidsorgaan, vormen het formele
kader voor de inzet van de gemeente in de aanpak van georganiseerde criminaliteit.
De Voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de rol van gemeenten
in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning is hierin erg verhelderend.21 Mijn ambtsvoorganger reageerde daar mede namens zijn ambtgenoot van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties op, waarmee werd aangesloten bij het advies.22
De strafrechtelijke aanpak van criminaliteit vindt plaats onder verantwoordelijkheid
van het OM. Bij deze aanpak moeten altijd prioriteiten worden gesteld. Deze prioriteiten
zijn geen vast gegeven maar kunnen veranderen, mede afhankelijk van maatschappelijke
ontwikkelingen en de verandering van criminaliteit. In de lokale driehoeksoverleggen
moet afstemming plaatsvinden tussen de preventieve aanpak en de strafrechtelijke aanpak.
Het vaststellen van prioriteiten bij de strafrechtelijke aanpak is dus van veel verschillende
ontwikkelingen, vaak met een lokale context, afhankelijk. Dit vergt niet een algemene
heroriëntatie op het strafrecht, maar een concrete lokaal gerichte aanpak.
Als het gaat om de heroriëntatie van de rol van het Rijk, onderschrijf ik de door
de onderzoekers genoemde noodzaak om ook andere ministeries dan het mijne in hun beleid
te laten aanhaken. Dit is een gedeelde opvatting van diverse departementen. We werken
met diverse ministeries onder meer samen in de Ministeriële Commissie Aanpak Ondermijning.
Ook met het eerder beschreven programma Preventie met Gezag sluiten we aan bij het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid waar vanuit we zorgen dat in negentien
gemeenten een integrale aanpak met regie en een solide basis wordt vormgegeven. Dit
doen we samen met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat dit een beweging in de goede richting is,
maar we niet klaar zijn.
Beleidstheorie
Ten behoeve van de monitor van 2012 is een beleidstheorie («het geheel aan causale,
finale en normatieve uitgangspunten»23) achter de bestuurlijke aanpak gereconstrueerd. Het herzien van deze beleidstheorie,
die volgens de onderzoekers aanscherping benodigd, lijkt mij een waardevol proces.
Graag wil ik mij bezinnen op de wijze waarop dit proces wordt vormgegeven. In de voorgaande
tekst ga ik al in op een groot deel van de concrete punten die daarbij worden aangereikt
in de monitor.24
Afsluiting
Mijn dank gaat uit naar het WODC en de onderzoekers voor de monitor. Het geeft inzicht
in de stand van zaken van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit
en de ontwikkelingen daarin sinds 2016. Ik koester de prestaties die al zijn geleverd.
Er is de afgelopen jaren veel in de bestuurlijke aanpak geïnvesteerd. Uiteraard blijft
de georganiseerde criminaliteit vragen om een bestuurlijke aanpak, in samenwerking
met alle relevante partners in de integrale aanpak. Het is van belang om de investering
de komende jaren te laten renderen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid