Brief regering : A-brief project ‘Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit’
27 830 Materieelprojecten
Nr. 405
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2023
Communicatie, positionering, navigatie, tijdsbepaling en aardobservatie zijn essentieel
voor effectief en informatiegestuurd optreden (IGO) van onze krijgsmacht. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van de ruimte, waar satellietcapaiteit een steeds prominentere
rol vervult. Het gebruik van de ruimte is daarmee randvoorwaardelijk voor praktisch
alle vormen van militair optreden en het gebruik hiervan zal de komende tijd sterk
toenemen. Nederland is op dit moment afhankelijk van capaciteiten die partners en
commerciële partijen in het ruimtedomein leveren en kan daarmee niet zelfstandig bepalen
waar en wanneer informatie die het nodig heeft wordt verzameld. Om de Nederlandse
krijgsmacht in staat te stellen om effectief op te treden, is het cruciaal dat Nederland
naast het gebruik van deze bestaande capaciteiten ook eigen ruimtecapaciteiten ontwikkelt.
Het uitgangspunt van Defensie is hierbij dat de capaciteiten die het ontwikkelt, aansluiten
bij internationale behoeftes. Defensie streeft ernaar om de opbouw van operationele
satellietcapaciteit daar waar mogelijk op te lopen samen met Europese en NAVO-bondgenoten
en commerciële partijen. Daarnaast sluit Defensie zo veel als mogelijk aan bij al
bestaande initiatieven.
Met deze A-brief informeer ik u over de behoeftestelling van het project «Opbouw Operationele
Satelliet Capaciteit». Het project behelst de technologieontwikkeling en operationalisering
van hoogwaardige, innovatieve ruimtecapaciteiten die voorzien in de informatiebehoefte
van Defensie en (inter)nationale partners.
Behoefte
Huidige capaciteit
De krijgsmacht beschikt niet over eigen capaciteiten in het ruimtedomein en daarom
niet over een onafhankelijke informatiepositie voor wat betreft informatie uit de
ruimte. Verder zijn, zonder eigen capaciteiten in de ruimte, vele samenwerkingsverbanden
op het gebied van satellietcapaciteit niet toegankelijk voor Defensie. Om toe te kunnen
treden tot deze samenwerkingsverbanden dient Nederland een nationale bijdrage te kunnen
leveren. Om de Nederlandse krijgsmacht in staat te stellen om te beschikken over onafhankelijke
informatie vanuit het ruimtedomein en om tegelijkertijd als relevante partner deel
te nemen aan internationale samenwerkingsverbanden, moet Defensie beschikken over
eigen operationele satellietcapaciteit. In overleg met (Europese) bondgenoten en partners
wordt daarmee een zekere mate van strategische autonomie bewerkstelligd.
Met het oog op de veranderende veiligheidssituatie, moet Nederland zelf in staat zijn
om in lijn met de eerste hoofdtaak van de krijgsmacht de verdediging van het eigen
en bondgenootschappelijk grondgebied te garanderen. Dit veiligheidsbelang vereist
een stabiele basis van kennisinstellingen en bedrijven die ervoor zorgen dat Nederland
juiste militaire kennis, technologie en capaciteiten in huis heeft. Daarom werd in
de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36 124, nr. 1) en de Defensie Ruimte Agenda (Kamerstuk 36 124, nr. 10) aangekondigd dat Defensie gaat investeren in het ruimtedomein. De behoefte voor
de opbouw van operationele satellietcapaciteit is onderdeel van het pakket aan maatregelen
voor een opbouw naar eigen ruimtecapaciteiten, om zo voor Defensie concreet en Nederland
als geheel een betere informatiepositie te bewerkstelligen en veilige (laser-) communicatie
mogelijk te maken.
Nieuwe capaciteit: hoogwaardige, innovatieve satellietcapaciteiten
Binnen Defensie bestaat de behoefte om technologie te ontwikkelen en in te zetten
om aardobservatie1 en communicatie met satellieten mogelijk te maken en grondgebonden capaciteit te
realiseren ter ondersteuning hiervan. Dit stelt de krijgsmacht in de gelegenheid om
op veilige en regelmatige manier satellietbeelden te verkrijgen van het merendeel
van het aardoppervlak, waarbij het de soevereiniteit van landen niet schendt. Zogeheten
denied areas, waar niet of nauwelijks met andere (inlichtingen)middelen kan worden opgetreden, zijn wel vanuit de ruimte benaderbaar. Een
adequate informatiepositie van Defensie vereist daarmee de realisatie van eigen satellietcapaciteiten.
Om aan deze behoefte te voldoen, bouwt Defensie in samenwerking met kennisinstituten
(NLR en TNO) en industrie aan capaciteiten voor het ruimtedomein. Dit doet Defensie
via ontwikkellijnen in plaats van projecten, omdat het opbouwen van operationele satellietcapaciteit
een doorlopend en stapsgewijs proces is. Op basis van internationale gesprekken heeft
Nederland onderzocht waar de behoefte van bondgenoten ligt, zodat Nederland als relevante
partner deel kan nemen in internationale samenwerkingsverbanden. De te ontwikkelen
satellietcapaciteiten richten zich op niche gebieden, gebaseerd op zowel de nationale
behoefte als de behoefte in coalitieverband:
1. Het genereren van hyperspectrale beelden (beelden die ook frequentiebanden buiten
het visuele spectrum tonen) door ontwikkeling van een innovatieve sensor die beelden
genereert voor nationale informatiebehoefte en potentieel kan aansluiten bij internationale
samenwerking binnen het Responsive Space Capabilities verband. Met deze capaciteit kan Defensie onder andere terreinanalyses doen, waarmee
begaanbaarheid van gebieden in kaart gebracht kan worden alvorens de krijgsmacht in
een gebied wordt ingezet. Ook kunnen camouflagemiddelen worden gedetecteerd en kan
Defensie objecten, vaartuigen, voertuigen en vliegtuigen automatisch classificeren
en identificeren op basis van de spectrale signatuur;
2. Het genereren van «normale» aardobservatiebeelden door initieel een enkele satelliet
waarmee een onafhankelijke eigen informatiepositie kan worden bereikt bovenop de informatie
van partners;
3. Het doorontwikkelen van de huidige capaciteiten op de bestaande BRIK II en MILSPACE2
satellieten en het operationaliseren van een constellatie van satellieten met een
goede dekkingsgraad om radarsystemen op de grond te detecteren en geo-loceren;
4. Het ontwikkelen van radars in de ruimte door de sterke radarindustrie in Nederland
te benutten en hiermee betrouwbare gegevens te produceren en bewegende objecten te
detecteren. Zo kunnen bijvoorbeeld verdachte vaartuigen, voertuigen of vliegtuigen,
maar ook mobiele luchtafweersystemen worden gedetecteerd, gevolgd en geobserveerd.
5. Het ontwikkelen van lasercommunicatie, waarbij gegevens van een satelliet niet met
radiosignalen, maar via laserlicht naar de aarde worden verstuurd. Met behulp van
laser is het mogelijk om meer data tegelijk te versturen dan via een radiofrequentie.
Daarnaast is het moeilijker af te luisteren en daarmee veiliger voor het optreden
van Defensie.
Defensie zal constellaties van kleine satellieten (satellieten die gezamenlijk aan
een informatiebehoefte werken) met specifieke capaciteiten ontwikkelen en in gebruik
nemen. Voorbeelden van deze capaciteiten zijn, zoals hierboven beschreven, het generen
van hyperspectrale- en aardobservatiebeelden. De voordelen van kleinere satellieten
zijn dat deze goedkoper zijn dan grote satellieten, waardoor er meer gelanceerd kunnen
worden en de dekking verbetert. Ook is een constellatie minder kwetsbaar dan een enkele
satelliet en kunnen, door de korte productietijd en korte levensduur, snel nieuwe
technieken meegenomen worden in doorontwikkelingen van de constellatie. Zo kan Defensie
snel beschikken over nieuwe technieken in de ruimte.
Het proces voor opbouw van een operationele satellietcapaciteit begint met het ontwikkelen
van de technologie en het beproeven van deze systemen door middel van een demonstratiemissie,
waarbij een eerste versie van de satelliet wordt getest in de ruimte. Dit ontwerp
wordt vervolgens gebruikt om meerdere satellieten in serie te produceren en te lanceren,
waardoor een constellatie van satellieten wordt opgebouwd. Een constellatie van meerdere
satellieten is in vele gevallen noodzakelijk om te garanderen dat Defensie tijdig
en volledig kan beschikken over de informatie die het nodig heeft.
Per hierboven genoemde satellietcapaciteit zijn er verschillende onderzoeks- en ontwikkelingsfases.
Daardoor zal de onderzoeksfase lopen van 2023 tot 2026 en loopt de ontwikkelfase van
2023 tot 2029. Door de snelle technologische ontwikkelingen en afhankelijkheid van
toegang tot de ruimte is het mogelijk dat termijnen en jaartallen voor de onderzoeksfase
en de ontwikkelingsfase in de praktijk wijzigen. Daarnaast kan de wereldwijde schaarste
op gebied van microchips ook invloed hebben op de voortgang van het project. Bovendien
kunnen aanpassingen nodig zijn op basis van internationale afstemming, zodat de capaciteiten
die verschillende landen ontwikkelen zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. Flexibiliteit
en bijsturing zijn noodzakelijk in het snelgroeiende ruimtedomein. Daarom moet Defensie
er rekening mee houden dat bepaalde trajecten langer zullen duren, of juist sneller
zullen verlopen. In het Defensie Projectenoverzicht zal uw Kamer worden meegenomen
in de ontwikkelingen op dit terrein.
Samen met de eerdergenoemde kennisinstituten heeft Defensie capaciteiten gedefinieerd
die binnen het kennisniveau en de industriële mogelijkheden van Nederland vallen,
waaronder hyperspectrale beeldopbouw, beeldopbouw door middel van radars en Signals Intelligence. Voor de behoeften die Defensie heeft waarin de Nederlandse industrie niet kan voorzien,
geldt dat het zal samenwerken met Europese- en NAVO-partners via binationale of multinationale
samenwerkingsverbanden. In de uitvoeringsagenda onderzoek en innovatie van eind 2022
zijn ook extra investeringen aangekondigd in technologieontwikkeling voor het militair
gebruik van de ruimte.
Overige aspecten
Internationale Samenwerking
De NAVO erkent de ruimte als vijfde militair domein (naast land, zee, lucht en cyber)
en de EU onderschrijft het belang van dit domein in het Strategisch Kompas en via
de in 2023 gepubliceerde EU Space Strategy for Security and Defence. Net als in andere domeinen, streeft Defensie voor het ruimtedomein naar zoveel mogelijk
samenwerking met Europese- en NAVO-partners via binationale of multinationale samenwerkingsverbanden.
Om daaraan als volwaardige partner te kunnen deelnemen, moet Nederland zelf ruimtecapaciteiten
ontwikkelen. Door eigen innovatieve capaciteiten te ontwikkelen, profileert Nederland
zich als een relevante partner in de ruimte. Zo kan met partners worden samengewerkt,
die zich op hun eigen niche-capaciteiten kunnen richten. De Nederlandse capaciteitsontwikkeling
speelt ook in op de internationale behoeftes gebaseerd op NAVO-afstemming, European Defence Agency (EDA) initiatieven en reeds bestaande samenwerkingen zoals de binationale SMART Agreement met Noorwegen en de Responsive Space Capabilities MoU. Op dit moment vinden internationaal gesprekken plaats waarin de behoefte van
de komende jaren en de mogelijkheden van de verschillende landen geïnventariseerd
wordt. Defensie communiceert hierin haar plannen en heeft daarmee invloed op de verdeling
van taken en capaciteiten tussen de internationale partners.
Interoperabiliteit
Om nu en in de toekomst optimaal te kunnen samenwerken met internationale partners,
streeft Defensie naar interoperabiliteit in de opbouw van de operationele satellietcapaciteit.
Dit geldt voor zowel satelliet operaties als grondstations, en waar mogelijk ook voor
data formats. Bij de ontwikkeling van nieuwe capaciteiten volgt Defensie daarom bestaande
NAVO-richtlijnen om interoperabiliteit op nationaal en internationaal vlak te garanderen.
Nationale afstemming en samenwerking
Defensie werkt interdepartementaal samen aan een lange termijn ruimtevaartagenda, waardoor overheidsinstanties en kennisinstituten dubbelingen in behoeftes vroegtijdig
kunnen identificeren en gezamenlijk kunnen vervullen. Naast deze samenwerking met
Nederlandse kennisinstituten zoals TNO en NLR streeft Defensie ook naar veel samenwerking
met hoogwaardige Nederlandse industrie.
Duurzaamheid
In de ontwikkeling van satellietcapaciteiten stelt Defensie eisen op die de milieubelasting
tijdens productieproces, gebruik, onderhoud en afstoting moeten beperken.
Financiële aspecten
De voor dit project benodigde financiële investering valt in de DMP-bandbreedte € 100–250 miljoen.
Risico’s
Voor het project is een risicobeoordeling gemaakt en zijn beheersmaatregelen getroffen.
Binnen de projectbegroting is een risicoreservering opgenomen om de onderkende risico’s
te dragen.
Aangezien Defensie inzet op innovatieve satellietcapaciteiten, bestaat de kans dat
kosten voor een bepaalde ontwikkellijn hoger uitvallen dan initieel begroot. Dit risico
wordt gemitigeerd aan de hand van verschillende draaiknoppen, waaronder het beperken
van het aantal satellieten per constellatie (wat invloed heeft op de dekkingsgraad),
het vertragen van een ontwikkellijn en het stilleggen van een ontwikkellijn die de
minste potentie laat zien.
Vooruitblik
Omdat er verschillende ontwikkelsporen worden gevolgd overlappen de onderzoeks- en
ontwikkelfase elkaar gedeeltelijk. Defensie streeft ernaar om in 2025 te beschikken
over een initiële operationele (IOC) satellietcapaciteit, die voorziet in delen van
de informatiebehoefte van Defensie. Daarnaast wil het in 2029 beschikken over capaciteiten
in alle verschillende ontwikkellijnen om zo bij te dragen aan strategische autonomie
op gedefinieerde informatiebehoeftes en zich internationaal als een betrouwbare en
gewilde partner in het ruimtedomein te ontwikkelen. Tot die tijd worden capaciteiten
ontwikkeld en getest. Rond 2029 zal een evaluatie plaatsvinden, die de nationale en
internationale behoefte in kaart brengt, zodat de opbouw van capaciteiten aangepast
kan worden aan de snel veranderende technologische ontwikkelingen. Hiervoor zal een
nieuw project worden opgestart.
Gezien de financiële omvang van minder dan € 250 miljoen ben ik voornemens het Commando
Luchtstrijdkrachten te mandateren het project uit te voeren. De Kamer zal over de
voortgang worden geïnformeerd via de begroting, het jaarverslag van het Defensiematerieelbegrotingsfonds
en het Defensie Projectenoverzicht.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie