Brief regering : Fiche: Verordening inzake standaard essentiële octrooien
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3700
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordeningen en richtlijn herziening Europees begrotingsraamwerk (Kamerstuk
22 112, nr. 3699)
Fiche: Verordening inzake standaard essentiële octrooien
Fiche: Verordening dwanglicenties voor crisisbeheersing (Kamerstuk 22 112, nr. 3701)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening inzake standaard essentiële octrooien
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake standaard
essentiële octrooien en wijziging van Verordening (EU) 2017/1001
b) Datum ontvangst Commissiedocument
27 april 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 232
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52023PC0232 – EN – EUR-Lex (Europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD (2023) 124 en SEC (2023)124
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 27 april 2023 publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een voorstel
voor een verordening inzake standaard essentiële octrooien («standard essential patents», hierna: «SEPs»)1
2 waarmee een nieuw kader in het leven wordt geroepen voor de omgang met SEPs. Het
voorstel is onderdeel van een breder pakket aan voorstellen inzake octrooirechten,
waar ook de voorstellen inzake aanvullende beschermingscertificaten (voor medicinale
en gewasbeschermingsproducten)3 en het voorstel inzake dwanglicenties4 toe behoren. Voor deze voorstellen zijn separate BNC-fiches opgesteld. Het voorliggende
voorstel bouwt voort op de mededeling inzake de EU benadering van essentiële octrooien5 en het actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van
de EU te ondersteunen (IE Actieplan)6.
Bij SEPs komen in wezen twee op het oog tegenstrijdige belangen samen. Waar standaarden
beogen de interoperabiliteit en compatibiliteit tussen producten en/of diensten te
bevorderen, is een octrooi een tijdelijk monopolie op een inventieve technologie of
proces waarmee de houder anderen kan weerhouden gebruik te maken van die technologie
en/of kan bepalen aan wie het de geoctrooieerde technologie ter beschikking stelt.
Op EU-niveau is er momenteel geen specifieke regelgeving aangaande SEPs. Betrokken
partijen bij onderhandelingen over licenties zijn momenteel wel gebonden aan de kaders
van het mededingingsrecht waaronder de Horizontale Richtsnoeren7 en het arrest Huawei/ZTE8 van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Het doel van het voorstel is om de licentiepraktijk rond SEPs transparanter, voorspelbaarder
en efficiënter te laten verlopen om daarmee te stimuleren dat gestandaardiseerde technologie
beter benut wordt en breder beschikbaar komt op eerlijke en non-discriminatoire voorwaarden,
met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (mkb). Dit draagt volgens de Commissie
bij aan het duurzame concurrentievermogen en de technologische soevereiniteit van
de EU.
Als eerste zet de Commissie in op het verbeteren van de informatievoorziening rond
SEPs door het opzetten van een centraal register en database. Informatie over SEPs
is momenteel deels al toegankelijk via standaardisatie-organisaties, maar is versnipperd
en onvolledig.
Verbeterde toegankelijkheid en nauwkeurigheid van deze informatie moet de onderhandelingen
over licenties voor SEPs vereenvoudigen. De database zal naast octrooigegevens over
geregistreerde, verleende SEPs ook publiek toegankelijke informatie bevatten over
licentievoorwaarden en -vergoedingen, expert-opinies over de totale maximumvergoeding,
rechtspraak inzake FRAND-voorwaarden (fair, reasonable and non-discriminatory) en andere relevante achtergrondinformatie. Na notificatie door marktpartijen en
op uitnodiging van het expertisecentrum, dient de houder zijn SEP te registreren binnen
6 maanden na de uitnodiging. Aan registratie is een tarief verbonden. SEP-houders
kunnen hun octrooi niet handhaven totdat ze geregistreerd zijn. Indien de houder niet
registreert binnen 6 maanden is het de houder niet toegestaan licentie- en/of schadevergoedingen
te innen voor de periode tot aan registratie.
Ten tweede wil de Commissie meer duidelijkheid scheppen over de vraag of een bepaald
octrooi daadwerkelijk essentieel is voor een standaard door de invoering van een beoordelingsmechanisme
voor essentialiteit van SEPs («essentiality checks»). Doordat octrooien soms in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een standaard
als essentieel worden aangemeld (in gevallen ook voordat het octrooi is verleend),
zijn niet alle octrooien, die opgenomen worden in een standaard, ook daadwerkelijk
essentieel voor de implementatie van die standaard. Daarnaast vindt er bij standaardisatie-organisaties
niet altijd een essentialiteitscontrole plaats; dergelijke controles zijn bovendien
technisch zeer complex.
De essentialiteitscontroles uit het voorstel moeten de kwaliteit van de informatie
in het register waarborgen en voor zowel houders als partijen die de standaard implementeren
helderheid geven over de status van een geregistreerde SEP. De beoordelingen worden
jaarlijks, steekproefsgewijs of op verzoek uitgevoerd door, in het relevante technische
gebied, gespecialiseerde beoordelaars die door het expertisecentrum zijn geselecteerd.
Aan de beoordelingsprocedure zijn kosten verbonden voor zowel de houder wiens octrooi
wordt beoordeeld als de implementerende partij die verzoekt om een beoordeling. De
uitkomst van de beoordeling is niet bindend; het uiteindelijke oordeel over de vraag
of een octrooi essentieel is voor een bepaalde standaard is aan de bevoegde rechter.
Wel kunnen de uitkomsten van een essentialiteitscontrole behulpzaam zijn bij licentieonderhandelingen,
in patent pools9 of als bewijsmiddel dienen in een rechtszaak.
Ten derde is de Commissie voornemens om onduidelijkheden rondom FRAND-voorwaarden
weg te nemen. De Commissie ziet daar een rol voor alternatieve geschillenbeslechting
binnen het bestaande mechanisme bij het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de
Europese Unie («EUIPO»). De voorgestelde procedure voorziet volgens de Commissie in
een relatief snelle, eerlijke en kostenefficiënte manier om voorafgaand aan een eventuele
gerechtelijke procedure te komen tot overeenstemming over FRAND-voorwaarden onder
begeleiding van een onafhankelijke bemiddelaar. Zowel de houder van een SEP als de
potentiële licentienemer dienen de geschilbeslechtingsprocedure te doorlopen voordat
zij een gerechtelijke procedure kunnen starten. Het is voorzien dat de procedure niet
langer duurt dan 9 maanden. Hoewel de uitkomst niet bindend is, zijn partijen gebaat
bij het voltooien van de procedure en het naleven van de uitkomst omdat daarmee licentieonderhandelingen
soepeler kunnen verlopen en een gerechtelijke procedure (en de daarmee gepaard gaande
kosten) bespaard kan worden.
Ten vierde voorziet het voorstel in het verhogen van transparantie over de potentiële
totale licentievergoeding voor implementatie van een standaard. Voor implementerende
partijen is het momenteel niet altijd eenvoudig te achterhalen wat de kosten zijn
die verbonden zijn aan de implementatie van een standaard en het daarin vervatte –
vaak grote aantal – octrooien, die bovendien aan verschillende houders toekomen. Door
in het register de totale maximumvergoeding («aggregate royalty rate») voor een bepaalde standaard op te nemen, biedt dit implementerende partijen houvast
bij de prijsbepaling van hun producten of diensten en voor houders een indicatie van
hun potentiële investeringsrendement. Bij overeenstemming over de maximumvergoeding
kunnen houders het expertisecentrum daarvan in kennis stellen, waarna het wordt gepubliceerd
in het register. Indien er geen overeenstemming is, kan het expertisecentrum een bemiddelaar
aanwijzen of, op verzoek van een houder of implementerende partij, een indicatieve
(niet-bindende) expert-opinie laten opstellen door een panel van specialisten. Belanghebbenden
kunnen hun zienswijze inbrengen bij het panel.
Voor de uitvoering van voornoemde procedures en taken wordt een expertisecentrum ingericht
bij EUIPO. Het expertisecentrum zal ook voorlichting en training geven specifiek gericht
op het mkb over (licenties voor) SEPs. Naast deze ondersteuning voor het mkb voorziet
het voorstel ook in vereenvoudigde procedures en lagere tarieven voor het mkb.
b) Impact assessment Commissie
In de impactbeoordeling van de Commissie zijn vijf beleidsopties verkend om het gestelde
gebrek aan transparantie en inefficiëntie rond de omgang met SEPs het hoofd te bieden.
De impactbeoordeling is in februari 2023 ingediend bij de Raad voor Regelgevingstoetsing
en heeft op 17 maart 2023 een positief advies ontvangen met een voorbehoud. Het belangrijkste
bezwaar was dat onvoldoende is ingegaan op het minimaliseren van de negatieve effecten
voor het mkb en dat de kosten onvoldoende helder in kaart zijn gebracht. De Commissie
heeft de impactbeoordeling hierop aangepast.
De vijf beleidsopties variëren van beperkt ingrijpen via niet-bindende richtsnoeren
(optie 1) tot een allesomvattend pakket, waarbij het sluiten van licenties voor SEPs
verloopt via een one-stop-shop clearing house (optie 5). Optie 2 omvat de verplichte registratie in een publiektoegankelijk register
en het beoordelingsmechanisme voor essentialiteit, terwijl bij optie 3 daar de bemiddelingsprocedure
om tot FRAND-voorwaarden te komen aan toegevoegd is.
De voorkeursoptie (optie 4) is gelijk aan optie 3 met de toevoeging van de niet-bindende
expert-opinie over de totale maximum licentievergoeding. In vergelijking met de andere
beleidsopties is volgens de Commissie deze combinatie de beste manier om tot een gelijk
speelveld te komen. Hoewel optie 5 voordelen heeft, wordt deze optie beoordeeld als
te ingrijpend met het risico dat het een afschrikwekkende werking kan hebben voor
houders van SEPs.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Innovaties zijn onontbeerlijk voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland.
Voor innovatieve bedrijven en kennisinstellingen is de bescherming en benutting van
intellectueel eigendom van groot belang. De concurrentiekracht van Nederland is gebaat
bij een voorspelbaar en evenwichtig stelsel van intellectuele eigendomsrechten.10
Het belang van standaardisatie in het algemeen en SEPs in het bijzonder neemt toe.
Standaarden speelden voorheen met name in de ICT-sector een prominente rol, maar in
toenemende mate zijn ook andere sectoren, zoals de auto-industrie of Internet of Things, afhankelijk van gestandaardiseerde technologie. Om ervoor te zorgen dat hoogwaardige
innovatieve technologieën ook in de toekomst opgenomen blijven worden in standaarden
en zo breed beschikbaar (blijven) komen voor nieuwe toepassingen, is het cruciaal
om de balans te bewaken tussen de belangen van de octrooihouder en (potentieel) implementerende
partijen. Voor de octrooihouder betekent dat dat hij mogelijkheden heeft om zijn investeringen
in R&D te laten renderen, terwijl voor andere marktpartijen de drempel niet te hoog
moet zijn om licenties af te kunnen nemen.
Voor een aantrekkelijk innovatieklimaat in de EU zijn effectieve handhavingsmogelijkheden
van belang. Het kabinet heeft zich daarom altijd groot voorstander getoond van de
realisatie (per 1 juni 2023) van het Unified Patent Court (UPC).11 Het UPC vereenvoudigt de gerechtelijke handhaving van octrooien in de EU. In plaats
van afzonderlijke nationale procedures te moeten doorlopen met bijbehorende administratieve
lasten, biedt het UPC de mogelijkheid om bij één instantie een uitspraak te verkrijgen
in octrooigeschillen (o.a. voor SEPs over FRAND-voorwaarden) met directe werking in
vrijwel heel de EU.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft het belang van een goed functionerend systeem van SEPs.
Het voorstel vormt een ingrijpend pakket om het kader voor SEPs en licentiering op
grond van FRAND-voorwaarden aan te passen. Het kabinet staat niet onwelwillend tegenover
het verbeteren van het SEP-systeem waar nuttig en nodig, maar onderstreept tegelijkertijd
dat er voor zover bekend geen grote marktverstoringen in het huidige systeem zijn.
Om die reden acht het kabinet het voorstel niet gebalanceerd. Volgens het kabinet
wordt in het voorstel bovendien in te beperkte mate aangesloten bij reeds goed functionerende
praktijkinitiatieven, zoals patent pools.
De uitspraak van het Hof van Justitie EU in de zaak Huawei/ZTE en de daarop volgende rechtspraak op nationaal niveau vormen een belangrijke leidraad
die werkbaar is gebleken in de praktijk. Het is de verwachting dat ook het UPC een
belangrijke rol gaat spelen in de verdere harmonisatie van octrooirechtspraak in de
EU en daarmee verder zal bijdragen aan het creëren van een gelijk speelveld. Dat vooruitzicht
versterkt de twijfel over de vraag of de omvang en ingrijpendheid van de voorgestelde
maatregelen in een juiste verhouding staan tot de omvang van het geconstateerde probleem.
Daarnaast zijn er twijfels of het EUIPO voldoende deskundigheid kan inzetten om een
vlotte behandeling van de voorgestelde procedures te verzekeren.
Tegelijkertijd kan het huidige systeem op een aantal onderdelen wel worden verbeterd
en stelt het voorstel zelf ook concrete verbeteringen voor. Zo staat het kabinet achter
het idee om de informatievoorziening te verbeteren en te centraliseren. Dit komt in
algemene zin de betrouwbaarheid en toegankelijkheid van het systeem ten goede en kan
voor partijen aan beide kanten in het onderhandelingsproces behulpzaam zijn. Het kabinet
maakt daarbij wel twee opmerkingen. Ten eerste, octrooihouders worden door de voorziene
verplichte registratie van SEPs met extra administratieve lasten geconfronteerd. Het
verplichte karakter van de registratie is begrijpelijk vanuit het oogpunt om het register
zo volledig en nauwkeurig mogelijk in te richten. Desalniettemin is volgens het kabinet
de consequentie die verbonden is aan geen of niet-tijdige registratie – het niet kunnen
handhaven en niet kunnen innen van licentie en/of schadevergoedingen tot aan registratie
– zeker in de beginfase waarin de registratieplicht mogelijk nog niet breed bekend
is, vergaand in verhouding tot het belang van een accuraat register. Het kabinet zet
om die reden vraagtekens bij de rechtmatigheid en wenselijkheid van een dergelijke
inperking van eigendomsrechten en zal tijdens de onderhandelingen daarom inzetten
op vrijwillige registratie van SEP-informatie. Verkend kan worden of er andere manieren
zijn om SEP-houders te stimuleren om tot registratie over te gaan. Ten tweede, binnen
een deel van de Europese en internationale standaardisatie-organisaties zijn er reeds
regelingen voor registratie van SEPs. Deze regelingen zijn echter versnipperd en niet
coherent. Het voorstel kan een bijdrage leveren aan harmonisatie van bestaande regelingen,
echter dit zal in nauwe samenwerking moeten gebeuren met de relevante standaardisatie-organisaties.
Ook staat het kabinet in beginsel positief tegenover de gedachte achter de mogelijkheid
van een beoordelingsmechanisme om te bepalen of een octrooi daadwerkelijke essentieel
is voor een bepaalde standaard. Dit kan bijdragen aan verbeterde transparantie en
daarmee het speelveld tussen SEP-houder en licentienemer meer in evenwicht brengen.
Het kabinet vraagt zich echter af of met de gekozen procedure dat doel bereikt zal
worden, mede gelet op de potentieel grote hoeveelheid essentialiteitscontroles die
eruit voortvloeien. Het kabinet zal daarom tijdens de onderhandelingen inzetten op
een procedure van essentialiteitscontroles die niet verder gaat dan noodzakelijk is
om de kwaliteit van het register te bewaken en die tevens aansluit bij de bestaande
praktijk bij patent pools.
Alternatieve geschilbeslechting («alternative dispute resolution», hierna «ADR») kan in beginsel een laagdrempelig en snel alternatief zijn voor een
rechterlijke beslissing, maar vereist wel vrijwillige participatie en acceptatie van
de uitkomst door beide partijen. Het voorstel om via een bemiddelingsprocedure tot
overeenstemming te komen over FRAND-voorwaarden kan in specifieke gevallen nuttig
zijn. De procedure zoals voorgesteld door de Commissie is echter niet op vrijwillige
basis in de zin dat pas de gang naar de rechter kan worden genomen nadat de procedure
is beëindigd. De extra tijd (maximaal 9 maanden) die daarmee gemoeid is, is een zware
belemmering in situaties waar spoedige handhaving essentieel is en kan een nadelig
effect hebben op het innovatieklimaat. Bovendien wordt de snelheid en efficiëntie
waarmee het UPC naar verwachting uitspraak zal doen daarmee ten dele tenietgedaan.
Voor het kabinet is niet duidelijk welk voordeel de voorgestelde ADR-procedure heeft
ten opzichte van andere ADR-procedures zoals bij het World Intellectual Property Organization
(WIPO) en het Arbitration en Mediation Centre van het UPC. Het kabinet zal er daarom
in de onderhandelingen op inzetten dat een bemiddelingsprocedure geen onnodige belemmering
vormt voor de handhavingsmogelijkheden van octrooihouders.
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de intentie van de Commissie om het
mkb te ondersteunen in deze context, maar wijst er wel op dat het voorstel ook voor
het mkb kosten en administratieve lasten met zich meebrengt. Het kabinet zal zich
bij de onderhandelingen ervoor inzetten om eerst een duidelijk beeld te krijgen van
de regeldrukeffecten en kosten. Ook onderstreept het kabinet dat de hinder die het
mkb ondervindt in de licentiepraktijk rond SEPs op dit moment relatief beperkt is
en dat andere voorzieningen om het mkb te ondersteunen bij de implementatie van standaarden
minder ingrijpend en mogelijk effectiever kunnen zijn. Gedacht kan worden aan een
vrijstelling van licentievergoedingen tot een bepaald aantal productie-eenheden. Het
kabinet zal tijdens de onderhandelingen verkennen of er draagvlak voor dit alternatief
is.
Ten aanzien van het voorstel voor een niet-bindende expert-opinie over de maximumvergoeding
is het kabinet van mening dat dit in specifieke gevallen nuttig kan zijn, maar dat
het aan marktpartijen is om daarvan gebruik te maken. Licenties die via patent pools
worden afgenomen zijn in essentie gebaseerd op een maximumvergoeding en behoeven dus
niet onderworpen te worden aan een expert-opinie. Ook dient ervoor te worden gewaakt
dat deze procedure niet juist tot vertraging leidt in het onderhandelingsproces en
tot hogere licentievergoedingen leidt. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten tijdens
de onderhandelingen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten staan positief tegenover het doel van het voorstel voor een gebalanceerd
en transparant systeem voor SEPs. Tegelijk bestaat bij veel lidstaten twijfel over
de noodzaak en proportionaliteit van dit omvangrijke en ingrijpende pakket voorgestelde
maatregelen. Het is de inschatting van het kabinet dat lidstaten waar bedrijven gevestigd
zijn met belangrijke portfolio’s aan SEPs het voorstel niet gebalanceerd vinden. Lidstaten
waar (ook) veel bedrijvigheid is door gebruikers van standaarden zijn op onderdelen
positief over het voorstel, met name ten aanzien van transparantie. Ook in andere
lidstaten zijn er tot dusver geen concrete signalen dat het mkb hinder ondervindt
van inefficiënties in het systeem. Dat roept ook bij andere lidstaten de vraag op
of het voorstelde pakket niet te ver gaat en of het mkb er uiteindelijk bij gebaat
is.
Het Europees Parlement erkent het belang van een evenwichtig licentiesysteem voor
SEPs en wijst op het belang van stabiele, efficiënte en billijke regels in dat verband.12De Commissie juridische zaken (JURI) is aangewezen voor de behandeling van dit voorstel.
De rapporteurs zijn nog onbekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel voor een verordening
inzake SEPs is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Artikel 114 VWEU geeft de EU de bevoegdheid
tot het nemen van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van
de interne markt betreffen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op
het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de
EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet omtrent de subsidiariteit is positief. Het doel van het
voorstel is om de licentiepraktijk rond SEPs transparanter, voorspelbaarder en efficiënter
te laten verlopen om daarmee te stimuleren dat gestandaardiseerde technologie beter
benut wordt en breder beschikbaar komt op eerlijke en non-discriminatoire voorwaarden,
met name voor het mkb. Deze doelstellingen kunnen, gelet op het grensoverschrijdende
karakter van SEP-licenties, niet met dezelfde effectiviteit op lokaal, regionaal en
lidstaatniveau worden bereikt. Maatregelen op deze niveaus zouden bovendien kunnen
leiden tot verschillende uitkomsten (bijvoorbeeld van essentialiteitscontroles), hetgeen
het risico vergroot dat partijen kiezen voor de jurisdictie waar zij verwachten de
meest gunstige uitkomst te verkrijgen (forum shopping). Door de voorgestelde maatregelen wordt het gelijk speelveld op het terrein van
SEPs verbeterd en worden belemmeringen op de interne markt voor gestandaardiseerde
technologie weggenomen. Voor zover het voorstel Verordening (EU) nr. 2017/1001 wijzigt,
kan dit slechts op EU-niveau plaats vinden. Om die redenen is optreden op EU-niveau
gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is negatief. Het doel van het voorstel is om de licentiepraktijk rond SEPs transparanter,
voorspelbaarder en efficiënter te laten verlopen om daarmee te stimuleren dat gestandaardiseerde
technologie beter benut wordt en breder beschikbaar komt op eerlijke en non-discriminatoire voorwaarden, met name voor het mkb. Ondanks dat het kabinet de meerwaarde
inziet van de voorgestelde maatregelen die zien op het verbeteren van transparantie
rond SEP-informatie, zijn de procedures die worden ingericht om essentialiteit, FRAND-voorwaarden
en de maximumvergoeding te bepalen, niet geschikt om het beoogde doel te bereiken.
Deze procedures brengen immers een aanzienlijke tijdsbesteding en extra kosten voor
gebruikers van het SEP-systeem (waaronder ook het mkb) mee die niet in verhouding
staan tot de doelstellingen. Daarnaast brengen deze procedures op onderdelen mogelijk
een onevenredige inperking van het eigendomsrecht mee en zijn deze daardoor mogelijk
te ingrijpend om het beoogde doel te bereiken. Voor enkele procedures geldt bovendien
dat deze verplicht zijn, terwijl de uitkomst niet-bindend is. In dat licht betwijfelt
het kabinet of het voorstel op deze onderdelen nuttig en noodzakelijk is om de beoogde
verbeteringen van het SEP-systeem te bereiken. Die twijfel wordt versterkt doordat
het kabinet het geconstateerde probleem van een inefficiënte licentiepraktijk niet
groot acht. Bovendien gaat het voorgestelde optreden verder dan noodzakelijk, omdat
de doelstellingen op een andere, minder ingrijpende wijze behaald kunnen worden, bijvoorbeeld
in het kader van het UPC of patent pools, en via andere maatregelen, zoals een vrijstelling
van licentievergoedingen tot een bepaald aantal productie-eenheden om het mkb tegemoet
te komen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De voorstellen hebben volgens de Commissie geen gevolgen voor de EU-begroting. De
invoering van de verordening zal financiële gevolgen hebben voor het EUIPO en de inzet
van extra personeel vergen. In de voorstellen is weliswaar voorzien dat het expertisecentrum
volledig zelfvoorzienend zal zijn, waarbij het budget wordt afgedekt door de tarieven
voor de diensten van het expertisecentrum, maar de diensten die aan het expertisecentrum
zijn toegewezen waarvoor geen tarief verschuldigd is, worden door het bredere EUIPO-budget
gedekt. Het kabinet vindt dat de kosten voor onbetaalde diensten van het expertisecentrum
duidelijk afgebakend moeten zijn binnen het bredere EUIPO-budget en niet gefinancierd
moeten worden door aanvragers van merken en modellen bij het EUIPO, hetgeen tot ongewenste
kruissubsidiëring zou leiden.
Indien er toch consequenties optreden voor de EU-begroting, is het kabinet van mening
dat eventueel benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de
administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het
MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële lasten voor de rijksoverheid zullen niet veranderen. Er worden geen
budgettaire gevolgen verwacht. Mochten die er toch zijn, zullen die moeten worden
ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de
regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De in het voorstel vervatte initiatieven zullen naar verwachting leiden tot extra
regeldruk en verhoging van de administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven
door de invoering van verplichte registratie van SEPs, essentialiteitscontroles, FRAND-bepalingsprocedure
en geaggregeerde royaltybepaling. Volgens het impact assessment zijn de te verwachten
extra kosten voor SEP-houders wereldwijd in totaal 54.2 miljoen euro en de te verwachten
voordelen 25.3 miljoen euro. Het overgrote deel (ongeveer 80%) van alle SEPs van EU-bedrijven
is in het bezit van slechts twee bedrijven: Nokia (Finland) en Ericsson (Zweden).
Nog eens 10% door Philips (Nederland) en Siemens (Duitsland). De overige 10% wordt
gedeeld door ongeveer 27 bedrijven, waaronder veel telecombedrijven. Voor implementerende
partijen zijn de te verwachten extra kosten in totaal 1.5 miljoen euro en de te verwachten
voordelen 25.9 miljoen euro. Daarbij maakt het kabinet nog wel de opmerking dat de
berekende voordelen mogelijk lager uitpakken, omdat de voorgestelde procedures niet
altijd leiden tot vervanging van reeds bestaande procedures maar ook daaraan complementair
kunnen zijn. Het aantal Nederlandse bedrijven dat mogelijk negatief geraakt wordt
door het voorstel is waarschijnlijk niet groot. Het kabinet zal de Commissie tijdens
de onderhandelingen wel kritisch bevragen over de te verwachten regeldruk en kosten.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel voorziet in een nieuw EU-kader voor de omgang met SEPs. Daarmee neemt
de EU positie in ten opzichte van de globale context van standaardisatie en SEP-licenties,
die naar hun aard wereldwijd gelden. Het is nog niet te overzien welk effect dit zal
hebben. Internationaal zijn rechters zoekende naar een manier om gerechtelijke uitspraken
op nationaal niveau over bijvoorbeeld FRAND-voorwaarden te vereenzelvigen met de wereldwijde
context van SEPs. Er is evenwel een risico dat door de voorgestelde regulering van
de licentiepraktijk voor SEPs, de EU aantrekkelijkheid verliest, zowel als standaardisatie-omgeving
als de plek om geschillen over FRAND-voorwaarden effectief en efficiënt op te lossen.
Dit zou een nadelig effect kunnen hebben op de concurrentiekracht van de EU.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De verordening is rechtstreeks toepasselijk in Nederland, maar mogelijk is nog uitvoeringswetgeving
noodzakelijk om de goede werking van de verordening te verzekeren. Hierbij valt te
denken aan de gevolgen van geen of niet-tijdige registratie van standaard essentiële
octrooien (artikel 24), bestaande uit het niet kunnen handhaven van het octrooi en
niet kunnen innen van licentievergoedingen of schadevergoedingen door de octrooihouder,
en aan de verplichting voor het doorlopen van een voorgeschreven geschillenbeslechtingsprocedure
alvorens een gerechtelijke procedure kan worden gestart (artikel 56).
De lex silencio positivo is niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel voorziet in de toekenning van bevoegdheden aan de Commissie voor het
nemen van gedelegeerde handelingen voor onbepaalde tijd (artikel 67). Via gedelegeerde
regelgeving kunnen standaarden, of onderdelen daarvan, waarvoor de licentiepraktijk
inefficiënt verloopt en daarmee de werking van de interne markt verstoort, onder het
bereik van de verordening worden gebracht (artikel 66, lid 4). Bepaalde onderdelen
van het voorstel, zoals de expert-opinie over de maximumvergoeding en de buitengerechtelijke
procedure tot vaststelling van FRAND-voorwaarden, zijn vanuit het oogpunt van proportionaliteit
uitgezonderd voor standaarden, of onderdelen daarvan, waarvan voldoende bewijs is
dat de licentiepraktijk daaromtrent niet inefficiënt verloopt. Om welke standaarden
het gaat zal nader worden gespecifieerd door de Commissie in gedelegeerde regelgeving
(artikel 1, lid 4). De Commissie kan tevens via gedelegeerde regelgeving de lijst
van informatie die in het register opgenomen dient te worden aanvullen (artikel 4,
lid 5).
Het kabinet is van mening dat de toekenning van deze bevoegdheden aan de Commissie
mogelijk is, omdat het gaat om niet-essentiële onderdelen van de verordening. Het
kabinet acht het toekennen van deze bevoegdheid wenselijk, omdat het zorgt voor snelheid
en flexibiliteit in het vaststellen van deze onderdelen. De keuze voor delegatie in
plaats van uitvoering is naar het oordeel van het kabinet passend, omdat de handelingen
een aanvulling van de verordening vormen. Het kabinet zal pleiten voor toekenning
van de bevoegdheden voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging
waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden.
De verordening bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast
te stellen ten aanzien van (i) toegang tot het register en bijbehorende tarieven (artikel
6), (ii) registratietarieven (artikel 20), (iii) kwalificatievereisten, selectiecriteria
en procedurevoorschriften met betrekking tot de FRAND-bepalingsprocedure en geaggregeerde
royaltybepaling (artikel 26 en 27), (iv) de methodologie van de essentialiteitscontroles
(artikel 29) en (v) overige tarieven voor diensten van het expertisecentrum (artikel
63). Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat het zorgt voor snelheid en flexibiliteit in het vaststellen van deze onderdelen
en de wetgevingsprocedure hier niet mee hoeft te worden belast. De keuze voor uitvoering
in plaats van delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de
verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011.
Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het
gaat om handelingen van algemene strekking (artikel 2 lid 2, onder a, van de Comitologieverordening).
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De Verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing 24 maanden nadien.
Deze termijnen lijken voldoende voor totstandkoming van mogelijk benodigde nationale
uitvoeringswetgeving. Het kabinet zal toezien op een termijn die voldoende tijd laat
voor een zorgvuldig wetgevingsproces.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In de verordening is opgenomen dat er uiterlijk binnen 5 jaar na inwerkingtreding
van de verordening een evaluatie zal plaatsvinden van de SEP-registratie en de essentialiteitscontroles.
Uiterlijk binnen 8 jaar na inwerkingtreding van de verordening, en nadien om de 5
jaar, zal de Commissie de uitvoering evalueren, waarbij het specifieke aandacht heeft
voor het functioneren van het expertisecentrum. Het kabinet kan zich hierin vinden.
e) Constitutionele toets
Het voorstel omvat inperkingen op het intellectuele eigendomsrecht zoals beschermd
door artikel 17, lid 2 van het EU Grondrechtenhandvest. De inperkingen bestaan uit
het niet kunnen handhaven van een SEP en het niet kunnen innen van licentie- of schadevergoedingen
door de SEP-houder in geval van geen of niet-tijdige registratie en uit de verplichting
om een voorgeschreven geschillenbeslechtingsprocedure te doorlopen alvorens een gerechtelijke
procedure te kunnen starten. Beperkingen op de uitoefening van intellectuele eigendomsrechten
zijn krachtens het EU Grondrechtenhandvest toegestaan, mits het evenredigheidsbeginsel
in acht wordt genomen. Het kabinet zal bij de Commissie aandringen op een grondige
motivering op dit punt.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Anders dan de notificatieplicht voor nationale gerechtelijke instanties (artikel 10,
lid 1) en een aanvulling op de bewijsvoering in het kader van handhaving bij de douane
(artikel 56, lid 3) heeft het voorstel geen gevolgen voor uitvoerings- en/of handhavingsinstanties.
De verwachting is derhalve dat de implicaties beperkt zullen zijn.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken