Brief regering : Energiediplomatie en import van waterstof
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
32 852
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 431
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR KLIMAAT EN ENERGIE, VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT,
VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2023
De energiemarkten zijn mondiaal sterk in beweging, met een krappe gasmarkt en een
snelle ontwikkeling van hernieuwbare energie. Dit verandert het geopolitieke speelveld
en vraagt om een actievere rol van de overheid in het borgen van leveringszekerheid
van energie en daarvoor benodigde grondstoffen. Waterstof speelt hierin een belangrijke
rol, als alternatief voor olie en gas, en als energiedrager waarmee hernieuwbare energie
wereldwijd grootschalig kan worden opgeslagen en getransporteerd. Naast eigen productie
van waterstof zal Nederland import nodig hebben. Het kabinet wil ervoor zorgen dat
deze import tijdig, duurzaam, veilig en grootschalig van de grond komt.
Over waterstofimport werd uw Kamer eind vorig jaar geïnformeerd in de brief over Voortgang
waterstofbeleid1. Deze brief is een vervolg hierop en komt tegemoet aan de toezegging aan uw Kamer
van 9 december jl.2 om u dit voorjaar te informeren over een versterkte energiediplomatie-strategie voor
met name LNG en waterstof, met aandacht voor de rol van staatsdeelnemingen.
De brief gaat achtereenvolgens in op: 1) de beleidsinzet voor leveringszekerheid van
energie; 2) het huidige beleid voor de import van waterstof; en 3) het versterken
van dit beleid via instrumenten en energiediplomatie, met aandacht voor internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO).
1. De beleidsinzet voor leveringszekerheid van energie
Het kabinetsdoel van het energiebeleid is het realiseren van een betaalbaar, veilig,
betrouwbaar en duurzaam energiesysteem. Nederland heeft hierbij een heldere ambitie:
klimaatneutraal in 2050. Dit betekent dat de komende decennia een omschakeling moet
plaatsvinden van een energiesysteem dat grotendeels is gebaseerd op fossiele bronnen
naar een systeem van hernieuwbare en andere CO2-vrije bronnen3. Waterstof zal een onmisbare schakel zijn in deze transitie.
Met de Russische militaire agressie in Oekraïne, is hier voor de EU het doel (in het
kader van REPowerEU4) bijgekomen om zo snel mogelijk onafhankelijk te worden van Russische fossiele energie-importen.
Uw Kamer is uitgebreid geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet heeft genomen,
en nog gaat nemen, ten behoeve van de leveringszekerheid van olie5 en gas, energiebesparing en de versnelling van de energietransitie. Het is positief
dat Nederland dankzij deze maatregelen niet meer direct afhankelijk is van Russische
fossiele energie, maar tegelijk benadrukt het kabinet dat het energiebeleid ten aanzien
van leveringszekerheid de volle aandacht behoudt.
De transitie naar een hernieuwbare energievoorziening zal de komende decennia geopolitieke
risico’s veranderen en ongewenste afhankelijkheden gerelateerd aan olie- en gasmarkten
geleidelijk afbouwen. Energierelaties met buurlanden worden belangrijker door verdere
integratie van onze elektriciteits- en gasnetwerken. Hier komen handelsrelaties bij
met andere landen die een goede uitgangspositie hebben om hernieuwbare waterstof (en
waterstofdragers) te produceren en exporteren.
Het gaat hier naar verwachting om een brede groep landen, verspreid over de continenten.
Op termijn vermindert dit onze afhankelijkheid van een relatief kleine groep van landen
(zoals nu met olie en gas). Een gediversifieerd aanbod zal bijdragen aan de leveringszekerheid.
Daarom acht het kabinet het van belang om juist in de ontwikkelingsfase van importketens
voor waterstof in te zetten op het opbouwen van relaties met deze landen en regio’s.
Actieve energiediplomatie helpt daarbij om op een verstandige wijze met de risico’s
en afhankelijkheden van energiebronnen en grondstoffen om te gaan.
Het is grotendeels aan bedrijven om de internationale markt voor waterstof verder
te ontwikkelen. Op dit moment staan we echter pas aan het begin van deze ontwikkeling.
Het op gang brengen van waterstofimport vereist in deze fase een aanjagende en ondersteunende
rol van de overheid vanwege de geopolitieke en strategische belangen en het tijdig
kunnen behalen van de klimaatdoelen. Hiermee wil het kabinet de basis leggen voor
de toekomstige leveringszekerheid van waterstof.
Uiteraard blijft het kabinet ook goed oog houden voor het belang van inzet op leveringszekerheid
van de andere energiedragers en bronnen:
Gas
In de Kamerbrief over gasleveringszekerheid van 14 april jl.6 is het kabinet ingegaan op de internationale inzet met betrekking tot aardgas en
LNG. Hierin is onder meer genoemd dat Nederland, vooral in EU-verband, ten behoeve
van de gasleveringszekerheid inzet op versterking van de relaties met gas-producerende
landen. Ook staat in die brief dat we, samen met andere lidstaten en de Europese Commissie,
inzetten op het gezamenlijk inkopen van gas door het opzetten van een Europees inkoopplatform
conform de Noodverordening gas van 19 december jl. (Verordening (EU) 2022/2576). Het
ambassadenetwerk kan, in het licht van leveringszekerheidsuitdagingen waar Nederland
en de EU voor worden gesteld, via contacten en inzet in specifieke gevallen een rol
spelen gericht op de toelevering van fossiele energie. Zoals beschreven in de Kamerbrief
van 28 september jl.7 blijven de handelsbevorderende activiteiten van het ambassadenetwerk gericht op
de prioriteiten van de BHOS-nota8, waaronder het ontwikkelen van kansen op het terrein van verduurzaming en digitalisering.
Olie
Wat betreft import van olie ziet het kabinet, naast het eerder uit voorzorg verhoogde
dieseldeel van de strategische nationale voorraad, de lopende update van het Landelijk
Crisisplan Olie (LCP-O), en het opstellen van een dieseldistributieplan in geval van
een dieselschaarste, op dit moment geen noodzaak voor een additionele overheidsinzet.
Wel blijft het kabinet ook deze markt nauwlettend volgen.
Elektriciteit
Elektriciteit speelt al een cruciale functie in onze samenleving, en die zal met de
energietransitie nog verder toenemen. Het kabinet meent dat de energiediplomatie op
elektriciteit op dit moment voldoende is afgedekt door de samenwerking met onze buurlanden,
o.a. in het kader van het Pentalaterale Energieforum, en de samenwerking met de acht
andere landen in het kader van de Noordzee Energiecoöperatie (NSEC).
Grondstoffen
Grondstoffen spelen een belangrijke rol in de energietransitie. Hernieuwbare energietechnologie
leidt tot een grotere behoefte aan mineralen en metalen zoals lithium, kobalt en zeldzame
aardmetalen. Om te voorkomen dat afhankelijkheid op het gebied van gas wordt ingeruild
voor afhankelijkheid van voor de energietransitie benodigde grondstoffen ziet het
kabinet het belang van extra overheidsinzet, zowel nationaal als in EU-verband, op
leveringszekerheid van deze kritieke grondstoffen. Afgelopen december heeft het kabinet
de nationale grondstoffenstrategie9 gepubliceerd. Deze strategie heeft tot doel om de leveringszekerheid van grondstoffen
op middellange termijn te vergroten.
Het kabinet verwijst verder naar de in de strategie aangekondigde programmatische
aanpak, die uw Kamer rond de zomer zal ontvangen, en naar de recent gepubliceerde
Critical Raw Materials Act van de EU, waarover uw Kamer een BNC-fiche10 heeft ontvangen. In het kader van de aanpak zal het kabinet bepalen welke acties
Nederland onderneemt binnen en aanvullend op de Europese grondstoffenpartnerschappen,
onder andere door het sluiten en verdiepen van bilaterale partnerschappen. Aangezien
veel van de kritieke grondstoffen en mineralen worden geïmporteerd uit landen waarmee
Nederland en de EU ook de relaties op het gebied van waterstof willen versterken,
zullen deze onderwerpen waar mogelijk worden gecombineerd in bredere energiediplomatie.
2. Huidig beleid voor de import van waterstof
Nederland heeft met het windpotentieel op de Noordzee het voordeel dat in een deel
van de hernieuwbare waterstofvraag kan worden voorzien met nationale productie. Dit
draagt bij aan de strategische autonomie. Over hoe het kabinet de Nederlandse productie
en verbruik van waterstof met financieel instrumentarium verder gaat ondersteunen,
wordt uw Kamer voor de zomer in een aparte brief geinformeerd. Naast eigen productie
zal import onmisbaar zijn, zoals wordt onderstreept in de op 4 april jl. gepubliceerde
scenario’s in de II3050 systeemstudie van Netbeheer Nederland. Deze gaan uit van 40%
tot 60% import voor 2035 en 40% tot 70% import in 2040 (inclusief doorvoer). Ook de
Europese Commissie benadrukt in haar RepowerEU plan dat de Europese Unie naast de
opschaling van de EU-productie van hernieuwbare en koolstofarme waterstof moet inzetten
op import11.
Door nieuw Europees beleid breekt er nu een belangrijke fase aan voor de ontwikkeling
van de markt voor hernieuwbare waterstof en daarmee het belang van import. Op 29 maart
jl. besloten het Europees Parlement en de EU-lidstaten om in de herziene hernieuwbare-energierichtlijn
van de EU (Renewable Energy Directive / RED) vast te leggen dat in 2030 voor het waterstofgebruik
in de industrie 42% met hernieuwbare energie geproduceerde waterstof moet worden gebruikt
op lidstaatniveau. Eerder dit jaar heeft de Europese Commissie middels de gedelegeerde
handelingen van de RED II al voorgesteld welke duurzaamheidscriteria moeten gelden
voor deze waterstof (wil deze meetellen, ook voor de transportsector, als Renewable Fuel of Non-Biological Origin, RFNBO). Deze criteria gaan ook gelden voor te importeren waterstof.
Met het oog op de EU-verplichtingen ligt voor het kabinet, naast het stimuleren van
binnenlandse productie, de nadruk op het bevorderen van import van hernieuwbare waterstof.
Alle vormen van koolstofarme en hernieuwbare waterstofdragers kunnen evenwel bijdragen
aan het bereiken van CO2-reductie. De verwachting is dat door prijsprikkels via het Emissions Trading System
(ETS), de nationale CO2-heffing en het toekomstige grenscorrectiemechanisme (Carbon Border Adjustment Mechanism,
CBAM) de markt voor CO2-reducerende waterstofdragers ook op gang zal komen.
Naast ons nationaal belang bij waterstof wil het kabinet ook het mondiale perspectief
benadrukken. Waterstof gaat het mogelijk maken dat hernieuwbare energie een mondiale
markt wordt («verschepen van zon en wind») en daarmee ook grootschalig kan bijdragen
aan de aanpak van de mondiale klimaatcrisis. Voorwaarde hiervoor is dat de benodigde
ketens met duurzame lokale impact worden ontwikkeld. Daarom moet Nederland inzetten
op samenwerking met inachtneming van de belangen van de exporterende landen, waarbij
we streven naar gelijkwaardige energierelaties.
Huidige aanpak: randvoorwaarden, diversificatie en internationale samenwerking
De huidige voorbereidingen voor import van waterstof zijn vooral gericht op het creëren,
in nationaal en EU verband, van de randvoorwaarden om de markt te ontwikkelen: infrastructuur voor transport en opslag, importterminals, certificering, veiligheid
en regulering. Dit is de eerste en belangrijkste pijler van de Nederlandse importstrategie. Het
gegeven dat Nederland als eerste Europese land de infrastructuur op orde zal hebben,
is een sterk signaal richting de markt dat internationale importketens voor de Noordwest-Europese
markt op korte termijn al kunnen worden gerealiseerd. Deze infrastructuur wordt op
basis van open access (met gereguleerde of onderhandelde toegang voor derden) ontwikkeld, een model dat
ook voor de bestaande energiemarkt goed heeft gewerkt. De uitkomst van de onderhandeling
met het Europees Parlement en de Europese Commissie over het decarbonisatiepakket
zal dit jaar duidelijkheid bieden over de marktordening rond de voor import benodigde
infrastructuur. De verwachting is dat de markt voor waterstof op termijn een open
en goed functionerende markt wordt en dat Nederland hierin een leidende positie kan
innemen.
Diversificatie van routes en stromen is de tweede pijler. Nederland zet in op het versterken van de banden met een brede
groep landen voor het faciliteren van contacten tussen bedrijven en overheden ten
behoeve van import-export ketens. Met Portugal, Chili, Uruguay, Namibië, Canada, Verenigde
Arabische Emiraten, Oman, Australië, Spanje en Saudi Arabië zijn inmiddels overeenkomsten
ondertekend, meer landen zullen volgen. Met sommige landen, zoals Noorwegen, hebben
we een bredere energie-samenwerking, waarvan waterstof onderdeel is.
Internationale samenwerking op het gebied van beleid is de derde pijler. Het is belangrijk om Noordwest-Europa
als afzetmarkt te positioneren en daarmee ook standaarden te zetten. Dat vergt dat
we in deze beginfase nauw moeten samenwerken met vooral onze buurlanden België en
Duitsland, en via het Pentalaterale Energieforum ook met andere landen in de regio.
Omdat we idealiter beschikken over mondiale standaarden en afspraken, trekken we in
bilateraal en multilateraal verband op met andere importlanden, zoals Japan en Zuid-Korea.
Stand van zaken op het terrein van import van waterstof
De internationale ontwikkelingen gaan snel. Vele energiebedrijven zijn zich aan het
positioneren. Er zijn wereldwijd circa 680 grootschalige waterstofprojecten in ontwikkeling
waarvan bij circa 10% een definitief investeringsbesluit is genomen12. Overheidsbeleid in andere landen zorgt voor nieuwe prikkels. Zo is de verwachting
dat stimulering van de waterstofproductie via de Inflation Reduction Act er toe zal leiden dat de Verenigde Staten een waterstof-exporteur wordt.
Nederland is voor veel internationale bedrijven en exporterende landen al een belangrijke
potentiële schakel in toekomstige import-export ketens. Er zijn door meerdere private
partijen aankondigingen gedaan van investeringen in Nederland in importterminals,
variërend van uitbreidingen van bestaande terminals tot aanleg van nieuwe terminals.
Een aantal terminalprojecten wordt al meegenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur
Energie en Klimaat (MIEK). Private partijen zullen dit jaar met importpilots starten,
in 2025/26 worden de eerste importen verwacht en waarschijnlijk zal rond 2030 grootschalige
import plaatsvinden.
Belang van monitoring
In deze fase van marktopbouw is nog veel onzeker en is niet goed te voorzien hoe de
markt zich precies zal ontwikkelen. Achter het begrip «waterstofimport» schuilt een
complexe wereld van internationale handel in op waterstof gebaseerde grondstoffen
en brandstoffen voor vele verschillende toepassingen. Het zal daarbij gaan om waterstof
in verschillende vormen, zoals vloeibare en gasvormige waterstof, ammoniak en methanol.
Nu wordt er voor waterstofbeleid vooral naar de gasmarkt gekeken, voor de verdere
beleidsontwikkeling moet rekening worden gehouden met de Noordwest-Europese marktsystemen
en infrastructuur voor zowel gasvormige als vloeibare moleculen13. Om deze ontwikkelingen in onze regio goed te kunnen volgen heeft Nederland daarom
het initiatief genomen voor de Northwest European Hydrogen Monitor, in samenwerking
met het Internationaal Energieagentschap (IEA)14.
Nieuw internationaal speelveld
De import van waterstof en waterstofdragers valt samen met keuzes die in de industrie
en in de transportsector worden gemaakt. Die keuzes gaan ook over de inrichting van
nieuwe ketens. De energietransitie leidt tot een nieuw internationaal speelveld voor
industriële productie. Industriële partijen kunnen overwegen om hun productieproces
(deels) te verplaatsen naar regio’s waar hernieuwbare energie en grondstoffen goedkoper
zijn. Nederland wordt met het potentieel voor hernieuwbare energie uit de Noordzee
hierin ook een speler, maar zal om deze partijen te bedienen ook import nodig hebben.
Het gaat hier niet alleen om de bestaande waterstofmarkt, maar ook om nieuwe ketens,
zoals groene staal en synthetische brandstoffen, die van strategisch belang zijn.
In de Routekaart Verduurzaming Industrie, onderdeel van het nationale programma verduurzaming
industrie (NPVI), zal daarom ook aandacht zijn voor welke rol import gaat spelen15.
3. Aanvullend beleid voor import van waterstof
Met de hiervoor geschetste inzet op randvoorwaarden, diversificatie, internationale
samenwerking, monitoring van de markt en koppeling aan verduurzamingsbeleid voor industrie
en transport legt het kabinet de basis voor de waterstof-importstrategie van Nederland.
Om ervoor te zorgen dat de import tijdig, duurzaam, veilig en grootschalig van de
grond komt, stelt het kabinet de volgende prioriteiten: 1) het adresseren van markt-
en coördinatie-falen in de beginfase van de ontwikkeling van import; 2) het realiseren
van de eerste import-exportketens, met aandacht voor diversificatie van waterstofdragers;
en 3) het agenderen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)
bij het opzetten van deze ketens.
3.1: Rol van de overheid in de beginfase van de ontwikkeling van import
De komende jaren speelt de overheid een belangrijke rol in het op gang brengen van
de import: de mondiale markt bevindt zich in de opstartfase en wordt geconfronteerd
met uitdagingen en onzekerheden in elk onderdeel van de keten. Wereldwijd moet er
worden geïnvesteerd in productiecapaciteit, waarvan maar een gedeelte beschikbaar
zal zijn voor export naar Europa. Infrastructuur moet worden opgeschaald en aangepast.
Eindverbruikers moeten investeren in procesaanpassingen om waterstof te kunnen gebruiken,
zoals bijvoorbeeld in de staalindustrie. Aangezien private investeringsbeslissingen
in de gehele keten van elkaar afhankelijk zijn, is er sprake van een coördinatie-uitdaging.
De overheid heeft de verantwoordelijkheid om in die coördinatie waar nodig een rol
te spelen. Dit kan middels een helder lange-termijnkader dat zekerheid biedt, waar
nodig aangevuld met gericht financieel instrumentarium en een actieve inzet op energiediplomatie.
Beide laatste sporen worden hieronder toegelicht.
Financieel instrumentarium
De Nederlandse beslissing om te investeren in een publieke transportinfrastructuur
voor waterstof is een goed voorbeeld van het nemen van die verantwoordelijkheid. Een
ander voorbeeld is het opnemen van een aantal projecten in de op import en opslag
gerichte subsidieronde van het waterstofinitiatief in het kader van Important Projects of Common European Interest (IPCEI). Daarnaast ondersteunt Nederland ook meerdere importprojecten bij EU trajecten
voor financiële steun, zoals de Connecting Energy Facility (CEF) en het Innovation
Fund. Dit onderstreept dat de overheid deze projecten van strategisch belang vindt.
De grootste uitdaging op dit moment is dat investeerders in productie- en exportcapaciteit
zekerheid nodig hebben voor langjarige afzet, bij voorkeur in de vorm van langdurige
afnamecontracten. Aan de vraagzijde willen inkopende partijen hun prijsrisico’s (met
name in relatie tot het prijsverschil met fossiele brandstoffen) echter kunnen afdekken.
Ook zijn er veel potentiële afnemers die nog keuzes moeten maken omtrent de rol van
waterstof in hun strategie.
Om de markt in de beginfase op dit vlak te steunen zal Nederland, zoals gemeld in
de brief aan uw Kamer van 2 december 2022, financieel gaan deelnemen aan het Duitse
in publiek-privaat verband opgezette H2Global16. H2Global ondersteunt via subsidieveilingen marktpartijen bij import uit derde landen.
Het voornemen is om met een bedrag van € 300 miljoen in de tweede helft van 2023 te
starten met de opzet van een tender. Momenteel wordt uitgewerkt wat de insteek van
de tender zal zijn en hoe deze in samenwerking met Duitsland wordt uitgevoerd. Daarbij
zal ook gebruik worden gemaakt van de ervaringen van de eerste tender die momenteel
plaatsvindt.
Op 16 maart jl. heeft de Europese Commissie een mededeling over een op te richten
Europese waterstofbank gepubliceerd. Eén van de hoofdactiviteiten van deze bank moet
de ondersteuning van hernieuwbare waterstofproductie in derde landen ten behoeve van
Europese eindafnemers worden. Nederland verwelkomt de focus van de Europese waterstofbank
op import en mogelijke samenwerking met H2Global en wacht de voorstellen voor de verdere
vormgeving af.
Het kabinet wil een compleet beeld krijgen van de uitdagingen in de keten die niet
of moeizaam door de markt zelf kunnen worden opgelost. Daarom wordt een onderzoek
uitgezet naar de noodzaak van maatregelen of instrumenten die de overheid aanvullend
op bestaande instrumenten kan ontwikkelen.
Inzet op energiediplomatie
Naast het inzetten van financieel instrumentarium vergroten we onze inzet op energiediplomatie
om de import te stimuleren. Dit behelst o.a. het organiseren van matchmaking voor
bedrijven, consortiumvorming, projectontwikkeling en gerichte missies, waarmee tevens
wordt bijgedragen aan het verzilveren van exportkansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Daarnaast zetten we in op een grotere rol van staatsdeelnemingen, nauwe samenwerking
met Duitsland, aansluiting bij EU-initiatieven, en het initiëren van de dialoog tussen
importerende en exporterende landen.
De eerste specifieke waterstofhandelsmissies hebben inmiddels plaatsgevonden, o.a.
naar Chili, Oman, Verenigde Arabische Emiraten en Spanje. Waterstof is voor het ambassadenetwerk
een belangrijk aandachtsgebied geworden. In opdracht van Buitenlandse Zaken biedt
RVO met het International Clean Energy Partnership ondersteuning aan het Nederlandse
bedrijfsleven op kansrijke markten voor waterstof. Met de vergroening van het verzekeringsinstrumentarium
is Atradius Dutch State Business gepositioneerd om risico’s voor bedrijven op het
terrein voor waterstof te mitigeren.
Staatsdeelnemingen
Om de gunstige Nederlandse uitgangspositie te verzilveren moeten we deze positie internationaal
uitdragen. Mede omdat we in deze fase regelmatig aan tafel zitten met overheden en
staatsbedrijven in de landen waar we een samenwerkingsrelatie mee opbouwen, is het
gepast om aan Nederlandse zijde de staatsdeelnemingen hierbij te betrekken, in ieder
geval Havenbedrijf Rotterdam, Gasunie en Invest International. Deze deelnemingen spelen
ieder vanuit de door hen te borgen publieke belangen een rol in het op gang brengen
van importketens. De andere Nederlandse havens zijn eveneens actief in het buitenland
en worden uiteraard ook betrokken bij de inzet op energiediplomatie.
Havenbedrijf Rotterdam heeft een grote rol gespeeld in het tot stand brengen van het
huidige netwerk van internationale contacten en het op de kaart zetten van Nederland
als toekomstige waterstofhub. Het havenbedrijf zal deze rol voortzetten, en kan ook
worden ingezet om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Daarin kan het havenbedrijf
de basis leggen voor geïntegreerde (op Nederland gerichte) ontwikkeling van logistieke
ketens door consortiumvorming en projectontwikkeling met publieke en private partijen.
Naast het faciliteren van importterminals in de eigen haven kan het havenbedrijf in
bepaalde landen ook helpen met het ontwikkelen van exporthavens (zoals nu al in bijvoorbeeld
Oman). Ook voor de andere Nederlandse havens geldt dat een aanpak met consortiumvorming
in deze fase nuttig is. Een goed voorbeeld hiervan is de Memorandum of Understanding over levering van waterstof die begin dit jaar is ondertekend door het havenbedrijf
van Amsterdam en partijen uit de Amsterdamse regio met het bedrijf Masdar uit de Verenigde
Arabische Emiraten.
Gasunie werkt in Nederland al nauw samen met het Havenbedrijf Rotterdam op het gebied
van infrastructuur. Hun belangrijkste taak is het realiseren van de landelijke open access infrastructuur voor waterstoftransport en -opslag. Deze infrastructuur verbindt de
Nederlandse industrieclusters met elkaar en moet in een volgende fase tevens de verbinding
met Duitsland en België realiseren, en is daarmee ook cruciaal voor import. Gasunie
is voorts betrokken bij de ontwikkeling van importterminals voor ammoniak en andere
waterstofdragers, en is ook actief in Duitsland als netbeheerder.
Infrastructuur staat centraal in hoe Nederland zich positioneert als toegang tot de
Europese markt. Gasunie kan dit helpen uitdragen, in combinatie met het onderhouden
van contacten met relevante marktpartijen. Daarnaast speelt Gasunie een rol in de
totstandkoming van marktmechanismen en instrumenten voor de importwaardeketen (zoals
H2Global, certificering, opzetten waterstofbeurs). Zo nodig kan Gasunie kennis en
expertise op het gebied van infrastructuur delen met exporterende landen.
Ook voor staatsdeelneming Invest International (joint venture van de Nederlandse staat
en ontwikkelingsbank FMO) is hernieuwbare waterstof een belangrijk aandachtsgebied.
Het stimuleren van hernieuwbare waterstofproductie in ontwikkelingslanden en opkomende
markten kan op meerdere manieren bijdragen aan de Sustainable Development Goals (SDG’s), inclusief aan duurzame economische groei ter plekke. De daarvoor benodigde
ketens bieden kansen voor Nederlandse bedrijven. Een goed voorbeeld is de inzet van
Invest International in Namibië: financiering van een masterplan voor een waterstofhaven,
€ 3 miljoen voor capaciteitsopbouw bij de Namibische overheid en € 40 miljoen uit
het BHOS-budget als startkapitaal voor een publiek investeringsfonds. Invest International
is inmiddels actief in o.a. Marokko, Zuid-Afrika, Egypte en Australië. Met hun expertise
op het gebied van financiering kan Invest International een belangrijke partner worden
in het opzetten van internationale ketens.
Buurlanden
Het kabinet zal de samenwerking met de buurlanden intensiveren. Een aanzienlijk deel
van de Duitse import zal via Nederland kunnen verlopen. Nederlandse en Duitse marktpartijen
zijn actief in dezelfde landen met potentieel voor export. H2Global, interconnecties
van de waterstofbackbone met de Duitse markt en de plannen voor Delta Rijn Corridor
vergen gezamenlijke inzet. Om te zorgen dat al deze initiatieven elkaar versterken
is tijdens de bilaterale politieke consultaties van 27 maart jl. afgesproken dat Nederland
en Duitsland de ontwikkeling van de grensoverschrijdende infrastructuur gaan versnellen
en een gezamenlijke routekaart voor import gaan opstellen. Deze routekaart wordt eind
dit jaar gepresenteerd. Daarnaast heeft Nederland ook in de recente consultaties met
België en Frankrijk aangegeven dat grensoverschrijdende infrastructuur een prioriteit
is met oog op een geïntegreerde (Noordwest-Europese) waterstofmarkt.
Mondiale dialoog
Het kabinet ziet het belang van een mondiale dialoog tussen exporterende en importerende
landen: wat is er nodig om deze mondiale markt van de grond te krijgen, en hoe kan
de internationale waterstofhandel ten gunste komen van zowel producerende (exporterende)
als consumerende (importerende) landen. Daarom heeft Nederland in het kader van het
Hydrogen Initiative van de Clean Energy Ministerial, in samenwerking met het IEA,
het initiatief genomen om het Global Hydrogen Trade Forum te organiseren. De bevindingen
hiervan worden door het IEA verwerkt in de Global Hydrogen Review 2023. In samenwerking met de Verenigde Arabische Emiraten zal de eerste bijeenkomst van
dit Forum ook op de agenda worden gezet voor de COP28.
3.2: Strategische corridors binnen en buiten Europa
Voor het bewerkstelligen van import zijn transportroutes nodig die importerende en
exporterende landen en regio’s met elkaar verbinden. Op termijn kunnen pijpleidingen
een belangrijke rol spelen, maar voorlopig zal de meeste internationale aanvoer van
waterstofdragers per schip plaatsvinden. Het is van belang om Nederland onderdeel
te laten uitmaken van deze corridors. Dit vergt een nauwe samenwerking met de betrokken
marktpartijen en overheden.
Nederland zal deze inspanningen concentreren op strategische corridors met landen
en regio’s binnen en buiten Europa. Hiervoor geldt dat er niet alleen moet worden
gekeken naar de potentiële omvang van de productie, maar ook naar de verwachtingen
omtrent hoeveel daarvan beschikbaar zal komen voor export richting Noordwest-Europa,
waarbij landen die eenvoudiger aan de EU duurzaamheidscriteria kunnen voldoen in het
voordeel zullen zijn.
Alhoewel de grote volumes op termijn waarschijnlijk van buiten Europa zullen komen,
is het belangrijk om nu te werken aan importrelaties met landen binnen Europa, met
name Spanje, Portugal, Noorwegen en de andere Scandinavische landen. Het is van strategisch
en geopolitiek belang om te verzekeren dat de EU beschikt over eigen productie. Ook
zijn ketens in EU-verband sneller in te richten door de gelijkheid in regelgeving,
kortere afstanden en mogelijkheden voor EU-ondersteuning.
Buiten Europa is er een aantal landen in staat om al voor 2030 grootschalig waterstofdragers
te exporteren. Dit zijn met name de landen met een geschikt investeringsklimaat en
met bestaande netwerken met marktpartijen, vaak al met ervaring op het gebied van
fossiele brandstoffen en grondstoffen. Dit betreft landen in de Golf-regio (Verenigde
Arabische Emiraten, Oman, Saudi-Arabië) en Noord-Amerika (Verenigde Staten en Canada).
Daarnaast zijn er landen in Afrika en Zuid-Amerika, die ambitie en een groot potentieel
hebben om waterstof te produceren en een deel ervan te exporteren naar Europa, waaronder
Marokko, Egypte, Namibië, Zuid-Afrika, Brazilië, Chili en Uruguay. Australië verdient
speciale vermelding als land met wellicht het grootste exportpotentieel. Hoewel de
eerst exporten waarschijnlijk richting landen in Oost-Azië zullen gaan, kan het land
op termijn een relevante partner worden op het gebied van waterstof.
Het is waarschijnlijk dat in deze fase ammoniak de dominante drager wordt voor het
internationale transport van waterstof. Tijdige realisatie van infrastructuur geschikt
voor verwerking van de verwachte volumes aan import is van groot belang. Diverse partijen
onderzoeken of het mogelijk is om deze ammoniak grootschalig te kraken in Nederlandse
havens, zodat de waterstof direct kan worden ingezet.
Waterstof zal ook in andere vormen worden geïmporteerd en deze dragers zullen naast
elkaar worden gebruikt, in verschillende ketens. Al deze waterstofdragers hebben voor-
en nadelen als het gaat om ruimtelijke impact, veiligheid, energiegebruik, hergebruik
van bestaande infrastructuur en toepasbaarheid. Het is belangrijk dat het transport
en de doorvoer van geimporteerde waterstof veilig kan worden ingepast. Zoals aangekondigd
in de brief aan uw Kamer van 17 maart jl. over «Omgevingsveiligheid toekomstige stromen
waterstofrijke energiedragers» komt het kabinet met een visie op de afweging van deze
belangen17. Ook komt het kabinet voor het eind van 2023 met een eerste versie van een richtsnoer
voor waterstofrijke energiedragers dat duidelijkheid biedt voor het omgaan met de
risico’s van waterstofrijke energiedragers.
Het is gewenst dat naast ammoniak ook andere waterstofdragers beschikbaar komen. Bij
het bewerkstelligen van corridors wordt hiervoor ruimte geboden, zodat ontwikkeling,
opschaling en internationale standaardisering van deze waterstofdragers versneld tot
stand komen. Via het Nationaal Groeifondsprogramma GroenvermogenNL en het topsectorenbeleid
kan innovatie op het vlak van waterstofdragers in samenwerking met andere landen worden
aangejaagd.
3.3: Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en de internationale
klimaatstrategie
Het opzetten van importketens is niet het enige internationale doel van Nederland
ten aanzien van hernieuwbare waterstof: klimaatinzet (waterstof voor klimaatmitigatie)
en handelsbevordering (het aanbieden van Nederlandse technologie, expertise en producten)
spelen eveneens een rol. Nederland werkt op het gebied van klimaat en energie samen
met veel landen die een belangrijke rol toekennen aan waterstof bij de verduurzaming
van hun energiesystemen, zeker ook buiten de EU. In onze eind vorig jaar gepubliceerde
Internationale Klimaatstrategie18 geeft het kabinet voor hernieuwbare waterstof aan dat Nederland zal bijdragen aan
de ontwikkeling van een aantal waterstofhubs in prioritaire productielanden voor de
Europese en Nederlandse energievraag, die ter plekke leiden tot duurzame economische
groei.
Van alle bedrijven in Nederland wordt verwacht dat ze handelen volgens de internationale
kaders voor IMVO, te weten de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en
de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Zeker in de ontwikkeling van het upstream gedeelte van de waardeketen is
grote aandacht voor IMVO gepast, gezien de grootschaligheid van de faciliteiten die
hiervoor nodig zijn: wind- en zonneparken voor het produceren van elektriciteit, kabels
en pijpleidingen voor transport van energie, water voor elektrolyse, ruimte voor productie
en opslag, terminals voor export etc. Het is belangrijk dat de opbouw van deze ketens
en de productie en toepassing van waterstof plaatsvinden met aandacht voor mens en
milieu, en dat de betrokken bedrijven gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met
de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UNGP’s.
Naar aanleiding van de motie19 van de leden Kröger en Boucke, die de regering verzoekt om een sectorspecifieke IMVO-risicoanalyse
te laten uitvoeren voor waterstofimport, is in opdracht van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) door het bureau Arcadis een risico- analyse uitgevoerd van
waterstofimport. Dit rapport ontvangt u als bijlage bij deze brief. De analyse bestaat
uit drie delen. Eerst wordt er ingegaan op de potentiële risico’s op het gebied van
IMVO van de verschillende onderdelen van de waardeketen (opwek, productie, conversie,
transport en opslag). In het tweede deel wordt een aantal landen nader geanalyseerd.
Bestaande en aanstaande IMVO-wetgeving komt aan de orde in het derde deel.
Arcadis geeft aan dat in het algemeen het risico’s zijn die opgaan voor alle grote
infrastructurele en industriële activiteiten, waarbij de omvang van de risico’s afhangt
van de locatie en schaal van het project. Voorbeelden van risico’s die meer specifiek
zijn voor waterstofprojecten hebben betrekking op in hoeverre de hernieuwbare energie
ook beschikbaar komt voor de plaatselijke gemeenschap, gebruik van water en bepaalde
grondstoffen en mineralen, landgebruik dichtbij woongemeenschappen en gebrek aan specifieke
regulering en regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid.
Naast het onderzoek naar de IMVO-risico’s heeft Arcadis ook gekeken naar de potentiële
kansen. Deze potentiële kansen zijn: bredere beschikbaarheid van hernieuwbare energie,
opschaling van technologieën die bijdragen aan beschikbaarheid van water (bijvoorbeeld
door ontzilting), werkgelegenheid en nieuwe duurzame economische ontwikkelingen.
Het rapport geeft een goed overzicht van risico’s die zich kunnen voordoen in de ontwikkeling
van import-exportketens. Het is aan Nederland, als handelsland en toekomstig importeur
van waterstof, en aan Nederlandse bedrijven om hier rekening mee te houden. Bedrijven
die waterstof produceren en importeren kunnen binnen de reikwijdte van de bestaande
en aanstaande IMVO regelgeving vallen. De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), gericht op verplichte duurzaamheids-rapportage, is onlangs in werking getreden.
Over de Corporate Sustainability Due Dilligence Directive (CSDDD), gericht op verplichte zorgvuldigheid, wordt nu onderhandeld; uw Kamer is
hierover geïnformeerd op 16 december 202220.
In het coalitieakkoord heeft het kabinet afgesproken dat Nederland in de EU IMVO-wetgeving
bevordert en nationale IMVO-wetgeving invoert die rekening houdt met een gelijk speelveld
met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Het kabinet
moedigt de Nederlandse waterstofsector aan om samen te werken om voor waterstofimport
gepaste zorgvuldigheid te bevorderen. Een goed voorbeeld is het IMVO-convenant van
de hernieuwbare energiesector dat op 6 maart jl. is ondertekend21.
Nederland zal in de aanstaande deelname aan H2Global ook voorwaarden kunnen stellen
aan marktpartijen die gebruik gaan maken van H2Global tenders. H2Global heeft IMVO-criteria
verwerkt in de voorwaarden voor de recente tenders. Het gegeven dat in de RED II aan
te importeren waterstof dezelfde eisen worden opgelegd als aan productie in de EU,
zal ook bijdragen aan de duurzame lokale impact van import.
Import van waterstof en andere energievormen zal ons ook in de toekomst voor dilemma’s
blijven stellen. In de bredere dialoog met exporterende landen, zowel bilateraal als
via multilaterale kanalen, zullen, waar nodig, mensenrechten en IMVO een plaats blijven
houden. Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer, zal Nederland in toekomstige waterstof-overeenkomsten
met overheden (Memorandums of Understanding), ook voorstellen om in de tekst te verwijzen
naar de SDG’s en het belang benadrukken van lokale duurzame impact van waterstofprojecten22.
Uitvoering en vervolg
Energiediplomatie is met oog op de internationale energietransitie en onze importafhankelijkheid
van groter belang dan ooit. Waterstof is hierbij in korte tijd een belangrijk thema
geworden, ook in mondiaal verband en in relatie tot onze klimaatdoelen. In het licht
van het belang van de strategische waterstofcorridors en de actieve rol van de Nederlandse
overheid bij de totstandkoming daarvan, zullen de Ministeries van EZK en Buitenlandse
Zaken organisatie en capaciteit daarop afstemmen en inrichten. Daarbij wordt ingezet
op maatwerk (in de voor waterstofcorridors relevante landen) en zal zoveel mogelijk
gebruik gemaakt worden van de beschikbare capaciteit, zoals op de economische afdelingen
van posten.
Voor het kabinet is energiediplomatie en aandacht voor waterstofimport een speerpunt,
dat ook zijn weerslag heeft op de reisagenda van het kabinet. In veel bilaterale contacten
staat het onderwerp op de agenda, zoals bij de recente bezoeken aan Duitsland, Spanje
en Saudi-Arabië, het komende bezoek van de Minister-President aan een aantal landen
in Afrika en bij komende werkbezoeken van Z.M. de Koning aan het buitenland. Het is
cruciaal dat hierbij Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen worden betrokken
en waar nodig ondersteund bij het leggen van contacten. Ook zet Nederland zich in
om tijdens de aanstaande G20 en COP28-bijeenkomsten de internationale samenwerking
op het gebied van waterstof en andere vormen van hernieuwbare energie verder te versterken.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking