Brief regering : Programma onderzoek en kennisdeling post-COVID
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2060
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2023
Post-COVID treft veel mensen en heeft een grote impact op hun leven. Werken, even
snel een boodschap doen of sporten, alles kost ineens veel moeite of lukt helemaal
niet. Dat is verdrietig voor de mensen zelf en voor hun omgeving. Het heeft invloed
op de aandacht die zij kunnen besteden aan hun gezin, familie en vrienden. Met post-COVID
hangt een gevoel van gemis samen. Ik geef prioriteit aan het bieden van perspectief
voor mensen met post-COVID. Daarom stel ik een programma onderzoek en kennisdeling
post-COVID op. Met deze brief, die ik u mede namens de Minister van SZW toestuur,
neem ik u mee in de wijze waarop ik dit doe en kondig ik de start aan van het nationaal
expertisenetwerk en het meerjarig onderzoeksprogramma. Daarnaast informeer ik u over
de activiteiten en voornemens van de Minister van SZW inzake post-COVID.
Post-COVID verwijst naar de aanhoudende gezondheidsproblemen die mensen ervaren na
het doormaken van een coronabesmetting. Het gaat daarbij onder andere om aanhoudende
symptomen als vermoeidheid, hoofdpijn, spierpijn, benauwdheid, druk op de borst, hartkloppingen,
vergeetachtigheid, niet goed kunnen concentreren, slecht slapen, wazig zien, en smaak-
en reukverlies. In totaal zijn er ruim 200 symptomen beschreven bij post-COVID. De
WHO hanteert als definitie van post-COVID de voortzetting of ontwikkeling van deze
symptomen vanaf drie maanden na de initiële besmetting met COVID-19, waarbij deze
symptomen langer dan twee maanden aanhouden zonder dat daar een andere verklaring
voor is. Deze gezondheidsproblemen zijn niet alleen divers, maar kunnen daarbij ook
variëren van mild tot ernstig.
Het advies naar aanleiding van het 146e Outbreak Management Team (OMT)1 van 22 februari 2023 stelt dat bijna de hele bevolking immuniteit heeft opgebouwd
tegen COVID-19 door vaccinatie en het op een natuurlijke wijze doormaken van een besmetting
met COVID-19. Een besmetting leidt in de meerderheid van de gevallen enkel nog tot
een mild ziektebeeld. Echter, na een besmetting met COVID-19 blijft een deel van de
mensen aanhoudende klachten ondervinden.
Het advies van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) van 22 februari jl.2 laat zien dat veel mensen zich zorgen maken over deze aanhoudende klachten. Er is
helaas nog veel onduidelijk over de diagnose en mogelijke behandeling van post-COVID.
Onderzoek is daarom belangrijk. Door de complexiteit van post-COVID, de verschillende
symptomen en de beperkte behandelmogelijkheden komen patiënten nu vaak bij verschillende
specialisten terecht. Post-COVID is daarmee naast biologisch complex ook in de zorgpraktijk
ingewikkeld. Mijn doel is het vergroten van kennis en expertise rondom post-COVID
om op zo kort mogelijke termijn te zorgen voor meer toekomstperspectief voor patiënten.
Naast het vergroten van kennis hecht ik belang aan het delen van de beschikbare kennis.
Bij het delen van kennis hebben de rijksoverheid, de patiëntenorganisaties en de beroepsorganisaties
een belangrijke rol. De rijksoverheid maakt zich ervoor sterk dat de kennis over post-COVID
in de samenleving toeneemt en breder gehoor vindt, zodat aandacht, ondersteuning en
zorg voor mensen met post-COVID steeds beter wordt. Patiëntenorganisaties zijn van
belang bij het verschaffen van duidelijke en vindbare informatie in de richting van
patiënten. Als het gaat om kennisdeling met zorgverleners spelen de beroepsorganisaties
en het Instituut Verantwoord Medicijngebruik (IVM) een belangrijke rol.
In het debat ter voorbereiding op de EU Gezondheidsraad van 8 maart jl.3 en in het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus/pandemische paraatheid
van 10 mei jl. heb ik u voor eind mei 2023 een separate brief over de aanpak van post-COVID
onderzoek en kennisdeling en de trajecten die in dat kader lopen toegezegd. In hetzelfde
debat van 10 mei jl. heb ik toegezegd om in te gaan op de mogelijkheden om meer te
doen in de aanpak van post-COVID. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.
Daarnaast heb ik in hetzelfde debat van 10 mei jl. toegezegd om de kennisagenda die
ZonMw opstelt in de tweede helft van 2023 te versturen.
Daarnaast hebben de Minister van SZW en ik op 16 mei jl. een brief4 van uw Kamer ontvangen met daarin onder andere het verzoek van het lid Omtzigt om
in te gaan op de visie van het kabinet op post-COVID. Met deze brief geven we tevens
invulling aan dat verzoek. Verder hebben de Minister van SZW en ik u op 23 februari
jl. het advies van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) toegestuurd5. Uit dit advies blijkt dat het MIT voornemens is om een advies uit te brengen over
de maatschappelijke impact van post-COVID. Dat advies wordt in juni verwacht. Indien
het advies daartoe aanleiding geeft, zal de Minister van SZW in samenspraak met andere
betrokken bewindspersonen in aanvulling op deze brief op het advies reageren.
Tevens geef ik hiermee invulling aan de volgende drie moties. De motie van de leden
Hijink en Paulusma verzoekt om, in gesprek met ziekenhuizen, een landelijk expertisecentrum
op te richten waar kennis en ervaring wordt verzameld voor de behandeling van post-COVID
en andere postinfectieuze aandoeningen6.
De motie van het lid Paulusma c.s. verzoekt in gesprek met het veld te onderzoeken
of de lopende onderzoeken naar post-COVID goed aansluiten bij de onderzoekswens vanuit
het veld en daarbij speciale aandacht te geven aan biomedisch onderzoek7. De motie van het lid Omtzigt c.s. verzoekt onderzoek naar post-COVID structureel
te bevorderen8.
Deze brief gaat ten eerste in op het programma onderzoek en kennisdeling waarmee ik
post-COVID patiënten meer perspectief wil bieden. Daarna zet ik uiteen welke acties
ik blijf continueren om mensen met post-COVID te helpen. Contact met de patiëntenorganisaties
is daarbij voor mij van groot belang, want zij horen en zien waar mensen tegenaan
lopen. Met dit programma zet ik een volgende stap in het verbeteren van de situatie
voor mensen met post-COVID. In samenwerking met de patiëntenorganisaties en het veld
blijf ik dan ook kijken wat nodig is om verdere stappen te kunnen zetten in het verbeteren
van de diagnostiek, behandeling en zorg van mensen met post-COVID.
Het programma onderzoek en kennisdeling post-COVID
Om patiënten met post-COVID meer perspectief te bieden, richt ik het programma onderzoek
en kennisdeling post-COVID op, gericht op het vergroten en delen van kennis en expertise
rondom post-COVID. Dit meerjarenprogramma bestaat concreet uit twee onderdelen: het
nationaal expertisenetwerk en een meerjarig onderzoeksprogramma. Het onderzoeksprogramma
volgt uit de kennisagenda waarvoor ik in maart 2023 opdracht heb gegeven. ZonMw ga
ik in de komende weken opdracht geven voor het initiëren van dit meerjarenprogramma.
Ik draag er middels het Europees expertisenetwerk post-COVID zorg voor dat deze nationale
initiatieven ook op Europees niveau verbonden blijven.
Er is voor het programma in totaal € 32,25 miljoen beschikbaar gemaakt in de periode
2023 tot en met 2026. Vanuit de voorjaarsbesluitvorming is € 27,25 miljoen vrijgemaakt.
Daarnaast is € 5 miljoen afkomstig vanuit resterende middelen die bestemd waren voor
het COVID-19 programma en andere programma’s van ZonMw. Vanwege de urgentie worden
deze middelen ingezet voor onderzoek naar post-COVID.
Nationaal expertisenetwerk post-COVID
De afgelopen tijd heb ik met verschillende partijen, te weten C-support, de NFU en
ZonMw gewerkt aan de vormgeving van het nationaal expertisenetwerk post-COVID. Ook
de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Long Alliantie Nederland en de patiëntenverenigingen
PostCovid NL en Long Covid Nederland zijn daarbij betrokken.
Binnen dit netwerk vindt de coördinatie, organisatie en ondersteuning van onderzoek
naar en kennis over post-COVID en op termijn overige postinfectieuze aandoeningen
plaats. Daarnaast dient het expertisenetwerk voor de verbinding tussen relevante partijen
(zoals onderzoekers en zorgverleners), onderzoeksuitkomsten en opgebouwde expertises.
Ten slotte dient het netwerk voor de doorgeleiding van deze (nieuwe) kennis en expertise
naar de zorgpraktijk (waaronder huisartsen, fysiotherapeuten en logopedisten) om zo
tot effectieve behandelingen voor de patiënt te komen.
Met de brief van 7 maart 20239 informeerde ik u over de voortgang van het expertisecentrum FAST (Future Affordable
and Sustainable Therapy development). Ik gaf hierin onder andere aan dat ik FAST heb
gevraagd om speciale aandacht te besteden aan therapieontwikkeling gericht op de behandeling
van post-COVID. In de opdracht aan ZonMw is de verbinding tussen het Nationaal expertisenetwerk
post-COVID en FAST geborgd zodat FAST op het juiste moment betrokken zal worden.
Daarnaast ben ik in gesprek met vertegenwoordigers van zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en de NZa om na te gaan waar eventuele knelpunten zitten waar het gaat om de financiering
van behandelingen van patiënten met post-COVID en ieders verantwoordelijkheden daarbij.
De financiële knelpunten, waar uw Kamer ook vragen over heeft gesteld10, herken ik deels. Deze knelpunten hangen samen met het gegeven dat in ons stelsel
de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders samen afspraken maken over de te leveren
zorg. Desalniettemin kijk ik wat binnen de randen van het stelsel mogelijk is.
Meerjarig onderzoeksprogramma post-COVID
Er is nog veel onduidelijk over de diagnose en mogelijke behandeling van post-COVID.
Nationaal en internationaal vindt gelukkig al veel onderzoek plaats, maar meer onderzoek
blijft nodig. Daarom intensiveer ik de inzet op onderzoek en zet ik via ZonMw een
grootschalig onderzoeksprogramma uit met een looptijd van 2023 tot en met 2026. Het
onderzoeksprogramma richt zich op het ontwikkelen van de benodigde kennis over de
mechanismen die betrokken zijn bij post-COVID en de (verdere) ontwikkeling van diagnostiek,
behandeling en optimalisatie van zorg voor post-COVID patiënten. Het programma heeft
als doel het verschaffen van meer duidelijkheid over aanhoudende klachten na een besmetting
met COVID-19. Daarmee voldoe ik aan de moties van de leden Paulusma c.s.11 en Omtzigt c.s.12.
Het onderzoeksprogramma zal zich richten op meerdere onderdelen van de kenniscyclus:
van preklinisch onderzoek (fundamenteel, translationeel) tot klinisch en toegepast/praktijk
onderzoek. Om hier vorm aan te geven wordt het onderzoekprogramma opgebouwd uit meerdere
thema’s. Hierbij bestaat aparte ruimte voor onderzoek dat het Ministerie van VWS wil
uitzetten vanwege beleidsurgentie en het proactief inspelen op actuele ontwikkelingen.
Het Ministerie van VWS blijft voor een bedrag van ruim € 14 miljoen verschillende
onderzoeken financieren. Op dit moment lopen via ZonMw 20 onderzoeken die betrekking
hebben op post-COVID13. Naar aanleiding van de subsidieoproep die in maart jl. door ZonMw is opengesteld
rondom diagnostiek en behandeling voor post-COVID neemt dit aantal onderzoeken verder
toe.
Daarnaast heb ik in maart 2023 ZonMw de opdracht gegeven voor het opstellen van een
kennisagenda post-COVID om te identificeren welke kennis nog mist en (nog) niet onderzocht
wordt. Uit de kennisagenda zal blijken welk aanvullend onderzoek nodig is. De kennisagenda
geeft daarmee richting aan toekomstig onderzoek waar de Kamer via de moties van de
leden Paulusma c.s.14 en Omtzigt c.s.15 om heeft verzocht. Op die manier krijgen we zo snel mogelijk meer begrip over post-COVID
en de mogelijke behandelingen daarvan. De kennisvragen vanuit de kennisagenda bepalen
mede de inhoud van het onderzoeksprogramma. Hierbij vraag ik ook om specifieke aandacht
voor kinderen met post-COVID en de verbinding met andere postinfectieuze aandoeningen.
Onder andere de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), het
IVM en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) leveren een bijdrage aan het maken
van de kennisagenda. Daarin worden nationale en internationale onderzoeken op het
gebied van post-COVID samengebracht en geanalyseerd. De kennisagenda bestaat uit twee
delen.
De oplevering van het deel over de biomedische kennisvragen wordt verwacht in oktober
2023. De oplevering van het deel over de klinisch- en zorg-gerelateerde kennisvragen
wordt in december 2023 verwacht. In de tweede helft van 2024 wordt de kennisagenda
geactualiseerd. ZonMw communiceert de geïnventariseerde kennis en lopende (inter)nationale
onderzoeken richting het publiek waar mogelijk al tussentijds. Naar aanleiding van
de vraag van het Lid Drost tijdens dit debat inzake biomedisch onderzoek wil ik verwijzen
naar de kennisagenda. Daaruit zal in oktober 2023 blijken welke hiaten er zijn ten
aanzien van biomedisch onderzoek en zal vervolgens ingezet worden om meer onderzoek
op dit vlak van de grond te krijgen middels het meerjarig onderzoeksprogramma.
COVID-19 is niet de enige ziekte die aanhoudende klachten veroorzaakt. Sommige acute
infecties worden al langer in verband gebracht met onverklaarbare chronische klachten.
Deze post-acute infectiesyndromen (PAIS's) hebben impact op de levens van mensen en
leggen extra druk op de gezondheidszorg, terwijl er nog steeds weinig begrip is van
de onderliggende mechanismen. Het vergelijkbare symptoomprofiel van individuele PAIS's,
ongeacht de ziekte, en de overlap van klinische kenmerken met myalgische encefalomyelitis/chronisch
vermoeidheidssyndroom (ME/CVS), suggereren de mogelijke betrokkenheid van een gemeenschappelijke
oorzaak en/of ontwikkeling. Om deze reden kan er voor post-COVID worden geput uit
onderzoek wat reeds is uitgevoerd of gaande is naar deze en andere postinfectieuze
aandoeningen.
Tevens draagt onderzoek naar post-COVID bij aan de onderliggende mechanismen die betrokken
zijn bij deze gehele groep van onverklaarbare chronische ziekten. Ik geef in de opdrachtverlening
als aandachtspunt aan ZonMw mee om bij de vormgeving van het onderzoeksprogramma waar
mogelijk de dwarsverbanden met (onderzoek naar) andere PAIS’s te leggen.
Europese coördinatie
Het is belangrijk dat de EU-lidstaten hun krachten bundelen in de aanpak van post-COVID.
Op de EU Gezondheidsraad van 9 december jl. en 14 maart jl. (Kamerstuk 21 501-31, nrs. 694 en 702) maakte ik mij hard voor een gezamenlijke Europese inzet rond post-COVID. Daarnaast
stuurde ik op 8 maart jl. een brief naar de Europese Commissie met daarin een oproep
om een gecoördineerde Europese aanpak van post-COVID te versnellen.
Nederland levert een substantiële bijdrage aan het Europese wetenschappelijke onderzoeksveld
middels de inventarisatie van kennishiaten in de kennisagenda post-COVID en het meerjarig
onderzoeksprogramma dat ik initieer. De Europese Commissie heeft, mede dankzij Nederlandse
inzet, het Europees expertisenetwerk post-COVID opgericht. Op 2 mei jl. vond het eerste
overleg plaats van het Europees expertisenetwerk post-COVID. Het netwerk draagt bij
aan het versterken van de post-COVID aanpak op (inter)nationaal niveau. Het netwerk
biedt een platform voor het uitwisselen van nationale kennis en ervaringen op het
gebied van onder meer diagnose en behandeling. Daarnaast verzamelt het netwerk informatie
over de situatie in de verschillende EU-landen met betrekking tot post-COVID. ZonMw,
de NFU en C-support nemen namens Nederland deel aan dit Europees expertisenetwerk
post-COVID.
Te continueren inspanningen voor post-COVID patiënten
Zorg voor personen met post-COVID
Mensen die langdurig klachten houden na een coronabesmetting behoeven in veel gevallen
extra zorg. Het merendeel van de zorg vindt plaats in de eerstelijnszorg en de tweedelijnszorg.
Soms is zorg nodig in de vorm van medisch-specialistische zorg of geriatrische revalidatiezorg.
Ook kunnen mensen bij hun herstel gebruikmaken van de huisarts, de wijkverpleging
en de geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg wordt vergoed uit het basispakket. Op
verschillende plekken zijn er voorbeelden van hoe de zorg voor deze patiënten het
beste kan worden georganiseerd. Een voorbeeld van het slim organiseren van zorg en
een doorgeleiding naar de juiste zorg op de juiste plek is het Zorgpad post-COVID
in de regio Nijmegen waarbij een casemanager post-COVID patiënten actief begeleidt.
Het is belangrijk dat dit soort goede voorbeelden worden verspreid onder zorgaanbieders.
Afhankelijk van de klachten beoordeelt de huisarts of een bezoek aan een medisch specialist
of paramedische herstelzorg nodig is en door wie deze zorg gegeven moet worden. Op
basis van deze verwijzing worden er dan ook in de reguliere tweedelijnszorg patiënten
met post-COVID behandeld. Daarbij levert de bereidheid van veel patiënten om mee te
doen aan onderzoek naar het effect van de herstelzorg een belangrijke bijdrage aan
het verbeteren van deze zorg.
Daarnaast bied ik post-COVID patiënten ondersteuning middels de tijdelijke regeling
voor paramedische herstelzorg. Paramedische herstelzorg bestaat onder andere uit fysiotherapie,
oefentherapie, ergotherapie en diëtetiek. Het is per patiënt verschillend welke zorg
nodig is. Ik ben voornemens om de regeling paramedische herstelzorg te verlengen tot
1 januari 2025. Deze kosten zijn geraamd op 71 miljoen euro en onderdeel van de Voorjaarsnota.
Begin 2024 verwacht ik een advies van het Zorginstituut over de effectiviteit van
de paramedische herstelzorg en neem ik een besluit over het definitief opnemen van
deze zorg in het basispakket per 1 januari 2025. Voor de zomer informeer ik u via
de Pakketbrief nader over de verlenging van deze regeling.
C-support
Op 21 september 2020 heeft mijn voorganger u per brief geïnformeerd over het oprichten
van Stichting C-support16. Op 1 oktober 2020 is Stichting C-support in opdracht van VWS van start gegaan. C-support
heeft een belangrijke taak op zich genomen in navolging van de opgedane kennis bij
het begeleiden van mensen met chronische Q-koorts en het Q-koortsvermoeidheidssyndroom.
C-support is een organisatie die nazorg biedt aan post-COVID patiënten, in opdracht
van het Ministerie van VWS. Het biedt ondersteuning en advies op alle leefgebieden,
waar de langdurige gevolgen van COVID-19 op ingrijpen zoals gezondheid, (psycho)sociaal
en werk & inkomen. C-support werkt in samenwerking met het reguliere veld, van huisarts
tot bedrijfs- en verzekeringsarts, van paramedicus tot arbeidsdeskundige en van juridisch
adviseur tot Wmo-consulent. Nazorg- en medisch adviseurs verrichten maatwerk voor
iedere patiënt die na meer dan 3 maanden nog klachten ervaart en zich aanmeldt. Daarnaast
verzorgt C-support scholingen, informatie en advies aan (zorg)professionals, het UWV,
koepelorganisaties, de overheid en onderzoekers.
Inmiddels hebben 24.000 mensen die kampen met post-COVID zich aangemeld bij C-support.
Aan de aanmelding en dienstverlening zijn geen kosten verbonden. C-support zet zich
tevens in voor het verbeteren van de zorg voor patiënten met post-COVID. Momenteel
ben ik met C-support in gesprek over de subsidiëring van deze inzet voor 2024.
Lotgenotencontact voor post-COVID patiënten
Eind 2021 is het amendement van het lid Paulusma c.s.17 aangenomen over extra financiële middelen, à € 500.000 verdeeld over 2022 en 2023,
voor het organiseren en versterken van hybride lotgenotencontact voor de post-COVID
doelgroep door PostCovid NL (onderdeel van het Longfonds en voorheen bekend als coronaplein.nu).
Mijn laatste update aan uw Kamer inzake de invulling van het amendement is van eind
202218. Hierbij informeer ik uw Kamer over de recente ontwikkelingen over het lotgenotencontact
voor post-COVID patiënten.
PostCovid NL stelt de behoeften en wensen van de post-COVID doelgroep centraal in
het vormgeven van het hybride lotgenotencontact. Sinds oktober 2022 kunnen mensen
zich opgeven voor fysieke en digitale lotgenotenbijeenkomsten. Inmiddels zijn 33 digitale
lotgenotengroepen gevormd. Op 1 juli 2023 zijn naar verwachting 73 fysieke lotgenotengroepen
gestart op ten minste 40 locaties verspreid door Nederland.
De waardering van deelnemers van deze lotgenotengroepen is hoog. Zij ervaren met name
erkenning, herkenning en het gevoel niet de enige te zijn. Daarnaast is de informatiebehoefte,
gestoeld op patiëntervaringen, onder de post-COVID doelgroep onverminderd hoog. De
website van PostCovid NL met ervaringsverhalen van de post-COVID doelgroep ontvangt
dagelijks 8.000 bezoekers. Tevens registreerden 18.000 mensen zich op het forum van
de website www.postcovidnl.nl voor uitwisseling van ervaringen. Daarnaast worden via de samenwerking met de Facebookgroep
«Corona Patiënten met langdurige klachten» nog eens ruim 23.000 mensen bereikt. Tot
slot ontvangen 13.000 mensen de nieuwsbrief van PostCovid NL.
In de aanpak is speciale aandacht voor de mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden,
lage sociaaleconomische status en/of een migratieachtergrond, deze doelgroep is moeilijker
te bereiken. De kennis en ervaring van expertisecentrum Pharos is betrokken bij de
vervolgstap in het bereiken van deze groep. Om de doelgroep te bereiken heeft PostCovid
NL eveneens de krachten met C-support gebundeld met het ontwikkelen van een flyer
en een filmpje. Deze materialen worden de komende maanden verspreid onder bijvoorbeeld
zorgverleners, taalinstituten, integratiebureaus, wijkcentra en sociale werkplaatsen.
Registratie van post-COVID patiënten
Het is belangrijk om zicht te houden op het aantal mensen met post-COVID. Er zijn
gelukkig al veel studies op basis waarvan een goede inschatting gemaakt kan worden
van het ziektebeeld en de ziektelast. Zo wijst onderzoek erop dat één op de acht mensen
langdurig klachten houdt na een besmetting met COVID-1919. Veel van de post-COVID patiënten worden na verloop van tijd gelukkig beter. Echter,
voor een deel van de patiënten verloopt het herstelproces minder voorspoedig. Juist
voor deze groep patiënten is het belangrijk dat zij meer perspectief krijgen.
Inmiddels heeft C-support zicht op meer dan 24.000 post-COVID patiënten. Dit zijn
mensen die zichzelf hebben aangemeld bij C-support, omdat zij langer dan drie maanden
klachten hebben ten gevolge van een besmetting met COVID-19. C-support zet zich in
om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Organisaties kunnen ervoor kiezen om – net
zoals C-support doet – patiënten landelijk of regionaal te registeren.
De aanwezigheid van een landelijke registratie is tegelijkertijd geen vereiste voor
het onderkennen van de omvang van het probleem en het diagnosticeren en behandelen
van patiënten. De baten van een landelijke registratie van post-COVID patiënten wegen
dan ook niet op tegen de lasten ervan. Het is onduidelijk welke patiënten wel en niet
geregistreerd moeten worden, aangezien een algemeen geaccepteerde definitie van post-COVID
nog niet bestaat. Daarnaast levert registratie van individuele patiënten extra belasting
op voor de eerstelijnszorg, en in het bijzonder voor de reeds overbelaste huisartsenzorg.
Tegelijkertijd is er ook een verloop in het aantal mensen met post-COVID. Er zijn
gelukkig nog altijd mensen die herstellen en waarvan de klachten afnemen, waardoor
een registratie op patiëntniveau al snel niet meer actueel is. Individuele patiënten
zijn niet geholpen met individuele registratie van hun ziektebeeld, maar wel met erkenning
en een effectieve behandeling. Daar ligt dan ook mijn focus.
Arbeidsmarktbeleid voor personen met post-COVID
Wanneer mensen door post-COVID klachten langdurig niet of minder kunnen werken, kunnen
zij na twee jaar aanspraak maken op een uitkering uit de Wet arbeid en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA). Bij de claimbeoordeling voor de WIA wordt gekeken naar wat
mensen nog wél kunnen. De oorzaak van ziekte of arbeidsongeschiktheid is daarbij niet
doorslaggevend. Er wordt beoordeeld hoeveel iemand nog zou kunnen verdienen en hoe
zich dat verhoudt tot dat wat iemand voorafgaand aan de ziekte of beperking verdiende.
Het doel van de WIA is om mensen perspectief te bieden op een inkomen en te ondersteunen
richting werk.
Uit cijfers van het UWV20 volgt dat in 2022 2.610 mensen een WIA-uitkering aanvroegen (mede) vanwege post-COVID
klachten, al dan niet in combinatie met andere aandoeningen. Bij afgerond 82% van
hen werd een WIA-uitkering toegekend. Dat percentage ligt hoger dan het gemiddelde
percentage voor alle aanvragen (68%). Zie onderstaande tabel voor een verdere specificatie
van de cijfers. Verder volgt uit deze cijfers dat de kans op een WIA-aanvraag door
post-COVID in de sectoren zorg & welzijn en onderwijs hoger is in vergelijking met
andere bedrijfstakken.
Tabel: Uitkomst van de claimbeoordeling bij postcovidsyndroom en overige diagnoses1
Alleen PCS
PCS met neven-diagnose
PCS als neven-diagnose
Overige diagnose
Onbekend: niet in CBBS vastgelegd
Totaal
IVA
6%
11%
15%
23%
17%
21%
WGA volledig
48%
51%
42%
32%
31%
32%
WGA gedeeltelijk
27%
22%
24%
18%
2%
15%
Geen recht
19%
16%
20%
27%
50%
32%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal aantal
910
700
1.000
46.470
14.710
63.790
X Noot
1
Zie voetnoot 15.
In algemene zin werkt de WIA voor veel mensen goed, maar het kabinet ziet ook dat
de WIA in sommige gevallen in de praktijk niet uitpakt zoals bedoeld. Dat heeft soms
hardvochtige effecten voor mensen tot gevolg. Op korte termijn worden maatregelen
genomen om een aantal concrete hardheden aan te pakken. Voor een deel geldt echter
dat de aanpak van hardheden diep ingrijpt in de systematiek van het stelsel voor werk
en inkomen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Daar komt bij dat het stelsel momenteel
onder grote druk staat door de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische
beoordelingen.
Om deze redenen is het van belang dat er zorgvuldig en integraal naar het stelsel
wordt gekeken om tot duurzame oplossingsrichtingen te komen. De Minister van SZW heeft
de onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) hiertoe
opdracht gegeven. Deze commissie onderzoekt of, en zo ja welke, hervormingen nodig
zijn om te komen tot een houdbaar stelsel dat betaalbaar, uitlegbaar en uitvoerbaar
is.
Het Ministerie van SZW ondersteunt sinds 2021 onderzoek om mensen met post-COVID zo
goed als mogelijk volgens de laatste wetenschappelijke inzichten, te begeleiden en
deze kennis ook te delen. Daarmee is overzicht ontstaan in wat voorhanden is om mensen
met post-COVID en werkproblemen te ondersteunen vanuit verschillende disciplines als
de bedrijfsgezondheidszorg, paramedische zorg en nazorgadviseurs. Op grond van de
onderzoeksresultaten is ook inzicht ontstaan in mogelijke voorspellers van werkproblemen
bij post-COVID en in belemmerende en bevorderende factoren in het proces van werkhervatting
en werkbehoud (onderzoek COVWORKS). Naar voren kwam dat de omgevingscontext zoals steun van leidinggevende, collega’s
en thuisfront, maar ook de wijze van begeleiding door de bedrijfsarts en zorgverlener
van belang zijn in het werkhervattingsproces bij post-COVID. Deze inzichten dragen
bij tot een meer efficiënte begeleiding in de praktijk. Daarnaast is ook informatie
ontwikkeld ten behoeve van werkgevers om meer inzicht te geven in de aard van de aandoening
in relatie tot werk. De ontwikkelde informatie is inmiddels breed verspreid via beroeps-
en patiëntenorganisaties en andere betrokken partijen en op www.Arboportaal van het Ministerie van SZW geplaatst. Het onderzoek naar een zo goed mogelijke begeleiding
zal het Ministerie van SZW, dit jaar en het komende jaar continueren, omdat inzichten
uit onderzoek nog steeds in ontwikkeling zijn.
Het Ministerie van SZW zal met mijn departement, C-support en Centrum Werk Gezondheid,
in juni een bijeenkomst organiseren om uit te dragen wat voorhanden is om werkenden
met post-COVID zo goed mogelijk te ondersteunen. Daarnaast zal met de deelnemers vooruit
worden gekeken naar wat nog nodig is nu en in de toekomst, resulterend in een toekomstagenda
post-COVID en werk. Waarmee ook wordt beoogd om beter voorbereid te zijn op een mogelijke
nieuwe toekomstige uitbraak van infectieziekten.
Specifiek voor de zorgsector heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS)
de Subsidieregeling Behoud langdurig zieke zorgwerknemers opgezet. Zorgwerkgevers
konden een subsidie ontvangen die een deel van de kosten dekten voor het verlengen
van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar met 6 tot 12 maanden. Hierdoor hadden
zij langer de tijd om samen met de zorgmedewerker te blijven werken aan het herstel
en de re-integratie. Zorgwerkgevers konden tot en met 31 januari 2023 een aanvraag
indienen. In totaal is € 1,5 miljoen subsidie verleend aan 102 werkgevers in de zorg
voor 205 verschillende medewerkers. Gemiddeld gezien is circa 6,5 maand vrijwillige
loondoorbetaling toegekend per medewerker.
Een relatief kleine groep zorgmedewerkers is als gevolg van langdurige post-COVID
klachten arbeidsongeschikt geraakt. Zoals toegelicht in onder andere de Kamerbrief
van 28 april jl.21 wil het kabinet een specifieke groep zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten
aanvullend financieel ondersteunen.
De Minister voor LZS is bezig met het opstellen van een regeling. Zorgmedewerkers
vallende onder de afbakening kunnen een bedrag van € 15.000 ontvangen. Hiervoor is
een totaalbedrag van € 35 miljoen (inclusief uitvoeringskosten) gereserveerd.
Tot slot
Post-COVID treft veel mensen en kent nog veel onbeantwoorde vragen. Dat is in de eerste
plaats erg vervelend voor de mensen die ermee te maken hebben en de mensen om hen
heen. Zij voelen dat hun leven ingrijpend is veranderd. Wereldwijd wordt er veel onderzoek
gedaan naar de oorzaken en behandeling van post-COVID. Onderzoekers bestuderen onder
meer de langetermijneffecten van COVID-19 en proberen te begrijpen waarom sommige
mensen volledig lijken te herstellen terwijl anderen aanhoudende gezondheidsproblemen
blijven ervaren. Uiteraard hoop ik van harte dat uit dit onderzoek snel effectieve
behandelingen volgen. Ondertussen wordt steeds meer bekend over post-COVID en kunnen
zorgverleners en ondersteuningsorganisaties patiënten vaak al helpen. Ik blijf mij
ook de komende tijd inzetten voor post-COVID door het ondersteunen van patiënten via
C-support, meer onderzoek, kennisdeling en internationale coördinatie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport