Brief regering : Ontwikkelingen op personeelsgebied
36 200 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023
Nr. 86
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2023
Onze mensen vormen het hart van de Defensieorganisatie. Defensie hecht veel belang
aan het verbeteren van het personeelsbeleid en zet gerichte stappen om dat verder
te moderniseren. Ook de Kamer heeft veel aandacht voor onze medewerkers en voor de
omstandigheden waarin zij functioneren. Defensie waardeert zeer dat de Kamer actief
meedenkt over mogelijke verbeteringen van die omstandigheden. In deze brief geef ik
mijn reactie op een aantal moties en toezeggingen op personeelsgebied.
1. Motie van het lid Valstar c.s. over gratis reizen met de trein voor militairen in
uniform en het vaker houden van militaire oefeningen in steden (Kamerstuk 36 200 X, nr. 28)
In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021–2023 is afgesproken dat alle medewerkers van
Defensie voor werkgerelateerde reizen gratis gebruik kunnen maken van het openbaar
vervoer. Sinds 1 maart 2023 voert Defensie deze afspraak uit. Dit stimuleert het reizen
door militairen met het openbaar vervoer en hun zichtbaarheid in de samenleving. Defensie
is als onderdeel van de vernieuwing van het mobiliteitsbeleid in gesprek met de NS
over het verder stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer door militairen
in uniform. Defensie neemt hierbij Duitsland als voorbeeld, waar militairen in uniform
doorgaans gratis gebruik maken van het openbaar vervoer. Wel moet Defensie bij haar
mobiliteitsbeleid rekening blijven houden met het feit dat veel defensielocaties niet
goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, waardoor een groot deel van de militairen
ook bij betere voorzieningen voor openbaar vervoer hiervan geen gebruik kunnen maken.
Hoewel Defensie het belangrijk vindt om de zichtbaarheid van militairen in de samenleving
te vergroten, is meer oefenen in stedelijk gebied geen voor de hand liggende maatregel
om de zichtbaarheid te bevorderen. We oefenen om eenheden gereed te kunnen stellen.
Oefenen in stedelijk gebied is gebonden aan strikte randvoorwaarden die de oefenwaarde
aanzienlijk beperken. Waar nodig en mogelijk vinden oefeningen in stedelijk gebied
plaats. De KMAR doet dat met regelmaat bij onder meer oefeningen voor Hoog Risico
Beveiliging, het handhaven van de openbare orde, verkeersbegeleiding of waardetransporten.
Daarnaast wordt vanuit het special operations command (SOCOM) deelgenomen aan DSI-oefeningen
en vindt jaarlijks de oefening «Port Defender» plaats in de haven van Rotterdam. Waar
mogelijk neemt Defensie deel aan oefeningen binnen de veiligheidsregio’s.
2. Motie van het lid Boswijk c.s. over tussenvorm oefening en uitzending (Kamerstuk
36 200 X, nr. 36); Toezegging aan het lid Boswijk tijdens de Begrotingsbehandeling op 17 november
2022 over tussenvorm oefening en uitzending en de nazorg voor medewerkers (Handelingen
II 2022/23, nr. 24, item 12).
Deze motie en toezegging gaan over de vraag of de huidige kwalificaties van oefeningen
en uitzendingen nog aansluiten bij de huidige situatie, en of er een tussenvorm moet
worden gecreëerd. Defensie herkent dat niet alle missies in het buitenland kunnen
worden geschaard onder de huidige definities van oefeningen en uitzendingen. Dat leidt
tot onduidelijkheden als het gaat om uitzendbescherming, andersoortige rechtspositionele
aanspraken, waaronder het al dan niet in aanmerking komen voor toelagen, en ook wat
betreft het verlenen van nazorg. Defensie wil die onduidelijkheid wegnemen. In het
derde kwartaal van dit jaar wordt een analyse van deze problematiek afgerond. De uitkomsten
hiervan worden besproken met de bonden en leiden wat Defensie betreft tot een herijking
van het rechtspositioneel kader. Daarover moeten afspraken worden gemaakt in een nieuw
arbeidsvoorwaardenakkoord. Ik kom hier na afronding van het arbeidsvoorwaardenakkoord
zo spoedig mogelijk op terug. Vooruitlopend op een structurele oplossing is voor de
inzet in het buitenland ten behoeve van Oekraïne een tijdelijke rechtspositionele
voorziening getroffen.
3. Motie van het lid Kuzu c.s. over Bevindingen Exitgesprekken, omzetten in concrete
verbeteringen om meer militairen duurzaam aan Defensie te verbinden (Kamerstuk 36 200 X, nr. 43)
Defensie hecht veel belang aan behoud van medewerkers. Een goede gesprekscyclus met
medewerkers is nodig om meer inzicht te krijgen in de maatregelen die Defensie moet
nemen om behoud te stimuleren. Dat geldt ook voor exitgesprekken. Defensie gaat die
systematisch voeren en analyseren. Dit is onderdeel van een project waarin het reeds
bestaande Doorlopend Dienstverlatersonderzoek Defensie (D3), dat werkt met vragenlijsten,
wordt doorontwikkeld. In het project worden de bevindingen van de exitgesprekken gekoppeld
aan de antwoorden op de D3-vragenlijsten. Het project loopt inmiddels bij de Koninklijke
Marechaussee, het Defensie Ondersteuningscommando en bij COMMIT en is in de loop van
2024 bij alle Defensieonderdelen ingevoerd. De analyses van de gecombineerde informatiebronnen
geven een beter inzicht in de daadwerkelijke vertrekredenen op Defensie-, Defensieonderdeel-,
en eenheidsniveau. Verbetermaatregelen kunnen hierdoor op deze niveaus worden bepaald
en ingevoerd. Ik beschouw hiermee de motie als afgedaan.
4. Motie van het lid Kuzu en Valstar over maximale termijn bij functies (Kamerstuk 36 200 X, nr. 44)
In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021–2023 is afgesproken om de medewerker meer tijd
en ruimte te geven voor persoonlijke ontwikkeling en loopbaanontwikkeling door mogelijkheden
te bieden voor een langere plaatsingsduur. Die wordt in overleg tussen leidinggevende
en medewerker vastgesteld. Het uitgangspunt bij nieuwe plaatsingen is een minimale
plaatsingsduur van 3 jaar. De maximale periode is 7 jaar. Dit biedt meer gelegenheid
aan het personeel om binnen de organisatie kennis, kunde en ervaring op te doen en
het draagt tegelijkertijd bij aan het verhogen van de personele gereedheid. Ik beschouw
hiermee de motie als afgedaan.
5. Motie van de leden Kuzu en Hammelburg over de inrichting van verblijfsruimtes (Kamerstuk
36 200 X, nr. 57)
Het uitgangspunt van Defensie is dat, zolang wordt voldaan aan wet- en regelgeving,
het is toegestaan om een gezellige en persoonlijke leefomgeving te creëren in de legeringsruimte.
Defensie is de legeringsgebouwen grootschalig aan het opknappen en vernieuwen. Natuurlijk
moet het daarbij mogelijk zijn om legeringskamers of huiskamers naar eigen wens in
te richten en aan te kleden. Als die behoefte er is, kan bij het lokale Servicepunt
van het Facilitair Bedrijf Defensie worden geverifieerd wat de mogelijkheden zijn
en om toestemming worden gevraagd. Defensie moet uiteraard wel voldoen aan wet- en
regelgeving, onder meer met het oog op de brandveiligheid. Het komt voor dat zelf
meegebrachte voorwerpen voor de inrichting botsen met de brandveiligheidsregels en
daarom niet worden toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn niet geïmpregneerde kerstversiering
of niet aantoonbaar brandveilig meubilair. Ook deze motie beschouw ik hiermee als
afgedaan.
6. Toezegging aan de heer Kuzu tijdens de begrotingsbehandeling Defensie van 17 november
2022 dat van het budget dat door de politiek gealloceerd was voor ons personeel, iedere
euro naar ons personeel gaat
Conform bovengenoemde toezegging herbevestig ik hierbij dat het budget dat is bestemd
voor het Defensiepersoneel, volledig naar hen toe gaat. Voor zover budget door de
sociale partners nog niet is bestemd, zal dat worden meegenomen in het AV-akkoord
voor 2024. De toezegging acht ik hiermee afgedaan.
7. Toezegging aan de heer Boswijk tijdens het Verzameldebat Defensie van 26 januari
2023 (Kamerstuk 27 830, nr. 386) over militairen die met Functioneel Leeftijdsontslag zijn en willen herintreden
In het huidige AV-akkoord is opgenomen dat militairen die kiezen voor de zogeheten
nieuwe Diensteinderegeling (nDer) de optie hebben om een jaar na te dienen. Daardoor
kunnen militairen die dat willen langer doorwerken. Herintreden bij Defensie als militair
na het leeftijdsontslag is weliswaar niet onmogelijk, maar niet opportuun omdat hierdoor
de aanspraak op een uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen komt
te vervallen. Wel is er sinds de invoering van de nieuwe nDer sprake van een hogere
ontslagleeftijd, namelijk 5 jaar voor de AOW-leeftijd. De toezegging acht ik hiermee
afgedaan.
8. Toezegging aan de heer Boswijk tijdens het commissiedebat Taakspecialisatie van 23 maart
2023 (Kamerstuk 33 279, nr. 39) over de wijze waarop de actualiteit in officiersopleidingen wordt opgenomen.
Mede namens de Minister van Defensie laat ik u weten dat de officiersopleiding van
Defensie voortdurend wordt aangepast en toegespitst op de veranderende veiligheidsomgeving
en lessen uit de praktijk. Vanuit historisch perspectief waren opleidingen en trainingen
tijdens de Koude Oorlog gericht op een grootschalig conflict in Europa. Na de val
van de muur kregen praktische vaardigheden om te kunnen opereren in missies ter bevordering
van de internationale rechtsorde of om bijstand te kunnen leveren bij nationale operaties
meer aandacht dan de theoretische en praktische kennis van grootschalige oorlogsvoering.
Aangezien de veiligheidssituatie de afgelopen periode merkbaar is veranderd is opdracht
gegeven tot modernisering van het militaire onderwijs. Die modernisering is gaande
en een continu proces. Officieren moeten bijvoorbeeld leren hoe te opereren nu door
technologische ontwikkelingen, kunstmatige intelligentie en big data snelheid en precisie
zijn toegenomen. Militairen moeten zich beschermen tegen de manieren waarop tegenstanders
proberen onze wil, perceptie, gedrag en systemen te beïnvloeden. Ook van de Oekraïense
krijgsmacht zullen Nederland en onze bondgenoten in de toekomst veel kennis op kunnen
doen. De ingezette onderwijsmodernisering beoogt (aspirant)officieren de mogelijkheid
te geven om zich continu te ontwikkelen gedurende hun loopbaan. De toezegging achten
wij hiermee afgedaan.
9. Toezegging aan de heer Valstar en de heer Futselaar tijdens het commissiedebat veiligheid
en integriteit van 13 april 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 80) over het doen van navraag bij de commissie-Heerma van Voss of er voorbeelden bekend
zijn waarbij de forfaitaire vergoeding niet representatief was voor de gemaakte medische
kosten
In aanbeveling 9 uit het eindrapport «Begrensde ruimhartigheid» van de commissie-Heerma
van Voss wordt aanbevolen de forfaitaire materiële schadevergoeding bij ernstige aandoeningen
aan de daadwerkelijke medische kosten te relateren (bijlage bij Kamerstuk 36 200 X, nr. 52). In mijn brief van 31 maart 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 71) schreef ik, kort gezegd, dat er vooralsnog geen aanleiding is de uitkering voor
de materiële kosten te verhogen bij ernstige aandoeningen. Bij de commissie is, zoals
ik heb toegezegd, navraag gedaan of er voorbeelden bekend zijn waarbij de forfaitaire
vergoeding in de Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie onvoldoende was om de gemaakte
medische kosten te dekken. In de bijlage treft u de reactie van de commissie van 25 mei
2023. De Commissie heeft dit voortvarend onderzocht en geen andere dan het reeds gegeven
voorbeeld gevonden. De Commissie schrijft: «Dit betekent inderdaad dat de mogelijkheid
voor uitvoering van aanbeveling 9 naar het oordeel van de commissie voldoende is onderzocht.»
Hiermee wordt bevestigd dat er op dit moment geen aanleiding is de forfaitaire vergoeding
te verhogen bij ernstige aandoeningen. Mocht later blijken dat een hogere vergoeding
in de rede ligt, zal dit worden heroverwogen. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid
een individuele letselschadeclaim in te dienen. De toezegging acht ik hiermee afgedaan.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.