Brief regering : WUR-rapport 'Het perspectief van biologische landbouw'
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
Nr. 94
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2023
Hierbij ontvangt u het WUR-rapport «Het perspectief van biologische landbouw – Effecten
                  van het vergroten van het areaal biologische akkerbouw en melkveehouderij op klimaat,
                  natuur en dierenwelzijn».1
In het Actieplan «Groei voor biologische productie en consumptie» dat ik u op 19 december
                  2022 heb toegestuurd (Kamerstuk 30 252, nr. 78) heeft u kunnen lezen dat biologische landbouw in Nederland goed past in een duurzaam
                  toekomstperspectief voor de Nederlandse landbouw, bijdraagt aan de opgaven waar we
                  voor staan en een belangrijke rol kan spelen in de transitie naar een duurzame en
                  toekomstbestendige landbouw.
               
In dit rapport is dit nader uitgewerkt en onderbouwd voor de twee biologische sectoren
                  met het grootste landbouwgebruik in Nederland: de akkerbouw/vollegrondsgroenten en
                  de melkveehouderij.
               
Er is gekeken naar wat het effect is van een groter areaal van deze sectoren op de
                  thema’s klimaat, natuur en dierenwelzijn. Daarbij is een vergelijking gemaakt tussen
                  de biologische en gangbare sectoren. Daarnaast zijn in het rapport kansen en belemmeringen
                  voor groei van de Nederlandse biologische landbouw uiteengezet.
               
Het rapport onderstreept de kracht van de biologische landbouw. De conclusies van
                  het rapport laten zien dat groei van het areaal van de biologische akkerbouw en biologische
                  melkveehouderij bijdraagt aan de grote opgaven waar Nederland voor staat op het gebied
                  van van klimaat, natuur en dierenwelzijn:
               
Klimaat
Groei van het areaal in de biologische akkerbouw en biologische melkveehouderij draagt
                     bij aan een vermindering van de broeikasgasemissies in Nederland uitgedrukt in Mton CO2eq per jaar.
                  
Voor de biologische akkerbouw is de uitstoot van broeikasgassen per hectare lager,
                     maar in het rapport niet gekwantificeerd. De uitstoot is afhankelijk van de gewassen
                     die worden verbouwd.
                  
De bijdrage van de biologische melkveehouderij is een ruwweg 1/3 lagere uitstoot van
                     broeikasgassen per hectare dan bij gangbaar.
                  
Natuur
Groei van het areaal in de biologische akkerbouw en biologische melkveehouderij draagt
                  tevens bij aan het versterken van de natuur in Nederland.
               
Op biologische akkerbouwbedrijven is de nitraatuitspoeling over het algemeen namelijk
                  lager dan op gangbare akkerbouwbedrijven. De resultaten voor de Nederlandse situatie
                  zijn variabel en afhankelijk van de omstandigheden. Met betrekking tot de ammoniakemissie
                  zijn op basis van de beschikbare data geen eenduidige conclusies te trekken over verschillen
                  in ammoniakemissie per hectare tussen gangbare en biologische bedrijven.
               
In de biologische melkveehouderij is de nitraatuitspoeling per hectare bij bemesting
                  van het land naar het grondwater lager dan in de gangbare melkveehouderij. De ammoniakemissie
                  (in kg NH3) in het veld en uit de stal is ruwweg 40–50% lager dan bij de gangbare melkveehouderij.
               
Voor beide biologische sectoren geldt verder dat er minder negatieve impact op de
                  biodiversiteit op en rondom het bedrijf is, omdat er een verbod op het gebruik van
                  chemisch-synthetische gewasbescherming is. In de biologische melkveehouderij is er
                  ook minder negatieve impact door een lager gebruik van antibiotica en een verwacht
                  lager gebruik van diergeneesmiddelen. Het aantal verschillende plantensoorten en de
                  hoeveelheid insecten bij biologische bedrijven is over het algemeen hoger dan bij
                  gangbare bedrijven.
               
Het rapport laat hiermee ook zien dat omschakelen naar biologische akkerbouw en biologische
                  melkveehouderij kan bijdragen aan het realiseren van de gebiedsdoelen in het kader
                  van de gebiedsgerichte aanpak, bijvoorbeeld in de bufferzones rondom Natura 2000-gebieden.
                  De impact van biologische akkerbouw en biologische melkveehouderij op de omgeving
                  is namelijk per hectare minder. Tegelijkertijd is de huidige praktijk van beide biologische
                  sectoren gunstig voor het bereiken van de doelen in het kader van de Kaderrichtlijn
                  Water.
               
Dierenwelzijn
In de Europese biologische verordening die ten grondslag ligt aan het biologische
                  keurmerk zijn bepalingen opgenomen over dierenwelzijn die in het algemeen zorgdragen
                  voor meer dierenwelzijn in de biologische veehouderij. Groei van het areaal biologische
                  melkveehouderij zou volgens het rapport kunnen bijdragen aan het vergroten van het
                  welzijn van melkkoeien in Nederland, maar op dit moment is dat nog onvoldoende met
                  onderzoek te onderbouwen.
               
Aanbevelingen voor groei van de Nederlandse biologische landbouw
Het rapport toont niet alleen de positieve bijdrage van genoemde biologische sectoren
                  aan klimaat, natuur en dierenwelzijn. Het laat ook zien dat er in de biologische landbouw
                  nog verbeteringen mogelijk en nodig zijn om de bedrijfsvoering met het oog op klimaat,
                  natuur en dierenwelzijn te verbeteren en dat daar ook meer inzicht en kennis voor
                  nodig is. Zo ligt er een opgave om fossielvrije technologie voor onkruidbestrijding
                  te ontwikkelen, is er behoefte aan meer inzicht in broeikasgasemissies bij de teelt
                  van diervoerders in het buitenland en is er behoefte aan empirisch onderzoek om meer
                  inzicht in het dierenwelzijn in de biologische veehouderij te krijgen.
               
Het rapport geeft ten slotte een aantal aanbevelingen, inclusief onderzoekssuggesties,
                  over o.a. de relevantie van het vergroten van de vraag naar biologische producten
                  en de beschikbaarheid van grond voor gangbare bedrijven die willen omschakelen naar
                  biologisch. Deze aanbevelingen staan reeds genoemd in het Actieplan «Groei voor biologsiche
                  productie en consumptie» en pak ik op.
               
De onderzoekssuggesties leveren een goede bijdrage aan de Kennisagenda biologisch die in het kader van het Actieplan wordt opgesteld. Deze agenda
                  structureert en bundelt de kennisopgaven in de biologische sector en geeft voor de
                  komende jaren richting aan de inzet op kennis en innovatie.
               
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  P. Adema
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit