Brief regering : Wijziging basispakket Zorgverzekeringswet 2024
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1196
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2023
Met deze brief informeer ik u over de volgende onderwerpen die verband houden met
het beoogde basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in het jaar 2024:
1. Enkele wijzigingen in het Besluit zorgverzekering per 1 januari 2024:
– Het toevoegen van fysio- en oefentherapie voor een valpreventieve beweeginterventie.
– Het flexibiliseren van de aanspraak kraamzorg.
2. Het verlengen tot 1 januari 2025 van paramedische herstelzorg na Covid-19.
3. Stand van zaken vergoeding kosten eiceldonatie voor wensmoeder met medische indicatie.
4. Aanspraak overgewicht en obesitas kinderen.
5. Voortgang trajecten voorwaardelijke toelating (VT) en Subsidieregeling veelbelovende
zorg (VeZo).
6. Stand van zaken pilot aanpassingsstoornissen.
7. Stand van zaken geriatrische revalidatiezorg.
8. Stand van zaken geneeskundige zorg voor specifieke patiëntengroepen (GZSP)
Nederland heeft een hoogstaande gezondheidszorg, met een breed en fijnmazig aanbod
en uitstekend gekwalificeerde en betrokken zorgmedewerkers. Maar niet alle zorg die
wordt geleverd is aantoonbaar effectief. Sterker, zorg waarvan is aangetoond dat deze
niet effectief is, wordt in de praktijk soms toch geleverd. Cliënten en patiënten
ondervinden nadelen van ineffectieve zorg omdat zij niet de zorg krijgen die voor
hen het meest passend is. We kijken altijd naar waar de zorg in Nederland kan en moet
worden verbeterd. Momenteel hebben wij de middelen om de zorg te verbeteren waarmee
we tot de internationale top zouden behoren, maar dreigt deze kans – indien niet wordt
ingezet op het leveren van effectieve zorg – aan ons voorbij te gaan.
Verandering is nodig om de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg
te behouden en te verbeteren. Om dit te realiseren is er in het Integraal Zorgakkoord
(IZA) (Kamerstuk 31 765, nr. 655) afgesproken om de beweging naar passende zorg in te zetten. Passende zorg is waardegedreven,
komt samen met en rondom de patiënt tot stand, vindt plaats op de juiste plek en gaat
over gezondheid in plaats van ziekte.
Afspraken in het IZA gaan dus ook over het pakketbeheer. Het uiteindelijke doel is
dat alleen (de meest) effectieve zorg binnen het basispakket vergoed wordt. De houdbaarheid
van het stelsel vraagt hierom en op deze manier is de patiënt verzekerd van goede
zorg. Zoals ook in het IZA is omschreven, onderken ik de noodzaak van de verbetering
van het pakketbeheer om passende zorg te realiseren. Dit wil ik onder andere doen
door het verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket. Over de nadere invulling
om tot de verbeterde en verbrede toets te komen ontvangt uw Kamer later dit voorjaar
een brief.
Een andere manier waarop ik de beweging naar passende zorg kracht bij wil zetten via
het basispakket is door effectieve preventieve (keten)aanpakken, toe te voegen aan
het basispakket. Specifieke voorbeelden hiervan waar ik in deze brief op in ga, zijn
de uitbreiding van valpreventie en de toevoeging van de ketenaanpak voor kinderen
met overgewicht en obesitas.
1. Wijzigingen in het Besluit zorgverzekering per 1 januari 2024
Het toevoegen van fysio- en oefentherapie voor een valpreventieve beweeginterventie
In het Coalitieakkoord is een aantal maatregelen aangekondigd zodat ouderen gezond
ouder kunnen worden in hun eigen of passende omgeving. Inzetten op valpreventie is
één van die maatregelen. Samen met onder meer gemeenten, GGD-en en maatschappelijke
partijen zoals VeiligheidNL zet het kabinet fors in om het risico op vallen zoveel
mogelijk te beperken. Onder meer door ervoor te zorgen dat ouderen met een hoog valrisico
sneller in beeld komen en een valpreventieve beweeginterventie aangeboden krijgen.
Over de voortgang van deze maatregelen met betrekking tot valpreventie wordt de Kamer
regelmatig geinformeerd, onlangs nog in een kamerbrief over diverse onderwerpen met
betrekking tot leefstijl en preventie.1 Valpreventie is ook één van de ketenaanpakken waarover afspraken zijn gemaakt in
het IZA en het Gezond en Actief Leven Akkoord.
De ketenaanpak valpreventie bestaat uit een aantal stappen: allereerst moeten thuiswonende
ouderen (65+) met een verhoogd valrisico worden opgespoord en moet bij hen de mate
van valrisico worden vastgesteld. Dit kan zowel in het gemeentelijke domein als in
het zorgdomein gebeuren. Indien ouderen een hoog valrisico hebben moet gekeken worden
waaruit dit hoge risico bestaat en welke interventies (in of buiten de zorg) moeten
worden ingezet om dit hoge risico te verlagen. Dit kan zowel in de zorg zijn (medicatiescreening
bijvoorbeeld) als in het sociale domein (woningaanpassingen bijvoorbeeld). Voor ouderen
met een verhoogd valrisico is sowieso een valpreventief beweegprogramma aangewezen.
Voor een grote groep ouderen zal dit beweegprogramma in het gemeentelijke domein plaatsvinden.
Het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) heeft aangegeven dat wanneer een oudere
naast hoog valrisico ook onderliggende of bijkomende somatische of psychische problemen
heeft, een beweegprogramma waarbij begeleiding op het niveau van een fysiotherapeut
noodzakelijk is, onder zorg in de zin van de Zvw te scharen is. Om voor deze groep
vergoeding van de valpreventieve beweegprogramma’s vanuit de zorgverzekering mogelijk
te maken, moet het Besluit zorgverzekering worden gewijzigd vanwege de huidige beperkingen
op de aanspraak op fysio- en oefentherapie.
Het flexibiliseren van de aanspraak kraamzorg
Een goede start van ouder en kind is van belang voor het terugdringen van de perinatale
sterfte en morbiditeit. Hier draagt kraamzorg bij. De beroepsgroep heeft aangegeven
dat er behoefte is aan een meer flexibele inzet van kraamzorg. Op deze manier is het
mogelijk om beter passende kraamzorg te leveren, ook voor een langere periode dan
tot en met de 10e dag na de bevalling.
Dit sluit aan bij de opgave van het programma «Kansrijke Start» waarin gewerkt wordt
aan een kansrijke start voor iedereen. De kraamzorg levert daar een belangrijke bijdrage
aan en kan door deze flexibilisering over een langere periode ondersteuning bieden
aan gezinnen waar dat nodig is. Dit betekent niet dat er behoefte is om in totaal
meer uren kraamzorg in te zetten, maar dat er bij het ene gezin feitelijk minder inzet
nodig is, en bij het andere gezin meer «terugkomdagen» wenselijk zijn.2 Om die reden heeft VWS het Zorginstituut advies gevraagd omtrent het loslaten van
de grens op de 10e dag. Het Zorginstituut heeft aangegeven dat flexibilisering mogelijk
is door de grens te verplaatsen van de 10e dag naar 6 weken vanaf de bevalling (zie
bijlage 1 en 2). De zorg gedurende de zwangerschap en geboorte volgt de zorgstandaard
integrale geboortezorg, waaruit volgt dat er goede samenwerkingsafspraken moeten zijn
tussen onder andere de verloskundige en kraamzorg. Door de formele afronding van zorg
door de verloskundige en kraamzorg gelijk te trekken kan daar waar nodig de zorg en
ondersteuning door de kraamverzorgende voor een langere periode ingezet worden.
De verlenging van de periode waarin kraamzorg verleend kan worden, zal naar verwachting
geen financiële gevolgen hebben. Op dit moment wordt er gewerkt met het Landelijke
Indicatie Protocol (LIP) waarbij de indicatiestelling loopt tot de 10e dag en een gemiddelde indicatiestelling van 49 uur. De nieuwe kraamzorg landelijke
indicatie methodiek (KLIM) wordt nu beproefd. De KLIM gaat uit van een minimum van
38 uur en een maximum van 52 uur kraamzorg. Uit eerder onderzoek naar de zorgpakketten
die onderdeel uitmaken van de KLIM is gebleken dat het budgetneutraal geïmplementeerd
kan worden. Dit komt doordat het aantal geïndiceerde uren lager uitkomt dan wat gemiddeld
geïndiceerd wordt volgens het LIP. Beide indicatieprotocollen zijn zo afgebakend dat
het niet mogelijk is om voor een langere periode dan uiterlijk 6 weken kraamzorg te
verlenen. Ik ben voornemens om de ontwikkelingen van de door branchepartijen geïnitieerde
nieuwe indicatieprotocol te monitoren op eventuele financiële drempels die ervaren
zouden kunnen worden doordat het totaalbedrag aan de eigen bijdrage stijgt naarmate
het aantal geïndiceerde en verleende uren kraamzorg toeneemt.
2. Het verlengen tot 1 januari 2025 van de paramedische herstelzorg na Covid-19
Een deel van de mensen met ernstige klachten of beperkingen tijdens hun herstel na
Covid-19 heeft extra zorg nodig om goed te herstellen. De huisarts of medisch specialist
kan beoordelen of iemand in aanmerking komt voor eerstelijns paramedische herstelzorg.
Deze herstelzorg kan bestaan uit fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie, diëtetiek
en logopedie. De herstelzorg, die mono- of multidisciplinair kan worden ingezet, is
per 18 juli 2020 voorwaardelijk toegelaten tot het basispakket. Eén van de voorwaarden
is deelname aan onderzoek naar de effectiviteit van paramedische herstelzorg. De toelating
loopt af per 1 augustus 2023.
Ik wil deze toelating verlengen tot 1 januari 2025 zodat ook de patiënten die sinds
het voorjaar 2023 besmet zijn geraakt of nog besmet worden en moeite ondervinden bij
het herstel, gebruik kunnen blijven maken van paramedische herstelzorg. Op basis van
het onderzoek naar de effectiviteit van paramedische herstelzorg zal het Zorginstituut
een duiding en advies uitbrengen met betrekking tot de definitieve vergoeding vanuit
de zorgverzekering. Deze beoordeling wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2024.
Op dat moment is er duidelijkheid over de effectiviteit van paramedische herstelzorg
en daarmee ook in hoeverre deze zorg deel uitmaakt van het basispakket. Normaliter
is een voorwaardelijke toelating dan afgerond. Bij een positieve beoordeling door
het Zorginstituut zullen echter de aanspraken op fysio- en oefentherapie, diëtiek
en ergotherapie in het Besluit zorgverzekering waarschijnlijk aangepast moeten worden
om paramedische herstel zorg volledig uit het basispakket te kunnen vergoeden. Om
te voorkomen dat mensen bij een positieve beoordeling door het Zorginstituut tussen
wal en schip vallen, is het noodzakelijk dat de voorwaardelijke toelating na afronding
van het onderzoek en hangende de besluitvorming over definitieve pakketopname kan
doorlopen tot uiterlijk 1 januari 2025. Op dat moment kan de zorg opgenomen worden
in het basispakket door de wijziging van het Besluit zorgverzekering via de pakketcyclus
voor het jaar 2025.
3. Stand van zaken vergoeding kosten eiceldonatie voor wensmoeder met medische indicatie
In de brief over het verzekerde pakket van afgelopen jaar, schreef ik uw Kamer reeds
over het advies van het Zorginstituut om het basispakket met ivf-draagmoederschap
uit te breiden in het geval de wensmoeder een medische indicatie heeft waardoor zij
zelf geen vrucht kan dragen, maar wel eigen eicellen heeft.3 Ik gaf aan dit advies over te nemen en deze wijziging tot uitbreiding van het basispakket
pas te effectueren nadat het wetsvoorstel «Kind, draagmoederschap en afstamming» is
aanvaard en in werking is getreden. Pas dan zijn de juridische waarborgen voor draagmoederschap
ook voorafgaand aan het draagmoederschap voldoende geregeld.4
Naar analogie van deze situatie heb ik het Zorginstituut ook verzocht om advies over
de vergoeding van de medische kosten rondom eiceldonatie. Bij eiceldonatie staat een
donor onbevruchte eicellen af aan een vrouw die zelf geen (bruikbare) eicellen (meer)
heeft. De totstandkoming van de zwangerschap wordt medisch geassisteerd door middel
van een ivf-behandeling.5 Dit advies over eiceldonatie is inmiddels verschenen (zie bijlage 3).
Het deel van de behandeling dat bij de eiceldonor wordt uitgevoerd6, behoort op dit moment niet tot het basispakket. De reden hiervoor is dat de Zvw
alleen voorziet in de vergoeding van vruchtbaarheidsbehandelingen die bij een verzekerde
zelf worden uitgevoerd op grond van een medische indicatie. Het advies van het Zorginstituut
is dat eiceldonatie als verzekerde zorg in het basispakket opgenomen kan worden. Voorwaarde
hierbij is dat de wensmoeder een medische indicatie heeft, waardoor ze zelf geen (goede)
eicellen heeft. De ivf-behandeling van de wensmoeder, inclusief het deel van de behandeling
dat nodig is bij de eiceldonor, kan dan volledig worden vergoed uit de basisverzekering
van de wensmoeder. Ik ben voornemens dit advies over te nemen en eiceldonatie in de
hiervoor beschreven situatie toe te voegen aan het basispakket van de zorgverzekering.
Het Zorginstituut wijst er in het advies over de vergoeding van eiceldonatie op dat
de verzekerde zelf onderdeel dient uit te maken van de ivf-behandeling. Dit betekent
dat wensmoeders die én geen baarmoeder én geen eicellen (meer) hebben, niet voor vergoeding
van eiceldonatie en ivf-draagmoederschap in aanmerking komen. Anders dan in de hiervoor
beschreven situatie is er geen sprake van een geneeskundige zorgvraag bij de verzekerde
en vruchtbaarheidsgerelateerde zorg ter bevordering van de vruchtbaarheid van de verzekerde
zelf. Een verzekerde heeft aanspraak op de ivf-behandeling vanwege de zorgvraag (de
indicatie), niet vanwege de (mogelijke) uitkomst van de behandeling.
Het Zorginstituut geeft in overweging om een beperking in de regelgeving op te nemen
die ertoe leidt dat eiceldonatie in landen waar anonieme en/of commerciële eiceldonatie
is toegestaan, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Hetzelfde is eerder geadviseerd
over commercieel draagmoederschap. Een dergelijke beperking dient juridisch houdbaar
en niet strijdig met relevante Europese wetgeving te zijn. Het uitwerken van de mogelijkheid
voor een dergelijke beperking vraagt daarom tijd. Hierdoor zal uitbreiding van het
basispakket niet per 1 januari 2024, maar in een volgende pakketcyclus plaatsvinden.
4. Aanspraak overgewicht en obesitas kinderen
In het IZA en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) (Kamerstuk 32 793, nr. 653) zijn afspraken gemaakt over het inrichten van ketenaanpakken gericht op preventie
en gezondheid over de domeinen (Zwv, Wet publieke gezondheid (Wpg), Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) en/of Jeudgwet) heen. De ketenaanpak voor kinderen met overgewicht
en obesitas maakt onderdeel uit van deze afspraken. In het landelijk gedragen model
«Kind naar Gezonder Gewicht» wordt vanuit zowel het medisch als het sociaal domein
breder gekeken naar eventueel onderliggende oorzaken en bijdragende factoren van (ernstig)
overgewicht. Afhankelijk van het domein is ofwel de zorgverzekeraar verantwoordelijk,
ofwel de gemeente. Goede afspraken tussen beiden financiers is essentieel om tot een
effectieve ketenaanpak te komen.
De Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) voor kinderen kan onderdeel uitmaken
van het landelijk model.7 Daarnaast coördineert een centrale zorgverlener het begeleidingstraject en is deze
de contactpersoon voor het kind en gezin. Het Zorginstituut heeft in een addendum
geduid dat de inzet van de centrale zorgverlener en de GLI voor kinderen onderdeel
uitmaken van het basispakket. De ketenaanpak duurt in zijn geheel drie jaar. Hieronder
vallen (onder andere) de brede anamnese door de centrale zorgverlener, een GLI van
2 jaar en een onderhoudsfase door de centrale zorgverlener. In de werkagenda van het
GALA (3G, onderdeel II) zijn afspraken opgenomen om – uiteindelijk – te komen tot
een landelijk dekkend aanbod. De gemaakte afspraken in het IZA en
GALA worden gemonitord door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Daarbij is ook expliciet aandacht voor de voortgang van de implementatie van het model
«Kind naar Gezonder Gewicht».
5. Voortgang trajecten voorwaardelijke toelating (VT) en Subsidieregeling veelbelovende
zorg (VeZo)
Bijgaand treft u de voortgangsrapportage van VT en VeZo voor het kalenderjaar 2022
aan.8 Het Zorginstituut beschrijft hierin de voortgang van de lopende VT-trajecten9 en de subsidieregeling VeZo. Ik informeer u over de belangrijkste punten uit de voortgangsrapportage.
Voortgang trajecten Voorwaardelijke Toelating
In 2022 liepen er 11 VT-trajecten10, waarvan er in dat jaar twee projecten zijn afgerond:
– Standpunt tumor infiltrerende lymfocyten (TIL)
Het VT-traject voor de behandeling met tumor infiltrerende lymfocyten (TIL) liep op
31 december 2022 af. In december 2022 heeft het Zorginstituut een beoordeling uitgebracht
over TIL voor de behandeling van volwassen patiënten met een inoperabel en gemetastaseerd
(stadium IIIC of IV) melanoom, die eerder behandeld zijn met een PD-1-remmer. Het
Zorginstituut concludeert dat de TIL-therapie voor deze patiënten voldoet aan de stand
van de wetenschap en praktijk. Daarmee kan deze behandeling met TIL ook na afloop
van het VT-traject deel uitmaken van het basispakket. De zorgverlening was in afwachting
van goedkeuring van de hospital exemption in Nederland, waarmee deze zorg per 15 januari
2023 daadwerkelijk beschikbaar is gekomen.11
– Standpunt Borstreconstructie middels autologe vettransplantatie (AFT)
Ook het VT-traject voor borstreconstructie middels autologe vettransplantatie (AFT)
liep op 31 december 2022 af. Het Zorginstituut heeft beoordeeld of AFT na externe
weefselexpansie effectief is voor personen die een totale borstverwijderingsoperatie
hebben ondergaan als gevolg van borstkanker of ter preventie van borstkanker vanwege
genetische predispositie. Het Zorginstituut heeft in december 2023 geconcludeerd dat
AFT voor deze patiënten voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk. Daarmee
maakt AFT ook na afloop van het VT-traject deel uit van het basispakket. In een waarborgendocument
zijn voorwaarden opgenomen om passende en doelmatige zorg te garanderen.
Voortgang Subsidieregeling veelbelovende zorg (VeZo)
Op 1 februari 2019 is het beleid voor voorwaardelijke toelating tot het basispakket
(gefaseerd) vervangen door de Subsidieregeling veelbelovende zorg (VeZo). Met deze
subsidieregeling is het mogelijk een tijdelijke financiering te krijgen voor behandelingen
die veelbelovend lijken, maar (nog) niet uit het basispakket worden vergoed. Na afronding
van een gesubsidieerd onderzoekproject volgt een duiding van het Zorginstituut waaruit
blijkt in hoeverre de behandeling deel uitmaakt van het basispakket.
Sinds de lancering van de subsidieregeling zijn er tot en met 1 januari 2023 152 projectideeën
en 40 uitgewerkte aanvragen ingediend. In totaal zijn er tot 1 januari 2023 21 subsidies
voor veelbelovende zorg verleend, waaronder 8 subsidies in 2022:
– Minimaal invasieve endoscopiegeleide operatie bij patiënten met een spontane hersenbloeding
(DIST-ABC).
– Orale immunotherapie bij jonge kinderen met een bewezen IgE-gemedieerde voedselallergie
(ORKA).
– Endoscopisch retroperitoneale arteria coeliaca release bij patiënten met MALS (CARoSO
study).
– Transkatheter tricuspidalisklep-reparatie bij patiënten met ernstige lekkage van de
tricuspidalisklep in het hart (TRACE-NL).Precisiebestraling bij patiënten met epilepsie
(PRECISION studie).
– 18F FDG PET/CT-scans bij volwassen patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom.
– Schildwachtklierprocedure bij patiënten met kanker van de keelholte en het strottenhoofd
(PRIMO).
– Lymfoveneuze anastomose bij patiënten met kanker-gerelateerd lymfoedeem (LVA).
In 2022 is in totaal € 23 miljoen aan nieuwe subsidies verleend. De projectidee-fase
werkt als zeeffunctie om relevante en kwalitatief goede uitgewerkte aanvragen te ontvangen.
Dit uit zich in een hoog percentage subsidieverleningen aan ingediende aanvragen.
De toelichting en ondersteuning die gedurende de fase tussen projectidee en aanvraag
wordt gegeven is succesvol gebleken, want de kwaliteit van de aanvragen is beduidend
hoger dan in de beginjaren van de regeling. Het afgelopen jaar zijn signalen ontvangen
over moeilijkheden met verantwoordingseisen. Hierop is hard gewerkt aan een verbeterd
verantwoordingprotocol welke het voor ziekenhuizen gemakkelijker moet maken om te
voldoen aan de verantwoordingseisen.
In vergelijking met VT is bij de subsidieregeling zowel het aantal aanvragen, als
het honoreringspercentage hoger. Daarnaast zijn er minder administratieve toegangsdrempels
en is de gemiddelde doorlooptijd vanaf het indienen van een dossier tot de start van
het onderzoek gereduceerd naar circa 1 jaar. Hiermee zijn meerdere doelstellingen
van de subsidieregeling behaald.
6. Stand van zaken pilot aanpassingsstoornissen
De behandeling van aanpassingsstoornissen is met ingang van 1 januari 2012 uitgesloten
van zorg in het kader van de Zvw.12 Het Zorginstituut heeft daarna in een advies over een scherpere pakketafbakening
van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) aangegeven dat deze uitsluiting terecht is
en dat een nieuwe pakketbeoordeling over aanpassingsstoornissen uitgevoerd kan worden
als er een adequate richtlijn of standaard beschikbaar komt.
Met € 8 miljoen subsidie van mijn ministerie en € 0,6 miljoen van het KWF werd vanaf
1 maart 2018 een tweejarige pilot voor behandeling van aanpassingsstoornissen bij
kanker gestart om deze zorg tijdelijk te vergoeden voor patiënten met kanker bij wie
de behandelingen in het ziekenhuis al zijn afgerond. Dit bedrag was gekoppeld aan
een verwachte instroom van 4.000 patiënten per jaar. Door de zorgkosten tijdelijk
te vergoeden en onderzoek te doen naar de (kosten)effectiviteit vormen de resultaten
van deze pilot de input voor een definitieve beslissing over mogelijke heropname van
de aanpassingsstoornissen in het basispakket of een andere vorm van financiering.
In het voorjaar van 2020 heeft mijn voorganger besloten om het programma te verlengen
tot en met 31 augustus 2021, omdat er minder patiënten werden behandeld dan beoogd.
Uiteindelijk hebben tot en met 31 augustus 2021 1.217 personen een behandeling ontvangen
in het kader van dit programma in plaats van de beoogde 8.000. Het bleek, ondanks
de verlenging en de verschillende acties van betrokken partijen, ingewikkeld om patiënten
en behandelaren voor het onderzoek te werven. Op basis van de resultaten van de pilot
kan niet worden gesteld dat een vergoeding van het behandelen van aanpassingsstoornissen
als gevolg van kanker, uit het basispakket of andere publieke middelen, leidt tot
betere zorg en kostenbesparing op langere termijn (zie bijlage 4). Ik zie daarom nu
geen aanleiding om het besluit te herzien om aanpassingsstoornissen uit te sluiten
van zorg in het kader van de Zvw.
7. Stand van zaken geriatrische revalidatiezorg
Sinds 1 januari 2013 is de geriatrische revalidatiezorg (grz) opgenomen in de Zvw.
Geriatrische revalidatiezorg is geïntegreerde multidisciplinaire zorg onder regie
van de specialist ouderengeneeskunde, die gericht is op verwacht herstel van functioneren
en participatie bij laag belastbare (voornamelijk ouderen) patiënten na een acute
aandoening of functionele achteruitgang. In artikel 2.5c van het Besluit zorgverzekering
is hiervoor een aparte aanspraak opgenomen. Er zijn steeds meer signalen uit het veld
dat de beperkingen in deze aanspraak doorontwikkeling van de grz belemmeren. In februari
2021 heeft het Zorginstituut een advies uitgebracht over de grz in de Zvw.13 Het Zorginstituut stelde in het advies dat het belangrijk is om in de praktijk te
experimenteren met (directe) ambulante grz om inzicht te krijgen in de organisatorische
randvoorwaarden voor veilige en verantwoorde grz in de thuissituatie. De komende periode
zal verder worden gekeken naar een eventuele wijziging in de aanspraak en de toegang
tot grz, zodat zorginhoudelijke doorontwikkeling en inkoop van de zorg hierop aangepast
kunnen worden.
8. Stand van zaken geneeskundige zorg voor specifieke patiëntengroepen (GZSP)
In 2020 en 2021 is de geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen (gzsp) overgeheveld
vanuit de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling (voorheen AWBZ). Deze
overheveling was gebaseerd op het advies «Extramurale behandeling ontleed» uit 2016
van het Zorginstituut. In ditzelfde advies doet het Zorginstituut de suggestie om
voor mensen met een chronisch, progressieve, degeneratieve aandoening en mensen met
niet-aangeboren hersenletsel een aparte aanspraak te realiseren in het Besluit zorgverzekering.
Op deze manier krijgen zij het volledige pakket aan zorg, waaronder de oefen- en fysiotherapie
vergoed, terwijl in de reguliere aanspraak het verzekerde pakket beperkingen kent.
Ten tijde van de overheveling is besloten om de losse aanspraken van de Zvw te volgen
en geen extra aanspraak te creëren.
Om ervoor te zorgen dat deze specifieke groepen passende zorg kunnen ontvangen, wil
ik dit heroverwegen. Ik ben echter van mening dat het eerder gedane advies nadere
uitwerking behoeft. Daarom ben ik voornemens om op korte termijn het Zorginstituut
te vragen aanvullend advies uit te brengen, zodat dit meekan in de pakketcyclus voor
2025. In dit advies moet verder uitgewerkt worden onder welke voorwaarden en voor
welke specifieke aandoeningen aanspraak gemaakt kan worden op de aanspraak oefen-
en fysiotherapie. Hierbij is het onder andere belangrijk dat het advies in lijn is
met de lopende trajecten «Naar een passende aanspraak voor eerstelijns fysio- en oefentherapie»
(PAFOZ)14 en het programma «Verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket» (VVTB).15
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport