Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van de Stichting Japanse Ereschulden over Backpayregeling voor weduwen
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 195
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2023
Per brief van 24 mei 2023 heeft u mij gevraagd te reageren op de brief die de vaste
Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft ontvangen van Stichting
Japanse Ereschulden (SJE). De brief gaat over het instellen van een Backpay-regeling
voor weduwen en een schadevergoedingsregeling ter compensatie van materiële oorlogsschade.
Tevens heeft u mij gevraagd een inschatting te geven van de kosten die gemoeid zouden
zijn met een Backpay-regeling voor weduwen.
Op 31 januari jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om
geen Backpay-regeling voor weduwen in te stellen1. Tegelijkertijd heb ik uitgebreid antwoord gegeven op uw vragen naar aanleiding van
het onderzoek dat Andersson, Elffers Felix (AEF) in 2021 heeft uitgevoerd naar de
haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor weduwen2. Tijdens het debat van 12 april jongstleden (Kamerstuk 20 454, nr. 187) en het daarop volgende tweeminutendebat van 16 mei hebben (Handelingen II 2022/23,
nr. 81, Tweeminutendebat Oorlogsgetroffenen) we uitgebreid en indringend met elkaar
van gedachten gewisseld over mijn besluit.
Deze debatten legden wederom de pijn, het verdriet en de emoties bloot die samenhangen
met de Backpay-kwestie en die voortvloeien uit de Tweede Wereldoorlog. Een periode
van extreem geweld en de meest verregaande schending van mensenrechten. Voor de Indische
en Molukse gemeenschap hield het oorlogsgeweld na afloop van de Tweede Wereldoorlog
niet op. De Tweede Wereldoorlog werd opgevolgd door de Bersiap-periode en de onafhankelijkheidsoorlog
in Indonesië.
Na afloop van de onafhankelijkheidsoorlog zagen velen zich gedwongen om zich in Nederland
te vestigen al waar hen geen warme ontvangst wachtte. De kille ontvangst werd opgevolgd
door een proces van rechtsherstel dat gekenmerkt werd door een formalistische, bureaucratische
en vooral kille houding van de overheid en de Nederlandse samenleving. Voor de kille
ontvangst en het gebrekkige rechtsherstel heeft de regering dan ook op verschillende
momenten haar excuses aangeboden.
Verschillende kabinetten hebben meerdere wetten en regelingen ingesteld die gericht
waren op individueel en collectief rechtsherstel. De laatste regeling betrof de Backpay-regeling
uit 2015. In de evaluatie van deze regeling is geconstateerd dat de ondervraagde organisaties
niet weten met welke vorm van tegemoetkoming de onvrede over het rechtsherstel binnen
de Indische en Molukse gemeenschap weggenomen zou kunnen worden en of dit überhaupt
mogelijk is3.
U heeft gevraagd een inschatting te geven van de financiële middelen die samenhangen met een Backpay-regeling voor weduwen. Voordat ik uw vraag beantwoord,
wil ik benadrukken dat de kosten niet doorslaggevend zijn geweest voor mijn besluit
om geen Backpay-regeling voor weduwen in te stellen. Doorslaggevend is geweest dat
een nieuwe financiële regeling voor een beperkte groep personen de onvrede over het
deels gebrekkige Indische rechtsherstel, dat leeft bij een deel van de Indische en
Molukse gemeenschap, niet zal wegnemen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek van AEF
dat een regeling, mede vanwege incompleet bronmateriaal, zeer complex uitvoerbaar
is. AEF concludeerde dat een regeling voor weduwen niet onmogelijk zou zijn, maar
ook veel mensen zou teleurstellen.
In het rapport van AEF staat een grove schatting van de omvang van het aantal personen
dat in aanmerking zou komen voor een Backpay-regeling voor weduwen en de kosten die
hiermee gemoeid zouden zijn4. De omvang van de doelgroep is afhankelijk van de kernkeuzes die gemaakt kunnen worden
(zoals peildatum huwelijk en de peildatum waarop de weduwe in leven moe(s)t zijn)
bij de inrichting van een regeling.
Daarbij zij aangetekend dat een Backpay-regeling voor weduwen niet het volledige rechtsherstel
beslaat. De kwestie van het Indische rechtsherstel omvat meerdere onderdelen zoals
onder andere de afhandeling van de materiële oorlogsschade die door Stichting Japanse
Ereschulden is aangekaart.
In 2015 heeft toenmalig Staatssecretaris Van Rijn aangegeven dat een regeling die
zich richt op alle onderdelen van het rechtsherstel een buitengewoon complexe en kostbare
operatie zou zijn, zowel in termen van programmageld als in termen van uitvoeringslasten5. Hij constateert dan ook dat een dergelijke financiële tegemoetkoming, gebaseerd
op morele overwegingen, het kabinet voor een onoverkomelijke opgave zou stellen. In mijn brief
van 31 januari jongstleden onderschrijf ik deze constatering. Een nieuwe Backpay-regeling
zou de kwestie van het Indische rechtsherstel in bredere zin niet afsluiten. Ook ik
heb helaas moeten constateren dat de geschiedenis niet kan worden teruggedraaid.
Sinds mijn aantreden als Staatssecretaris heb ik gesproken met een brede doorsnede
van de Indische en Molukse gemeenschap. Met verschillende organisaties en personen
uit deze gemeenschap heb ik indringende gesprekken gevoerd over de pijn en het verdriet
van wat men heeft meegemaakt. Daarnaast kwam uit deze gesprekken naar voren dat men
veel belang hecht aan de verankering van de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië
in onze samenleving en om deze geschiedenis vast te leggen voor de komende generaties.
Het beleid van de collectieve erkenning van de Indische en Molukse gemeenschap is
hier op gericht. Voor dit beleid blijf ik mij volop inzetten. Zo kom ik eind juni
van dit jaar met de beleidsreactie op het rapport «Deel en Verbind» van de commissie
«Versterking kennis van de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië». Voorts ga
ik bekijken of de bestaande projecten op het gebied van context gebonden zorg voor
de eerste generatie oorlogsgetroffenen uitgebreid kunnen worden.
Zoals ik in het debat van 12 april jongstleden heb toegezegd, geef ik uw Kamer aan
het eind van dit jaar inzicht in de voortgang van de mogelijkheid om de positie van
de weduwen nadrukkelijk een plek te geven binnen het beleid van de collectieve erkenning.
Ik blijf hierover met de gemeenschap in gesprek.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport