Brief regering : Italiaanse Dublinzaken
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3108
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2023
Op 26 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)
uitspraak gedaan in twee individuele zaken waarin de IND het in Nederland ingediende
asielverzoek niet in behandeling had genomen, omdat op basis van de EU-Dublinverordening
Italië verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van dat asielverzoek.1 In deze brief informeer ik uw Kamer over de aanloop naar, strekking en gevolgen van
deze uitspraken.
De aanloop
Bij «circular letter» van 5 december 2022 hebben de Italiaanse autoriteiten EU-lidstaten
verzocht om overdrachten aan Italië tijdelijk op te schorten, wegens plotseling gebleken
technische redenen die verband houden met een gebrek aan opvangfaciliteiten. In de
«circular letter» wordt een uitzondering gemaakt voor onbegeleide minderjarigen die
herenigd kunnen worden met familie. In de «circular letter» van 7 december 2022 hebben
de Italiaanse autoriteiten nader toegelicht dat de noodzaak om overdrachten op te
schorten voortkomt uit de hoge asielinstroom.
Op 4 januari 2023 hebben de Italiaanse autoriteiten aangekondigd dat het tekort aan
opvangfaciliteiten nog steeds aanhoudt en hebben zij EU-lidstaten verzocht alle overdrachten
die gepland stonden voor januari 2023 te annuleren en die overdrachten te plannen
voor februari 2023, in de hoop dat de situatie dan verbeterd zou zijn. Op 27 januari
2023 hebben de Italiaanse autoriteiten EU-lidstaten alsnog verzocht de overdrachten
aan Italië in de eerste week van februari 2023 te annuleren en op 7 februari 2023
hebben zij wederom verzocht om een opschorting voor een week. De DT&V heeft hierdoor
al sinds december geen overdrachten kunnen bewerkstelligen.
De twee Afdelingsuitspraken
In de twee uitspraken van 26 april jl. overweegt de Afdeling dat, hoewel uit die berichtgeving
naar voren komt dat de Italiaanse autoriteiten voornemens zijn de overdrachten op
enig moment te hervatten, het, mede gelet op het gebrek aan informatie sinds 7 februari
2023, niet mogelijk is vast te stellen wanneer het gebrek aan opvangfaciliteiten zal
zijn opgelost en de overdrachten aan Italië weer kunnen worden hervat. De Afdeling
leidt uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten af dat er voor Dublinclaimanten
in Italië op dit moment geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Hoewel uit het bovengenoemde
volgens de Afdeling niet zonder meer volgt dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig
staan tegenover de situatie van vreemdelingen, bestaat er daarmee een reëel risico
dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen
in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, waardoor zij niet kunnen
voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water.
Verder overweegt de Afdeling dat nu de Italiaanse autoriteiten met bovengenoemde berichtgeving
zelf hebben aangegeven dat overdrachten aan Italië vanwege het gebrek aan opvangfaciliteiten
niet mogelijk zijn, met deze stand van zaken nader onderzoek naar de opvangsituatie
in Italië door de Staatssecretaris niet zinvol is. De Afdeling concludeert dat voor
Italië onder deze omstandigheden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag
worden uitgegaan.
Gevolgen
De Afdelingsuitspraken hebben tot gevolg dat de IND in Italiaanse Dublinzaken voorlopig
geen overdrachtsbesluiten (meer) kan nemen en de nog lopende beroepszaken dienen te
worden ingetrokken. Verder kan de DT&V geen terugkeerhandelingen meer verrichten voor
de ca. 700 Dublinzaken met een claim Italië in haar caseload. De omvang hiervan is
significant; genoemde groep omvat bijna de helft van de Dublincaseload en ruim 8%
van het totaal aantal zaken dat in behandeling is bij de DT&V. Zaken waarin de, in
de Dublinverordening vastgelegde, dwingende uiterlijke overdrachtstermijn (UOD) verstrijkt,
dienen van rechtswege tot de nationale procedure te worden toegelaten. In die zaken
wordt Nederland de verantwoordelijke lidstaat voor het inhoudelijk beoordelen van
het asielverzoek.
Omdat nu ongewis is wanneer de asielopvangsituatie in Italië afdoende zal zijn voor
terugkerende Dublinclaimanten, maar uit de informatie van de Italiaanse autoriteiten
wel blijkt dat er sprake is van een tijdelijke situatie, verzoekt de IND in nieuwe
Italiaanse Dublinzaken Italië nog wel om te bevestigen dat Italië de voor het asielverzoek
verantwoordelijke lidstaat is (claimakkoord). Vervolgens zullen de betreffende zaken
evenwel worden «stil gelegd», in de zin dat wordt afgewacht of voor het aflopen van
de UOD de opvangsituatie in Italië afdoende is verbeterd en er dan nog voldoende tijd
resteert om de zaak te kunnen doorzetten. De consequentie is dat deze personen langer
in de opvang van het COA zullen verblijven.
Tot slot
Ik ben bezorgd over het feit dat Italië unilateraal de Dublinsamenwerking tijdelijk
opschort. Zonder de bijzondere migratiesituatie van Italië te willen nuanceren, mag
ook van dat land worden verwacht dat zij haar internationale verplichtingen jegens
asielzoekers en Europese afspraken nakomt, waar nodig geholpen door de agentschappen
van de Unie. Het kabinet verwacht daarnaast van de Europese Commissie, als hoedster
van de Europese verdragen, dat het de naleving van de Dublinregels monitort en handhaaft,
en daarnaast samen met Europese agentschappen ondersteuning biedt om zo te verzekeren
dat Italië zijn verantwoordelijkheid weer gaat nemen. Het kabinet is met zowel Italië
als de Commissie hierover reeds in gesprek, op diverse niveaus, zowel bilateraal als
met gelijkgezinde lidstaten. Het kabinet zet zich er verder met Italië en andere EU-lidstaten
voor in de instroom naar de EU in zijn geheel beter te beheersen, onder andere door
de samenwerking met derde landen te intensiveren. Tot slot werkt het kabinet, binnen
de onderhandelingen over het Asiel- en migratiepact, aan een verbetering van het Dublinsysteem.
Het kabinet heeft hierbij in het bijzonder aandacht voor monitoring en implementatie
van de nieuwe regels.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid