Brief regering : Quick scan en stand van zaken ontwerpverordening Natuurherstel
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
33 576
Natuurbeleid
Nr. 3679
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2023
Naar aanleiding van mijn toezeggingtijdens het Commissiedebat van 9 november jl.1 om de Tweede Kamer regelmatig te informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen
over de ontwerpverordening Natuurherstel, stuur ik de Tweede Kamer deze brief. Deze
gaat ook in op de uitkomst van de quick scan.
Het kabinet onderkent het belang van natuurherstel voor het behalen van een gunstige
staat van instandhouding van beschermde habitattypen en soorten, maar ziet tegelijkertijd
een spanningsveld met andere grote maatschappelijke opgaven in het dichtbevolkte Nederland,
en de steeds intensiever gebruikte Noordzee.
Quickscan
Het kabinet heeft om deze reden een ambtelijke verkenning uitgevoerd die ik u op 20 april
jl. heb toegezonden (Bijlage bij Kamerstukken 22 112 en 33 576, nr. 3655). Voorts heeft het kabinet een quickscan van de effecten van de ontwerpverordening
laten uitvoeren door adviesbureau Arcadis, die 2 mei jl. is opgeleverd. Hierbij is,
op basis van het oorspronkelijke Commissievoorstel van juni 2022, gekeken naar de
effecten die de voorgestelde maatregelen hebben op de natuur, de klimaat- en energietransitie,
woningbouw, bedrijvigheid en werkgelegenheid, transport en defensie. Deze quickscan
vindt u in de bijlage van deze brief.
De reikwijdte en diepgang van de quickscan gaat verder dan de ambtelijke verkenning.
Deze laatste was een eerste interne analyse naar de impact van de verordening in Nederland,
met name gericht op het verslechteringsverbod daarbinnen. Het bevatte een juridische
duiding van het begrip «verslechteringverbod» en drie casusbeschrijvingen met een
eerste, ruwe analyse van de impact van het verslechteringsverbod zoals dat verwoord
staat in art 4 en 5 van de verordening. De quickscan is uitgebreider en richt zich
naast de terrestrische, kust- en zoetwaterecosystemen in art 4. en mariene ecosystemen
in art 5. ook op de stedelijke ecosystemen, natuurlijke verbindingen van rivieren
en landbouwecosystemen (art. 6, 7 en 9). Deze drie zijn gezien de beperkte beschikbare
tijd gekozen naast het verslechteringdverbod omdat hier op basis van het BNC-fiche
in potentie de grootste gevolgen worden verwacht. De quickscan is een onafhankelijk
extern oordeel en waarvoor ook klankbordsessies met externe stakeholders zijn gehouden.
Conclusies Quickscan
Arcadis bevestigt in haar rapport het beeld dat eerder al naar voren kwam uit de beoordeling
in het het BNC fiche en de ambtelijke verkernning. Het bureau benadrukt wel dat de
impact deels nog onzeker is omdat de inhoud van de verordening nog aan wijziging onderhevig
is2. Op basis van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie komt Arcadis tot de conclusie
dat de effecten van de ontwerpverordening op maatschappelijke vraagstukken en ruimtegebruik
in ons land groot zijn. Het bureau verwacht dat de verordening een resultaatverplichting
en eisen tot het jaar 2050 toevoegt die verder gaan dan het huidige Nederlandse natuurbeleid.
Met name de hersteldoelen voor land- en mariene natuur (paragraaf 1, 2 en 3 van artikelen
4 en 5) en het verslechteringsverbod (paragraaf 6 en 7) hebben grote effecten voor
sectoren en maatschappelijke opgaven. De impact van de verordening blijkt groot op
ruimtegebruik, veel sectoren, maatschappelijke opgaven als woningbouw, energietransitie
en infrastructuur, maar ook op kleinere projecten en ruimtelijke ontwikkelingen. Al
deze ontwikkelingen kunnen aanzienlijk ingeperkt of vertraagd worden door hun directe
ruimteclaim en vooral ook door externe werking in relatie tot stikstofgevoelige natuur.Arcadis
noemt ook dat de grootste effecten van de ontwerpverordening (artikel 4, 7 en 9) wellicht
met name de agrarische sector zullen betreffen. Dit is niet verwonderlijk omdat deze
sector nu eenmaal de grootste grondgebruiker is in het landelijk gebied. Daar liggen
ook de beschermde habitattypen en leefgebieden van beschermde soorten.
Op de Noordzee worden forse effecten van de verordening verwacht op vooral bodemberoerende
visserij en zandwinning/-suppletie, maar mogelijk ook op gebruik door defensie (oefengebieden)
en de aanleg van windmolenparken en bijbehorende infrastructuur. Het verslechteringsverbod
leidt naar verwachting tot verdergaande regulering van activiteiten in het Nederlandse
natuurbeleid vanwege het vergunningsplichtig worden van meer activiteiten in de fysieke
leefomgeving. Ten slotte worden aanzienlijke effecten verwacht op administratieve
lasten en uitvoeringsaspecten, zoals onderzoek en monitoring, coördinatie van uitvoering,
vergunningverlening, toezicht, handhaving en rapportage.
Ook positieve effecten
Tegelijkertijd blijkt uit de quickscan dat de ontwerpverordening op lange termijn
positieve effecten heeft op brede welvaart in Nederland wanneer gekeken wordt naar
natuur, milieu en kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast kunnen de kosten die optreden
als de verordening niet in werking treedt en de biodiversiteit in Nederland verder
achteruitgaat, hoog zijn. De omvang van deze kosten voor latere generaties kon in
deze quickscan niet in beeld gebracht worden. De balans tussen kosten en baten, zowel
nu als voor toekomstige generaties, behoeft derhalve verdere uitwerking adviseert
Arcadis. Dit zal gedaan worden in de toekomstige impact assessment.
Uit de quickscan komt naar voren dat de verordening leidt tot biodiversiteitsverbetering.
Er is goede synergie met klimaatdoelen, de transitie van het landelijk gebied (NPLG)
en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Uitvoering van de verordening draagt
daardoor bij aan het realiseren van bestaande andere Nederlandse beleidsdoelen.
Noodzaak tot voortzetten huidig beleid
Met realisatie van de doelen en opgaven uit het NPLG kan in niet onbelangrijke mate
worden bijgedragen aan de verplichtingen uit de artikelen 4,7 en 9 uit de ontwerpverordening,
stelt Arcadis. Door de gebiedsgerichte aanpak en de bottom-up ontwikkeling van gebiedsprogramma’s
wordt getracht de effecten op de verschillende sectoren te beperken. Daarnaast zijn
er verschillende programma’s gericht op biodiversiteit, klimaatadaptatie en verduurzaming
van de landbouw. In relatie tot artikel 9 zijn bijvoorbeeld de volgende bestaande
programma’s relevant: het Nationaal Strategisch Plan dat invulling geeft aan het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid, het Aanvalsplan Grutto, het Aanvalsplan Landschapselementen en de
Bijenstrategie.
Hoewel de daadwerkelijke effecten van de ontwerpverordening nog onzeker zijn bevestigt
de informatie uit de quickscan volgens Arcadis de noodzaak tot voorzetting van de
huidige inzet van het kabinet. Het bureau stelt dat uitvoering van het bestaande Nederlands
beleid van groot belang is omdat de restopgave en daarmee de impact van de verordening
afhangt van de resultaten die behaald worden met dat bestaande beleid.
Stand van zaken onderhandelingen
Het Zweeds voorzitterschap heeft nog altijd als voornemen om een raadspositie («algemene
orientatie») van de Raad te aan te nemen tijdens de Milieuraad van 20 juni dit jaar3. Tot die tijd worden de onderhandelingen in de raadsformaties voortgezet.
Inhoudelijk heeft het Voorzitterschap compromisvoorstellen gedaan die op een aantal
thema’s meer flexibiliteit bieden aan de lidstaten. Op een aantal onderwerpen lijkt
hierdoor een breed gedragen positie onder de lidstaten in zicht. Hierbij gaat het
onder andere om stedelijk groen, rivieren, bestuivers, agrarische ecosystemen en bosecosystemen.
Op een aantal andere onderwerpen liggen de posities van de lidstaten verder uiteen.
Zo is er op dit moment nog een discussie gaande over de precieze bewoording en reikwijdte
van het verslechteringsverbod. Dit is voor Nederland een belangrijk punt om te voorkomen
dat de verordening de eerdergenoemde belangrijke maatschappelijke opgaven bemoeilijkt.
Ook wordt nog gesproken over de eisen aan mariene ecosystemen, consistentie met andere
EU-wetgeving, over een eventuele uitzonderingspositie voor de krijgsmachtactiviteiten
van Defensie en over de lange termijndoelen.
Het EP streeft ernaar om tijdens een plenaire stemming van juli van dit jaar een standpunt
in te nemen. Indien zowel de Raad als het EP er voor het zomerreces in slagen een
positie in te nemen, zal tijdens het Spaans voorzitterschap de triloog worden gestart
en is het aannemelijk dat dit in december 2023 leidt tot een politiek akkoord tussen
de Raad, het EP en de Europese Commissie.
De inzet van het kabinet op deze ontwerpverordening is intensief en het kabinet vraagt
bij de Europese Commissie, het EP en Europese hoofdsteden op alle niveaus aandacht
voor het Nederlands standpunt zoals verwoord in het BNC-fiche van 14 oktober jl.4 en aangevuld met inzichten uit de ambtelijke verkenning en de quick scan. De samenwerking
die het kabinet zoekt met andere lidstaten wisselt per thema, maar – op een enkele
uitzondering na – bevinden de coalitiepartners zich vooral in Noord en Oost-Europa.
Het kabinet geeft hiermee uitvoering aan de nader gewijzigde motie van Kamerlid van
der Plas5 met het verzoek aan de regering om zich in de EU actief te blijven verzetten tegen
de Natuurherstelverordening met daarin het verslechteringsverbod en aan de toezegging
aan Kamerlid Boswijk om de Tweede Kamer te informeren over de landen die dezelfde
lijnen volgen als Nederland en de landen waarop Nederland zich moet richten.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof