Brief regering : Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2022
36 200 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2023
Nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2023
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst,
het jaarlijkse Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2022 met bijlage, zoals
voorgeschreven op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet. Dit rapport
geeft een overzicht van alle specifieke uitkeringen die het Rijk in 2022 heeft verstrekt
aan medeoverheden, te weten gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen
(WGR).
Overzicht specifieke uitkeringen 2022
De verschillende departementen hebben in het jaar 2022 137 specifieke uitkeringen
verstrekt voor een totaal uitbetaald bedrag van 12,5 miljard euro. In tabel 1 is een
overzicht weergegeven van het aantal specifieke uitkeringen per departement. In de
bijlage van deze brief staat een detailoverzicht van alle door departementen verstrekte
specifieke uitkeringen in 2022, op basis van uitbetaalde bedragen verstrekt in 2022.
Specifieke uitkeringen staan op de begrotingen van de departementen en zijn zowel
beleidsmatig als financieel geoormerkt door de Minister die het aangaat. Dit in tegenstelling
tot middelen die via het gemeente- en/of provinciefonds worden verstrekt, waarbij
bestedings- en beleidsvrijheid geldt. De financiële verantwoording van specifieke
uitkeringen vindt verticaal plaats, van de ontvangende overheid aan het verstrekkende
ministerie. De accountant van de decentrale overheid geeft in het kader van de jaarrekeningcontrole
een oordeel over de getrouwheid en rechtmatigheid van de besteding van de specifieke
uitkering. Hierdoor kan de Minister die de specifieke uitkering heeft verstrekt, onder
meer beoordelen of de besteding overeenkomstig het beoogde doel heeft plaatsgevonden
en of de besteding rechtmatig was.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties zijn, net als in 2021 en 2020, de departementen die de
meeste specifieke uitkeringen verstrekken, respectievelijk 28 en 31. Het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt het hoogste bedrag aan specifieke uitkeringen
(6,4 miljard euro), dit komt door de specifieke uitkering «Gebundelde uitkering Participatiewet»
met een omvang van € 6 miljard euro.
Ministerie
Aantal specifieke uitkeringen
Bedrag 2022
(x € mln.)
Justitie en Veiligheid (JenV)
10
€ 1.277
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
6
€ 6.442
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
12
€ 878
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
13
€ 549
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
31
€ 814
Infrastructuur en Waterstaat (IenW)
28
€ 1.594
Financiën (FIN)
1
€ 33
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
14
€ 362
Economische Zaken en Klimaat (EZK)
22
€ 556
Totaal
137
€ 12.506
Naast de 137 specifieke uitkeringen waarvoor in 2022 middelen zijn uitgekeerd, zijn
er ook specifieke uitkeringen die in voorgaande jaren zijn uitgekeerd, maar waarover
decentrale overheden in 2022 nog verantwoording moeten afleggen. Dit zijn regelingen
of beschikkingen waarover vanuit het Rijk geen betalingen hebben plaatsgevonden in
2022, maar waarbij de verantwoording nog wel doorloopt in de tijd. Voor 2022 gaat
het om 111 zogeheten administratieve specifieke uitkeringen. Dit zijn er aanzienlijk
meer dan de 12 administratieve specifieke uitkeringen in 2020 en de 50 administratieve
specifieke uitkeringen in 2021. In totaal zijn er dus in het jaar 2022 248 specifieke
uitkeringen waarover verantwoording moet worden afgelegd.1 De bijlage bij deze brief geeft een detailoverzicht van deze administratieve uitkeringen
weer.
Het aantal verstrekte specifieke uitkeringen blijft hoog
Van 2015 tot en met 2018 lag het aantal verstrekte specifieke uitkeringen rond de
20. Vanaf 2019 is dit aantal sterk toegenomen tot 137 verstrekte specifieke uitkeringen
in 2022. Voorheen werd vaker gebruikt gemaakt van interbestuurlijke afspraken, in
combinatie met de toekenning van een decentralisatie uitkering. Deze interbestuurlijke
afspraken kunnen ook (ontoelaatbare) bestedingsvoorwaarden bevatten, die niet passen
bij de beleids- en bestedingsvrijheid van de decentralisatie-uitkering. Sinds 2019
toetsen de fondsbeheerders daarom of een voorgenomen uitkering als decentralisatie-uitkering
kan worden verstrekt.2 Dit heeft geresulteerd in een toename van het aantal verstrekte specifieke uitkeringen.
Daarnaast is er bij veel voorgenomen uitkeringen sprake van een specifiek bestedingsdoel,
wat er ook voor heeft gezorgd dat er vanaf 2019 meer uitkeringen dan voorheen als
specifieke uitkering zijn uitgekeerd.
Onderstaande tabel 2 en grafiek 2 geven deze toename weer. Het bedrag in 2022 is afgenomen
ten opzicht van 2021, dit komt ook door bijna 1 miljard euro minder uitbetaalde TOZO-middelen
in 2022 ten opzichte van 2021.
Tabel 2: Ontwikkeling specifieke uitkeringen vanaf 2009
Jaar
Aantal specifieke uitkeringen
Financiële omvang
(€ mln.)
2009
109
€ 15.269
2010
88
€ 14.526
2011
75
€ 13.383
2012
55
€ 12.324
2013
45
€ 12.649
2014
34
€ 12.860
2015
22
€ 9.012
2016
24
€ 7.386
2017
21
€ 7.765
2018
16
€ 8.024
2019
41
€ 8.462
2020
99
€ 13.369
2021
131
€ 13.485
2022
137
€ 12.506
Figuur 2: Ontwikkeling specifieke uitkeringen vanaf 2009
Op basis van informatie over verstuurde beschikkingen is in Figuur 3 het aantal te
verantwoorde specifieke uitkeringen in 2022 per gemeente inzichtelijk gemaakt3. In 2022 moeten de meeste gemeenten gemiddeld tussen de 15 en 25 specifieke uitkeringen
verantwoorden. De G4 gemeenten hebben de meeste specifieke uitkeringen om te verantwoorden,
alle vier 100 of meer specifieke uitkeringen. De provincies hebben gemiddeld tussen
de 35 en 45 specifieke uitkeringen om te verantwoorden, dit zijn iets meer specifieke
uitkeringen dan gemeenten
Het aantal specifieke uitkeringen is in 2022 met 6 gestegen ten opzichte van het voorgaande
jaar, maar het daarmee gemoeide bedrag is met circa € 1 miljard gedaald. Daarmee is
het aantal «kleine» specifieke uitkeringen toegenomen.
Figuur 3 en Figuur 4: Totaal aantal specifieke uitkeringen om te verantwoorden in
2022, per gemeente en per provincie
Aanpassingen in het uitkeringsstelsel en de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden
Zoals hierboven wordt weergegeven, hebben gemeenten en provincies te maken met een
groot aantal specifieke uitkeringen, met de nodige administratieve- en controlelasten
tot gevolg, bij zowel medeoverheden als het Rijk.
Aanpassingen in het uitkeringsstelsel
Op dit moment wordt er door de Taskforce Uitkeringsstelsel gewerkt aan het aanpassen
van de Financiële-verhoudingswet. Op 11 juli 2022 heb ik de overkoepelende notitie
uitkeringsstelsel4 gepubliceerd als bijlage bij de Contourennota financieringssystematiek medeoverheden,
waarin de uitgangspunten en vervolgstappen van de Taskforce Uitkeringsstelsel nader
zijn toegelicht. In de Contourennota zelf is ook de kern hiervan weergeven, waarbij
een belangrijk vertrekpunt is dat het uitkeringsstelsel de interbestuurlijke samenwerking
niet moet belemmeren, maar ondersteunen, en de bekostiging plaatsvindt tegen zo laag
mogelijk administratieve kosten.
Deze uitgangspunten hebben geleid tot twee sporen waarlangs het kabinet, samen met
VNG en IPO, stappen wil zetten in betere vormgeving van het uitkeringsstelsel:
1. De decentralisatie-uitkering wordt aangepast aan de eisen van de tijd en moet weer
een volwaardig alternatief vormen voor de specifieke uitkering.
2. De specifieke uitkering moet een minder belastende uitkeringsvorm worden, voor zowel
medeoverheden als het Rijk.
De uitgangspunten zoals geformuleerd in genoemde Contourennota en de notitie van de
Taskforce vormen voor het kabinet de basis voor de herziening van de Financiële-verhoudingswet.
Het streven is om de herziening van de Financiële-verhoudingswet eind 2023 ter advisering
bij de Raad van State in te dienen.
Uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden
Naast de aanpassing van het uitkeringsstelsel kan de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale
overheden (UDO) bijdragen aan de bescherming van de lokale autonomie en voorkoming
van onnodige administratieve lasten. In de Actieagenda Sterk Bestuur5 is de UDO toegelicht. Het instrument benadrukt het belang en faciliteert het proces
om als Rijk en medeoverheden tijdig samen op te trekken bij het ontwikkelen van nieuwe
beleidsvoornemens, waarbij zowel bestuurlijke als financiële aspecten belicht worden.
Welke uitkeringsvorm wordt gekozen volgt namelijk uit bestuurlijke keuzes; zo moet
er bijvoorbeeld nagedacht worden over wat het gewenste, maar ook het meest passende
schaalniveau is van de opgave. Het financiële arrangement van beleidsvoornemens moet
passend zijn bij de taak en opgave, waarbij ook aandacht moet zijn dat de uitvoerings-
en administratielasten in balans zijn met het gestelde doel. Het proces van een UDO
geeft concreet vorm aan het gedachtengoed van de Code interbestuurlijke verhoudingen
en is complementair aan het Beleidskompas als de keuze op medeoverheden valt om taken
op te pakken.
Integraal overzicht financiën
Op 7 oktober jl. is voor de eerste keer het Integraal overzicht financiën gemeenten
aan de Eerste en Tweede Kamer gezonden6. In het Integraal Overzicht wordt over de inkomsten, uitgaven en financiële positie
van gemeenten gerapporteerd om te komen tot een integrale informatievoorziening aan
de beide Kamers. Het Integraal Overzicht van gemeenten wordt jaarlijks in het najaar
toegezonden naar de Kamers. Het voornemen bestaat om vanaf dit jaar ook een integraal
overzicht van de provincies te sturen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties