Brief regering : Kabinetsreactie op de Monitor Brede Welvaart & SDG’s 2023
34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
Nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VOOR BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2023
Om goed overheidsbeleid te kunnen maken is betrouwbare informatie nodig over hoe het
gaat in Nederland. Waar gaat het goed en waar liggen de uitdagingen? Wat voor trends
zijn er terugkijkend te zien? Om hierin te voorzien publiceert het CBS jaarlijks in
opdracht van het kabinet de «Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals».
Doel van deze Monitor is om op basis van een set indicatoren te laten zien hoe de
brede welvaart in Nederland ontwikkelt en hoe Nederland het doet met betrekking tot
de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (de Sustainable Development Goals, kortweg SDG’s).
De thematiek en onderliggende indicatoren voor brede welvaart en de SDG’s overlappen
deels en vullen elkaar aan. Behalve voor de dimensie «Hier & Nu» bevat de Monitor
ook indicatoren over effecten op toekomstige generaties (dimensie «Later») en over
de landsgrenzen heen (dimensie «Elders»).
In deze brief gaat het kabinet in op de cijfers in de Monitor van het CBS. Daarnaast
bieden we met deze brief de zevende nationale SDG rapportage «Nederland Ontwikkelt
Duurzaam» aan. Waar de Monitor data presenteert, licht deze jaarlijkse rapportage
vanuit het Rijk, decentrale overheden en maatschappelijke sectoren toe hoe Nederland
ervoor staat als het gaat om duurzame ontwikkeling en het bereiken van de SDG’s.
De Monitor 2023 kijkt vanuit het brede welvaartsperspectief en de SDG’s terug op het
meest recente jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn (in de meeste gevallen is dat
2022) en identificeert trends over de afgelopen acht jaar. De meest opvallende recente
ontwikkelingen en trends worden hieronder uitgelicht en voorzien van een kabinetsreactie.
1. Algemeen beeld
In de Monitor beschrijft het CBS de brede welvaart voor drie dimensies: Hier & Nu,
Later en Elders. De dimensie Hier & Nu beschrijft de kwaliteit van het leven in Nederland
en toont over de hele breedte een relatief positief beeld. Op veel indicatoren is
een gunstige ontwikkeling te zien, bijvoorbeeld op het gebied van arbeid en vrije
tijd. Op het gebied van gezondheid zien we echter een toename van overgewicht en een
afname van de gezonde levensverwachting ten opzichte van een jaar eerder.
Bij de dimensie Later kleurt het wiel – waarmee de trends van de brede welvaart worden
aangegeven – net als vorig jaar relatief vaak rood, wat achteruitgang betekent. Dit
is met name het geval bij de natuurlijk kapitaal indicatoren (zie sectie 2B voor meer
detail).
Voor de dimensie Elders gaan de meeste trends de goede kant op, of zijn stabiel. Tegelijkertijd
blijft Nederland binnen Europa laag scoren op indicatoren op het vlak van milieu en
grondstoffen, zoals import van biomassa en van fossiele energiedragers. De stijging
op indicatoren voor handel en hulp komt volgens het CBS voor een deel door de inflatie,
omdat een aantal indicatoren hier als absolute waarde genoteerd worden, zoals handel
in euro’s.
Belangrijk is om op te merken dat er allerlei interacties kunnen bestaan tussen verschillende
indicatoren en tussen verschillende dimensies. Zo kan het zijn dat een gunstige ontwikkeling
van de brede welvaart binnen de dimensie Hier & Nu ten koste gaat van de ontwikkeling
van brede welvaart binnen de dimensie Later, bijvoorbeeld als consumptie ten koste
gaat van natuur en klimaat. En zo kan het zijn dat de ontwikkeling van (on)gelijkheid
en bestaanszekerheid sterk samenhangt met die van gezondheid en welzijn. Dergelijke
interacties onderstrepen het belang van een integrale blik op een diverse set indicatoren
van brede welvaart en SDG’s. Dat maakt de Monitor Brede Welvaart en SDG’s een waardevolle
feitelijke basis voor debat en besluitvorming.
Het kabinet heeft het afgelopen jaar veel nieuw beleid geformuleerd dat bijdraagt
aan het verhogen van brede welvaart en het behalen van de SDG’s. Een integrale aanpak
komt daarbij steeds meer centraal te staan. De samenhang van beleid wordt verder versterkt
door invoering van het Beleidskompas als opvolger van het Integraal Afwegingskader.
Het Beleidskompas dwingt om na te denken over bijvoorbeeld een goede probleemanalyse,
de doelstelling, de betrokkenheid van belanghebbenden en de uitvoering. Het toetsen
van voorgenomen beleid, wet- en regelgeving op effecten op brede welvaart en de SDG’s
vormt hier onderdeel van.1
Belangrijke stappen in het kader van de klimaat-, energie- en watertransitie zijn
het aangescherpte nationale klimaatbeleid alsook de internationale klimaatstrategie,
de Nationale Grondstoffenstrategie,2 het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023–20303, het aankomende Nationaal Milieuprogramma en het nieuwe water- en bodembeleid.4 Daarmee werkt het kabinet aan het verkleinen van de land-, grondstoffen- en broeikasgasvoetafdruk.
Ook zet het kabinet in op menselijk welzijn door het versterken van bestaanszekerheid
en gelijke kansen via een brede, samenhangende set aan maatregelen. De sterke relatie
tussen welzijn, leefomgeving en een leven lang ontwikkelen vragen eveneens om een
geïntegreerde aanpak. Dit is te zien in de in 2022 gestarte programma’s rondom de
inrichting van Nederland, in lijn met de ambitie om de regie op de ruimte te hernemen
en op doelen zoals klimaat, natuur, en duurzame landbouw in samenhang te sturen.
Hieronder wordt nader ingegaan op de resutaten per thema.
2. Resultaten per thema
A. Samenleving, rechtstaat en sociale cohesie (SDG’s 5, 10.2, 16)
Op het gebied van samenleving, rechtstaat en cohesie zien we een gemengd beeld met
positieve en negatieve veranderingen, maar zien we ook dat Nederland in vergelijking
met andere EU-landen vaak hoog blijft scoren. Positief is dat het aandeel vrouwen
in het parlement behoorlijk is gestegen (van 33,3 procent in 2021 naar 40,7 procent
in 2022). Op het gebied van vertrouwen zien we dat Nederland op veel van de indicatoren
in de top drie van de EU staat. Ook neemt het vertrouwen in de EU, de politie, de
pers, rechters en andere mensen over de lange termijn toe. Verontrustend is dat het
vertrouwen in de Tweede Kamer van 2021 op 2022 behoorlijk zakt (-11,9 procentpunt).
Dit zorgt er ook voor dat het vertrouwen in instituties in algemenere zin (dat behalve
Tweede Kamer bijvoorbeeld politie en rechters omvat) voor het eerst in een paar jaar
daalt (-5,6 procentpunt).
Als we kijken naar algehele tevredenheid met het leven is deze behoorlijk stabiel:
83,4 procent van de Nederlanders is tevreden en geeft het leven in 2022 een score
van 7 of hoger. Dit is een daling van 0,2 procentpunt. Hiermee komt de tevredenheid
op het laagste niveau sinds 1997 (eerste meetpunt). Van een dalende trend is echter
nog geen sprake, omdat het verschil niet statistisch significant is.5 Als laatste toont de Monitor rond sociale cohesie een vergelijkbaar beeld als vorig
jaar: Nederlanders hebben om sociale redenen relatief veel contact met familie, vrienden
of buren en doen vaak vrijwilligerswerk (t.o.v. EU), maar beide dalen wel op de middellange
termijn.
Kabinetsreactie
De waardering van de politiek – parlement en regering – is anno 2022 laag. Dit rijmt
met bevindingen van het SCP, die daaraan ook duiding heeft gegeven.6 Een historisch dieptepunt is dit volgens het SCP niet; in eerdere periodes waren
vergelijkbare waarden te zien. Het SCP stelt verder dat respondenten eerder erg kritisch
zijn dan diep wantrouwend. Daarbij komen betrouwbaarheid en het luisteren naar burgers
naar voren.
Het kabinet werkt aan een overheid die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig
is.7 Het kabinet hecht eraan dat mensen ervaren dat de overheid er voor hen is. We willen
ons als overheid in de burger verplaatsen en luisteren naar de zorgen en grieven van
mensen die onvrede ervaren. We willen burgers een stem geven bij de ontwikkeling van
beleid dat hen direct raakt. Het is verder van belang om het eerlijke verhaal te vertellen:
wat kan wel en wat kan niet. We willen waarmaken wat we toezeggen en niet meer beloven
dan we kunnen waarmaken.8
Voor het aanpakken van de grote opgaven van Nederland zijn vertrouwen en samenwerking
cruciaal. Dit onderstreept het belang van een inclusieve aanpak, zodat de grote opgaven
voor iedereen kansen bieden. Het kabinet zet hierop in via een samenhangende aanpak
om democratie te versterken, afhaken te voorkomen en fundamentele rechten te borgen.
Het kabinet zet het programma Werken aan Uitvoering voort. Ook zijn het afgelopen
jaar belangrijke stappen genomen om gelijke kansen te bevorderen en discriminatie
tegen te gaan, zoals met het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme. Er
is een gespreksinstrument ontwikkeld om de maatschappelijke impact van voorgenomen
beleid af te wegen (Maatschappelijke Impact Analyse). Dit instrument wordt de komende
periode voor verschillende onderwerpen verkend. Op verzoek van uw Kamer is een Adviescommissie
Versterken Weerbaarheid Democratische Rechtsorde van start gegaan. Het advies van
de commissie verschijnt 1 oktober 2023. Deze commissie gaat o.a bezien wat er nodig
is om de veerkracht van de democratie te versterken.9
B. Klimaat, energie, leefomgeving en natuur (SDG’s 7, 11, 12, 13, 14 en 15)
In de cijfers over de klimaattransitie zien we dat de broeikasgasuitstoot in 2022
31,6 procent lager was dan in 1990.10 In 2022 werd het Urgenda-doel (om 25 procent minder uitstoot te realiseren in 1990)
dus ruim gehaald; in 2021 met een paar tienden procentpunt net niet, en in 2020 met
1 procentpunt wel. Ook de uitstoot van broeikasgassen per inwoner daalt over langere
periode. Volgens de eerste berekeningen gaat het in 2022 om 8,6 ton CO2-equivalenten per inwoner. Deze trenddaling is een positief signaal. Maar vergeleken
met andere EU-landen is de uitstoot in Nederland nog altijd hoog (22e positie van
27 landen in 2020, waarbij positie 1 de minste uitstoot per inwoner betreft). Ook
lopen we in Europese vergelijking achter als we kijken naar de behaalde reductie in
ETS-sectoren.11 Aan de positieve kant, heeft Nederland de afgelopen jaren een enorme sprong gemaakt
in het opgesteld vermogen van hernieuwbare elektriciteit. Zo stonden we in 2015, aan
het begin van de trendperiode voor de Monitor, nog 22ste in de EU, en staan we inmiddels op plek acht.
Op stikstof-gebied zien we dat er in 2020 minder landnatuur kampte met stikstofoverschrijding
(6 procentpunt minder dan in 2018).12 Dat geldt in 2020 voor 62,4 procent van de landnatuur. Daarnaast daalt de overschrijding
van de kritische depositiewaarden voor stikstof over de langere termijn van 25 jaar
(ten opzichte van 1995). De absolute milieudruk van stikstof blijft ondanks deze positieve
ontwikkelingen wel nog steeds één van de allerhoogste in Europa.
Net als in voorgaande jaren kleuren veel trends wat betreft natuurlijk kapitaal (binnen
de dimensie «Later») rood. Net als in 2021, verslechtert de situatie over een langere
periode voor met name biodiversiteit en water. Zo blijven de fauna van zoetwater en
moeras en de fauna van het land dalen, en is inmiddels nog maar 1,4 procent van het
oppervlaktewater van goede chemische kwaliteit. Ook andere biodiversiteitsindicatoren
zoals aantallen vogels in de stad, de rode-lijstindicator en boerenlandvogels dalen
over een langere periode.
Kabinetsreactie
In 2050 is Nederland onderdeel van een Klimaatneutraal Europa. Net als in voorgaande
jaren zette het kabinet in 2022 dan ook sterk in op het behalen van SDG 13. De klimaattransitie
moet hand in hand gaan met de grondstoffentransitie, op weg naar een circulaire economie.
Het kabinet streeft ernaar onze land- grondstof- en broeikasgasvoetafdruk te verminderen.
Het kabinet zou daarom inzicht hierin in een volgende editie van de monitor verwelkomen.
De Nederlandse bijdrage aan een klimaatneutraal Europa wordt vastgelegd in de Nederlandse
Klimaatwet. Dat geldt ook voor het tussendoel voor 2030, om nationaal ten minste 55%
reductie van broeikasgassen te bereiken. We sturen op circa 60% reductie, zodat we
bij tegenvallers toch het wettelijke doel halen.
Het is positief dat de Monitor laat zien dat Nederland sprongen maakt in hernieuwbare
energie, maar om de CO2-doelen te halen is aanvullend beleid nodig. Daarom heeft het kabinet eind april een
aanvullend pakket klimaatbeleid samengesteld om te komen tot een rechtvaardig, uitvoerbaar
en ambitieus klimaatbeleid. Daarnaast heeft het kabinet verschillende beleidspakketten
om verduurzaming te ondersteunen, zoals het Actieplan Groene Banen, het Landelijke
Actieprogramma Netcongestie (LAN), en het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
(NPVI). Ook zijn de contouren van een burgerforum klimaat en energie geschetst. Burgerparticipatie
kan een waardevolle bijdrage leveren aan het gesprek over het bereiken van klimaatneutraliteit
in 2050 en draagt bovendien bij aan de centrale belofte achter de SDG-agenda: Leaving no one behind.
De natuur is samen met het klimaat de basis van onze brede welvaart. De achteruitgang
op biodiversiteit en waterkwaliteit in Nederland is zorgelijk. Het kabinet werkt daarom
aan betere ruimtelijke en milieucondities. Zo wordt gewerkt aan de bescherming van
natuurgebieden, onder andere via het Programma Natuur4, Natuurnetwerk Nederland, Natura 2000 en het natuurbeleid in de grote wateren, Noordzee
en Waddenzee. Met het Nationaal Programma Landelijk Gebied13, het beleidsprogramma Klimaat14 en het Nationaal Programma Circulaire Economie wordt beoogd om de stikstofuistoot
terug te dringen, en tegelijkertijd het klimaat, de waterkwaliteit, de luchtkwaliteit
en de biodiversiteit te verbeteren. Het circulaire economie beleid richt zich op verantwoord
en efficiënt (her)gebruik van onze grondstoffen, met een positief effect op het klimaat,
de natuur, de biodiversiteit en een schone en gezonde leefomgeving.
Tegelijkertijd is er aanvullend veel meer nodig om onze ecologische voetafdruk15 substantieel te verkleinen en binnen de grenzen van de planeet te komen. Er is een
bijdrage vanuit de gehele samenleving en economie nodig, zoals vanuit de sectoren
landbouw, industrie, bouw, energie, recreatie en gezondheid. Daarnaast is er een belangrijke
rol weggelegd voor het onderwijs om bewustwording, kennis en vaardigheden te genereren
en voor de financiële sector om financiële stromen om te buigen ten behoeve van de
natuur. Met de Agenda Natuurinclusief16 wordt de samenhang tussen zowel publieke als private inspanningen in verschillende
maatschappelijke domeinen ondersteund richting een natuurinclusieve samenleving.17 Daarnaast komt het kabinet eind 2023 met een overkoepelend actieplan, strategie en
financieringsplan om nationaal invulling te geven aan de afspraken in het Kunming-Montreal
Global Biodiversity Framework, die afgelopen jaar in het kader van het Verdrag inzake
Biologische Diversiteit (COP15) zijn overeengekomen. Ook de reductie van de ecologische
voetafdruk komt aan bod in het actieplan.18
Het kabinet vindt het wenselijk om een (monetaire) indicator voor het aanbod van ecosysteemdiensten
zoals bestuiving en natuurrecreatie in Nederland toe te voegen aan de Monitor. Deze
biedt inzicht in de onderlinge afhankelijkheden van biodiversiteit en het economisch
gebruik van de natuur. Het CBS is onafhankelijk in de keuze van indicatoren. Voor
wat betreft de inzet op het tegengaan van negatieve afwenteleffecten op ontwikkelingslanden
verwijst het kabinet naar de jaarrapportage van het herziene Actieplan Beleidscoherentie
voor Ontwikkeling, dat vandaag (17 mei) eveneens aan uw Kamer is toegezonden.
C. Ongelijkheid en bestaanszekerheid (SDG’s 1, 5 en 10.1)
Naast sociale en natuurlijke welvaart, geeft de Monitor ook een beeld van materiële
welvaart en ongelijkheid. Net als in afgelopen jaren zien we dat het gemiddeld besteedbaar
inkomen en de arbeidsparticipatie blijven stijgen, en dat de werkloosheid laag is.
Onder deze gemiddelde toenames zien we echter ook dat het percentage Nederlanders
dat zich zorgen maakt over hun financiële toekomst, niet zoals eerdere jaren daalt
of vrijwel gelijk blijft, maar in 2022 substantieel toeneemt (6,1 procentpunt hoger
dan in 2021). Ook is te zien dat relatieve armoede over de lange termijn stijgt: 14,5
procent van de bevolking leeft in 2022 onder de Europese armoedegrens van 60 procent
van het mediane inkomen ten opzichte van 13,2 procent in 2019 (het mediane inkomen
is het doorsnee inkomen). Nederland zakt hiermee in de EU van plek zeven in 2020 naar
plek tien in 2021. Daarentegen maken wel steeds minder minderjarigen deel uit van
een huishouden met een naar Nederlandse maatstaven laag inkomen (data tot aan 2021).
Wat betreft gendergelijkheid is de netto arbeidsparticipatie van zowel mannen als
vrouwen over langere periode gestegen (beide het hoogste in de EU, met respectievelijk
circa 8 procentpunt meer netto arbeidsparticipatie onder mannen dan vrouwen, net als
in voorgaande jaren). Ook neemt het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen over
langere periode af, en in 2022 was dit beloningsverschil 0,5 procentpunt kleiner dan
in 2021. Nederland heeft wat betreft beloningsverschil een positie in de middengroep
van de EU. Ook het aandeel vrouwen in managementposities neemt van 2021 op 2022 licht
toe, naar iets meer dan een kwart. Dat is echter minder dan in 2019 en 2020. Met dit
aandeel loopt Nederland in de EU nog steeds erg achter (25ste).
Kabinetsreactie
Bestaanszekerheid is een basisvoorwaarde voor menselijk welzijn. Het is daarom een
prioriteit voor het kabinet, onder andere via het aanpakken van ongelijkheden op de
arbeidsmarkt en het tegengaan van armoede en schulden. Het kabinet constateert dat
de Monitor opnieuw diverse positieve uitkomsten laat zien op het gebied van ongelijkheid
en bestaanszekerheid. Tegelijkertijd gaat het kabinet onderzoeken wat de achtergrond
is van de stijgende relatieve armoede zodra meer gedetailleerde cijfers over inkomens
in 2022 beschikbaar komen. Zo kan de toename betekenen dat meer Nederlanders een lage
levensstandaard hebben gekregen. Maar het kan ook betekenen dat het mediane besteedbare
inkomen (doorsnee inkomen) harder is toegenomen dan het besteedbare inkomen van lagere
inkomens.
Tegelijkertijd staat vast dat vooral huishoudens met lagere inkomens in 2022 hebben
geleden onder hoge prijzen voor met name energie. Het kabinet betreurt deze ontwikkeling,
die voornamelijk sinds de oorlog in Oekraïne op gang is gekomen, en constateert een
doorgebroken gunstige trend in de Monitor: meer huishoudens zijn zich zorgen gaan
maken over hun financiële toekomst. Om de grootste zorgen weg te nemen heeft het kabinet
in 2022 maatregelen genomen voor 2023. De voornaamste daarvan zijn de verhoging van
het wettelijk minimumloon, dat deel uitmaakt van een omvangrijk koopkrachtpakket en
invoering van het prijsplafond voor energie.19 Het kabinet neemt in augustus een besluit over de koopkrachtmaatregelen voor 2024.
Zoals ieder jaar zal het kabinet die maatregelen op Prinsjesdag bekend maken.
Ondanks positieve ontwikkelingen is er op het terrein van arbeidsparticipatie en beloning
nog veel ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Daarom neemt het kabinet diverse maatregelen.
Deze hebben als doel om betaald werk aantrekkelijker te maken, te zorgen voor een
gelijkere werk-zorgverdeling tussen mannen en vrouwen en meer vrouwen in leidinggevende
posities te realiseren. Met een wettelijk ingroeiquotum, verplichte streefcijfers,
rapportageverplichting en monitoring stimuleert het kabinet organisaties en bedrijven
om snel tot een evenredige genderverhouding in de top te komen. Op 1 januari 2022
is de Wet «Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van
commissarissen» (Topvrouwenwet) in werking getreden. Grote vennootschappen zullen
vanaf 2023 moeten rapporteren over hun streefcijfers, plannen van aanpak en stand
van zaken qua genderdiversiteit in de top. Het kabinet hoopt dat de rapportageverplichting
bijdraagt aan een snellere toename van het aandeel vrouwen in topposities. Specifiek
voor de (semi-)publieke sector werken de Ministeries van BZK en OCW aan nieuwe wetgeving
voor een verplicht streefcijfer, zodat een evenredige genderverhouding in de top ook
in de (semi-)publieke sector sneller kan worden bereikt. Voor het eind van het jaar
zal uw Kamer geïnformeerd worden over de laatste stand van zaken wat betreft genderdiversiteit
in de private en publieke top.
D. Gezondheid en welzijn (SDG 3)
Een ander belangrijk aspect van onze brede welvaart is gezondheid. De gezonde levensverwachting
van zowel mannen (van 65,4 naar 63,2 jaar) als vrouwen (van 65,1 naar 62,3 jaar) is
van 2021 op 2022 behoorlijk gedaald. Deze indicator bestaat uit een combinatie van
de algemene levensverwachting en een component over de ervaren kwaliteit van leven.
De afname is volgens het CBS geheel toe te schrijven aan de gedaalde ervaren kwaliteit
van leven (in de zin van ervaren gezondheid). Verder neemt overgewicht onder personen
van 20 jaar en ouder over een langere periode toe. Ook valt op dat alcoholgebruik
omgerekend naar liters pure alcohol in 2020 lager was dan in 2019 (van 8,2 naar 7,2
liter per inwoner). Nederlanders consumeren relatief weinig alcohol vergeleken met
inwoners van andere EU-landen. Voorts zien we voor het eerst dat zelfdoding over de
middellange termijn afneemt, de trend kleurt groen. We zien echter wel dat psychische
klachten vaker voorkomen. Het aandeel van de bevolking zonder psychische klachten
daalt over een langere periode, al was het aandeel in 2022 wel iets groter dan in
2021. Ook het aandeel van werkenden dat te kampen heeft met psychische vermoeidheid
door werk stijgt.
Kabinetsreactie
Preventie van gezondheidsklachten blijft een belangrijke basis voor de kabinetsinzet.
Dat overgewicht onder de Nederlandse bevolking (licht) toeneemt is zorgwekkend. Veel
van de ziektelast in Nederland wordt veroorzaakt door vermijdbare risicofactoren.
Leefstijlinterventies kunnen niet alleen de gezondheid van gezonde mensen bevorderen,
of bestaande risico’s op ziekte verkleinen, maar kunnen ook flinke positieve effecten
hebben voor de gezondheid van mensen die al een ziekte onder de leden hebben. De aandacht
hiervoor onder zorgprofessionals groeit sterk. Dat alcoholgebruik afneemt in Nederland
is in dit kader een succes.
De constatering dat de gezonde levensverwachting in Nederland voor mannen en vrouwen
terugloopt is in lijn met eerdere bevindingen van het RIVM.20 De verbetering van de gezondheid bij de leeftijdsgroep 60–65 jarigen, uitgedrukt
in ervaren gezondheid en lichamelijke beperkingen, lijkt achter te blijven bij de
ander leeftijdsgroepen. De oorzaken hiervan zijn niet helemaal duidelijk, en het is
onzeker of deze achterblijvende gezondheid eenmalig is geweest, of zich ook in de
toekomst zal blijven voordoen. De exacte gevolgen van hogere sterfte als gevolg van
de coronapandemie op de levensverwachting zijn daarnaast nog onbekend. Wellicht heeft
de coronapandemie meerjarige maar geen structurele gevolgen op de ontwikkeling van
de gezonde levensverwachting op de lange termijn.
Het kabinet heeft eerder aangekondigd de ambities uit het Nationaal Preventie Akkoord
(Kamerstuk 32 793, nr. 339) door te erop in te zetten en daarnaast ook meer in te zetten op mentale gezondheid,
bewegen, en gezondheidsachterstanden. Leefstijlinterventies zijn van belang. Niet
alleen omdat ze bijdragen aan het voorkomen dat mensen ziek worden, maar ook omdat
ze bijdragen aan het behandelen van ziektes zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten.
De Staatssecretaris van VWS heeft in 2022 in een reeks Kamerbrieven zijn inzet op
verschillende leefstijlthema’s aangekondigd om zo dichter bij de ambitie van een gezonde
generatie in 2040 te komen. Daarnaast zet het kabinet erop in leefstijlinterventies
per 1 januari 2025 integraal onderdeel uit te laten maken van de behandeling van leefstijl
gerelateerde klachten, aandoeningen en ziekten. Het Ministerie van VWS intensiveert
het beleid op dit thema, bijvoorbeeld door afspraken te maken met het veld in de recent
gesloten akkoorden te weten het Integraal Zorg Akkoord (IZA) (Kamerstuk 31 765, nr. 655) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) (Kamerstuk 32 793, nr. 653). Het GALA zet in op het bevorderen van een gezonde leefstijl, het terugdringen van
gezondheidsachterstanden en het versterken van mentale gezondheid.
Het blijft daarbij belangrijk dat we volop inzetten op preventie van suïcide. Ondanks
dat de trend op het vlak van zelfdoding op middellange termijn groen kleurt, vindt
het kabinet een blijvende aandacht voor de preventie van suïcide van groot belang.
Dit wordt gedaan via de derde Landelijke Agenda suïcidepreventie 2021–2025 en meer
specifiek via hulpverlening van 113 Zelfmoordpreventie.
3. Nationale SDG Rapportage
De SDG’s – die in 2015 door de VN-lidstaten zijn aangenomen – blijven richting 2030
een onverminderd sterk en relevant raamwerk voor de grote opgaven waar Nederland voor
staat. De SDG’s sluiten nauw aan bij het streven naar brede welvaart. De brede steun
aan de SDG’s in Nederland komt tot uiting in de bijgevoegde zevende nationale SDG
rapportage «Nederland Ontwikkelt Duurzaam», geschreven door een brede vertegenwoordiging
vanuit overheden, bedrijfsleven en de maatschappij.
Ondanks uitdagingen in eigen land en zorgen over de wereldwijde achteruitgang op veel
SDG’s21 laat de rapportage ook positieve ontwikkelingen zien. Zo gaan overheden steeds integraler
met grote opgaven aan de slag, wordt gewerkt aan versterking van democratie en participatie,
krijgen jongeren meer mogelijkheden om mee te praten, zijn er verschillende positieve
ontwikkelingen in de verduurzaming van het bedrijfsleven en blijft de belangstelling
voor de SDG’s toenemen. In de Nationale SDG Rapportage komen veel vergelijkbare thema’s
aan bod als in de Monitor Brede Welvaart en SDG’s. Zo gaat het kabinet in de rapportage
nader in op de beleidsinzet bij twee maatschappelijke opgaven waarin verschillende
SDG’s samenkomen: een eerlijke klimaat-, energie- en watertransitie, en het vergroten
van menselijk welzijn (inclusief aandacht voor de omgeving, gelijke kansen en inclusie,
bestaanszekerheid en leven lang ontwikkelen).
4. Tot slot
Het kabinet dankt het CBS voor de Monitor Brede Welvaart & SDG’s 2023 en de penvoerders
vanuit de verschillende sectoren voor hun bijdrage aan de nationale SDG rapportage
«Nederland Ontwikkelt Duurzaam». Ook dit jaar geeft de Monitor weer een beeld over
op welke aspecten, terugkijkend op de afgelopen acht jaar en op 2022 in het bijzonder,
het wel en niet goed gaat in Nederland. Ook biedt het waardevolle inzichten voor veel
van de terreinen waarvoor op dit moment nieuw beleid wordt ontwikkeld.
Het kabinet ziet dit als een belangrijke bijdrage aan geïnformeerde besluitvorming
in het parlement, en zal zich blijven inzetten voor een integrale aanpak van al de
verschillende aspecten van brede welvaart en de SDG’s.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat