Brief regering : Jaarrapportage Actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2023
Deze brief bevat de jaarrapportage over het Actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling
voor de periode april 2022 tot en met maart 2023. Deze jaarrapportage is een overgangsrapportage,
die rapporteert over het oude actieplan uit 2018 en het nieuwe actieplan van eind
2022. In het actieplan van 2022 zijn nieuwe thema’s en doelstellingen opgenomen n.a.v.
recent ontwikkelde beleidsagenda’s en nationale programma’s. Het is nog niet mogelijk
op alle recent ontwikkelde onderdelen te rapporteren. Ook worden sommige indicatoren
nog nader ingevuld. Waar relevant wordt dit in de annex expliciet aangeven.
U ontving op 25 november 2022 het nieuwe actieplan beleidscoherentie (Kamerstuk 36 180, nr. 29). De hierin uitgewerkte thema’s werden aangekondigd in de beleidsnotitie «Doen waar
Nederland goed in is» (Kamerstuk 36 180, nr. 1) en vormen de prioriteiten op het gebied van beleidscoherentie voor ontwikkeling.
Dit nieuwe actieplan is tot stand gekomen door samenwerking tussen ministeries en
met input vanuit het maatschappelijk middenveld. Gevoed door maatschappelijke consultaties
en discussies1 wordt meer dan in de vorige actieplannen ingegaan op beleidsterreinen van verschillende
departementen, waardoor interdepartementale samenwerking nog belangrijker is geworden.
De jaarrapportage inclusief annex beschrijft de voortgang op de drie overkoepelende
thema’s van het actieplan 2022: 1) verkleinen Nederlandse klimaat-, land- en watervoetafdruk,
2) tegengaan onwettige geldstromen en belastingontwijking, en 3) tegengaan van vaccin-
en gezondheidsongelijkheid. Daar waar onderwerpen van het actieplan 2018 niet opgenomen
zijn in de drie bovengenoemde thema’s, wordt er apart over het actieplan 2018 gerapporteerd.
Dit betreft: (1) ontwikkelingsvriendelijke handelsakkoorden en (2) een ontwikkelingsvriendelijk
investeringsregime. Met deze brief wordt ook opvolging gegeven aan de toezegging in
het Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 (Kamerstuk 35 470 XVII, nr. 16) om meer expliciet te rapporteren over genderaspecten van beleidscoherentie.
Voor de resultaten van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in relatie tot de
Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) zie http://osresultaten.nl/SDG. Voor informatie over de voortgang van de binnenlandse implementatie van de SDG’s
verwijzen we u naar de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart & SDG’s van het Centraal
Bureau voor de Statistiek en de nationale SDG rapportage «Nederland Ontwikkelt Duurzaam».
Beide rapporten, evenals de kabinetsreactie hierop, worden gelijktijdig met deze rapportage
aan uw Kamer gestuurd.
Resultaten
De aandacht voor beleidscoherentie voor ontwikkeling in Kamer is toegenomen, deze
aandacht blijkt o.a. uit een toenamen in het aantal vragen op dit thema. Nederland
is nog steeds een van de weinige OECD landen dat een apart actieplan heeft op dit
thema en het nieuwste actieplan wordt ook door het maatschappelijk middenveld als
ambitieus en positief beoordeeld.
De jaarrapportage laat een gematigd positief beeld zien. Op de verschillende thema’s
is voortgang geboekt; beleid is meer coherent met de belangen van ontwikkelingslanden
geworden. Nieuwe regelgeving is aangenomen, specifieke maatregelen zijn getroffen,
en ook in de EU is voortgang geboekt op verschillende dossiers.
Op het gebied van het tegengaan van onwettige geldstromen en belastingontduiking is
er duidelijke vooruitgang; de rente-, royalty- en dividendstromen vanuit Nederland
naar laagbelastende jurisdicties zijn aanzienlijk afgenomen met bijna 85% van € 38,5
miljard in 2019 naar € 6,0 miljard in 2021. De verwachting is dat deze stromen nog
verder gaan afnemen, zodra de conditionele bronbelasting op dividenden naar laagbelastende
jurisdicties per 2024 wordt ingevoerd.
Zo is er bijvoorbeeld op 6 december 2022 een politiek akkoord bereikt tussen de Raad,
het Europees Parlement en de Europese Commissie over de Europese Ontbossingsverordening.
In december 2022 werd ook een politiek akkoord bereikt over het Carbon Border Adjustment
Mechanism (CBAM). In het politiek akkoord staat tevens dat ontwikkelingslanden met
technische assistentie zullen worden ondersteund. Naar verwachting zal in mei van
dit jaar het voorjaarspakket Klimaat en Energie afgerond worden. Het Nationaal Programma
Circulaire Economie is op 3 februari 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk
32 852, nr. 228). Het internationale deel van het programma wordt nader uitgewerkt, inclusief de
sociaaleconomische aspecten van circulaire transitie in Nederland en in het buitenland.
Ook positief is de inzet om het handelsinstrumentarium te vergroenen.
In de mondiale gezondheidsstrategie welke 21 oktober 2022 naar de Tweede Kamer is
gestuurd (Kamerstuk 36 180, nr. 25), is wereldwijde toegang tot medicijnen en gezondheidsproducten een van de zes speerpunten.
Nederland is om die reden ook actief betrokken bij het Team Europe Initiative dat zich richt op het vergroten van lokale productie in Afrika van eerlijke, duurzame,
veilige, kwalitatief goede en betaalbare essentiële vaccins, geneesmiddelen en medische
producten. Nederland organiseert samen met de Wereldgezondheidsorganisatie in het
najaar het World Local Production Forum. Ook hier zal aandacht worden gegeven aan
het stimuleren van lokale productie in ontwikkelingslanden, onder meer door het delen
van kennis en uitwisseling van technologie.
De specifieke resultaten, inzet en indicatoren van de actieplannen 2018 en 2022, zijn
vastgelegd in de annex. Deze brief beschrijft de prestatie van Nederland op de verschillende
internationale voortgangsrapportages. Naast de Monitor Brede Welvaart en SDG’s2 zijn dit ook de spilloverindex van de Europese SDG index3 en de Commitment to Development Index (CDI)4. Deze ranglijsten kijken deels naar verschillende maar ook deels dezelfde indicatoren,
variërend van ontwikkelingsfinanciering, handelstarieven, maar ook anti-corruptie
maatregelen, fossiele brandstof productie en AMR (antimicrobiële resistentie).
Commitment to Development Index
De CDI vergelijkt landen met elkaar en gaat niet direct in op afwenteleffecten op
andere landen. Een hoge of lage score zegt dus niet per se iets over voortgang in
het betreffende land, maar vooral over het verschil tussen het ene en het andere land.
Op de CDI lijst scoort Nederland een 6e plek net onder het Verenigd Koninkrijk en Australië. Nederland scoort het beste van
alle G7- en G20-landen op handel en doet het goed op gezondheid (o.a. vanwege onze
lage antimicrobiële resistentie) en ontwikkelingsfinanciering. Nederland scoort weer
lager wanneer het gaat om de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking. De nieuwe CDI-monitor wordt in september 2023
verwacht.
Monitor Brede Welvaart & SDG’s
De Monitor Brede Welvaart & SDG’s en de Europese SDG index kijken wel naar voortgang
op indicatorniveau per jaar, en zijn daarmee nuttiger om voortgang op de SDG’s te
meten en specifiek voor deze rapportage de voortgang op beleidscoherentie voor ontwikkeling
te beoordelen. In deze Monitor, die gelijktijdig aan de Tweede Kamer wordt gezonden,
scoort Nederland op de dimensie «elders» vrijwel identiek als vorig jaar. Nederland
laat dus opnieuw een gemengd beeld zien ten aanzien van de voortgang op de diverse
SDG-indicatoren die de effecten over de grens meten. Voor de dimensie «elders» zijn
de meeste trends groen of neutraal. Het CBS geeft aan dat de stijging bij handel en
hulp voor een deel komt door de inflatie, omdat een aantal indicatoren hier als absolute
waarde genoteerd worden, zoals handel in euro’s. In het algemeen blijft de voortgang
op de milieugerelateerde SDG’s achter. Voor meer details verwijs ik naar de gelijktijdig
verzonden Monitor Brede Welvaart & SDG’s en de Nationale SDG-rapportage.
We zijn ons bewust dat de Monitor Brede Welvaart trends op impactniveau meet en dat
veranderingen slechts langzaam zichtbaar zijn. Onze inzet op bijvoorbeeld het verkleinen
van de voetafdruk is daarmee niet direct terug te zien in de Monitor. De komende jaren
blijven we ook in het kader van beleidscoherentie voor ontwikkeling deze Monitor nauwlettend
volgen.
Europese SDG Rapportage
De Europese SDG rapportage met de spillover index5 dateert van december 2022 en hierin scoort Nederland gemengd; het rapport over Europa
geeft een beeld van de SDG-voortgang in de EU met een ranglijst en specifieke landenprofielen.
Nederland daalde in 2022 van de 13e naar de 16e plek: enerzijds door een lichte daling in totaalscore (71.6), anderzijds doordat
enkele andere landen beter scoren dan voorheen. De Nederlandse scores bleven in 2022
grotendeels gelijk aan die van het jaar daarvoor. De laatste plek van Nederland op
de spillover index (voetafdruk) blijft eveneens gelijk, evenals de goede 6e plaats op de Leaving No One Behind index6 over het tegengaan van ongelijkheid. De EU scoort vergeleken met andere continenten
het hoogst op de SDG’s, maar op gendergelijkheid (SDG 5) stagneert de voortgang, dit
is ook wereldwijd het geval. Op sommige doelen is zelfs sprake van achteruitgang,
zoals armoede (SDG 1), gezondheid (SDG 3), werk (SDG 8) en duurzame en circulaire
economie (SDG 12). De naweeën van de pandemie, de oorlog in Oekraïne, de daarmee samenhangende
geopolitieke spanningen en zorgen omtrent levering en prijsstijging van energie alsmede
de algehele stijging van de prijzen wereldwijd zijn hier directe oorzaken van. Ook
spelen de effecten van klimaatverandering een steeds grotere rol.
De grootste uitdaging voor de EU is de overgang naar duurzame consumptie en productie
(SDG 12) en een duurzaam landbouw- en voedselsysteem (SDG 2); hieraan verbonden is
het verduurzamen van internationale waardeketens en Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO). De Europese afwenteleffecten op andere landen en toekomstige
generaties blijven onverminderd hoog. Nederland scoort daarbij niet goed. Dit is onder
andere berekend op basis van de negatieve effecten van handel en directe uitstoot
door transport, maar ook door de economische effecten van belastingwetgeving en illegale
geldstromen. De negatieve effecten van handel hangen ook deels samen met het feit
dat Nederland als toegangspoort fungeert voor de rest van de EU. Veel ingevoerde producten
worden vanuit Nederland immers doorgevoerd naar buurlanden.
De conclusie van deze rapporten m.b.t. de Nederlandse voetafdruk is zorgelijk en blijft
de aandacht vragen. Nederland gebruikt relatief veel natuurlijke hulpbronnen uit het
buitenland, waaronder ook uit ontwikkelingslanden, hetgeen een deel van onze grote
Nederlandse voetafdruk verklaart. Voor de uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie
is de relevantie van het actieplan beleidscoherentie en de hierin geprioriteerde thema’s
daarmee onverminderd groot als instrument om dit samen met andere ministeries aan
te pakken.
Daarbij moeten steeds lastige keuzes gemaakt worden. De Russische oorlog van agressie
in Oekraïne laat bijvoorbeeld zien dat landen bereid zijn om strategische afhankelijkheden
op het gebied van fossiele brandstoffen als geopolitiek wapen in te zetten. Dit vergroot
de noodzaak voor Nederland om risicovolle strategische afhankelijkheden te mitigeren.
Een versnelde energietransitie kan ons daarbij helpen. Tegelijkertijd moeten we tijdens
het afbouwen van de energieafhankelijkheid van Rusland inzetten op het beperken van
toekomstige risicovolle strategische afhankelijkheden, zoals met betrekking tot de
kritieke grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie.
De toename in behoefte aan (kritieke) grondstoffen en mineralen noodzakelijk voor
de vergroening van onze energievoorziening en ook het bouwen van meer woningen, zal
op korte termijn leiden tot meer import en gebruik van grondstoffen en mineralen,
hetgeen het verkleinen van de voetafdruk kan vertragen7.
De overgang naar een volledig circulaire economie, hetgeen ook zal bijdragen aan het
verkleinen van de voetafdruk, kan ook ten koste gaan van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden.
Bij al deze ontwikkelingen houdt de regering oog voor en zo veel mogelijke rekening
met de belangen van mensen in ontwikkelingslanden.
De Nederlandse voetafdruk: wat weten we en wat weten we nog niet?
In het Rapport «Halveren van de Nederlandse voetafdruk» van het Planbureau voor de
Leefomgeving (PBL) uit 20218 wordt helder uiteengezet waar de «voetafdruk» uit bestaat en welke dillema’s dit
kan opleveren. Uit bovenstaande infographic wordt in één oogopslag duidelijk gemaakt dat een voetafdruk onvermijdelijk is bij
het vervullen van de basisbehoeften van een bevolking. Maar hoe groot de afdruk moet
zijn is afhankelijk van veel verschillende aspecten en keuzes. De urgentie om de Nederlandse
voetafdruk terug te brengen wordt breed gevoeld, zie bijvoorbeeld het IBO «Scherpe
doelen, scherpe keuzes»9. Het is echter nog niet altijd duidelijk hoe dit voor de verschillende onderdelen
van de voetafdruk op een doeltreffende manier gerealiseerd kan worden. In opdracht
van het kabinet doet het PBL de komende jaren nader onderzoek naar o.a. de energietransitie
en het tegengaan van klimaatverandering, duurzaam beheer van watersystemen, bescherming
tegen water- en klimaatrisico’s, duurzaam landgebruik en duurzaam voedselsysteem,
het beschermen en herstellen van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, de beschikbaarheid
van grondstoffen en het circulair maken van de economie.
Ook met het Centraal Bureau voor de Statistiek is er een samenwerkingsverband, onder
andere op het gebied van mogelijke trade offs van het Nederlandse handelsbeleid. In dit samenwerkingsverband komt een aantal verdiepende
thema’s aan de orde. Dit zijn de volumeontwikkeling van de goederenhandel, «groene»
provisies in handelsakkoorden, de voetafdruk van bepaalde productgroepen, een analyse
van de grondstoffenhandel, een analyse van de digitale handel, digitalisering in het
productieproces en internationalisering en robotisering, waardeketengedrag en werkgelegenheid.10
Binnen deze thema’s kunnen verschillende vragen worden beantwoord door het CBS onderzoek.
Bijvoorbeeld: Wat is de ecologische impact op andere landen van de Nederlandse import
van goederen en diensten? In hoeverre komt dit door de Nederlandse (weder)uitvoer?
Aan welke Nederlandse sectoren is (een deel van de) CO2-emissie elders op de wereld toe te schrijven? Welke importproducten uit welke landen
hangen samen met een relatief hoog landgebruik? Antwoorden op deze vragen kunnen helpen
bij het beter afwegen van de verschillende belangen en bij het verder terugdringen
van de Nederlandse voetafdruk.
SDG toets
Op verzoek van de Kamer11 is er de afgelopen periode regelmatig overleg geweest tussen in de motie Ceder genoemde
ministeries.12 Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is hierbij inmiddels ook aangesloten.
In deze ambtelijke overleggen wordt geïnventariseerd welk beleid, wet-of regelgeving
er aan zit te komen. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre SDG-toetsing, in het bijzonder
met het oog op impact op OS-landen, relevant is. Ook worden best practices gedeeld. Zoals bijvoorbeeld het in voorkomende gevallen opnemen van de vraag naar
de mogelijke impact op OS-landen bij internetconsultaties onder stakeholders. Op 29 maart
is ook het Beleidskompas gelanceerd13, als opvolger van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).
Het Beleidskompas helpt o.a. in de beleidsvoorbereiding bij het op een gestructureerde
wijze inzichtelijk maken van mogelijke impact van nieuw beleid en wet- en regelgeving
op OS-landen.
Evaluatie van het actieplan
De Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken heeft begin april 2023 een kort onderzoek afgerond naar het
actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. De centrale vraag hierbij was «Hoe
en in welke mate draagt het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling bij aan
het realiseren van meer beleidscoherentie voor ontwikkeling?». Tegelijkertijd met
de jaarrapportage wordt ook deze evaluatie aan de Tweede Kamer gezonden. Deze brief
bevat de kabinetsreactie op de evaluatie «Beter afgestemd?».
Het kabinet verwelkomt de conclusie van de evaluatie, dat met het nieuwe actieplan
de relevantie van het actieplan voor het agenderen van beleidscoherentie voor ontwikkeling
is toegenomen. Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen van de evaluatie en de analyse
dat het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling één van de instrumenten is om
beleidscoherentie te bevorderen, maar niet een panacee is dat alle coherentievraagstukken
kan oplossen. Daarbij doet de IOB ook aanbevelingen om zowel de interdepartementale
samenwerking als de rapportage naar de Kamer te versterken waarmee de agenderende
en lerende rol van het actieplan vergroot kan worden. De aanbeveling om zich te richten
op de belangen van ontwikkelingslanden, maar wel binnen de bredere Policy Coherence
for Sustainable Development (PCSD) agenda, wordt door het kabinet overgenomen.
Het kabinet onderkent dat een expliciete interventielogica en concretere indicatoren
om voortgang te kunnen meten, zullen bijdragen aan de agenderende rol van het actieplan
en zal het komend jaar gebruiken om deze aanbevelingen nader te bestuderen en indien
mogelijk over te nemen en uit te werken. Hiervoor zal dankbaar gebruik gemaakt worden
van de interventielogica zoals de IOB deze in de evaluatie heeft opgenomen. Het nieuwe
actieplan is inmiddels vertaald naar het Engels.14 Ook de jaarrapportage wordt vertaald.
Het kabinet erkent dat beleidscoherentie voor ontwikkeling een politiek vraagstuk
is, omdat het steeds gaat om een belangenafweging. Deze belangenafwegingen vallen
dikwijls buiten het mandaat van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Het is om die reden ook dat het kabinet het nieuwste actieplan en de daarin opgenomen
thema’s in de ministerraad heeft vastgesteld. Dit geldt tevens voor het vaststellen
van de Beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is». Politiek commitment is daarnaast
ook breder dan alleen commitment van het kabinet, maar ligt ook in de Tweede Kamer,
zoals de evaluatie ook benoemd.
Een deel van de aanbevelingen van de IOB is gericht op het aanscherpen van de indicatoren
in het actieplan en de manier van rapporteren. Door veranderingen ten opzichte van
eerdere jaren toe te lichten worden resultaten inzichtelijker. Het kabinet onderschrijft
deze aanbeveling en in de bijgevoegde resultaten is dit waar relevant al toegepast.
Ook adviseert de IOB om indicatoren meetbaarder te maken. Dit is, voor zover al mogelijk,
overgenomen in de huidige rapportage, maar zal ook de komende jaren verder worden
uitgewerkt. De aanbeveling om de selectie van thema’s op het actieplan transparanter
te maken, kan het kabinet deels overnemen. Deels komen deze keuzes tot stand na brede
consultatie, zoals ook bij de Beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» is gebeurd
en deels vormen de keuzes de uitkomst van politieke afwegingen.
De IOB adviseert om naast de interdepartementale samenwerking op werkniveau, ook op
hoog ambtelijk niveau regelmatiger het actieplan in het bijzonder en beleidscoherentie
voor ontwikkeling in het algemeen te agenderen. Het kabinet neemt deze aanbeveling
deels over. Afstemming over de jaarrapportage gebeurt al op hoog ambtelijk niveau
en per thema wordt bezien of en waar dit wordt geagendeerd.
De aanbevelingen met betrekking tot het vergroten van capaciteit binnen het ministerie
hebben geen directe betrekking op het functioneren van het actieplan zelf, maar zullen
desalniettemin nader bestudeerd worden.
Gender in het actieplan
Beleidscoherentie voor ontwikkeling is het gebied dat zich richt op het vergroten
van gelijkheid, inclusief gendergelijkheid. Alhoewel daarbij niet altijd voor elk
thema gender expliciet genoemd wordt, leidt het succesvol én gendersensitief behalen
van de beoogde resultaten tot een toename in gendergelijkheid in de breedste zin van
het woord. Mits gendersensitief uitgevoerd kan het terugdringen van de Nederlandse
voetafdruk en de daarmee samenhangende klimaat- en milieuwinst, het verkleinen van
belastingontwijking en de daarmee in het land blijven van belastingenopbrengsten en
het vergroten van toegang tot vaccins en gezondheid, uiteindelijk ook ten goede komen
aan vrouwen en kwetsbaren in onze samenleving. Dat sommige resultaten buiten het directe
bereik van dit actieplan liggen, neemt dit niet weg. Daar waar wel al direct de impact
op gendergelijkheid getoond kan worden, zal hier op in worden gegaan.
Op dit moment wordt voor het gehele buitenlandbeleid inclusief Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking een feministisch buitenlands beleid (FBB) ontwikkeld.
De prioriteiten en werkwijze worden uitgewerkt in een praktisch handboek dat naar
verwachting halverwege 2023 gereed zal zijn. De verdere integratie van gender en het
toepassen van een genderlens op alle beleidsterreinen zal hiermee een gedeelde verantwoordelijkheid
zijn van alle ministeries.
Er wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
dat als coördinerend ministerie op gendermainstreaming een eigenstandige rol heeft
binnen de rijksoverheid. Zoals ook in de Emancipatienota 2022–2026 staat: «Met het
oog op de groeiende zorgwekkende ontwikkelingen in steeds meer landen buiten maar
met name ook binnen de Europese Unie gaat het huidige kabinet – onder aanvoering van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Onderwijs Cultuur en Wetenschap – deze strategie
intensiveren en verbreden naar meer relevante internationale gremia. Daarnaast maakt
het kabinet capaciteit vrij voor een meer gecoördineerde implementatie en uitvoering
van deze strategie.»15
Leeswijzer resultaten actieplan 2018 en 2022
In de annex worden alle resultaten die het afgelopen jaar behaald zijn beschreven.
Daar waar relevant wordt ook ingegaan op de themagebieden zoals opgenomen in het actieplan
2018. Daar waar deze ook in het nieuwe actieplan staan, onder de drie hoofdthema’s
voetafdruk, onwettige geldstromen en gezondheidsongelijkheid, wordt niet verwezen
naar het actieplan 2018. Twee thema’s uit het actieplan 2018 komen niet expliciet
terug: ontwikkelingsvriendelijke handelsakkoorden en investeringsverdragen. Dit betekent
uiteraard niet dat de Nederlandse inzet op handels- en investeringsverdragen niet
langer ontwikkelingsvriendelijk zal zijn. Hier zal alleen niet in de volgende jaarrapportages
beleidscoherentie voor ontwikkeling apart over gerapporteerd worden, maar integraal.
In het kader van het terugbrengen van de Nederlandse klimaat-, land- en watervoetafdruk
wordt in deze en volgende jaarrapportages wel gerapporteerd over bepaalde doelen in
het handelsbeleid die hieraan gerelateerd zijn.
In het algemeen is er op alle indicatoren voortgang geboekt, met de kanttekening dat
het nieuwe actieplan natuurlijk pas recent tot stand is gekomen. Sommige indicatoren
zullen pas later in dit jaar aan de orde komen, zoals bijvoorbeeld het extra beleidspakket
voor klimaat en energie. Verscheidene resultaten zijn al aan de Tweede Kamer gecommuniceerd,
maar worden in dit kader opnieuw gedeeld. Dit benadrukt het belang van de betreffende
regelgeving specifiek ten opzichte van de belangen van ontwikkelingslanden.
Goede interdepartementale samenwerking is onmisbaar en een essentieel onderdeel van
dit dossier. Ondanks dat het kabinet zich geconfronteerd ziet met geopolitieke uitdagingen
en lastige keuzes, zoals eerder al genoemd o.a. de urgentie van het versnellen van
de energietransitie met daarbij oog voor het beperken van toekomstige risicovolle
strategische afhankelijkheden, zorgt dit actieplan ervoor dat we als kabinet gezamenlijk
stappen blijven zetten op de thema’s van voetafdruk, geldstromen en gezondheidsgelijkheid.
Daarbij houdt het kabinet oog voor de belangen van mensen die weliswaar ver van ons
vandaan zijn, maar wel de gevolgen ervaren van onze keuzes.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.