Brief regering : Verslag Landbouw- en Visserijraad 25 april 2023
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1539
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2023
Met deze brief informeer ik de Kamer over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad)
die op 25 april 2023 plaatsvond in Luxemburg.
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad
Tijdens de Raad vond een debat plaats over de Verordening betreffende de certificering
van koolstofverwijdering. Tevens sprak de Raad over de situatie op de landbouwmarkten,
de stand van zaken betreffende de implementatie van de GLB Nationaal Strategische
Plannen en werden de Raadsconclusies over de kansen van de bio-economie goedgekeurd.
Daarnaast stonden er verschillende diversenpunten op de agenda, waaronder een diversenpunt
ingebracht door onder meer Nederland over PFAS in voedingsmiddelen, en een punt over
de Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen.
Verordening certificeringskader voor koolstofverwijdering
Tijdens de Raad vond een beleidsdebat plaats over de landbouw- en bosbouwaspecten
van de Verordening betreffende de certificering van koolstofverwijdering.
Lidstaten verwelkomden unaniem het voorstel en gaven aan de toegevoegde waarde te
zien van een certificeringskader voor koolstofverwijdering voor het behalen van de
milieu- en klimaatdoelstellingen. Ook benadrukten veel lidstaten het potentieel van
koolstoflandbouw als extra verdienmodel voor boeren. Tegelijkertijd leefden er nog
veel vragen bij lidstaten, met name met betrekking tot de toepassing van de certificaten.
Nederland plaatste de kanttekening dat het certificeringskader niet ingaat op het
gebruik van de certificaten. Verder gaven veel lidstaten aan dat, bij het vaststellen
van de zogenoemde baseline, rekening moet worden gehouden met specifieke kenmerken van lidstaten en regionale
verschillen. Ook moeten boeren die al acties hebben ondernomen, de zogeheten early movers, bij het vaststellen van de baseline niet benadeeld worden. Dit werd door de Commissie beaamd. Een grote groep lidstaten
uitte verder zorgen over het voornemen van de Commissie om een groot deel van de verordening
uit te werken in gedelegeerde handelingen. Deze lidstaten riepen de Commissie op om
belangrijke elementen vast te leggen in de basisverordening. Ook werd door veel lidstaten
aandacht gevraagd voor de financiering: financiering uit het GLB zou niet toereikend
zijn. Tot slot benadrukten veel lidstaten het belang van het vrijwillige karakter
van het certificeringskader.
Marktsituatie
Naar aanleiding van de door enkele lidstaten aangekondigde unilaterale importmaatregelen
op landbouwproducten uit Oekraïne, vond tijdens de Raad wederom een gedachtewisseling
plaats over de situatie op de landbouwmarkten. Onder dit agendapunt werden ook drie
diversenpunten besproken: de kritieke situatie in de zuivelsector (diversenpunt Letland/Litouwen),
maatregelen om de marktverstoringen in de door import uit Oekraïne zwaarst getroffen
lidstaten tegen te gaan (Polen e.a.) en een voorstel om de impact van import uit Oekraïne
te verlichten (Slowakije e.a.).
De Commissie benadrukte dat het essentieel is om als EU gezamenlijk op te blijven
trekken. Unilaterale maatregelen, zoals importverboden, die de Europese interne markt
ondermijnen en de eenheid van de EU op het internationale toneel in twijfel trekken,
zijn niet de oplossing. Deze opvatting werd breed gedeeld door de lidstaten. Ook Nederland
sprak zich uit tegen de door enkele lidstaten ingestelde unilaterale maatregelen.
Wel gaf Nederland, net als alle andere lidstaten en de Commissie, aan begrip te hebben
voor de lastige situatie in de aan Oekraïne grenzende lidstaten. Om deze lidstaten
tegemoet te komen, presenteerde de Commissie nieuwe maatregelen, op voorwaarde dat
lidstaten de door hen ingestelde unilaterale maatregelen opheffen. De steun aan Oekraïne
stond niet ter discussie: lidstaten onderstreepten unaniem het belang van het blijven
steunen van Oekraïne.
GLB-NSP: stand van zaken
Tijdens de Raad vond een gedachtewisseling plaats over de implementatie van de GLB
Nationaal Strategische Plannen (hierna: NSP). Het voorzitterschap vroeg de lidstaten
welke belangrijke lessen zij getrokken hebben uit de invoering van de NSP’s, en wat
er gedaan kan worden om de uitvoering van de NSP’s te vergemakkelijken en te verbeteren.
Lidstaten concludeerden unaniem dat het nieuwe GLB tot dusver niet heeft geleid tot
de beoogde versimpeling en ook niet tot meer strategie. Nederland, gesteund door veel
andere lidstaten, benadrukte allereerst het belang van tijdige besluitvorming, om
boeren en uitvoeringsorganisaties voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden
op de implementatie van het NSP. Verder vroegen veel lidstaten, waaronder Nederland,
aandacht voor de toegenomen administratieve lasten voor boeren. Ook benoemde een aantal
lidstaten dat het aantal aanmeldingen voor de eco-regelingen tegenvalt. In reactie
op de tweede vraag voerde Nederland aan dat de Commissie zich flexibeler moet opstellen
als het gaat om aanpassingen van het NSP, en eventuele aanpassingen zo snel mogelijk
moet goedkeuren. Deze oproep werd gesteund door vrijwel alle lidstaten. De Commissie
erkende de lastige situatie en gaf aan de lidstaten te blijven ondersteunen in het
gehele implementatie- en aanpassingsproces. De Commissie beloofde haar best te doen
om meer snelheid en flexibiliteit te betonen bij het aanpassen van de NSP’s. Goedkeuring
van aanpassingen dient echter te worden verleend door alle diensten van de Commissie
en dat kost tijd.
Raadsconclusies bio-economie
Tijdens de Raad zijn unaniem de Raadsconclusies over de kansen van de bio-economie
goedgekeurd. Alle lidstaten onderschreven het belang van een verdere ontwikkeling
van de bio-economie voor onder andere voedselzekerheid, economische ontwikkeling en
de transitie naar een circulaire economie. Enkele lidstaten noemden nog specifieke
aandachtspunten om in het achterhoofd te houden bij de verdere ontwikkeling van de
bio-economie, bijvoorbeeld kennisuitwisseling tussen regio’s en lidstaten en inachtneming
van specifieke regionale kenmerken. In dit kader benadrukte Nederland dat biogrondstoffen
zo hoogwaardig mogelijk dienen te worden toegepast.
De Commissie wordt in de Raadsconclusies opgedragen om de EU-strategie en het EU-actieplan
voor de bio-economie te actualiseren, en jaarlijks verslag uit te brengen van de ontwikkelingen
en initiatieven op dit gebied. Lidstaten gaven aan uit te kijken naar het eerste verslag
van de Commissie.
Studie over biologische bestrijders (diversenpunt)
De Commissie presenteerde haar studie over de situatie en opties van de EU met betrekking
tot de invoering, productie, evaluatie, het in de handel brengen en het gebruik van
biologische bestrijders (ongewervelde organismen zoals roofmijten en sluipwespen).
Lidstaten, waaronder Nederland, bedankten de Commissie voor de studie en reageerden
overwegend positief op de mogelijkheden tot de inzet van biologische bestrijders.
Wel spraken enkele lidstaten hun zorg uit over de mogelijke invloed van biologische
bestrijders op natuur en biodiversiteit, en riepen zij op tot het doen van meer onderzoek
hiernaar. Daarnaast uitte een aantal lidstaten hun zorgen dat biologische bestrijders
de huidige gewasbeschermingsmiddelen niet volledig kunnen vervangen. Tot slot deden
lidstaten een oproep aan de Commissie om te komen tot meer harmonisatie in de EU op
dit gebied. Nederland voerde aan, in lijn met wat de Commissie vindt, dat harmonisatie
niet bereikt zou moeten worden door middel van een nieuwe verordening, aangezien dit
kan leiden tot onbedoelde beperkingen en administratieve lasten.
PFAS in voedingsmiddelen (diversenpunt)
Denemarken, met steun van o.a. Nederland, wees op de gevaren van PFAS voor de volksgezondheid
en pleitte in de Raad voor het vaststellen van nieuwe en lagere maximumgehalten voor
PFAS in levensmiddelen. Voor enkele categorieën levensmiddelen (eieren, vlees, vis,
visserijproducten en mosselen) gelden al maximumgehalten PFAS. Nederland riep op tot
het uitbreiden van het aantal categorieën en het regelmatig herzien van de bestaande
maximumgehalten. Een aantal lidstaten gaf aan de zorgen over PFAS in levensmiddelen
te delen, maar stelden dat er meer data vereist is om op EU-niveau verdere actie te
ondernemen. Ook de Commissie gaf aan het belang van de oproep om de hoeveelheid PFAS
in voeding te verminderen in te zien, en herhaalde de ambitie om PFAS volledig uit
te faseren.
Zorgen over de SUR (diversenpunt)
Onder dit diversenpunt uitte Letland een aantal zorgen over de mogelijke negatieve
impact van het voorstel voor de verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
en riep zij, gesteund door enkele andere lidstaten, de Commissie op om deze zorgen
in ogenschouw te nemen en adequaat te adresseren. Volgens Letland leidt de voorgestelde
verordening tot gevaren voor de plantgezondheid in de EU en voedselzekerheid. Verder
stelde Letland dat de voorgestelde regels een negatieve invloed zullen hebben op de
concurrentiepositie van de EU ten opzichte van derde landen. Nederland bracht daar
tegenin dat er voldoende opties voor handen moeten blijven om plantenziektes en -plagen
te bestrijden, en dat de oplossing gezocht moet worden in weerbare planten en teeltsystemen
en het vergroten van de beschikbaarheid van alternatieven voor chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Nederland riep de Commissie en lidstaten op om tot een gezamenlijk actieplan te komen
om dit te bereiken.
Herziening Honingrichtlijn (diversenpunt)
Onder dit diversenpunt bracht Slovenië de uitkomsten van het «From the Hives» rapport
en de herziening van de Honingrichtlijn onder de aandacht. Uit het rapport blijkt
dat een aanzienlijk deel van uit derde landen geïmporteerde honing mogelijk niet voldoet
aan de bepalingen in de EU-Honingrichtlijn, bijvoorbeeld door toevoeging van kleurstoffen
en het bijmengen van suikersiroop. Slovenië voerde aan dat de huidige etiketteringsregels
nadelig zijn voor zowel Europese imkers die oneerlijke concurrentie krijgen uit derde
landen, als voor consumenten, die niet juist en volledig geïnformeerd worden. Veel
lidstaten deelden deze zorgen. Nederland vindt voedselfraude en misleiding van consumenten
niet acceptabel, en vindt dat dat de uitkomsten van het onderzoek «From the Hives»
moet worden meegenomen bij de voorgenomen herziening van de Honingrichtlijn.
De recent door de Commissie gepubliceerde conceptherziening van de Honingrichtlijn
komt deels aan deze zorgen tegemoet, door vermelding van alle landen van herkomst
te verplichten in gemengde honing. Verdergaande maatregelen die Slovenië graag zou
zien, zoals de verplichte vermelding van percentages bij herkomstlanden en maatregelen
om suikersiroop te detecteren in honing, zijn niet opgenomen in de conceptherziening
van de richtlijn. Dit om buitensporige administratieve lasten voor producenten te
voorkomen.
Informele lunch NGT
Tijdens de lunch vond een informele, vrije gedachtewisseling plaats over weerbare
plantenteeltsystemen (new genomic techniques). Nederland gaf hierbij aan dat new genomic techniques een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van weerbare planten en
teeltsystemen en hierdoor kunnen NGTs bijdragen aan de transitie naar een duurzamer
en robuuster voedselsysteem. Hiervoor zijn gedegen kaders nodig in horizontale wetgeving.
Verder bracht Nederland in dat toekomstige wetgeving betreffende new genomic techniques veilig, toekomstbestendig, proportioneel en gebaseerd op gedegen wetenschappelijk
onderzoek moet zijn. Het is belangrijk om te blijven investeren in onderzoek naar
en educatie over plantenveredeling. Met nieuwe wetgeving voor NGTs en blijvende investering
in de plantveredeling kan Europa competitief blijven op de wereldmarkt en bijdragen
een weerbaarder teeltsysteem.
Tot slot gaf Nederland aan uit te kijken naar het voorstel van de Commissie over new genomic techniques. Naar verwachting wordt dit voorstel in juni 2023 gepresenteerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit