Brief regering : Digitale euro: mogelijke vormgeving en planning
27 863 Betalingsverkeer
Nr. 136
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2023
Eerder heb ik toegezegd om uw Kamer twee keer per jaar te informeren over de laatste
ontwikkelingen ten aanzien van de digitale euro. Tijdens het debat over de digitale
euro op 23 november 20221 heb ik daarnaast toegezegd om uw Kamer te informeren over de vormgeving en planning
van een mogelijke digitale euro.2 Met deze brief kom ik deze toezeggingen na.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de ontwikkelingen ten aanzien van de voorwaarden
die het kabinet stelt aan een digitale euro, de mogelijke rechtsgrondslag, de planning,
en de publieke voorlichting. Ik eindig deze brief met een vooruitblik. Waar relevant
ga ik in deze brief ook in op de stand van zaken van de moties die zijn ingediend
tijdens het tweeminutendebat digitale euro van 14 december 2022.3
Voorwaarden kabinet bij digitale euro
De Europese Centrale Bank (ECB) onderzoekt sinds 2021 de ontwikkeling van een digitale
euro. Daarnaast is in het werkprogramma van de Europese Commissie opgenomen dat zij
in mei 2023 met een wetgevend voorstel voor een digitale euro zal komen.4 De medewetgevers (de Raad en het Europees Parlement) zullen bepalen of de digitale
euro er daadwerkelijk komt. Ook wordt de digitale euro ter voorbereiding van de technische
en politieke besluitvorming besproken in de Eurogroep.
De voorwaarden van het kabinet bij een mogelijke introductie van een digitale euro,
in lijn met de verschillende moties die zijn ingediend door de Kamer, zijn:
1. duidelijke voordelen voor consumenten, bedrijven en brede economie;
2. waarborgen van privacy voor eindgebruikers;
3. overeenstemming met het anti-witwasraamwerk;
4. waarborgen voor de financiële stabiliteit; en
5. een niet-programmeerbare digitale euro.
Sinds mijn brief van 5 juli 2022 over de ontwerpkeuzes van een digitale euro zijn
er betekenisvolle stappen gezet ten aanzien van deze voorwaarden. Zoals ik in mijn
brief van 5 juli 2022 schreef, vind ik het niet acceptabel als een digitale euro een
vorm van programmeerbaar geld zou zijn, dat deze slechts aan bepaalde doelen besteed
kan worden of alleen binnen tijdslimieten kan worden uitgegeven. Hierover bestaat
brede politieke consensus. Ik heb mij ervoor ingezet dat ook de Eurogroep zich hierover
expliciet zou uitspreken. Dat heeft de Eurogroep gedaan in haar verklaring van 16 januari
jl.5 In deze verklaring schrijft de Eurogroep dat «de digitale euro geen programmeerbaar geld kan zijn. Er zullen bijvoorbeeld geen restricties
zijn in het type goederen dat met de digitale euro kan worden aangeschaft, of beperkingen
in de tijd waarbinnen de digitale euro kan worden uitgegeven».
Hiermee heeft de Eurogroep een krachtig politiek signaal afgegeven. Dit beschouw ik
als een belangrijke stap, in lijn met de moties van uw Kamer waarin u het kabinet
onder andere oproept om «zich in Europees verband in [te] zetten voor het wettelijk onmogelijk maken van een
vervaldatum of bestedingsdoel van de digitale euro» (de motie van het lid Van Houwelingen, Kamerstuk 27 863, nr. 128). Ik beschouw de motie van het lid Van Houwelingen (Kamerstuk 27 863, nr. 127), waarin u vraagt om «een brief waarin wordt aangegeven hoe het kabinet in Europees verband probeert te
voorkomen dat de digitale euro in de toekomst een bestedingsdoel of een vervaldatum
krijgt», hiermee als afgedaan. Hetzelfde geldt voor de motie van de leden Heinen en Alkaya
(Kamerstuk 21 501-07, nr. 1874) die oproept «in te zetten op een neutrale, toegankelijke digitale euro, die niet programmeerbaar
moet zijn» en de motie van het lid Ephraim (Kamerstuk 27 831, nr. 121) die de regering verzoekt uit te spreken «dat Nederland nooit zal deelnemen aan een programmeerbare digitale euro». Mijn verwachting is dat de voorstellen van de Europese Commissie duidelijk maken
dat de digitale euro neutraal en niet programmeerbaar wordt, maar ik zal hier in het
verdere wetgevingsproces nadrukkelijk aandacht voor blijven houden.
Nederland heeft in verschillende gremia aangegeven dat het gebruik van het woord «programmeerbaarheid»
verwarrend is. In Europees verband werd gedoeld op programmeerbare betalingen in plaats
van programmeerbaar geld. Voorwaardelijke betalingen vinden nu ook al plaats, zoals
bijvoorbeeld met een betaalopdracht. De aandacht van Nederland hiervoor heeft eraan
bijgedragen dat daar waar onderzoek gedaan wordt naar voorwaardelijke betalingen,
gesproken zal worden over «conditional payments» in plaats van «programmable payments».
In de verklaring van de Eurogroep zijn ook andere voor Nederland belangrijke randvoorwaarden
opgenomen. In de aanloop hier naartoe heeft Nederland nauw samengewerkt met Frankrijk,
Duitsland, Spanje en Italië. De verklaring is in lijn met verschillende moties die
over de digitale euro zijn aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 37, item 10) en (Handelingen II 2021/22, nr. 67, item 8) naar aanleiding van het tweeminutendebat over de digitale euro van 14 december jl.6In de verklaring staat dat een eventuele invoering van een digitale euro politieke
besluitvorming vergt over de belangrijkste kenmerken daarvan. Daarnaast staat in de
verklaring dat een mogelijke digitale euro complementair moet zijn aan contant geld.
Ook stelt de Eurogroep-verklaring vast dat een digitale euro een hoog niveau van privacy
moet bieden en dat er, conform de motie van de leden Heinen en Alkaya (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1829), voor laag-risico en/of kleinere bedragen gekeken moet worden naar oplossingen die
meer privacy bieden dan de huidige digitale betalingen. Ook noemt de verklaring dat
de digitale euro gestoeld moet zijn op Europese infrastructuur. Dit is conform de
motie van het lid Dassen (Kamerstuk 27 863, nr. 125).
Tot slot noemt de verklaring dat er duidelijke voordelen moeten zijn voor consumenten,
bedrijven en de bredere economie. Alleen dan kan er maatschappelijke acceptatie van
een digitale euro zijn. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat er bij de ontwikkeling
van de digitale euro nadrukkelijk aandacht is voor concrete toepassingsmogelijkheden,
waarbij de mogelijke voordelen vooraf duidelijk worden gemaakt. Voorbeelden van toepassingen
die momenteel worden onderzocht, zijn person-to-person betalingen tussen twee natuurlijke personen en consumer-to-business betalingen voor goederen en diensten in een fysieke winkel of digitaal. Het kabinet
zet zich in om dit in de komende Eurogroep-vergaderingen verder te bespreken.
Tijdens de Eurogroep van 13 maart jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1942) is gesproken over de beleidsdoelen van een digitale euro om politieke richting te
geven aan het aangekondigde wetsvoorstel van de Europese Commissie. Ook is besproken
of de digitale euro de status van een wettig betaalmiddel moet krijgen (legal tender status). De Europese Commissie heeft aangekondigd om, parallel aan het voorstel voor
een digitale euro, te komen met een voorstel om het wettig betaalmiddel contant geld
in euro te reguleren, waarbij wordt gestreefd naar consistentie in de behandeling
van contant geld en een digitale euro. Volgens de Europese Commissie ondersteunt een
status als wettig betaalmiddel de acceptatie en bruikbaarheid van een digitale euro.
Het is voor het kabinet nog de vraag wat de status van een wettig betaalmiddel zou
betekenen en hoe de balans gevonden kan worden tussen brede toegang tot en acceptatie
van de digitale euro en de mogelijkheden voor gebruik van contractsvrijheid voor winkeliers.
Het streven moet zijn dat het ontwerp van een digitale euro op zichzelf al aantrekkelijk
genoeg is voor winkeliers om te accepteren als betaalmiddel. Ik heb in de Eurogroep
gezegd sceptisch te staan tegenover het afdwingen van het gebruik van een digitale
euro, bijvoorbeeld door winkeliers te verplichten om een digitale euro te accepteren.
Mogelijke rechtsgrondslag digitale euro
Naar aanleiding van de motie van de leden Grinwis en Heinen (Kamerstuk 27 863, nr. 115) heb ik onderzocht welke rechtsgrondslagen mogelijk een basis kunnen vormen voor
de digitale euro. Ook heb ik conform de motie van het lid Alkaya (Kamerstuk 27 863, nr. 110) onderzocht of het voor de introductie van een digitale euro voor de hand zou liggen
om een rechtsgrondslag te kiezen waarbij unanimiteit in de Raad vereist is. In deze
brief geef ik mijn reactie op deze moties.
Met de rechtsgrondslag of rechtsbasis (legal basis) van een maatregel wordt een bepaling bedoeld in het EU-Verdrag (VEU) of het EU-Werkingsverdrag
(VWEU) op grond waarvan de maatregel wordt vastgesteld. Iedere EU-maatregel moet kunnen
steunen op een rechtsgrondslag.7 Of er een geschikte grondslag is, en welke dit zou zijn, hangt af van de (definitieve)
inhoud en het doel van het uiteindelijke wetsvoorstel over de digitale euro. De rechtsgrondslag
bepaalt vervolgens de procedure van besluitvorming, bijvoorbeeld besluitvorming met
gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit in de Raad, en wel of geen betrokkenheid
van het Europees Parlement. Wanneer de Europese Commissie het initiatiefrecht heeft
voor een wetsvoorstel, is het aan haar om ook de rechtsgrondslag voor te stellen.
De motie van de leden Grinwis en Heinen (Kamerstuk 27 863, nr. 115) verzocht onder meer om uiteen te zetten welke rechtsgrondslagen mogelijk een basis
kunnen vormen voor de uitgifte van een digitale euro door de ECB. In de beleidsdiscussie
over de digitale euro worden, afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving, drie mogelijke
grondslagen genoemd, te weten artikelen 127, 128 en 133 VWEU. Bij twee daarvan, te
weten artikel 127 en artikel 128 van het VWEU, ligt de bevoegdheid om te besluiten
over de digitale euro bij de ECB. Daarbij zou de raad van bestuur van de ECB met twee
derde of gewone meerderheid (afhankelijk van de uiteindelijke precieze grondslag)
besluiten over invoering. Op het tweede deel van de motie, dat ziet op het oprekken
van het mandaat van de ECB, kom ik later terug als ik kennis heb kunnen nemen van
en een eerste oordeel heb kunnen vormen over de voorgestelde rol van de ECB. De verwachting
is dat de Europese Commissie bij haar voorstel de toereikendheid van het mandaat van
de ECB toelicht.
Geen van de voornoemde mogelijke rechtsgrondslagen vereist unanimiteit in de Raad.
Ook heb ik alle rechtsgrondslagen onderzocht die wel unanimiteit vereisen. Er zijn
ruim twintig rechtsgrondslagen waarbij unanimiteit van stemmen in de Raad geldt als
besluitvormingscriterium, met daarbij instemming of verplichte consultatie van het
Europees Parlement (zie bijlage). De onderwerpen waar deze rechtsgrondslagen op zien,
zijn bijvoorbeeld gemeenschappelijk buitenlandbeleid, meerjarig financieel raamwerk,
maatregelen rondom Europees burgerschap, sociaal beleid, klimaat en energie. Naar
mijn mening is geen van de bestaande rechtsgrondslagen voor besluitvorming met unanimiteit
in het VEU en VWEU geschikt als rechtsgrondslag voor de uitgifte van een digitale
euro, ook niet als we de doelstelling van deze grondslagen enigszins ruim interpreteren.
Met andere woorden, de verwachte inhoud en het doel van een komend wetsvoorstel over
de introductie van een digitale euro passen naar mijn verwachting niet binnen rechtsgrondslagen
waarvoor unanimiteit bij de besluitvorming geldt. Het Unierecht kent daarnaast een
terugvaloptie in artikel 352 VWEU (de «flexibility clause») die kan worden ingezet indien de Verdragen niet in de benodigde bevoegdheden voorzien
om de doelstellingen van de Unie te bereiken, waarbij unanimiteit in de Raad is vereist.
Naar mijn mening is het erg onwaarschijnlijk dat gebruik kan worden gemaakt van deze
bepaling, omdat de Verdragen op dit beleidsgebied naar verwachting wél in de vereiste
bevoegdheden voorzien. Concluderend, zie ik op dit moment zelf geen grondslag waarbij
unanimiteit vereist is die gebruikt zou kunnen worden voor dit onderwerp. Ik beschouw
het in de motie van het lid Alkaya (Kamerstuk 27 863, nr. 110) gevraagde onderwerp als afgerond. Dit neemt niet weg dat ik intensieve betrokkenheid
van de medewetgevers en een breed politiek en democratisch draagvlak voor besluitvorming
omtrent de digitale euro belangrijk vind en me daarvoor ook zal inzetten. Binnen de
Eurogroep wordt over het algemeen ook gestreefd naar zoveel mogelijk consensus over
dit soort belangrijke onderwerpen.
De Europese Commissie heeft in 2022, tijdens de internetconsultatie voor een digitale
euro, aangekondigd dat zij een voorstel voor een digitale euro zal doen met artikel
133 VWEU als rechtsgrondslag.8 Deze grondslag lijkt mogelijk bij de digitale euro zoals de Europese Commissie die
qua inhoud en doel nu voor ogen heeft. Artikel 133 VWEU stelt dat «onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, het Europees Parlement
en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast[stellen] die
nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Deze maatregelen worden
vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank». Dit betekent dat instemming van de Raad is vereist, en binnen de Raad bij gekwalificeerde
meerderheid wordt beslist.9
In de kabinetsreactie op het wetsvoorstel van de Europese Commissie zal ik ingaan
op wat ik van de voorgestelde rechtsgrondslag vind. Pas als de inhoud van het wetsvoorstel
van de Europese Commissie bekend is, zal het kabinet hierover een formeel standpunt
kunnen innemen. Bovendien volgt de rechtsgrondslag de inhoud en het doel van het voorstel
en dus zal pas vlak voor vaststelling van regelgeving over de digitale euro kunnen
worden beoordeeld of de voorgestelde grondslag volledig toereikend is. Mijn inzet
is om ervoor te zorgen dat bij de introductie van de digitale euro de belangrijkste
ontwerpkeuzes en eigenschappen in het wetsvoorstel van de Europese Commissie komen
en dat daar politieke besluitvorming over plaatsvindt in de Raad.
Toegevoegde waarde digitale euro
Tijdens de Eurogroep van 13 maart jl. is gesproken over de beleidsdoelen van een digitale
euro om politieke richting te geven aan het aangekondigde wetsvoorstel van de Europese
Commissie. Voor het kabinet geldt dat het waarborgen van de toegang tot publiek geld
in een digitaliserende wereld en autonomie in het betalingsverkeer de belangrijkste
doelen zijn voor een mogelijke digitale euro.
Een digitale euro kan ons helpen om grip te houden op de publieke belangen in ons
betalingsverkeer. Een digitale euro kan een toegankelijk, betaalbaar en veilig betalingsverkeer
vormen. Hierbij zou een digitale euro eveneens kunnen functioneren als alternatieve
terugvaloptie in het geval van storingen in het girale betalingsverkeer. Een digitale
euro kan voorzien in een publiek alternatief voor en kan zorgen voor voldoende onafhankelijkheid
van niet-Europese private partijen in het betalingsverkeer of private (crypto)munten.
De digitale euro kan zorgen dat door de overheid uitgegeven geld een centrale plek
blijft houden in onze maatschappij, als aanvulling op contant geld. Een digitale euro
is publiek geld en de aanwezigheid hiervan geeft zekerheid en stabiliteit.10 In reactie op de motie van het lid Ephraim (27863–123) wil ik via deze brief bevestigen
dat de uitfasering van contant geld niet aan de orde is.11
Daarnaast kan een digitale euro bijdragen aan diversiteit en innovatie in de financiële
sector. Private partijen, zoals banken en fintechs, kunnen met behulp van een digitale euro voor de hele eurozone nieuwe toepassingsmogelijkheden
voor bank- en betaaldiensten ontwikkelen. Een digitale euro kan tevens de concurrentie
in de financiële sector vergroten, doordat het aanbieden van dienstverlening rond
betaalrekeningen voor een bredere groep bedrijven mogelijk wordt.
Ik besef dat deze doelen vrij abstract zijn. Veel mensen vragen zich mogelijk af waarom
een digitale euro nodig is, als betalen met contant geld of een pinpas op dit moment
prima werkt. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat er bij de ontwikkeling van
een digitale euro nadrukkelijk aandacht is voor concrete toepassingsmogelijkheden),
waarbij de mogelijke voordelen vooraf tastbaar gemaakt dienen te worden.
Het kabinet ziet mogelijke toepassingen van een digitale euro vooral op het gebied
van een digitale vorm van contant geld. Dit betekent dat een digitale euro volgens
het kabinet de kenmerken van contant geld zou moeten weerspiegelen, zoals dat de digitale
euro op veel plekken is in te wisselen en voor iedereen toegankelijk en makkelijk
te gebruiken moet zijn. Ook zou een grotere mate van anonimiteit ten opzichte van
bestaande digitale betalingen voor de digitale euro kunnen gelden, waarbij wel rekening
moet worden gehouden met bestaande regelgeving omtrent het tegengaan van witwassen
en terrorismefinanciering. Een digitale euro zou niet ter vervanging van maar een
aanvulling op de bestaande mogelijkheden van betalen moeten zijn. Op deze manier kan
een digitale euro ervoor zorgen dat personen, ook in de toekomst, toegang houden tot
een veilig en betrouwbaar publiek betaalmiddel.
Planning
Hieronder ga ik in op de planning van de Europese Commissie en de ECB.
Europese Commissie
In het werkprogramma van de Europese Commissie is opgenomen dat zij in juni 2023 met
een wetsvoorstel over de digitale euro komt. Dit voorstel vormt de juridische basis
voor de eventuele digitale euro. Dit wetsvoorstel legt de macht bij de medewetgevers
neer voor de essentiële bouwstenen van de digitale euro. De medewetgevers zullen dus
bepalen of de digitale euro er komt en hoe de essentiële onderdelen van de digitale
euro er uit komen te zien. Zodra de Europese Commissie het wetsvoorstel heeft gepubliceerd
zal het kabinet een kabinetsreactie aan de Kamer sturen. Na overleg daarover met uw
Kamer vormt die de basis voor de inzet van Nederland bij de onderhandelingen over
het voorstel.
ECB
De planning is dat de ECB in het najaar van 2023 besluit om eventueel over te gaan
naar de «ontwikkelfase». In deze fase ontwikkelt en test de ECB de technische aspecten
van een digitale euro. Of wordt overgegaan naar de ontwikkelfase is onder andere afhankelijk
van de discussies over het wetsvoorstel van de Europese Commissie. De Nederlandsche
Bank is aangesloten bij de trajecten binnen het Eurosysteem.
De ECB heeft in januari 2023 een marktonderzoek uitgezet naar het technische ontwerp
van een mogelijke digitale euro en welke onderdelen dit ontwerp zou moeten bevatten.
De verwachte opleverdatum van het rapport is het tweede kwartaal van 2023. In het
tweede kwartaal van 2023 zal de ECB ook een rapport uitbrengen over de prototypes
voor een digitale euro en een nieuwe ronde starten van marktonderzoek.
Publieke voorlichting
Graag kom ik in deze Kamerbrief ook terug op de uitvoering van de motie van de leden
Gündogan en Van Weyenberg (Kamerstuk 27 863, nr. 120) waarin de regering wordt verzocht om een transparante en eerlijke publieke voorlichting
over de digitale euro te garanderen.12
De afgelopen periode is gebleken dat er een brede belangstelling is in de samenleving
voor de ontwikkelingen rondom de digitale euro. Ik vind het belangrijk dat er transparante
en goede publieke voorlichting is hierover. De communicatie en voorlichting over de
mogelijke introductie van een digitale euro wordt daarom vormgegeven in overeenstemming
met de uitgangspunten voor overheidscommunicatie13. Daarbij wordt ingezet op het bieden van inzicht en de opbouw van kennis ten aanzien
van de digitale euro. Dit betekent voorlichting waarin het publiek tijdig en breed
wordt voorzien van relevante informatie. Daarin komen zoveel mogelijk van de vraagstukken,
feiten en argumenten rondom de mogelijke introductie van een digitale euro aan bod.
Overeenkomend met de uitgangspunten van de rijksoverheid wordt gekozen voor toegankelijke
vormen van communicatie, zonder daaraan een wervend of sturend karakter te geven.
Ik blijf mij op deze manier inzetten voor goede en brede publieke voorlichting in
aanloop naar een mogelijke introductie van een digitale euro.
Vooruitblik
In de Eurogroep-verklaring van 16 januari jl. sprak de Eurogroep haar bereidheid uit
om een actieve rol te blijven spelen bij de bespreking van belangrijke politieke kwesties
die ten grondslag liggen aan een digitale euro. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten
om de Nederlandse prioriteiten rond de digitale euro te agenderen en bediscussiëren,
ter voorbereiding van het wetgevende voorstel, dat de Europese Commissie heeft aangekondigd
te publiceren in juni 2023. Hierbij zet het kabinet zich in voor de uitvoering van
de verschillende moties over de digitale euro.
Conform de motie van het lid Van Weyenberg c.s. (Kamerstuk 27 863, nr. 118) zal het kabinet tijdens de Eurogroep de zorgen en vragen over de digitale euro uit
Nederland onder de aandacht blijven brengen bij de Europese Commissie. Nederland trekt
nauw op met andere landen, met name Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje. Gezamenlijk
zetten deze landen zich in om dit onderwerp op de politieke agenda te houden.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
BIJLAGE 1. MOGELIJKE RECHTSGRONDSLAG DIGITALE EURO
Drie mogelijke rechtsgrondslagen voor een digitale euro uit het VWEU en de mate waarin
deze rechtsgrondslagen naar verwachting toepasbaar zijn:
1. Artikel 127 lid 2 VWEU, in combinatie met artikel 20 Statuut van het Europees Stelsel
van Centrale Banken (ESCB): Artikel 127 lid 2 beschrijft de fundamentele taken die het ESCB dient uit te voeren,
waaronder het monetair beleid van de Unie en een goede werking van het betalingsverkeer.
Als de digitale euro als instrument bijdraagt aan het uitvoeren van deze fundamentele
taken, is artikel 127 lid 2 VWEU een mogelijke rechtsgrondslag. Afhankelijk van de
uiteindelijke werking van de digitale euro kan deze rechtsgrondslag van toepassing
zijn voor de digitale euro. Artikel 20 Statuut ESCB impliceert vervolgens dat de digitale
euro geen onderdeel uitmaakt van het bestaande instrumentarium en een twee derde meerderheid
van de Raad van Bestuur van de ECB nodig heeft. Bij gebruik van Artikel 127 lid 2
VWEU als rechtsgrondslag speelt de Raad geen rol.
2. Artikel 128 lid 1 VWEU: Artikel 128 lid 1 VWEU beschrijft het alleenrecht van de ECB en nationale centrale
banken om bankbiljetten uit te geven. Deze grondslag zou een ruime interpretatie van
«bankbiljetten» vereisen om toepasbaar te zijn op een digitale euro. Het artikel is
een twijfelachtige rechtsgrondslag voor de digitale euro als legal tender: dit artikel lijkt bedoeld om de bevoegdheden van de ECB en nationale banken ten
aanzien van bankbiljetten onderling te verdelen, niet om de ECB bevoegdheid te geven
om innovatieve vormen van bankbiljetten uit te geven.
3. Artikel 133 VWEU: Dit artikel bepaalt dat, onverminderd de bevoegdheden van de ECB, het Europees Parlement
en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen die nodig
zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Dit artikel is geschikt als
een digitale euro inderdaad noodzakelijk is voor het functioneren van de euro. De
Europese Commissie ziet deze (toekomstige) noodzaak. Bij het gebruik van dit artikel
heeft Nederland invloed via de Raad, waar bij gekwalificeerde meerderheid wordt gestemd.
Daarnaast is goedkeuring van het Europees Parlement bij gewone meerderheid vereist.
BIJLAGE 2. OVERZICHT RECHTSGRONDSLAGEN MET UNANIMITEITSVEREISTE14
Vereiste unanimiteit in Raad en toestemming Europees Parlement
Vindplaats
Onderwerp
Artikel 19 VWEU
Maatregelen tegen discriminatie
Artikel 25 VWEU
Uitbreiding EU-burgerrechten
Artikel 86 VWEU
European Public Prosecutor's Office
Artikel 223 VWEU
Regels over verkiezingen Europees Parlement
Artikel 312 VWEU
Regels meerjarig financieel raamwerk (budgettair) van de EU
Artikel 352 VWEU
«Flexibility clause»; uit jurisprudentie blijkt dat deze terughoudend moet worden
gebruikt, namelijk alleen als de Verdragen niet voorzien in de nodige bevoegdheden.
Hoogstwaarschijnlijk kan dit artikel daarom niet worden gebruikt voor digitale euro.
Vereiste unanimiteit in Raad met consultatie Europees Parlement
Vindplaats
Onderwerp
Artikel 64 VWEU
Maatregelen die onder Unierecht de vrijheid van kapitaal van en naar een derde land
beperken
Artikel 77 VWEU
Regels over paspoorten, ID bewijzen en verblijfsvergunningen en vergelijkbare documenten
Artikel 81 VWEU
Maatregelen ten aanzien van gerechtelijke samenwerking in grensoverschrijdende familierecht
geschillen
Artikel 87 VWEU
Operationele samenwerking politie lidstaten
Artikel 89 VWEU
Activiteiten opsporingsdiensten op territorium andere lidstaten
Artikel 113 VWEU
Harmonisatie van fiscale regels
Artikel 115 VWEU
Benadering van regels en procedures van lidstaten die vestiging en interne markt beïnvloeden
Artikel 118 VWEU
Taalvereisten m.b.t. Europese intellectuele eigendomsrechten
Artikel 126 TFEU
Regels ter vervanging van het «Protocol on the excessive deficit procedure»
Artikel 127 VWEU
Toekennen taken ECB m.b.t. beleid t.a.v. prudentieel toezicht op kredietinstellingen
e.a. financiële instellingen (m.u.v. verzekeraars)
Artikel 153 VWEU
Sociaal beleid m.b.t. aspecten van werknemersbescherming
Artikel 192 VWEU
Regelgeving m.b.t. milieu en leefomgeving
Artikel 194 VWEU
Fiscale regels m.b.t. energie
Artikel 203 VWEU
Regels t.a.v. betrekkingen met niet-EU-landen
Artikel 262 VWEU
Regels m.b.t. jurisdictie Hof van Justitie voor kwesties over intellectuele eigendom
Artikel 308 VWEU
Aanpassingen aan Statuut van de European Investment Bank
Artikel 311 VWEU
Regels over eigen financiële middelen (budgettair) van de EU
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën