Brief regering : Vierde rapportage uitreizigers
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 677
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2023
Conform de motie van de leden Michon-Derkzen (VVD) en Bikker (CU)1 ontvangt u hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid, de vierde integrale rapportage uitreizigers. De rapportage
gaat in op de stand van zaken in wetgeving, strafzaken, de Nederlandse inzet om berechting
in de regio te bewerkstelligen, het intrekken van het Nederlanderschap op grond van
artikel 14, vierde lid, en artikel 14, tweede lid, Rijkswet op het Nederlanderschap
(RWN) en detentie. Gebaseerd op de laatste openbare cijfers van de AIVD geeft deze
rapportage tevens een overzicht van het actuele aantal uitreizigers.
Uitreizigers in Syrië en Irak hebben zich aangesloten bij een strijd die erop gericht
is alles te vernietigen waar wij voor staan. Voor de terroristische misdrijven waarvan
zij worden verdacht moeten zij voor een rechter verantwoording afleggen. Dit doet
het meest recht aan de slachtoffers.
Onze internationale inzet blijft onverminderd door samen met Europese partners bij
te dragen aan accountability van ISIS-strijders in Irak en door onze samenwerking met internationale bewijsvergaring
mechanismen te versterken. Het kabinet hanteert als uitgangspunt dat berechting van
uitreizigers in de regio moet plaatsvinden. Als straffeloosheid dreigt kan echter
worden besloten – zo mogelijk – uitreizigers ter berechting naar Nederland over te
brengen. Na onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf wordt vervolgens
beoordeeld of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken. In onder meer mijn brieven
van 29 juni 20222, 19 oktober 20223 en 26 april 20234 heb ik dit nader toegelicht.
Overzicht aantallen uitreizigers5
De cijfers weerspiegelen de stand van zaken op 30 april 2023. Per «categorie» worden
de cijfers afgerond, omdat de exacte cijfers zicht kunnen geven op de informatiepositie
van de AIVD.
Aantallen uitreizigers
Onderkende uitreizigers
300
Teruggekeerd naar Nederland
90
Teruggekeerd naar ander land
15
Overleden
105
Volwassen uitreizigers in de regio
In kampen of in detentie
25
Bij jihadistische groeperingen in NW Syrië
25
Mogelijk elders in Syrië
30
In Turkije
10
Kinderen met een Nederlandse link
In Syrisch-Koerdische vluchtelingen kampen of detentie
30
Bij jihadistische groeperingen in NW Syrië
70
Mogelijk elders in Syrië
35
In Turkije
15
Teruggekeerd naar Nederland
80
Teruggekeerd naar een ander land
50
Overleden
30
Zoals staat beschreven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 57 blijft
het onwaarschijnlijk dat uitreizigers, die nog in de regio verblijven, in grote getale
op eigen gelegenheid terug zullen keren naar Nederland.6 De bewegingsruimte van veel uitreizigers in de regio is zeer beperkt. De meesten
beschikken niet over geldige reisdocumenten. De groep die in opvangkampen of detentie
verblijft in Noordoost-Syrië kan logischerwijs niet zelfstandig terugkeren. Diegenen
die zich bij jihadistische groeperingen bevinden zijn ook niet in alle gevallen vrij
om te vertrekken.
Berechting in de regio
Zij die zich schuldig hebben gemaakt aan internationale (terroristische) misdrijven
mogen zich nooit en te nimmer veilig wanen. Bovendien is het van uiterst belang dat
slachtoffers van terroristische misdaden en aan terrorisme gelieerde oorlogsmisdrijven
gerechtigheid krijgen.
Het kabinet draagt samen met Europese partners bij aan accountability van ISIS-strijders in Irak, onder andere door ondersteuning van Irak in de re-integratie
en rehabilitatie van teruggekeerde Irakezen vanuit Syrië. Nederland steunt Interpol
ten behoeve van biometrische identificatie van gedetineerde uitreizigers en we versterken
onze samenwerking met internationale bewijsvergaringmechanismen zoals het United Nations
Investigative Team to Promote Accountability for Crimes Committed by Da’esh/ISIL (UNITAD)
en het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM). Dit heb ik onder
meer gedaan door tijdens mijn reis naar Irak in mei 2022 een additionele bijdrage
van 250.000 euro toe te zeggen ter ondersteuning van de activiteiten van UNITAD. Bij
een volgend bezoek aan Irak zal ik berechting in de regio opnieuw agenderen, wat aansluit
bij de ingediende moties van de leden Kuik (CDA) en Kuzu (Denk).7 Tevens wordt er voor de zomer een rapportagebrief Internationale Misdrijven naar
uw kamer verstuurd waar dieper wordt ingegaan op het versterken van ons samenwerkingsverband
met UNITAD door middel van een Memorandum of Understanding (MoU).
Stand van zaken wetgeving
In de derde rapportage uitreizigers8 heb ik uw Kamer een overzicht gegeven van de belangrijke stappen die het kabinet
de afgelopen jaren heeft gezet op het gebied van terrorismewetgeving. Aanvullend hierop
informeer ik uw Kamer over de voortgang van lopende wetsvoorstellen. Deze zijn van
belang voor het bestrijden van terrorisme en het veilig houden van Nederland.
• De in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) opgenomen aanvulling van de Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking
met bepalingen over terroristische misdrijven is op 1 januari 2023 in werking getreden.
• De Uitvoeringswet TOI-verordening (Terroristische Online-Inhoud) is inmiddels door
beide Kamers aangenomen. De beoogde bestuurdersleden van de Autoriteit Online Terroristisch
en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) gaan een vertrouwensfunctie bekleden en dienen
te beschikken over een Verklaring van Geen Bezwaar. Ten behoeve hiervan dient de AIVD
een veiligheidsonderzoek te verrichten. Deze procedure is inmiddels in gang gezet.
Per de datum dat de bestuurders worden benoemd, zal de wet in werking treden.
• In het Coalitieakkoord heeft het kabinet aangekondigd het strafmaximum voor deelname
aan een terroristische organisatie (artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht) te
verhogen van 15 jaar naar 20 jaar. Het wetsvoorstel is ter advisering aan de Raad
van State gezonden.
• Uw Kamer heeft in 2019 het wetsvoorstel Strafbaarstelling verblijf in een door een
terroristische organisatie gecontroleerd gebied aangenomen (Handelingen II 2018/19,
nr. 106, item 21). Dit wetsvoorstel ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer. Op dit moment is een
strafuitsluitingsgrond voor onder meer journalisten en hulpverleners in voorbereiding.
Deze strafuitsluitingsgrond zal worden geïntroduceerd in een nieuw wetvoorstel, als
aanvulling op het wetsvoorstel waarin de gebiedsstrafbaarstelling is opgenomen.
• Eind vorig jaar is bij uw Kamer het wetsvoorstel Regels omtrent gegevensverwerking
in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten ingediend.
Dit wetsvoorstel strekt tot het verstevigen van de wettelijke basis ter voorkoming
en bestrijding van radicalisering en terroristische activiteiten en voorziet erin
dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de instandhouding van een casusoverleg
voor de persoonsgerichte aanpak van radicalisering. De bestaande praktijk van de persoonsgerichte
aanpak radicalisering, die nu is neergelegd in een convenant, wordt met dit wetsvoorstel
gecodificeerd en toekomstbestendig gemaakt. Dit wetsvoorstel is hiermee een belangrijke
aanvulling op de regelgeving inzake de persoonsgerichte, integrale aanpak van radicalisering.
Ik heb uw Kamer op 22 maart jl. de Nota naar aanleiding van het Verslag gestuurd.
Het wetvoorstel is door uw Kamer inmiddels geagendeerd voor een plenair debat (Kamerstuk
36 225, nr. 6).
Strafzaken
Op 1 november jl. is uw kamer geïnformeerd over het besluit om twaalf van terroristische
misdrijven verdachte Nederlandse vrouwen en hun 28 kinderen over te brengen naar Nederland9, conform de motie van het lid Laan-Geselschap (VVD).10 Het kabinet is tot dit besluit gekomen na de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam
van 11 mei 2022 waarin de rechtbank bepaalde dat zij verwacht dat de verdachten in
een termijn van vier maanden naar Nederland zijn gerepatrieerd dan wel dat een concrete
toezegging is gedaan dat wordt gestreefd naar repatriëring.11
De verdachten zijn bij aankomst aangehouden ten behoeve van strafrechtelijke vervolging.
De meereizende kinderen zijn overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Met
de overbrenging is voorkomen dat deze twaalf verdachten straffeloos blijven. Inmiddels
heeft in alle strafzaken tegen de verdachten een pro-formazitting plaatsgevonden.
Op 13 april jl. heeft de rechtbank Rotterdam vier Nederlandse vrouwen, die waren afgereisd
naar Syrië, veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie (ISIS) en
voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven.12 Een vijfde verdachte is vrijgesproken van deelname aan een terroristische organisatie
maar wel, net zoals een andere verdachte, veroordeeld voor het in hulpeloze toestand
brengen van hun kinderen, door die kinderen mee te nemen naar een strijdgebied. Eén
kind is daarbij om het leven gekomen door oorlogsgeweld. De opgelegde straffen variëren
van 30 tot 36 maanden celstraf waarvan 12 tot 15 maanden voorwaardelijk zijn opgelegd.
In de zaken van de vrouwen die zijn veroordeeld voor deelname aan een terroristische
organisatie komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie
was geëist, onder meer vanwege de beperkte rol die de verdachten binnen de organisatie
hebben gehad – het faciliteren van hun man door voor het gezin te zorgen – en vanwege
de leefomstandigheden van opvangkamp Al-Roj waar de verdachten circa 4 jaar hebben
verbleven. De rechtbank merkt ook op dat de verdachten met een dubbele nationaliteit
in een onwenselijke situatie terechtkomen doordat ze hun Nederlanderschap kunnen verliezen.
Het Openbaar Ministerie gaat in hoger beroep tegen de uitspraken. Het verblijf in
een kamp zou volgens het Openbaar Ministerie niet van invloed mogen zijn op de straftoemeting.
Daarnaast vindt het Openbaar Ministerie dat de mogelijke gevolgen die een veroordeling
heeft voor het intrekken van het Nederlanderschap niet mee zouden mogen wegen in de
strafmaat.13 In de strafzaak waar de verdachte is vrijgesproken van deelname aan een terroristische
organisatie gaat het Openbaar Ministerie ook in beroep.
Het ter berechting naar Nederland overbrengen van uitreizigers is geen vanzelfsprekendheid.
Het kabinet maakt hierin per geval een brede afweging waar verschillende belangen
bij worden betrokken en waarin behalve het belang van het voorkomen van straffeloosheid
ook de veiligheid in het gebied en de gevolgen voor de internationale betrekkingen
worden meegewogen. Daarbij is er altijd oog voor het belang van de nationale veiligheid
en de overige feiten en omstandigheden van het specifieke geval.
Intrekken Nederlanderschap
Uitreizigers die meer nationaliteiten bezitten dan alleen de Nederlandse, kunnen hun
Nederlanderschap verliezen op grond van de bevoegdheden die de Rijkswet op het Nederlanderschap
(RWN) biedt. Dit kan op grond van artikel 14, vierde lid, RWN, zolang zij zich nog
in het buitenland bevinden. Indien zij als Nederlander gerepatrieerd worden ter berechting
in Nederland, kunnen zij op grond van artikel 14, tweede lid, RWN ná een onherroepelijke
veroordeling voor een terroristisch misdrijf in aanmerking komen voor intrekking van
het Nederlanderschap, mits zij hierdoor niet staatloos worden. Indien het Nederlanderschap
van een veroordeelde wordt ingetrokken op grond van artikel 14, tweede lid, RWN, zetten
betrokken ketenpartners in op het realiseren van vertrek tijdens of aansluitend op
de strafrechtelijke detentie. Voor een deel van deze terrorismeveroordeelden waarbij
het Nederlanderschap is ingetrokken, is het op dit moment echter niet mogelijk om
vertrek te realiseren, zelfstandig danwel gedwongen. De inzet van al de betrokken
partners is erop gericht om het perspectief op vertrek te verbeteren.
Sinds de inwerkingtreding van de bevoegdheid tot intrekken Nederlanderschap op grond
van artikel 14, vierde lid, RWN is in 24 zaken besloten tot het intrekken van het
Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid. Het betreft hier personen
die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie die
een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. Vier van deze besluiten tot intrekking
zijn vernietigd door de rechter, waaronder de hierna gemelde casus. Eén intrekkingszaak
loopt nog in hoger beroep bij de Raad van State. Vijf besluiten zijn in 2019 en 2020
door de IND ingetrokken, omdat deze juridisch niet verdedigbaar bleken.14 Veertien intrekkingen zijn inmiddels definitief.
Naast deze bevoegdheid is het ook mogelijk om op grond van artikel 14, tweede lid,
RWN het Nederlanderschap in te trekken na een onherroepelijke veroordeling in Nederland
voor een terroristisch misdrijf. Sinds de inwerkingtreding van deze bevoegdheid is
in 25 zaken besloten tot het intrekken van het Nederlanderschap. Acht intrekkingszaken
zijn nog in behandeling bij de rechtbank en vier in hoger beroep bij de Raad van State.
Zes intrekkingen zijn inmiddels definitief. De overige zaken bevinden zich nog in
de bezwaarfase of er staat nog een (bezwaar of beroep) termijn open. Bij deze cijfers
wordt er geen onderscheid gemaakt tussen uitreizigers en niet-uitreizigers.
Op 14 december 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een
hoger beroep gegrond verklaard en een intrekking van het Nederlanderschap op grond
van artikel 14, vierde lid, RWN vernietigd. Reden voor de gegrondverklaring is het
feit dat niet kon worden aangetoond dat betrokkene deel uitmaakte van een groepering
die destijds op de lijst van terroristische organisaties die een bedreiging vormen
voor de nationale veiligheid, stond. Betrokkene maakte deel uit van een groepering
die aan Hay'at Tahrir al-Sham (HTS) gelieerd was en liet zich ten behoeve van de gewapende
strijd inhuren door HTS of aan Al Qa'ida gelieerde groeperingen in Noordwest-Syrië.
Voor een intrekking was destijds vereist15 dat betrokkene zich had aangesloten bij:
1. Al Qa’ida en organisaties die gelieerd zijn aan al Qa’ida,
2. ISIS en organisaties die gelieerd zijn aan ISIS, of
3. Hay'at Tahrir al-Sham
De toenmalige lijst van terroristische organisaties bevatte onder 3, anders dan bij
Al Qa'ida en ISIS, niet de toevoeging «aan HTS gelieerde organisaties». De groep waar
betrokkene zich bij had aangesloten, kwam zelf niet op deze lijst voor. Dat deze groepering
gelieerd is aan HTS is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om tot intrekking
van het Nederlanderschap over te gaan. Op 13 oktober 2020 is de lijst aangepast16 en is de zinsnede «organisaties gelieerd aan HTS» alsnog toegevoegd.
Motie van de leden Omtzigt (Groep Omtzigt) en Michon-Derkzen (VVD) waarin wordt verzocht
de resolutie 2475 van Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa als uitgangspunt
te nemen voor het Nederlands beleid17
De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft op 23 januari jl. resolutie
2475 over ISIS-strijders, ISIS-leden en hun kinderen aangenomen. Deze resolutie luidt
onder meer, voor zover van belang met het oog op de aangenomen motie (Handelingen
II 2022/23, nr. 52, item 15):
«The Assembly considers that, taking into account the ongoing threat posed by Daesh
fighters, it is crucial to consider that their right to family life under Article
8 of the European Convention of Human Rights (ETS No. 5) must be restricted if national
security or other legitimate grounds under Article 8 paragraph 2 so require.
Furthermore, separation from their children may also be necessary for the best interests
of the child. (.) Children should in principle be repatriated with their mothers or
primary care givers, unless it is not in the best interest of the child (.) States
should (.) have the possibility, following a determination of the best interest of
the child, and of the interest of society as a whole in accordance with Article 8
paragraph 2 of the Convention, to repatriate foreign fighters» children to their State
of nationality with a view to reuniting them with other family members, without repatriating
their parents.»18
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld, is het recht op bescherming van het familie-
en gezinsleven onder artikel 8 EVRM niet absoluut. Dit recht kan onder meer beperkt
worden in het belang van de nationale en openbare veiligheid. Op grond van artikel
8 van het EVRM en artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU) dient in elke afzonderlijke casus een belangenafweging plaats te vinden
of het recht in dat specifieke geval kan worden beperkt; een categorische uitsluiting
van mensenrechten is niet mogelijk.19 Zoals reeds eerder vermeld in deze brief, wordt er altijd een belangenafweging gemaakt.
Het belang van nationale veiligheid weegt zwaar mee, vooral in gevallen van acute
dreiging. Dit belang wordt afgewogen tegen, onder andere, het recht op bescherming
van het familie- en gezinsleven.
Detentie
Op 21 november 2022 is het vervolgonderzoek naar de terroristenafdelingen in Nederland
van de Inspectie Justitie en Veiligheid gepubliceerd. Graag verwijs ik u naar de beleidsreactie
die aan uw Kamer is verzonden op 21 november 2022.20 De Inspectie is positief over de stappen die Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI),
Reclassering Nederland, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie
en gemeenten sinds 2019 hebben gezet. Het fundament voor de samenwerking en informatiedeling
ten behoeve van de re-integratie van gedetineerden op een terroristenafdeling is zichtbaar
versterkt. De Inspectie ziet nog aandachtspunten in onder meer het gebruik van het
risicotaxatie-instrument VERA-2R, de aansluiting van het opleidingsaanbod aan de behoefte
van de DJI-functionarissen en de doelgroep van gedetineerden op een terroristenafdeling
waarvan de Nederlandse nationaliteit is ingetrokken (Artikel 14, tweede lid, RWN)
en die geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland. De bovengenoemde aandachtspunten
van de Inspectie worden continu meegenomen in de aanscherping van het beleid.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid