Brief regering : Geannoteerde agenda en CoCo-conclusies Eurogroep en Ecofinraad 15 en 16 mei 2023
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1951
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2023
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en
16 mei a.s. in Brussel. Ik ben voornemens deel te nemen aan deze vergaderingen.
De Europese Commissie heeft op 26 april jl. wetgevende voorstellen gepubliceerd over
de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Dit onderwerp staat deze Ecofinraad
niet op de agenda en een bespreking van de nieuwe voorstellen is voorzien in de Ecofinraad
van juni. Dit geeft lidstaten tijd voor een gedegen voorbereiding van het omvangrijke
pakket aan voorstellen. De kabinetsappreciatie van de wetgevende voorstellen zal binnen
de gebruikelijke termijn van 6 weken met de Kamer worden gedeeld, middels een BNC-fiche.
Dit zal tijdig beschikbaar zijn voor het Commissiedebat dat voorafgaat aan de Ecofinraad
van juni.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen
worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 mei 2023
Eurogroep reguliere samenstelling
Macro-economische ontwikkelingen en beleidscoördinatie in de eurozone
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van gedachten wisselen over de macro-economische en financiële ontwikkelingen
in de eurozone. In de winterraming schat de Europese Commissie dat de economische
groei in de eurozone in 2023 0,9% bbp zal bedragen en aantrekken tot 1,5% bbp in 2024.1 Ten opzichte van de herfstraming 2022 is dat een opwaartse bijstelling van 0,6% bbp
voor 2023 terwijl de verwachtingen voor 2024 gelijk zijn gebleven. Daarnaast stelt
de Europese Commissie dat de verwachte inflatie in 2023 sinds de herfstraming van
2022 is afgenomen van 6,1% naar 5,6% in de winterraming. Naar verwachting zal de Europese
Commissie 12 mei 2023 de lenteraming publiceren met een update van de inflatie en
groeiverwachtingen voor de eurozone en Europese Unie.
Veel lidstaten hebben maatregelen genomen die de koopkracht van huishoudens ondersteunen
en maken kosten gerelateerd aan de Russische inval in Oekraïne. Nederland ziet het
belang van maatregelen om de socio-economische impact van hogere energieprijzen te
mitigeren en de meest kwetsbare groepen te beschermen. Daarbij blijft het cruciaal
dat deze maatregelen tijdelijk en gericht zijn, en niet leiden tot een verdere verhoging
van de inflatie. In dat kader blijf aandacht voor de houdbaarheid van overheidsfinanciën
van belang en dienen lidstaten steunmaatregelen om hoge energieprijzen te compenseren
geleidelijk uit te faseren. In het verlangde hiervan heeft Eurogroep in maart gesproken
over de begrotingsrichtlijnen voor 2023 en 2024 en hierover een statement aangenomen.2 Indien opportuun zal Nederland in lijn met bovenstaande een bijdrage leveren aan
de gedachtewisseling.
Thematische discussie – het bedrijfsleven en de structurele uitdagingen in een context
van verhoogde geopolitieke spanningen
Document: de notitie wordt naar verwachting na de Eurogroep gepubliceerd op de website.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van gedachten wisselen over de recente ontwikkelingen omtrent de
energieprijzen in combinatie met andere structurele uitdagingen voor het bedrijfsleven
in de eurozone. Het betreft een gedachtewisseling in het kader van thematische discussies
die de Eurogroep vaker heeft. De bespreking zal plaatsvinden aan de hand van een technische
notitie van de Europese Commissie ter achtergrond, samen met twee discussievragen:
(i) welke uitdagingen zien lidstaten voor het bedrijfslevens in relatie tot de hogere
energieprijzen; en (ii) wat vinden lidstaten een passende beleidsreactie?
In de notitie benoemt de Commissie dat bedrijven in de eurozone voor verschillende
uitdagingen staan mede door de sterk gestegen energieprijzen. De hogere kosten door
de hoge energieprijzen zijn voor een groot deel door bedrijven opgevangen, maar met
verschillen tussen lidstaten en sectoren. Daarnaast is de economische groei voor de
eurozone in 2023 door de Europese Commissie in 2022 naar beneden bijgesteld in het
licht van de hogere energieprijzen en inflatie. Naast de hogere kosten voor energie
en lagere economische groei, worden bedrijven geconfronteerd met uitdagingen op het
gebied van verkrappende financieringscondities, arbeidstekorten en stijgende loonkosten
en stijgende producentenprijzen. Met name bedrijven in de energie-intensieve sectoren
als transport en producenten van metalen of chemische producten hebben hun kosten
zien toenemen. Indien hogere energieprijzen aanhouden zonder dat bedrijven zelf hogere
prijzen kunnen hanteren kan dit ertoe leiden dat zij financieel kwetsbaarder worden.
Tegelijkertijd laat een recente ECB-studie zien dat bedrijven in de eurozone op macroniveau
hogere inputprijzen evenredig of zelfs sterker hebben doorberekend aan consumenten,
met hogere winstmarges tot gevolg.3 Hetzelfde beeld is waarneembaar voor Nederland, aldus het CBS.4 Het CPB laat zien dat bedrijven in Nederland de hogere energieprijzen over het algemeen
hebben doorberekend aan klanten door middel van hogere afzetprijzen, waarbij in sommige
sectoren de afzetprijzen meer dan evenredig zijn verhoogd.5 Eén verklaring is dat de vraag na de pandemie in veel sectoren hoger was dan het
aanbod o.a. door de aanbodrestricties volgend uit de coronacrisis, wat bedrijven in
staat stelde winstmarges te vergroten. Hier speelt ook dat huishoudens overbesparingen
die zij tijdens de pandemie hebben opgebouwd konden aanwenden om de consumptie voor
niet-energie gerelateerde goederen en diensten op peil te houden, ondanks de hoge
(energie)inflatie. Een andere verklaring is dat de hoge gemiddelde inflatie als gevolg
van gestegen energieprijzen en de continue berichtgeving daarover producenten van
niet-energie gerelateerde goederen en diensten ook in staat stelde hun consumentenprijzen
aanzienlijk te verhogen, zonder dat dit grote gevolgen had voor de vraag naar deze
goederen en diensten. Het is voor consumenten nu immers moeilijker te duiden of hogere
prijzen in deze tijden komen door hogere winstmarges of hogere inputprijzen. Deze
onduidelijkheid gecombineerd met de markmacht van bepaalde bedrijven biedt mogelijkheden
om niet alleen de winstmarge te beschermen maar ook verder te verhogen. Zodanig ligt
er ook een verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven om proportioneel een deel van
de pijn te nemen die volgt uit de energiecrisis en het ruilvoetverlies voor de samenleving,
ook met het oog op de noodzaak tot overheidssteun voor bedrijven en huishoudens, en
de rol van de loonontwikkeling in het verzachten van het koopkrachtverlies.
Er zijn zowel op EU als nationaal niveau verschillende maatregelen genomen in reactie
op de hogere energieprijzen. Binnen de Europese Unie is het RepowerEU instrument opgericht
om de transitie naar hernieuwbare energie te versnellen. Daarnaast geeft het tijdelijk
kaderstaatssteun richting aan nationale overheden hoe zij bedrijven kunnen ondersteunen.
De Commissie stelt dat er veel gebruik wordt gemaakt van het tijdelijk staatssteunkader
met uiteenlopende invullingen door lidstaten.
In deze context ziet de Commissie uitdagingen en stelt hierop mogelijke beleidsreacties
voor. De Commissie geeft aan dat steunmaatregelen voor bedrijven om de hoge energieprijzen
te compenseren geleidelijk worden afgebouwd nu energieprijzen sinds afgelopen najaar
afnemen. Steunmaatregelen die nog doorlopen dienen volgens de Commissie gerichter
ingezet te worden en de concurrentie niet verstoren. Ook acht de Commissie het van
belang dat steunmaatregelen de prikkel om te verduurzamen behouden en er rekening
wordt gehouden met de spillover effecten binnen de eurozone. Steunmaatregelen moeten
volgens de Commissie in steeds mindere mate schulden subsidiëren in de vorm van garanties
of gesubsidieerde leningen. Het uitfaseren van steunmaatregelen kan volgens de Commissie
aanleiding geven om insolventieraamwerken efficiënter in te richten. De Commissie
ziet verder uitdagingen in het verbeteren van de condities voor de klimaattransitie
en concurrentievermogen. De investeringen en hervormingen die lidstaten hebben voorgenomen
in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen kunnen hieraan bijdragen. Tot slot
benoemt de Commissie de uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid waarbij beleid
gericht moet zijn op het faciliteren van herallocatie van arbeid en knelpunten voor
het aanbod van arbeid wegnemen.
Nederland kan zich vinden in de uitdagingen die de Commissie schetst en de beleidsaanbeveling
om steunmaatregelen zowel tijdelijk als gericht vorm te geven. Daarbij acht Nederland
het van belang dat steunmaatregelen de interne markt en concurrentie binnen de unie
zo min mogelijk verstoren. Tot slot ziet Nederland het belang dat steunmaatregelen
bijdragen aan de klimaattransitie en het concurrentievermogen versterken. Indien opportuun
zal Nederland in lijn met bovenstaande een bijdrage leveren aan de gedachtewisseling.
Eurogroep bankenunie-format
Bankenunie voortgang
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De voorzitter van de ECB Toezichtraad (Single Supervisory Mechanism; SSM) zal ingaan op de stand van zaken in de Europese bankensector. Daarnaast zal
de gemeenschappelijke afwikkelingsautoriteit (Single Resolution Board, SRB) een update geven over de recente marktontwikkelingen en resolutieplanning.
Mogelijk is er aandacht voor de recente casussen rondom falende banken in de Verenigde
Staten en Zwitserland. Het is de verwachting dat deze zich niet op deze manier zouden
voordoen in Nederland en Europa, gezien de strenge prudentiële eisen (strikte kapitaalseisen)
waaraan de banken voldoen. Daarnaast is er in de EU ook een robuust crisisraamwerk
voor de omgang met banken in problemen. Op 18 april is de herziening van dit raamwerk
(crisis management and deposit insurance, CMDI) gepubliceerd. De appreciatie volgt eind mei middels een BNC-fiche. De herziening
stond al op de agenda en staat dus los van recente marktontwikkelingen.
Nederland is van mening dat een aantal aspecten in bankenregulering aandacht behoeft,
conform het Nederlandse non-paper dat op 21 april jl. is verspreid onder de lidstaten.6 Dit betreft onderstaande punten en indien opportuun zal Nederland in lijn hiermee
een bijdrage leveren aan de gedachtewisseling:
1. Getrouwe implementatie van de Bazelse kapitaaltandaarden in de EU, met beperkte uitzonderingen
en transitieperiodes.
2. Analyse en mogelijke herziening van het liquiditeitsraamwerk, o.a. omdat de uitstroom
van deposito’s vanwege toegenomen digitalisering in een situatie van stress sneller
gaat dan waar regelgeving rekening mee houdt.
3. Analyse van de vraag of renterisico opgenomen moet worden in de minimum Bazelstandaarden
die gelden voor alle banken.
4. Het belang van voldoende kapitaalbuffers zodat de bankensector schokken kan opvangen
zonder vertrouwen te verliezen en het risico op publieke steun afneemt. Specifiek
betreft dit het toepassen van de leverage ratio buffer op nationaal systeemrelevante
banken, en de noodzaak van duidelijkheid over het tijdig kunnen opbouwen van contra-cyclische
buffers.
Eurogroep inclusieve samenstelling
Digitale euro – Internationaal gebruik van een digitale euro, inclusief een toelichting
op de voortgang van het digitale euro project en andere Central Bank Digital Currency
(CBDC) projecten in de EU
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep in inclusieve samenstelling zal van gedachten wisselen over het internationale
gebruik van een mogelijke digitale euro. Ook zal in de Eurogroep een toelichting worden
gegeven op de voortgang van de mogelijke invoering van een digitale euro en andere
CDBC-projecten in de EU. Er vindt tijdens deze bespreking in de Eurogroep geen besluitvorming
plaats.
De Europese Commissie heeft aangekondigd naar verwachting aan het einde van juni 2023
met een wetgevend voorstel te komen. Dit voorstel vormt de juridische basis voor de
eventuele digitale euro. De Europese Commissie heeft aangegeven dat in het voorstel
de essentiële beleidskeuzes worden vastgelegd. De mogelijke komst van een digitale
euro vraagt om een zorgvuldige afweging en politieke besluitvorming. De vraag of het
kabinet kan instemmen met invoering van een digitale euro kan pas worden beantwoord
als het voorstel van de Europese Commissie er ligt en de onderhandelingen erover zijn
afgerond.
Tijdens de Eurogroep zal Nederland waar mogelijk de Nederlandse aandachtspunten, voorwaarden
en zorgen onder de aandacht te brengen. Zoals eerder aangegeven kan een digitale euro
kansen bieden, maar zijn de harde voorwaarden voor Nederland voor een eventuele invoering
van een digitale euro dat er duidelijke voordelen moeten zijn voor consumenten, bedrijven
en de bredere economie, dat de privacy is gewaarborgd, dat er overeenstemming is met
het anti-witwasraamwerk, dat er waarborgen zijn voor de financiële stabiliteit en
dat een digitale euro niet programmeerbaar is.
Ten aanzien van het internationale gebruik van een digitale euro is het kabinet van
mening dat een mogelijke digitale euro in eerste instantie enkel voor gebruik binnen
de eurozone moet dienen. Dit betekent dat alleen ingezetenen een digitale eurorekening
kunnen openen en onderling betalingen kunnen doen. Op termijn kan een mogelijke digitale
euro gebruikt worden door ingezetenen van buiten de eurozone (cross-border gebruik).
Europese bedrijven kunnen dan bijvoorbeeld leveranciers buiten de Eurozone betalen
in digitale euro’s. Ook ziet Nederland potentie dat op termijn ingezetenen hun digitale
euro kunnen converteren naar andere CBDC’s (interoperabiliteit). Momenteel zijn betalingen
in andere valuta duur. Een CBDC kan het gebruik van zogeheten correspondent banks uit de keten overbodig maken. Met cross-border gebruik en interoperabiliteit moet in het ontwerp van een digitale euro al rekening
worden gehouden. Voor mogelijk cross-border currency gebruik dienen de effecten op kapitaalvlucht en volatiliteit van wisselkoersen wel
in kaart worden gebracht.
Kapitaalmarktunie – opvolging van de Eurozonetop
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal spreken over het commitment van de regeringsleiders tijdens de Eurozonetop
van 24 maart jl. om de kapitaalmarktunie verder te brengen.7 Verdieping van de kapitaalmarktunie is belangrijk voor het faciliteren van investeringen
in verduurzaming en innovatie en draagt daarmee bij aan het verdienvermogen van de
Europese economie van de toekomst en werkgelegenheid in de EU. Het kabinet deelt deze
opvattingen en is van mening dat verdere versterking van de kapitaalmarktunie cruciaal
is voor het wegnemen van barrières tot het vrije verkeer van kapitaal, diensten en
vestiging in de EU en integratie van nationale kapitaalmarkten.
De afgelopen periode is er, mede naar aanleiding van EU-discussies rond financiering
van verduurzaming en het concurrentievermogen van de EU in reactie op de Inflation Reduction Act in de VS, opnieuw momentum voor versterking van de kapitaalmarktunie.8 Het kabinet vindt het van belang dat voortgang wordt gemaakt met de uitwerking van
het actieplan uit 2020 en lopende onderhandelingen. Tegelijkertijd ziet Nederland
kansen om te verkennen hoe een nieuwe impuls kan worden gegeven en op welke terreinen
nog nadere acties kunnen worden ontplooid voor betere integratie en mobilisatie van
privaat kapitaal voor innovatie en verduurzaming.9 Bijvoorbeeld door nadere toezichtconvergentie en het verminderen van divergerende
(nationale) regelgeving. Ook nationale acties ter verdieping van kapitaalmarkten en
wegnemen van (lokale) barrières kunnen wenselijk zijn. Indien opportuun kan Nederland
tijdens de vergadering aandacht vragen voor een focus van de Eurogroep op deze meer
structurele en lastiger weg te nemen barrières die politiek veelal gevoeliger liggen,
onder meer wegens nauwe verwevenheid met andere nationale rechtsgebieden.
Ecofinraad
Eurozone-aanbevelingen voor 2023 (hamerpunt)
Document:
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-5041–2023-INIT/en/pdf
Aard bespreking: hamerpunt
Besluitvormingsprocedure: de eurozone lidstaten stemmen met gekwalificeerde meerderheid
Toelichting:
Op de agenda van de Ecofinraad staat de formele aanname van Raadsaanbevelingen voor
het economisch beleid voor de eurozone in 2023 als hamerpunt opgenomen. De door de
Europese Commissie (de Commissie) voorgestelde ontwerpaanbevelingen voor de eurozone
zijn op 22 november 2022 gepubliceerd als onderdeel van het herfstpakket van het Europees
Semester. Hierover heeft het kabinet op 19 december 2022 een brief met een kabinetsappreciatie
naar het parlement verstuurd.10 Nadat deze aangepaste aanbevelingen door de Eurogroep in januari zijn besproken,
heeft de Ecofinraad deze aanbevelingen tijdens de vergadering van 17 januari jl. goedgekeurd.11 Vervolgens heeft de Europese Raad de aanbevelingen tijdens de vergadering op 23 maart
jl. bekrachtigd.12 De aanbevelingen staan deze Ecofinraad op de agenda als hamerpunt om formeel aan
te nemen. Nederland is voornemens om in te stemmen met de voorliggende aanbevelingen
voor het economisch beleid voor de eurozone in 2023.
Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende
de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC8)
Document: op dit moment nog niet beschikbaar. Het document wordt voorafgaand aan de vergadering
op het Delegates Portal geplaatst.
Aard bespreking: besluitvorming t.b.v. aanname voorstel DAC8
Besluitvormingsprocedure: unanimiteit
Toelichting:
Het Zweedse voorzitterschap streeft ernaar om tijdens de Ecofinraad een akkoord te
bereiken op het richtlijnvoorstel DAC8. De rechtsbasis van dit voorstel betreft de
artikelen 115 en 113 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Besluitvorming
ten aanzien van het voorstel vereist unanimiteit (met raadpleging van het Europees
Parlement).
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft op 10 oktober
2022 een raamwerk13 gepubliceerd, met als doel om crypto-asset dienstverleners te verplichten fiscale
informatie over hun gebruikers te verstrekken aan nationale belastingdiensten en deze
gegevens tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten uit te wisselen. Ten behoeve
van de implementatie van dit OESO-raamwerk binnen de Europese Unie (EU) heeft de Europese
Commissie (EC) op 8 december 2022 de 7e wijziging van de Administratieve samenwerkingsrichtlijn
op het gebied van belastingen (ook wel bekend onder de afkorting DAC14) gepubliceerd. Deze richtlijn ziet op het uitwisselen van fiscale informatie tussen
de EU-lidstaten, zoals bijvoorbeeld de automatische uitwisseling van bankgegevens
of mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies.15 Het DAC8-richtlijnvoorstel is daarmee het EU-equivalent van het OESO-raamwerk. Daarnaast
worden ook enkele andere wijzigingen van de richtlijn voorgesteld.
Het kabinet is in zijn algemeenheid een groot voorstander van meer fiscale transparantie
ten behoeve van de naleving van de belastingplicht met betrekking tot crypto-assets
en het bestrijden van belastingontduiking en -ontwijking. De markt voor crypto-assets
is in sterke mate internationaal, en het kabinet is in het algemeen voorstander van
een zo breed mogelijke internationale samenwerking. Het kabinet vindt het daarom belangrijk
dat zoveel mogelijk landen het raamwerk van de OESO over de uitwisseling van informatie
ten aanzien van crypto-assets gaan toepassen, omdat daarmee een zo breed mogelijk
gelijk speelveld wordt gerealiseerd. In dit kader acht het kabinet dit EU-voorstel
van groot belang. Met het onderliggende richtlijnvoorstel kunnen de EU-lidstaten immers
informatie met elkaar uitwisselen via het bestaande en goed werkende Europese informatie-uitwisselingsnetwerk.
Het kabinet verwelkomt dat de Commissie het OESO-raamwerk als equivalent beschouwt
aan de onderhavige richtlijn. Hierdoor hoeven crypto-asset dienstverleners die niet
in de EU zijn gevestigd, wanneer een onderliggende effectieve bevoegde autoriteitenovereenkomst
in werking is tussen de lidstaat en de staat van vestiging, enkel te rapporteren in
de staat van vestiging.
Het kabinet stond om uitvoeringstechnische redenen minder positief tegenover enkele
van de andere wijzigingen van de DAC zoals het verplicht meeleveren van het buitenlandse
Tax Identification Number (TIN) bij de automatische uitwisseling van informatie over inkomenscategorieën en
het verplicht uitwisselen van informatie over alle inkomenscategorieën16, waaronder royalty’s en dividenduitkeringen welke rechtstreeks worden uitbetaald
aan de (buitenlandse) aandeelhouder.17 Daarnaast is het kabinet van mening dat het aan de lidstaten moet worden overgelaten
bij welke instantie (competente autoriteit) taken als het bijhouden van een register
voor de registratie van crypto-assetdienstverleners en het uitoefenen van toezicht
op de naleving van customer due diligence verplichtingen worden belegd. Het kabinet
is namelijk geen voorstander van het beleggen van niet-fiscale taken, die voortvloeien
uit het richtlijnvoorstel, bij de Belastingdienst.
Ten aanzien van het verplicht meeleveren van het buitenlandse TIN is voor Nederland
relevant dat dit gegeven op dit moment in Nederland niet door alle gegevensleveranciers
wordt geregistreerd en dus niet door alle gegevensleveranciers aan de Belastingdienst
wordt gerapporteerd. Een verplichting tot uitwisseling van het buitenlandse TIN zou
voor Nederland een ingrijpende omschakeling van de Nederlandse systemen betekenen.
Aangezien het buitenlandse TIN ingevolge het richtlijnvoorstel moet worden meegeleverd
bij o.a. de uitwisseling over arbeidsinkomsten, pensioenen, eigendom van en inkomen
uit onroerend goed, dienen niet alleen de Belastingdienst, maar ook de verstrekkers
van de gegevens (zoals gemeenten, werkgevers en uitkeringsinstanties) hun systemen
aan te passen. Voor deze uitwisseling van het buitenlandse TIN bestaat op dit moment
een inspanningsverplichting. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland daarom ingezet
op het behoud van deze inspanningsverplichting. Gebleken is echter dat een grote meerderheid
van de lidstaten voorstander is van een resultaatsverplichting voor het meeleveren
van het buitenlandse TIN. Nederland heeft om die reden, conform het BNC-fiche, ingezet
op een latere inwerkingtreding van dit voorstel. Nederland heeft daarom voorgesteld
de verplichting tot het meeleveren van het buitenlandse TIN uit te stellen tot 2030,
zodat er voldoende tijd is voor de uitvoeringsinstanties om zich hierop voor te bereiden.
Dit voorstel is positief ontvangen in de Raad. Daarnaast is dit voorstel, op verzoek
van enkele andere lidstaten, zodanig aangepast dat het buitenlandse TIN alleen hoeft
te worden meegeleverd bij de volgende inkomenscategorieën: inkomen uit werk, directiehonoraria
en pensioenen.18
Het automatisch uitwisselen van informatie over alle inkomenscategorieën, waaronder
royalty’s en dividenduitkeringen welke rechtstreeks worden uitbetaald aan de (buitenlandse)
aandeelhouders is voor Nederland een grote uitdaging omdat de Belastingdienst niet
over al deze informatie beschikt. Mogelijk zou deze informatie in veel gevallen moeten
worden opgevraagd bij degenen die dit inkomen ontvangen, die meestal in het buitenland
woonachtig zijn. Mede op verzoek van Nederland is dit onderdeel van het voorstel aangepast
zodat geen verplichting meer bestaat tot automatische uitwisseling van gegevens over
deze inkomenscategorieën. Het voorstel omvat nu een verplichte uitwisseling over vijf van de zeven
inkomenscategorieën. Nederland voldoet reeds aan deze verplichting.
In de Raad is tot slot door het Zweedse voorzitterschap en de Commissie verduidelijkt
dat het voorstel geen verplichting bevat om specifiek de Belastingdienst aan te wijzen
als competente autoriteit voor taken als het bijhouden van een register voor de registratie
van crypto-assetdienstverleners en het uitoefenen van toezicht op de naleving van
customer due diligence verplichtingen. Het staat de lidstaten vrij om één of meerdere competente autoriteiten
aan te wijzen.
Het voorliggende richtlijnvoorstel is de EU-invulling van het OESO-raamwerk waar reeds
een akkoord op is bereikt. Onder de lidstaten is daardoor brede steun op het gedeelte
van het voorstel over de uitwisseling van gegevens inzake crypto-assets. Gedurende
de onderhandelingen was er hoofdzakelijk discussie over de wijzigingen van de DAC
die niet voortvloeien uit het OESO-raamwerk, waaronder het hierboven beschreven meeleveren
van het buitenlandse TIN en de automatische uitwisseling over (alle) inkomenscategorieën.
Op deze en andere niet-crypto-gerelateerde onderdelen lijkt inmiddels een breed gedragen
compromis te zijn bereikt. Het Europees Parlement (EP) heeft nog geen formeel standpunt
ingenomen met betrekking tot DAC8. Het EP geeft wel regelmatig aan voorstander te
zijn van verbeterde (automatische) fiscale gegevensuitwisseling en de reikwijdte van
de bestaande richtlijn te willen uitbreiden. Ook is het EP voorstander van het bestrijden
van belastingontduiking en -ontwijking.
Nederland is voornemens in te stemmen met het compromis voor de wijziging van de Richtlijn
van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve
samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC8).
Evaluatie van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering (CMDI)
Document: N.v.t.
Aard bespreking: Gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: N.v.t.
Toelichting:
Op de agenda van de Ecofinraad staat een beleidsdiscussie over wetgevende voorstellen
van de Commissie op het vlak van het crisismanagementraamwerk voor falende banken
(Crisis Management and Deposit Insurance, CMDI-raamwerk). De voorstellen zijn op 18 april jl. gepubliceerd en zijn tijdens
de informele Eurogroep van 26 april door de Commissie gepresenteerd. Lidstaten hebben
daar in hoofdlijnen hun eerste reflectie op de voorstellen gedeeld. Tijdens deze Ecofinraad
zal vermoedelijk het belang van de voorstellen worden benadrukt en mogelijk op hoofdlijnen
worden gesproken over de belangrijkste elementen uit het voorstel. De eerste Raadswerkgroep
zal plaatsvinden vlak na deze Ecofinraad, op 24 mei, waar het gebruikelijk is dat
wordt gesproken over de details van de voorstellen.
Het crisisraamwerk voor falende banken – dat naast het resolutie-raamwerk (BRRD/SRMR)
ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels (DGSD) omvat – dient ertoe om het falen
van banken op een goede wijze op te kunnen vangen en daarmee de financiële stabiliteit
te bewaken, spaarders te beschermen en de kosten voor de belastingbetaler te minimaliseren.
Een belangrijk principe hierbij is dat banken met kritieke functies in resolutie gaan
en dat investeerders en aandeelhouders verliezen opvangen middels bail-in. Sinds de
implementatie van het crisisraamwerk is resolutie echter nog maar beperkt gebruikt.
In veel gevallen is voor een regulier faillissement gekozen, waarbij afwikkeling plaatsvindt
via de nationale insolventieprocedure. Daarnaast gelden binnen de lidstaten verschillende
regels voor hoe nationale depositogarantiestelsels (DGS) kunnen ingrijpen binnen de
nationale insolventie-procedure. Daardoor kunnen er verschillen ontstaan in hoe wordt
omgegaan met falende banken tussen lidstaten. Bij de herziening van het crisisraamwerk
staat de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor kleine en middelgrote banken centraal.
De herziening draagt daarnaast bij aan de consistentie die nodig is tussen de verschillende
instrumenten in het crisisraamwerk. De verschillende benaderingen in faillissement
en resolutie verstoren immers het gelijke speelveld.
Het Commissievoorstel bevat een verduidelijkte en geharmoniseerde algemeenbelangtest
(ABT, ook wel aangeduid als Public Interest Assessment, PIA) en een bredere toepassing van de resolutie-instrumenten, door zowel de gemeenschappelijke
afwikkelingsraad, de Single Resolution Board (SRB) als de nationale resolutie-autoriteiten. De ABT bepaalt of een bank een publiek
belang dient en dus in resolutie dient te worden afgewikkeld. Als gevolg van deze
wijziging zullen mogelijk meer kleine en middelgrote banken via resolutie kunnen worden
afgewikkeld, in plaats van via faillissement. Het voorstel voorziet daarnaast ook
in verdere harmonisatie en uitbreiding van het gebruik van nationale depositogarantiefondsen
bij de afwikkeling in resolutie. Het depositogarantiefonds kan onder strikte voorwaarden
dan ook gebruikt worden om verliezen op te vangen en toegang te krijgen tot het gemeenschappelijke
fonds, het SRF. De crediteurenhiërarchie, de rangorde wie het eerst zijn geld terugkrijgt
in faillissement, wordt aangepast waardoor de status van gedekte en ongedekte deposito’s
gelijk wordt. Een geharmoniseerde «laagste-kostentest» (least cost test, LCT) zou moeten leiden tot consistente en efficiënte keuze voor de instrumenten
die gebruikt worden om een falende bank af te wikkelen. Het voorstel bevat daarnaast
een aantal andere technische wijzigingen. Zo wordt het gebruik van publieke (kapitaal)steun
buiten resolutie verduidelijkt. Daarnaast wordt de overlap tussen vroege-interventiemaatregelen
en toezichtsmaatregelen verminderd.
Door de uiteenlopende standpunten en posities van lidstaten is het de verwachting
dat de onderhandelingen over dit voorstel niet eenvoudig zullen zijn. Tegenstellingen
in de visie op hoe het crisisraamwerk moet worden aangepast vloeien deels voort uit
verschillen in de nationale bankensectoren. Het Europese bankenlandschap is erg divers.
Conform de eerdere inzet steunt Nederland de Commissie in het doel van de herziening
van het CMDI-raamwerk om de toepasbaarheid en effectiviteit van het raamwerk te vergroten.
De herziening van het raamwerk kan ertoe bijdragen dat er meer harmonisering plaatsvindt
in de wet- en regelgeving van EU-lidstaten, dat alle banken effectief kunnen worden
afgewikkeld en dat de doelen van het raamwerk beter worden behaald. Nederland zal
zich in dit kader constructief blijven opstellen en tegelijkertijd vasthouden aan
de punten die voor Nederland van belang zijn, zoals het behoud van bail-in van aandeel-
en obligatiehouders als eerste verdedigingslinie, het beschermen van belastinggeld
en het voorkomen van significant hogere kosten voor het depositogarantiestelsel. De
formele appreciatie van het voorstel en inzet van Nederland zal, conform de gebruikelijke
procedure en middels een BNC-fiche, naar verwachting eind mei volgen.
Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten
Document: op dit moment nog niet beschikbaar. Het document wordt voorafgaand aan de vergadering
op het Delegates Portal geplaatst onder de titel «Progress on financial services legislative files».
Aard bespreking: informatievoorziening
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
Het voorzitterschap van de Raad voorziet de Ecofinraad op reguliere basis van informatie
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten. Nederland
kan de updates van het voorzitterschap ten aanzien van financiële diensten dossiers
aanhoren
Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Ecofinraad zal van gedachten wisselen over de coördinatie van steun aan Oekraïne
en de wederopbouwinzet. De Russische invasie heeft aanzienlijke financiële noden gecreëerd.
Zo zijn de Oekraïense overheidsuitgaven gestegen, zijn belastinginkomsten gedaald
en heeft het land geen toegang meer tot internationale kapitaalmarkten. Het resulterend
financieringstekort – dat door het IMF op USD 114,4 miljard wordt geraamd over de
periode van 2023 tot 2027 – moet door externe partijen worden gedekt. De kloof voor
dit jaar is reeds gedicht, onder andere met de macro-financiële bijstand van de EU
(met een omvang van EUR 18 miljard), het recent geaccordeerde IMF-programma en Amerikaanse
steunpakketten.
In aanvulling op dit financieringstekort is er sprake van aanzienlijke herstel- en
wederopbouwnoden. Russische beschietingen hebben o.a. infrastructuur, huisvesting
en fabrieken vernietigd. In maart jl. is een update van de «Rapid Damage and Needs Assessment» verschenen. Dit rapport – dat door de Wereldbank in samenwerking met de Oekraïense
autoriteiten, Europese Commissie en Verenigde Naties is opgesteld – raamt de totale
wederopbouwnoden op minimaal USD 411 miljard over de komende tien jaar. Voor dit jaar
zijn USD 14 miljard aan kritieke herstelnoden geïdentificeerd.
Nederland zal haar «fair share» bijdragen aan het adresseren van deze noden en verwacht
dat andere landen dat ook zullen doen. Het kabinet heeft EUR 2,5 miljard gereserveerd
voor militaire en niet-militaire steun aan Oekraïne in 2023. Het eerste niet-militaire
steunpakket, met een omvang van EUR 274 miljoen, is op 3 april jl. bekendgemaakt.
Een groot deel van deze steunmiddelen wordt via de internationale financiële instellingen,
zoals de Wereldbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), verstrekt.
Nederland vertegenwoordigt Oekraïne in deze instellingen, die beschouwd worden als
een efficiënt kanaal voor steunvoorziening omdat zij al langer actief zijn in deze
regio en ervaring hebben met dergelijke initiatieven.
Gelet op de omvang van deze financiële noden pleit Nederland al maanden voor adequate
steuncoördinatie. Nederland verwelkomt daarom het «Multi Agency Donor Coordination Platform» dat begin dit jaar door de G7 is opgericht. Nederland hecht waarde aan een flexibel
en inclusief coördinatieproces. Uitgangspunt van de wederopbouw is dat Oekraïne zelf
eigenaarschap neemt en hierin wordt gesteund door de internationale gemeenschap.
Het kabinet zal zich ten aanzien van het EU-perspectief van Oekraïne er hard voor
maken dat er niet vooruitgelopen wordt op de reguliere voortgangsrapportage als onderdeel
van het uitbreidingspakket 2023. De Commissie zal op basis van dit formele voortgangsrapport
beoordelen in welke mate Oekraïne voldoet aan de prioriteiten uit de Opinie van juni
2022 over de EU lidmaatschapsaanvraag19. Dit rapport wordt in oktober 2023 verwacht.
Naast de steun voor Oekraïne zal de Ecofinraad ook van gedachten wisselen over sancties
tegen Rusland. Hierbij zal aandacht zijn voor de implementatie van sancties en het
tegengaan van de omzeiling van sancties. Op 24 februari jl. is een akkoord bereikt
over een 10e EU-sanctiepakket tegen Rusland. Het tiende pakket raakt ca. 11 miljard
aan handelswaarde en bevat onder meer nieuwe import en export verboden (bijvoorbeeld
op aanvullende elektronische componenten die in wapens gebruikt kunnen worden) en
nieuwe rapportageplichten voor bevroren tegoeden en economische middelen. Nederland
zet zich daarnaast actief in voor het tegengaan van de omzeiling van sancties.
Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Document: op dit moment nog niet beschikbaar. Het document wordt voorafgaand aan de vergadering
op het Delegates Portal geplaatst.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
Tijdens de Ecofinraad zal een thematische discussie plaatsvinden over de herstel en
veerkrachtfaciliteit (HVF). Het voorzitterschap ziet in het tweejarig bestaan van
het instrument een goed moment om ervaringen uit te wisselen, en heeft ter voorbereiding
een kort paper opgesteld. Daarin stelt het voorzitterschap een drietal vragen, namelijk:
(i) wat de reden is voor lidstaten om interesse te hebben in het resterende leningendeel
van de RRF; (ii) in welke mate de «performance-based» structuur van de HVF en de koppeling
aan landspecifieke aanbevelingen heeft bijgedragen aan de implementatie van hervormingen;
en (iii) wat de voor- en nadelen zijn van die «performance-based» structuur.
Lidstaten kunnen tot eind augustus 2023 leningen aanvragen onder HVF. Diverse lidstaten
hebben hun interesse hiervoor aangegeven. Nederland zal geen gebruik maken van het
leningendeel van de HVF. Wat betreft de implementatie van hervormingen ziet Nederland
in het feit dat hervormingen zijn gekoppeld aan uitbetalingen uit de HVF in principe
een extra prikkel om deze hervormingen tot een goed einde te brengen. Wat betreft
de voor- en nadelen van de «performance-based» structuur van de HVF acht Nederland
het positief dat hier een prikkel vanuit gaat om naast investeringen ook hervormingen
door te voeren. Het is nu echter te vroeg om te beoordelen in hoeverre de HVF bijdraagt
aan de implementatie van hervormingen. Nederland acht het positief dat de Commissie
tot nu toe serieus werk maakt van het beoordelen van herstelplannen en betaalverzoeken.
Daarnaast constateert Nederland dat de rapportage over mijlpalen en doelen in combinatie
met het voldoen aan eisen ter bescherming van de financiële belangen van de EU, voor
lidstaten een omvangrijke rapportageverplichting oplevert. Indien opportuun zal Nederland
in lijn met bovenstaande een bijdrage leveren aan de gedachtewisseling.
Terugkoppeling G20 vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale
Banken en de IMF Jaarvergadering
Document: ST 8799 2023 INIT
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
Het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (de Raad) en de Commissie zullen
aan de Eurogroep en Ecofinraad een terugkoppeling geven over de G7 en van de G20-bijeenkomst
voor Ministers van financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen
die plaatsvonden van 12 tot 14 april jl. in Washington D.C. De vergaderingen stonden
in het teken van de mondiale financieel-economische situatie, waaronder de gevolgen
van de Russische oorlog in Oekraïne en de steun voor Oekraïne, de nog te hoge onderliggende
inflatiedruk en het belang van het bestrijden hiervan, de financiële stabiliteit en
het belang van multilaterale samenwerking om mondiale uitdagingen te adresseren zoals
de schuldenproblematiek en klimaatverandering. Een belangrijke boodschap was dat prudent
begrotingsbeleid noodzakelijk is om monetair beleid niet tegen te werken. Er werd
ook gesproken over de recente onrust in de bankensector en geconcludeerd dat banken
er nu beter voor staan dan voor de financiële crisis van 2008–2009 en dat het belangrijk
is risico’s voor de financiële stabiliteit nauwgezet te monitoren.
Op 14 april jl. kwam het International Monetary and Financial Committee (IMFC) bijeen. Het IMF constateerde dat er sprake blijft van groter dan gebruikelijke
onzekerheid en risico’s in de mondiale economie. Om kwetsbare landen te ondersteunen
zijn sinds de jaarververgadering in oktober 2022 twee IMF-faciliteiten geoperationaliseerd:
de Food Shock Window voor noodfinanciering voor landen die worstelen met stijgende voedselprijzen en de
Resilience and Sustainability Trust (RST) om structurele uitdagingen van lidstaten te adresseren, zoals de gevolgen van klimaatverandering.
Een aantal landen zegde extra bijdragen toe voor de RST en de Poverty Reduction and Growth Trust voor concessionele financiering aan lage-inkomens landen. Tevens is op 31 maart een
regulier IMF-programma voor Oekraïne goedgekeurd.
Op 12–13 april jl. vond de tweede G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten
van centrale banken onder het Indiase voorzitterschap van de G20 plaats. Ook in de
G20 richtte de discussie zich op de risico’s voor de mondiale economie. Wat betreft
de hoge schuldniveaus van zowel lage-inkomenslanden als middeninkomenslanden benadrukten
veel landen het belang van spoedige, gecoördineerde schuldverlichting onder het Common
Framework, dat de G20 en Club van Parijs hebben opgericht voor de behandeling van
specifieke aanvragen voor schuldverlichting. Nederland, evenals vele andere G20-landen,
benadrukt het belang van een effectievere inzet van het kapitaal van ontwikkelingsbanken
voor het bereiken van klimaat en ontwikkelingsdoelstellingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.