Brief regering : Rapport ‘Preventie van jeugdcriminaliteit en Jeugdstrafrecht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ van de Raad voor de rechtshandhaving
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
28 741
Jeugdcriminaliteit
Nr. 785
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2023
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport «Preventie van jeugdcriminaliteit en Jeugdstrafrecht
op Bonaire, Sint Eustatius en Saba» van de Raad voor de rechtshandhaving (hierna:
de Raad) aan. Tevens ga ik in op de aanbevelingen die de Raad op basis van zijn onderzoek
doet.
Het onderzoek
In 2016 heeft de Raad een rapport uitgebracht over de preventie van jeugdcriminaliteit
in het Caribische deel van Nederland (hierna: CN).1 De Raad heeft nu onderzocht in hoeverre opvolging is gegeven aan zijn aanbevelingen
uit 2016. Tevens is onderzocht hoe het staat met de toepassing van het jeugdstrafrecht
op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES), dat in 2020 is ingevoerd.
De Raad concludeert dat het merendeel van de aanbevelingen uit het eerdere rapport
is opgevolgd. De aanbeveling die niet is opgevolgd betreft de registratie van risicojongeren.
De Raad vindt het nog steeds van belang dat er een goed beeld bestaat van de groep
risicojongeren en heeft dit daarom opnieuw als aanbeveling opgenomen.
De Raad noemt de invoering van het jeugdstrafrecht BES in 2020 een mijlpaal, maar
constateert dat de toepassing op diverse punten kan worden verbeterd. Het ontbreken
van de taakstraf als hoofdstraf ziet de Raad als een gemis.
Op basis van zijn onderzoek doet de Raad zeven aanbevelingen.
Reactie op de aanbevelingen
Hierna ga ik in op de aanbevelingen die de Raad in zijn onderzoek doet.
1. Neem het initiatief tot opneming van de taakstraf als hoofdstraf in het Wetboek van
Strafrecht BES.
Deze aanbeveling zal ik oppakken door in kaart te brengen: a) wat de meerwaarde is
van de taakstraf als hoofdstraf ten opzichte van de taakstraf als bijzondere voorwaarde,
en b) wat de consequenties zijn voor wetgeving en de uitvoering. Op basis daarvan
zal ik een standpunt innemen.
Uit de gesprekken die de Raad in het kader van zijn onderzoek heeft gevoerd komt naar
voren dat het een gemis wordt gevonden dat de taakstraf niet, net als in Europees
Nederland, als hoofdstraf in het jeugdstrafrecht BES is opgenomen. Tegelijkertijd
merkt de Raad ook op dat er materieel al wel een taakstraf kan worden opgelegd, namelijk
als bijzondere voorwaarde. Dat een advies voor een taakstraf als bijzondere voorwaarde
volgens verschillende geïnterviewden «niet goed voelt» is op zichzelf niet voldoende
onderbouwing van de nut en noodzaak van eventuele wetswijziging. Daarom wil ik de
komende periode eerst nader inzicht verkrijgen in de meerwaarde en de implicaties
van opneming van de taakstraf als hoofdstraf in het Wetboek van Strafrecht BES, alvorens
hierover een definitief besluit te nemen.
2. Zorg ervoor dat uitvoering van de PIJ-maatregel voor minderjarige justitiabelen uit
Caribisch Nederland realiseerbaar is. Maak hiertoe allereerst de processen inzichtelijk
die nodig zijn om tot een plaatsing te komen.
Deze aanbeveling wordt opgepakt. Een werkgroep met betrokken ketenpartners in CN is
bezig om per deelproces de activiteiten en verantwoordelijkheden inzichtelijk te maken.
Het proces adviseren en opleggen PIJ is inmiddels gereed. Op dit moment is de aandacht gericht op het deel van het proces
nadat een PIJ-maatregel daadwerkelijk is opgelegd en in Europees Nederland ten uitvoer
dient te worden gelegd. Dit vergt ook afstemming met de Dienst Justitiële Inrichtingen
(hierna: DJI). Het streven is om een beschrijving van dit deelproces medio dit jaar
beschikbaar te hebben.
DJI heeft reeds ervaring met uitvoering van PIJ-maatregelen vanuit de Caribische Landen
in het Koninkrijk (Aruba en Sint Maarten). Een belangrijk ervaren knelpunt is het
niet kunnen realiseren van een resocialisatie- en re-integratie traject tijdens de
behandeling. Verlof is bijvoorbeeld niet mogelijk op deze grote afstand, maar ook
afstemming met organisaties die het vervolg van de behandeling in de regio moeten
uitvoeren is complex. Daarnaast speelt naast het taal- en cultuurverschil ook het
ontbreken van een sociaal netwerk in Nederland.
Voor minderjarigen vanuit de BES-eilanden is dit niet anders. Streven is dan ook om
in de toekomst in de Caribische regio een PIJ-maatregel te kunnen effecturen voor
inwoners van de BES-eilanden. In de brief van 8 februari jl. over de voortgang van
de JenV beleidsagenda voor CN is uw Kamer geïnformeerd over de Koninkrijksbrede Werkgroep
Forensische Zorg en PIJ.2 Opdracht voor deze werkgroep is het opstellen van een werkbaar plan van aanpak voor
het realiseren van forensische zorg en PIJ in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
3. Ga alsnog na in hoeverre registratie van gesignaleerde risicojongeren mogelijk is.
Vanwege de impact op de privacy vind ik het niet verstandig om risicojongeren in een
systeem te registreren. In het eerdere rapport over preventie van jeugdcriminaliteit
in BES uit 2016 heeft de Raad de aanbeveling gedaan ten aanzien van het Korps Politie
CN en de middelbare scholen om risicojongeren die in beeld zijn te registreren. Naar
aanleiding van deze aanbeveling heb ik aan het Veiligheidshuis, waarin de gehele keten
onderwijs-justitie-zorg is vertegenwoordigd, gevraagd om met een voorstel voor de
opzet en uitvoering van deze registratie van risicojongeren te komen. Het Veiligheidshuis
Caribisch Nederland heeft hiervoor subsidie ontvangen. Uit de eindrapportage blijkt
dat er knelpunten met betrekking tot privacy zijn geïdentificeerd die de start van
het daadwerkelijk registreren van risicojongeren hebben vertraagd. Tot op heden is
de registratie daarom nooit gestart. Daar komt bij dat er de afgelopen jaren steeds
terughoudender wordt omgegaan met de verwerking van persoonsgegevens. Ook in Europees
Nederland wordt zeer terughoudend omgegaan met registratie van risicojongeren in het
Zorg- en Veiligheidshuis. In het kader van preventie gebeurt dit in Europees Nederland
slechts wanneer blijkt dat er een zeer hoog risico is tot afglijden naar criminaliteit.
Een registratie op grond van een lagere risico-inschatting staat immers niet in verhouding
tot de privacy-inbreuk die gepaard gaat met de registratie. Bijkomend nadeel is dat
registratie een stigmatiserende werking kan hebben, al helemaal in kleine gemeenschappen
zoals in Caribisch Nederland. Dit neemt niet weg dat individuele organisaties hun
eigen doelgroepen in beeld kunnen houden.
Desalniettemin deel ik het standpunt van de Raad dat er behoefte is om risicojongeren
vroegtijdig in beeld te krijgen om hun passend hulp te kunnen bieden. Dit kan echter
ook middels een aanpak zonder registratie in een systeem.
Preventie van jeugdcriminaliteit is een belangrijke pijler voor de inzet in CN.3 Voorkomen moet worden dat kwetsbare jongens en meisjes afglijden naar criminaliteit
en/of slachtoffer worden van criminaliteit. Vroegsignalering van ernstige gezins-
en gedragsproblematiek is hierbij van cruciaal belang, net als het werken aan het
vergroten van de weerbaarheid van gezinnen en kinderen door in te zetten op risico-
en beschermende factoren en door het bieden van toekomstperspectief. Hiervoor worden
onder andere (gedrags)interventies zoals «Alleen jij bepaalt wie je bent» en het Leerorkest
ingezet voor het bereiken van een grotere impact. Naar aanleiding van signalering
uit aangesloten scholen worden kwetsbare jongeren en hun ouders benaderd respectievelijk
uitgenodigd om deel te nemen aan deze gedragsinterventies.
4. Zorg ervoor dat bij elke strafzaak met een minderjarige verdachte wordt beoordeeld
of een Halt-traject mogelijk is.
Ik vind het belangrijk dat het Halt-traject voor jongeren in CN beschikbaar is. Om
te zorgen dat bij elke strafzaak met een minderjarige verdachte wordt beoordeeld of
een Halt-traject mogelijk is, hebben medewerkers van de Voogdijraad Caribisch Nederland
(hierna: VRCN) in februari een Halt-training op Curaçao gevolgd. Op Sint Eustatius
is VRCN gestart met het informeren van de politie over Halt om deze interventie beter
op het netvlies te brengen. Dat zal ook gebeuren op Bonaire en Saba.
5. Investeer in de samenwerking en de afgesproken taakverdeling tussen Stichting Reclassering
Caribisch Nederland (hierna: SRCN) en Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (hierna: ZJCN)
in jeugdreclasseringszaken en scherp de gemaakte afspraken zo nodig aan.
Ik onderschrijf de aanbeveling om te investeren in de samenwerking en de afgesproken
taakverdeling tussen SRCN en ZJCN in jeugdreclasseringszaken. Op korte termijn wordt
een werkgroep geformeerd, bestaande uit Voogdijraad CN, ZJCN en SRCN. Deze werkgroep
zal de bestaande werkafspraken evalueren en waar nodig aanscherpen. Tevens zal deze
werkgroep afspraken maken over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de organisaties.
6. Geef opvolging aan de aanbeveling uit het WODC-rapport van april 2020 tot inrichting
van een jeugdstrafrechtmonitor Caribisch Nederland.
Op basis van input vanuit de keten en de aanbevelingen uit het door de Raad genoemde
WODC-rapport uit 2020, is een start gemaakt met het inventariseren van de variabelen
die in een monitor opgenomen zouden moeten worden en wie daarbij welke gegevens zou
moeten aanleveren. Aandachtspunt daarbij, zoals destijds ook door de onderzoekers
is opgemerkt, is dat het om dermate kleine aantallen gaat dat herkenbaarheid/herleidbaarheid
naar de individuele personen een aandachtspunt is en beperkingen geeft voor een monitor.
7. Zorg voor sturing op de opvolging van de aanbevelingen uit het evaluatierapport van
de SRCN.
De SRCN heeft medio 2022 een brede evaluatie uitgevoerd van de implementatie en de
werking van het jeugdstrafrecht BES. Het evaluatierapport bevat diverse verbeterpunten
die door de betrokken organisaties worden herkend. Om uitvoering te geven aan de aanbevelingen
en adviezen uit deze evaluatie is met subsidie van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid een coördinerend beleidsmedewerker jeugdstrafrecht in CN aan de slag gegaan
voor de jaren 2023 en 2024. De coördinerend beleidsmedewerker zal onder meer bijdragen
aan het komen tot een organisatie-overstijgende, ketenbrede aansturing en monitoring
(zie ook aanbeveling 6), hetgeen ook door de betrokken ketenpartners in CN als essentieel
wordt gezien voor verdere verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van het jeugdstrafrecht.
Tot slot
De invoering van het jeugdstrafrecht in CN in 2020 was een mooie mijlpaal. Tegelijkertijd
laat het rapport van de Raad zien dat er in de toepassing ervan er nog stappen zijn
die gezet kunnen worden. Dat vraagt om continue aandacht van ketenpartners in CN en
mijn ministerie. Met bovengenoemde inspanningen beoog ik de aanpak van jeugdcriminaliteit
in het algemeen, en de werking van het jeugdstrafrecht in het bijzonder, in CN verder
te verbeteren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming