Brief regering : Voortgang programma Versnelling Tijdelijke Huisvesting
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1037
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 mei 2023
Vorig jaar heb ik u geïnformeerd over mijn inzet op flexwoningen.1 Met deze brief informeer ik u over de voortgang van dit beleid.
De bouw van flexwoningen is de snelste wijze om het aantal woningen te vergroten.
En dit is belangrijk voor iedereen die met spoed een woning nodig heeft en voor mensen
die al te lang wachten op een huis. Ook het grote aantal ontheemden en vergunninghouders
maakt de bouw van flexwoningen nodig.
Doordat flexwoningen verplaatsbaar en demontabel zijn, kunnen ze op plekken staan
waar permanente woningbouw (vooralsnog) niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de grond
over een aantal jaar voor een ander doel nodig is. Ook is het mogelijk te bouwen op
plekken waar dat permanent (nu nog) niet mag, bijvoorbeeld omdat er nu nog geen woonbestemming
op rust, of om te bouwen op plekken waar dat in de verdere toekomst niet meer wenselijk
is, zoals op plekken waar op termijn ruimte voor water nodig is. Flexwoningen kunnen
ook helpen om een gebied bedoeld voor permanente bouw al vast tot ontwikkeling laten
komen (placemaking) door op die locatie te starten met goede kwaliteit flexwoningen,
Met flexwoningen is het aldus mogelijk om (tijdelijk) beschikbare locaties veel beter
te benutten voor het aanpakken van de woningnood. En tegelijkertijd zorgen we ervoor
dat beter kan worden ingespeeld op veranderingen in de woningmarkt. Immers, de vraag
naar woonruimte is niet altijd goed te voorspellen, bijvoorbeeld door demografische
ontwikkelingen. Door de inzet van flexwoningen ontstaat als het ware een flexibele
schil om schommelingen in vraag en aanbod beter op te kunnen vangen. Door het gebruik
van tijdelijke locaties is het ook mogelijk om de proceduretijd in te korten.2 Omdat flexwoningen in korte tijd fabrieksmatig en duurzaam gebouwd, zorgt dat ook
voor minder stikstofuitstoot op de bouwplaats.
Ervaringen laten zien dat het thema flexwoningen leeft. Het is een normaal onderdeel
binnen de woningbouw aan het worden. Geen week gaat voorbij zonder dat er ergens in
Nederland een college, gemeenteraad of corporatiebestuur spreekt over een flexproject.
Maar het is ook duidelijk dat het geen gemakkelijke opgave is. Flexwoningen zijn voor
gemeenten, grondbezitters, corporaties en andere investeerders nog steeds een relatief
nieuw concept. Er zijn veel vragen over de financiering en businesscases en over nut
en noodzaak van flexwoningen in relatie tot permanente bouw.
Ook beleidsmatig zijn nog een aantal vragen te beantwoorden. Als eerste de vraag hoe
groot een flexibele schil in totaal moet zijn. Dat wordt nu onderzocht. Een andere
vraag is hoe gaat die flexibele schil werken. Het inzetten op een flexibele schil
vraagt om duurzame woningen van hoge kwaliteit. Met name woningcorporaties maken nu
al de beweging om in te zetten op flexwoningen die voldoen aan het Bouwbesluit Nieuwbouw.
Het gaat dus steeds meer om permanente kwaliteit op tijdelijke locaties. En hoewel
er goede woningen zijn die op basis van het Bouwbesluit Tijdelijke Bouw worden gebouwd
en die zeker ook bestaansrecht hebben, onderstreep ik dat deze beweging van belang
is om een goed werkende flexibele schil in de woningmarkt te realiseren.
Realisatiecijfers 2022 en verwachte realisatie in 2023
Om het succes van de versnelling te kunnen meten is het belangrijk om goed zicht te
hebben op de realisatiecijfers. Aan uw Kamer heb ik toegezegd dat voor de structurele
monitoring van tijdelijk huisvesting zou worden opgetrokken met het CBS.3 Eind 2022 heeft het CBS daarom een pilot uitgevoerd bij een aantal gemeenten om realisatiegegevens
van tijdelijke huisvesting op te vragen. Deze pilot heeft niet geleid tot een situatie
waarbij het CBS betrouwbare cijfers kan leveren over de realisatie van flexwoningen.
Daarom wordt de monitoring in 2023 vormgegeven met het Expertisecentrum Flexwonen
en de Uitvoeringsorganisatie Versnelling Tijdelijke Huisvesting (UVTH) en wordt met
onder andere het CBS verder gewerkt aan structurele monitoring.
In de brief van 26 augustus 2023 over de opvangcrisis heb ik aangekondigd dat mijn
inzet tot en met eind 2024 de bouw van 37.500 flexwoningen.4 In totaal zijn in 2022 circa 3.400 flexwoningen zijn gerealiseerd.5 De cijfers van het Expertisecentrum Flexwonen en de UVTH laten zien dat er in 2023
een verwachte realisatie is van 12.000 modulaire/verplaatsbare woningen en tijdelijke
transformatiewoningen. Risico hierbij is dat bij nodige projecten oplevering in het
laatste kwartaal van 2023 staat gepland, waardoor bij een vertraging de oplevering
doorschuift naar 2024. Deze verwachte groei stemt positief, maar moet nog verder omhoog.
Het blijft daarom een gezamenlijke opgave van de overheden, de corporatiesector en
de bouwsector, om het tempo in de versnelling ook zo hoog mogelijk te houden.
Bovenstaande ontwikkelingen maken het noodzakelijk te blijven inzetten op de realisatie
van flexwoningen op de korte en lange termijn.
Figuur 1. Maatregelen versnellen tijdelijke huisvesting
Meer uitvoeringskracht en voorspelbare bouwstroom
Om de versnelling vorm te geven is het vergroten van de uitvoeringskracht noodzakelijk.
Dit wordt gerealiseerd door actieve ondersteuning aan gemeenten, corporaties en andere
partijen door onder andere de Taskforce Versnelling Tijdelijke Huisvesting (TVTH)
en het Expertteam Woningbouw van RVO. Ook wordt ingezet op aanvullende bestuurlijke
afspraken over te ontwikkelen locaties om zo te zorgen voor voorspelbaarheid en continuïteit
in de bouwstroom en de realisatie te vergemakkelijken.
Taskforce en Uitvoeringsorganisatie Versnelling Tijdelijke Huisvesting
De TVTH en de UVTH zijn opgericht om gemeenten, provincies, woningcorporaties en andere
woningmarktpartijen actief te ondersteunen bij de realisatie van flexwoningen en mij
hierover te adviseren. De inzet is door het Ministerie van BZK gecontinueerd, waardoor
partijen ook in 2023 een beroep op deze ondersteuning kunnen doen. Momenteel biedt
de UVTH ondersteuning aan ruim 120 projecten.6 De geboden ondersteuning is afhankelijk van de behoefte van de desbetreffende partijen.
Dat kan zijn het geven van juridisch of financieel advies, het helpen bij het wegwerken
van hobbels in projecten of het najagen van afspraken. In een enkel geval wordt heel
actieve projectondersteuning geboden. De UVTH heeft daarnaast onder andere geïnventariseerd
welke juridische belemmeringen gemeenten ervaren bij het versneld realiseren van flexwoningen.
Door middel van het samenstellen van een toolbox zijn adviezen hoe om te gaan met deze belemmeringen gebundeld en te raadplegen voor
alle partijen.7 Deze belemmeringen worden ook besproken met de VNG en daarmee is voldaan aan de motie
van het lid Ceder c.s.8 Een voorbeeld van een onderdeel uit deze toolbox is een notitie aan gemeenten hoe om te gaan met de aansluiting van flexwoningen op
het elektriciteitsnet. Vanwege de kortere doorlooptijd bij de ontwikkeling van flexwoningen
vergt dit een andere aanpak dan bij reguliere woningbouw. Van belang is ook om de
kennis en kunde die nu wordt opgedaan over te dragen aan iedereen die nu en in de
toekomst gaat werken aan flexwoningen, met bijvoorbeeld een realisatieboek.9 In het overdragen van de kennis en kunde wordt opgetrokken met onder andere Platform31,
RVO, VNG, AEDES en provincies.
Bestuurlijke afspraken over locaties
Zoals bij elk woningbouwproject is ook voor flexwoningen de eerste en grootste projecthobbel
de beschikbare of beschikbaar te maken locatie. Het bij de investeerder (veelal een
corporatie) en gemeente gezamenlijk in beeld hebben welke locaties mogelijk en wenselijk
zijn, blijkt vaak de sleutel tot succes. In veel van de gesloten woondeals zijn flexwoningen
opgenomen, hetzij als concrete locatie, hetzij als procesafspraak om tot een locatielijst
te komen. In andere regio’s moeten deze afspraken nog worden gemaakt of nader worden
geconcretiseerd naar concrete aantallen per jaar en naar locaties. In twee regio’s
zijn vooruitlopend op de woondeals al specifieke realisatieovereenkomsten over flexwoningen
gesloten. Op 14 december is de realisatieovereenkomst met de provincie Utrecht en
gemeentes en corporaties in de regio gemaakt.10 Dit betreft afspraken over 1.500 flexwoningen. Op 24 februari jl. zijn met de Metropoolregio
Amsterdam afspraken gemaakt voor de realisatie van 5.000 flexwoningen.11
Bouwopdracht door Rijksvastgoedbedrijf
Om enerzijds de productiecapaciteit bij bouwers te verhogen en hen zekerheid over
afname te geven en anderzijds de traditionele projectvolgorde van planvorming, besluitvorming,
vergunningsverlening en dan pas bestellen te doorbreken heeft het Rijksvastgoedbedrijf
(RVB) 2.016 flexwoningen ingekocht.12 De locaties voor deze woningen zouden gevonden moeten worden parallel aan de bouw.
Later zou dan de onderlinge match kunnen worden gemaakt. Het grootschalig bestellen
van flexwoningen voordat er definitieve bouwlocaties in beeld zijn, is een unieke
stap geweest. De eerste woningen worden vanaf mei geplaatst op verschillende locaties,
waaronder in de gemeenten Delft en Leeuwarden.
De aankoop heeft tot beweging en versnelling geleid. Maar de praktijk blijkt ook weerbarstiger
dan gehoopt. Nog niet voor alle woningen is een definitieve match gevonden. Omdat
flexwoningen voor de meeste gemeenten en corporaties nieuw zijn, zien we veel concrete
vraagstukken opspelen bij de keuze voor en inrichting van locaties. Met de UVTH helpen
we daar ook bij om dit op te lossen. Ook passen de bestelde woningen niet altijd goed
bij de beschikbare locaties. Zo zijn er ten behoeve van de snelheid al keuzes gemaakt
voor de woningen in het ontwerp. Ze voldoen daardoor aan hoge eisen (bijvoorbeeld
bijna energieneutraal, eisen tegen hittestress) en zijn snel beschikbaar, maar passen
niet altijd volledig bij de lokale wensen. Mede hierdoor is er een tijdsverschil ontstaan
tussen het opleveren van de woningen uit de fabriek en het kunnen plaatsen van de
woning op de locatie. De woningen worden daarom tijdelijk opgeslagen, bij de leverancier
zelf of op een door het RVB ingerichte distributielocatie. Van daaruit worden ze later
dit jaar geplaatst op de gewenste bestemming. De kosten van deze locaties worden gedekt
uit de beschikbare middelen voor de fysieke herplaatsingsgarantie van de flexwoningen.13
Met de Staatssecretaris van JenV heb ik ook afspraken gemaakt dat het COA deze woningen
van het RVB kan afnemen. In andere gevallen levert het COA de woningen aan gemeenten
als stimulans voor het realiseren van duurzame opvangplekken en wordt een bijdrage
geleverd aan het verlichten van de druk op de asielopvang door de uitstroom van vergunninghouders
uit de AZC’s. Voor meer informatie over deze inzet verwijs ik naar de brief d.d. 28 april
jl. van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de actuele situatie in
de asielketen.14
De RVB-aanbesteding heeft aangetoond dat bouwbedrijven woningen snel fabrieksmatig
kunnen produceren. En heeft geholpen om het «wachten op elkaar» te doorbreken. Daarnaast heeft het zoeken van locaties veel beweging los gemaakt
bij gemeenten en corporaties, zij het (nog) niet altijd richting afname van deze woningen.
Met de bestelde flexwoningen hebben we nu een deel van de oplossing voor woningtekort
in handen, mede omdat dit de snelste weg blijft om lokaal flexwoningen te realiseren.
Ik ga er van uit dat die urgentie bij alle gemeenten leeft en dat we dit jaar nog
komen tot een volledige matching van woningen en locaties.
Collectief inkooptraject door Aedes.
De ervaringen vanuit de RVB-aanbesteding hebben ook geholpen bij de inrichting van
het vernieuwende collectief inkooptraject dat Aedes, met hulp van de UVTH, heeft ingericht.
De opzet van dit traject is anders: er is geen sprake van een directe inkoop, maar
door het afsluiten van raamovereenkomsten met bouwers, op basis van het gestandaardiseerde
Programma van Eisen, wordt beoogd om de inkoop door corporaties te versnellen terwijl
er nog wel locatie specifieke keuzes kunnen worden gemaakt. Aedes heeft op 13 april
jl. met 36 bouwbedrijven raamovereenkomsten gesloten om flexwoningen te leveren aan
woningcorporaties.15 De geschatte omvang van de afname binnen de overeenkomst is 8.000 woningen in het
eerste jaar en 10.000 per jaar in de twee opvolgende jaren. Mede door deze initiatieven
is dan ook een sterke groei in 2023 van de productiecapaciteit zichtbaar.16 Voor de bouw van de eerste woningen via dit inkooptraject is inmiddels een nadere
offerte uitvraag gedaan.
Standaardisatie kwaliteitseisen
Om een continue bouwstroom verder te stimuleren is ook gekeken naar de eisen die gesteld
worden aan een flexwoning. Deze eisen zijn in de afgelopen periode meer gestandaardiseerd,
waarbij onderscheid is gemaakt tussen grondgebonden en gestapelde flexwoningen en
tussen nieuwbouwkwaliteit en kwaliteit «tijdelijk bouwwerk». Met deze gestandaardiseerde
eisen en de huidige productiemethoden kan uitvoering worden gegeven aan veel diverse
wensen qua levensduur, vervolgexploitatie, uitstraling en ruimtelijke inpasbaarheid.
Het gestandaardiseerde Programma van Eisen is gebruikt voor de inkoop van flexwoningen
door het RVB, de collectieve inkoop van flexwoningen door AEDES en ook voor de andere
maatregelen uit de versnellingsaanpak. Periodiek zullen de eisen worden geëvalueerd
door het ministerie, samen met betrokken partijen (zoals bouwers, corporaties en gemeenten),
om steeds een actuele en overkoepelende definitie voor flexwoningen en de bijkomende
kwaliteitseisen te houden. Zoals hierboven reeds aangeven, is de tendens naar meer
flexwoningen conform nieuwbouwkwaliteit zichtbaar. Ik ben voornemens te bekijken hoe
ik deze beweging verder kan stimuleren. Op dit moment laat ik onderzoek doen naar
de verschillende verplaatsingsscenario’s en de belemmeringen daarbij. Zoals eerder
aangekondigd zal ik waar nodig voorstellen doen voor aanpassingen in de bouwregelgeving
om duurzaam hergebruik van flexwoningen te bevorderen en te vergemakkelijken.17 Verdere normalisering van de bouwmethode zal een positieve bijdrage kunnen leveren
aan de kosten van flexwoningen en opties voor terugname door de leveranciers.
Financiële ondersteuning en garanties
De businesscases voor flexwoningen sluiten nog vaak niet. De verplaatsingen leveren
kosten op die bij permanente bouw niet aanwezig zijn, zowel voor de investeerder (verplaatsingskosten,
aansluitingskosten etc.) als voor gemeenten (bouw- woonrijp maken). Onzekerheden over
vervolglocaties bij tijdelijke plaatsing leiden tot financiële risico’s voor investeerders,
veelal corporaties. Als onzeker is hoe de tweede en een eventuele derde plaatsing
vorm krijgt kan dat de beslissing om wel of niet te bestellen sterk beïnvloeden, waardoor
de realisatie kan stilvallen. Daarnaast spelen gestegen kosten en rentes ook de bouw
van flexwoningen parten. Op diverse wijzen kunnen projecten worden geholpen in de
realisatie, deze worden hieronder toegelicht.
Financiële impuls voor projecten
Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2023 ruim € 300 miljoen extra vrij gemaakt om
flexwoningen meerjarig te kunnen ondersteunen.18 Hiermee geven we gemeenten, corporaties en bouwers tevens een duidelijk signaal dat
het doorgroeien naar de flexibele schil in de woningmarkt de komende jaren gesteund
gaat worden. En zo helpen we gemeenten om snel meer huizen te bouwen.
Het is mijn intentie om de eerste tranche van deze nieuwe stimulering na de zomer
open te zetten en mik daarbij op het stimuleren van 10.000 woningen. Gemeenten kunnen
dan een bijdrage vragen voor een onrendabele top in hun project. Gemeenten hoeven
daar overigens niet op te wachten. In mei gaat de nieuwe tranche van de Regeling Huisvesting
Aandachtsgroepen open, waar ook flexwoning projecten voor in aanmerking kunnen komen.
De nieuwe stimuleringsregeling is een vervolg op de stimuleringsregeling flex- en
transformatiewoningen uit 2022, waarvoor € 100 mln. beschikbaar was gesteld. Met de
laatste toekenning op 8 februari jl. is de regeling volledig uitgekeerd en zijn ruim
8.300 woningen mogelijk gemaakt.19 Aanvullend zijn er via de Regeling Huisvesting Aandachtgroepen (RHA) ook aanvragen
ingediend voor 5.800 flexwoningen en worden tot nu toe vanuit de Woningbouwimpuls
(Wbi) 3.800 flexwoningen ondersteund.
Financiële herplaatsingsgarantie
Investeerders willen graag flexwoningen realiseren op tijdelijke locaties, maar zijn
nu terughoudend en hebben behoefte aan zekerheid over vervolglocaties. Om meer zekerheden
te bieden en deels tegemoet te komen in hun financiële risico’s ben ik met VNG en
Aedes overeengekomen om een financiële herplaatsingsgarantie aan te bieden aan investeerders.
Eind vorig jaar heb ik de contouren van deze garantieregeling gepubliceerd20 en op 29 maart jl. heb ik een nadere uitwerking op de entreevoorwaarden bekend gemaakt.21 De garantie is erop gericht om de kans op herplaatsing van flexwoningen te vergroten,
door het maken van samenwerkingsafspraken tussen gemeenten, regio’s en provincies:
de zo genoemde «gemeenschappelijke herplaatsingsladder». En door het ondersteunen
van de investeerder bij het vinden van een volgende exploitatie-locatie. Er zal een
marktmeester worden aangesteld om het proces van het zoeken naar locaties te begeleiden,
zodat vraag en aanbod van verplaatsbare flexwoningen zo goed mogelijk op elkaar aansluiten.
Mocht de originele investeerder ondanks alle inspanningen toch geen locatie vinden
waar deze zelf op kan exploiteren, dan biedt de garantie een financiële uitkering
(verschil boekwaarde-verkoopwaarde) voor de investeerder. De financiële uitkering
is dan gebaseerd op een risicoverdeling 60% (Rijk), 25% (betreffende gemeente) en
een eigen risico van 15% voor de investeerder.
Hierdoor neemt de financiële herplaatsingsgarantie een grote belemmering weg voor
gemeenten en investeerders om flexwoningen op tijdelijke locaties te realiseren.
Figuur 2. De financiële herplaatsingsgarantie
De financiële herplaatsingsgarantie is een nieuw instrument voor een relatief nieuw
woningbouwproduct. Er zijn dus weinig ervaringsgegevens beschikbaar op basis waarvan
de garantie kan worden vormgegeven. Daarom heb ik in overleg met de Minister van Financiën
aan het bureau Finance Ideas gevraagd om een expert judgement te geven op de aannames
en berekeningen van de garantie. Het onderzoek richtte zich met name op de vragen
wat de kans is dat de verhuurder aanspraak zal gaan maken op de herplaatsingsgarantie,
en wat het bedrag van de aanspraak zal zijn in de situatie dat de verhuurder een aanspraak
op de garantie doet. Om meer inzicht te krijgen heeft het bureau twee contrasterende
toekomstscenario’s uitgewerkt, zijnde een «goed weer»-scenario waarbij de flexwoningen
een succes blijken, en een «slecht weer»-scenario waarbij de verhuurbaarheid van de
flexwoningen niet succesvol blijkt. Het bureau geeft aan dat lastig te voorspellen
blijkt welk scenario bewaarheid wordt. Het meest aannemelijk is dat de werkelijkheid
tussen de twee scenario’s zal uitkomen. In haar rapport schat het bureau in dat de
garantie ca. 30.000 flexwoningen zou kunnen ondersteunen in een middenscenario. Het
rapport bied ik uw Kamer hierbij aan.
Conform de begrotingsvoorschriften is de garantie getoetst aan het toetsingskader
risicoregelingen. Met de uitkomsten van de expert judgement is het toetsingskader
voor deze garantie vastgesteld. Bijgaand treft u het definitieve toetsingskader aan
zoals dat door het kabinet is aanvaard in de ministerraad van 26 april jl. Daarmee
wordt deze herplaatsingsgarantie opengesteld en kunnen, onder voorbehoud van parlementaire
goedkeuring van de eerste suppletoire begroting van BZK, garanties worden afgegeven.
Vanaf vandaag 2 mei kunnen aanvragen worden ingediend via www.volkshuisvestingnederland.nl/tijdelijkehuisvesting.
Fysieke herplaatsingsgarantie
Naast de financiële herplaatsingsgarantie wordt ook gewerkt aan een fysieke herplaatsingsgarantie.
Het doel daarvan is tweeledig. Enerzijds zorgt deze ervoor dat investeerders in de
herroepelijke fase van de vergunningverlening kunnen bestellen en bouwen. Mocht er
in beroep onverhoopt bijvoorbeeld een uitspraak komen die leidt tot het moeten weghalen
van de woningen, dan kunnen deze (tijdelijk) naar een klaarstaande kavel. Anderzijds
is de fysieke herplaatsingsgarantie onderdeel van de gezamenlijke herplaatsingsladder.
Als voor een tweede of soms derde plaatsing geen goede reguliere opvolglocatie beschikbaar
is, dan is het mogelijk om de woningen op zo’n klaarstaande kavel te plaatsen. Voor
het ondersteunen van deze doelen is € 88 mln. beschikbaar gesteld.
Figuur 3. De fysieke herplaatsingsgarantie
Om de fysieke herplaatsingsgarantie te realiseren maak ik met een aantal gemeenten
afspraken. Deze starten een nieuwe gebieds- en woningbouwontwikkeling met modulaire
bouw en houden tegelijkertijd ruimte vrij voor het plaatsen van flexwoningen op een
later moment. Het basisconcept is dan een wijk waar een gemeente een deel van de woningen
definitief ontwikkelt (een vaste kern) en daarbij ook garantie biedt voor bijvoorbeeld
200 flexwoningen uit andere gemeenten. Zo zorgt een gemeente voor meer woningen én
maakt die het andere gemeenten makkelijker meer woningen te plaatsen. Ik wil via meerdere
kleinere ontwikkellocaties verspreid over heel Nederland op deze manier goede voorbeelden
te ontwikkelen. Eerder maakte ik al met Apeldoorn, Doetinchem en Almere afspraken
om voor de zomer haalbaarheidsstudies uit te hebben gevoerd. Vandaag heb ik dat ook
met de gemeente Goes afgesproken.
Innovatie: parametrisch ontwerpen en verbeteren ruimtelijke kwaliteit
Zoals eerder al aangegeven zijn flexwoningen onderdeel van een veel grotere ontwikkeling
die gaande is in de bouwsector, namelijk het steeds meer industrieel, modulair en
conceptueel realiseren van woningen. Daar horen ook innovatieve digitale technieken
bij zoals parametrisch ontwerpen. Hiermee vinden ontwerp en besluitvormingsprocessen
steeds meer gelijktijdig plaats met visuele ondersteuning. Ook bij participatietrajecten,
bij het vlottrekken van vastgelopen projecten of bij het informeren van de gemeenteraad
over de woningbouwplannen kan deze techniek van toegevoegde waarde zijn. Daarom zijn
enkele pilots uitgevoerd en op basis daarvan ben ik voornemens deze versnellingsmogelijkheid
verder te stimuleren, zoals reeds aangekondigd in het Programma Versnellen Processen
en Procedures.22 Daarbij wil ik ook de snelle bouw van meer kwalitatief goede woningen op de korte
termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen. Daarom heb ik het
College van Rijksadviseurs en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit gevraagd om de nu
nog vaak gescheiden werelden van welstand en industriële bouw bijeen te brengen en
samen te werken aan het borgen van ook de ruimtelijke kwaliteit. Dit traject moet
leiden tot concrete en uitvoerbare handvatten, waaronder de publicatie Ruimtelijk
kwaliteit voor fabrieksmatige woningbouw, waar veel partijen inmiddels mee aan het
werk zijn gegaan.23
Tenslotte
De afgelopen periode is een aantal mijlpalen bereikt waar we dit en volgend jaar op
kunnen doorbouwen en welke bijdragen aan de versnelling van tijdelijke huisvesting.
Het heeft ons geleerd dat de versnelling in zowel het ontwerp als de bouw gerealiseerd
kan worden. Maar de wens om locaties versneld beschikbaar te krijgen en ook de procedures
sneller te doorlopen is nog niet voldoende bereikt.
Te vaak nog breken partijen niet door locatiespecifieke uitdagingen heen. Van belang
is daarom voor alle betrokkenen is, ondanks de economische tegenwind, om actief te
blijven «jagen» om zo geschikte locaties te vinden of locatie geschikt te maken. De
rol van het Rijk daarin is onder andere actieve ondersteuning te blijven bieden aan
projecten, projecten te stimuleren, de bouw te versterken, verdere belemmeringen weg
te nemen en betrokken partijen verder toe te rusten voor nu en in de toekomst.
Ik reken erop dat medeoverheden en corporaties de verantwoordelijkheid zullen blijven
nemen voor de versnelde realisatie van flexwoningen.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening