Brief regering : Inwerkingtreding wetswijziging BRP Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
35 772 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met de invoering van een centrale voorziening ter ondersteuning van de colleges van burgemeester en wethouders bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie personen
Nr. 40
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 mei 2023
De wijziging van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) voor de Landelijke Aanpak
Adreskwaliteit (LAA) is door uw Kamer op 19 april |(Handelingen II 2021/22, nr. 74, item 27) en door de Eerste Kamer op 4 oktober 2022 (Handelingen I 2022/23, nr. 2, item 5) aangenomen.1 Het wetstraject, bestaande uit deze wetswijziging, een AMvB en een ministeriële regeling,
is afgerond. De regelgeving treedt per 15 mei aanstaande in werking. Bij de plenaire
behandeling van het wetsvoorstel zijn meerdere moties en amendementen aangenomen en
heb ik een aantal toezeggingen gedaan (Handelingen II 2021/22, nr. 46, item 11) en (Handelingen II 2021/22, nr. 73, item 10). In deze brief ga ik in op de uitvoering daarvan. Eerst sta ik stil bij het belang
van een hoge adreskwaliteit in de BRP en bij de inhoud van de wetswijziging.
Belang adreskwaliteit
Het doel van de wetswijziging en van LAA is om de kwaliteit van de adresgegevens in
de BRP te verbeteren, zodat overheidsorganen op basis van juiste informatie hun publieke
taken kunnen uitvoeren. De BRP is een basisregistratie. Dat betekent dat je als geregistreerde
je gegevens en wijzigingen daarin (bijvoorbeeld een verhuizing) één keer doorgeeft
en dat deze informatie vervolgens binnen de hele overheid gebruikt wordt. Het is dus
van groot belang dat de gegevens in de BRP correct zijn. Juiste registratie is de
toegangspoort om volwaardig mee te kunnen doen in deze maatschappij. De Ombudsman2, het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten3 (o.l.v. de heer Roemer) en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving4 hebben de afgelopen jaren gewezen op het belang van juiste BRP-inschrijving voor
de burger. Het is een voorwaarde om te kunnen stemmen in je gemeente, om aanspraak
te maken op tal van overheidsvoorzieningen en om de zorg te krijgen waar je recht
op hebt.
De werkwijze van LAA is dat met behulp van profielen en terugmeldingen van overheidsinstanties
(signaalleveranciers), gevallen van mogelijk onjuiste adressen worden gevonden. Deze
adressen (signalen) worden aan betreffende gemeenten gestuurd voor onderzoek. Als
de feitelijke situatie op het adres niet overeenkomt met de registratie, past de gemeente
de BRP aan.
Inhoud wetswijziging
In de Wet BRP is met deze wetswijziging een taak gecreëerd voor de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) om gemeenten te ondersteunen bij het BRP-adresonderzoek.
De Minister wordt wettelijk bevoegd om voor LAA persoonsgegevens te verwerken en daarbij
gebruik te maken van de profielen. Ook wordt de Minister bevoegd om deze gegevens
te delen met gemeenten en gebruikers van de BRP. Daarmee gaat BZK onder eigen verantwoordelijkheid
de centrale data-analyse van het huidige project LAA uitvoeren. Voor een nadere toelichting
op de inhoud, doelstelling en waarborgen van het wetsvoorstel verwijs ik kortheidshalve
naar de memorie van toelichting5 en mijn brief van 25 maart 2022.6
Ik ben mij vanzelfsprekend heel wel bewust van de politieke en maatschappelijke discussie
over het delen van persoonsgegevens en het werken met profielen door de overheid.
LAA moet ook in de toekomst voldoen aan de vereisten voor de bescherming van persoonsgegevens,
waaronder de Handreiking Non-discriminatie by design7 en de Richtlijnen voor het toepassen van algoritmen door overheden.8 Vanuit uw Kamer zijn met amendementen en moties nadere waarborgen gecreëerd voor
de uitvoering van LAA. In deze brief ga ik in op de uitvoering daarvan.
Uitvoering moties en toezeggingen
Over de uitvoering van een aantal moties en toezeggingen heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd:
• Onderzoek CBS naar de kwaliteit van de BRP. Over de uitkomsten heb ik uw Kamer op
13 september jl. geïnformeerd.9
• Uitvoeringstoets door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Over de uitkomsten
en de toekomstige financiering van LAA heb ik uw Kamer op 26 september jl. geïnformeerd.10
• Informatie over initiatieven, wetten en pilots als gevolg van de Ministeriële Commissie
Fraudebestrijding.11 Hierover heb ik uw Kamer op 30 maart jongstleden geïnformeerd.12
• Onderzoek naar de maximale kwaliteit van de BRP. Hierover heb ik uw Kamer op 23 december
jl. geïnformeerd.13
• Onafhankelijk onderzoek naar een risicoprofiel uit 2015. Hierover heb ik uw Kamer
op 5 april jl. geïnformeerd.14
In deze brief informeer ik uw Kamer over:
1. De AMvB en ministeriële regeling onder de wetswijziging;
2. De onafhankelijke evaluatie van LAA;
3. Het onderzoek van de VNG naar de uitvoeringslasten van het informeren van de burger;
4. Het totaaloverzicht en onafhankelijke toetsing van profielen;
5. De afspraken met signaalleveranciers;
6. De instructie over het tijdig signaleren van sociale problematiek (circulaire Adresonderzoek
BRP).
1 AMvB en Ministeriële Regeling
Naast de wijziging van de Wet BRP zijn ook het Besluit BRP (AMvB) en de Regeling BRP
(ministeriële regeling) gewijzigd voor LAA. In de AMvB is, ter uitvoering van het
gewijzigd amendement van het lid Dekker-Abdulaziz c.s.15, een procedure voor menselijke tussenkomst voorgeschreven. De AMvB bepaalt dat een
onderzoek naar een nieuw LAA-profiel pas wordt gestart nadat daarover overleg is gepleegd
met gemeenten en signaalleveranciers. Er worden door BZK aldus geen persoonsgegevens
verwerkt in het kader van LAA voordat dit is besproken met de betrokken partijen (gemeenten
en signaalleveranciers). Zoals gebruikelijk is deze AMvB getoetst door de Autoriteit
Persoonsgegevens en heeft ook de Raad van State advies uitgebracht. Naar aanleiding
van dit advies van de Raad van State is de AMvB aangepast en wel zo dat daarin is
vastgelegd welke categorieën persoonsgegevens door de Minister van BZK worden verwerkt
in het kader van de ondersteuning aan gemeenten (het nieuwe artikel 28e van het besluit).
Daarmee is, in lijn met het advies van de Raad van State, de centrale gegevensverwerking
op het niveau van AMvB afgebakend. Buiten de genoemde categorieën is er geen gegevensverwerking
toegestaan. Voor een nadere toelichting verwijs ik kortheidshalve naar het nader rapport
en de nota van toelichting bij de AMvB.
In de ministeriële regeling is vastgelegd welke profielen worden gehanteerd door de
Minister van BZK. Daarbij geldt dat alle profielen tot doel moeten hebben om de kwaliteit
van adresgegevens in de BRP te verbeteren. In de ministeriële regeling wordt zo een
integraal en transparant overzicht gegeven van de gegevensverwerking die de Minister
verricht om signalen voor adresonderzoek te genereren. Hiernaast worden in de regeling
de signaalleveranciers aangewezen: de Belastingdienst, de Dienst Toeslagen en het
CJIB. Zoals toegezegd deel ik de vastgestelde regeling met uw Kamer ter kennisneming.16 Voor een nadere toelichting op de inhoud van deze Regeling verwijs ik kortheidshalve
naar de begeleidende toelichting.
2 Onafhankelijke evaluatie van LAA
Ter uitvoering van de motie van de leden Leijten en Ceder17 is een onafhankelijke evaluatie van LAA uitgevoerd. Het evaluatierapport treft u
als bijlage bij deze brief. Uit de evaluatie volgt dat LAA aantoonbaar bijdraagt aan
het vinden en aanpassen van incorrecte adresgegevens. LAA, zo stellen de onderzoekers,
is een uniek kwaliteitsinstrument voor de BRP dat nadrukkelijk naast en niet in plaats
van andere kwaliteitsinstrumenten, zoals de Terugmeldvoorziening (TMV), gebruikt wordt.
Naast adreskwaliteit constateren de onderzoekers dat het adresonderzoek door gemeenten
ook andere zaken over de bewoning en woonomstandigheden zichtbaar maakt. Het gaat
dan bijvoorbeeld om sociale problematiek en illegale bewoning. Ik hecht zeer aan de
conclusie dat LAA op brede van steun van gemeenten kan rekenen. Het zijn immers de
gemeenten die met de signalen aan de slag gaan en het daadwerkelijke adresonderzoek
verrichten. De onderzoekers zien ten slotte vier aandachtspunten.
Het eerste aandachtspunt is de ontwikkeling van nieuwe signalen door signaalleveranciers.
Gemeenten hopen op meer bijzondere signalen die niet uit de BRP afkomstig zijn, maar
van de verschillende signaalleveranciers, zoals de Dienst Toeslagen. Ik heb begrip
voor deze wens van gemeenten. Een van de succesfactoren van LAA is de overheidsbrede
samenwerking met signaalleveranciers en het met hen steeds ontwikkelen van nieuwe
typen signalen. LAA zal zich daar ook na de wettelijke inbedding voor inzetten.
Het tweede aandachtspunt is het verbeteren van de documentatie over profielen. De
onderzoekers constateren dat de externe signaalleveranciers niet snel en eenduidig
konden aangeven hoe hun profiel eruitziet en welke selectiecriteria om welke reden
worden toegepast. Mede naar aanleiding van deze bevinding van de onderzoekers heb
ik met de signaalleveranciers gesproken over een eenduidige wijze van documenteren
bij LAA. De afspraken hierover zijn vastgelegd in het Afsprakenkader LAA, bijgevoegd
als bijlage bij deze brief. Zo is afgesproken dat ieder LAA-profiel op dezelfde wijze
wordt beschreven, volgens een standaardformat, voordat het wordt ingezet. Onder punt
5 ga ik nader in op de inhoud van dit Afsprakenkader. Voor reeds bestaande profielen
geldt dat deze onafhankelijk zijn getoetst aan de hand van het format van een DPIA18, waarbij per profiel op dezelfde wijze inzichtelijk is gemaakt welke persoonsgegevens
worden verwerkt en op basis van welke criteria een adres wordt geselecteerd voor onderzoek.
Onder punt 4 van deze brief ga ik nader in op deze onafhankelijke toetsing van alle
profielen.
Ten derde zien de onderzoekers een risico als gevolg van de professionalisering en
institutionalisering van de aanpak. Deze zou de ruimte voor experimenten doen afnemen.
Zoals hiervoor aangegeven is het steeds ontwikkelen van nieuwe typen signalen een
van de succesfactoren van LAA. Daarbij hoort ook de ruimte om te experimenteren. De
regelgeving houdt daar rekening mee door de gedetailleerde profielbeschrijvingen vast
te leggen op het niveau van ministeriële regeling. Zo een regeling is sneller en vaker
te wijzigen dan een wet of AMvB. De regeling kent ook de mogelijkheid om te bepalen
dat een profiel eerst beperkt wordt toegepast (voor een beperkt aantal gemeenten).
Zo kan in de praktijk eerst beproefd worden of een profiel daadwerkelijk het verwachte
resultaat behaalt; signalen die leiden tot adrescorrecties. Tegelijkertijd wordt met
het vastleggen in regelgeving gewaarborgd dat de inzet van profielen transparant en
vooraf getoetst is, ook als het gaat om een proef. De ruimte om te experimenteren
is daarmee aanwezig, maar wel begrensd met het oog op de bescherming van de privacy
van de burger.
Ten slotte concluderen de onderzoekers dat het aantal afgelegde huisbezoeken sinds
de coronaperiode sterk is afgenomen terwijl een belangrijke meerwaarde van de aanpak
is gelegen in diezelfde huisbezoeken. Dit herstelt zich traag, ook omdat veel gemeenten
ervaren dat huisbezoeken een grote belasting vormen voor de eigen organisatie. Ik
herken het beeld dat de onderzoekers schetsen; het succes van LAA valt of staat met
het uitvoeren adresonderzoeken (en huisbezoeken) door gemeenten. Het uitvoeren van
deze onderzoeken is arbeidsintensief. Om te zorgen dat gemeenten beschikken over voldoende
middelen om deze onderzoeken te verrichten, wordt er via het gemeentefonds 3 miljoen
euro beschikbaar gesteld. Dit bedrag vloeit voort uit de uitvoeringstoets die is verricht
door de VNG en komt boven op de vergoeding die gemeenten reeds ontvangen voor de uitvoering
van taken onder de Wet BRP.19 Naast de financiële ondersteuning zullen gemeenten vanuit de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens
blijvend ondersteund worden bij de uitvoering van adresonderzoeken; onder andere met
handreikingen.
3 Onderzoek uitvoeringslasten van het informeren van de burger
Ter uitvoering van de motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Ceder20 heeft de VNG onderzoek gedaan naar de uitvoeringslasten van het informeren van de
burger over een adresonderzoek. De bevindingen treft u als bijlage bij deze brief.
De strekking van het rapport is dat gemeenten burgers op verschillende momenten in
het adresonderzoek al informeren; bij het plaatsen van de aantekening in onderzoek
en bij de uiteindelijke correctie van BRP-gegevens. Burgers ontvangen daarover een
brief. Tijdens de huisbezoeken worden burgers ook mondeling geïnformeerd over het
lopende onderzoek. De VNG heeft onderzocht wat de impact is als gemeenten burgers
al in een eerder stadium informeren (voor het huisbezoek), bijvoorbeeld zodra de gemeente
een LAA-signaal ontvangt. De VNG betoogt dat een aanvullende verplichting om burgers
te informeren onwenselijk is gelet op de hoge extra uitvoeringslasten afgezet tegen
de geringe toegevoegde waarde; het brengt geen wezenlijke verbetering in de informatiepositie
van de burger. Het eerder informeren betekent dat alle ingeschreven op het adres geïnformeerd
worden, en niet enkel de persoon op wie het onderzoek uiteindelijk ziet. De huidige
kosten voor het afhandelen van een LAA-signaal zijn geraamd op een bedrag van € 134
tot € 148. De uitvoeringskosten per LAA-signaal verdrievoudigen volgens de VNG als
alle personen op het adres over het LAA-signaal worden geïnformeerd. De VNG noemt
een aantal minder belastende alternatieven om de informatiepositie verder te verbeteren.
Het gaat dan om het verbeteren van de publieksinformatie op de websites van RvIG en
gemeenten en om het beter koppelen van die informatie aan het algoritmeregister. Deze
aanbevelingen neem ik graag over. Daarnaast is in de vernieuwde circulaire Adresonderzoek
BRP, opgesteld in samenwerking met de VNG, een instructie opgenomen over het vroegtijdig
contacteren en informeren van burgers wier adresgegevens onderzocht worden. Onder
punt 6 ga ik nader in op deze circulaire, die als bijlage bij deze brief is gevoegd.
Ten slotte heb ik met de signaalleveranciers en ook VNG en NVVB de afspraak gemaakt
dat jaarlijks een rapportage wordt opgesteld over alle vragen en klachten van burgers
over LAA, zoals die door de deelnemende partijen zijn ontvangen en als zodanig zijn
te onderscheiden. Zo’n rapportage biedt aanknopingspunten om de publieksvoorlichting
en werkinstructies ook in de toekomst verder te verbeteren.
4 Totaaloverzicht en onafhankelijke toetsing profielen
Ter uitvoering van de motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Ceder21 zijn alle bestaande profielen van LAA onafhankelijk getoetst. Het resultaat van deze
toetsing inclusief het totaaloverzicht van profielen is als bijlage bij deze brief
gevoegd. Voor de toetsing is het format van de DPIA Rijksdienst22 toegepast, daarbij is de gegevensverwerking ook getoetst aan de Handreiking non-discriminatie
by design. Met een DPIA worden onder andere de rechtmatigheid en proportionaliteit
van de gegevensverwerking beoordeeld, ook worden mogelijke risico’s en bijbehorende
maatregelen in kaart gebracht. De belangrijkste bevindingen zijn dat de gegevensverwerkingen
in het kader LAA (profielen) voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid en evenredigheid,
zoals gedefinieerd in de AVG. Daarbij wordt in het rapport vastgesteld dat sprake
is van profilering, maar niet van automatische besluitvorming of toepassing van kunstmatige
intelligentie. Ten derde wordt geconcludeerd dat er voldoende technische en organisatorische
maatregelen zijn genomen om de verwerkte gegevens te beschermen en dat daarbij wordt
gestuurd op dataminimalisatie. Ten slotte bevat het rapport zes aanbevelingen.
De eerste drie aanbevelingen zien op de gegevensverwerking die door signaalleveranciers
– onder eigen verantwoordelijkheid – wordt uitgevoerd voor LAA. Signaalleveranciers
verwerken persoonsgegevens om een terugmelding van een mogelijk onjuist adresgegeven
te doen. Daarbij kan de signaalleverancier zelf ook profielen toepassen. Ten aanzien
van deze gegevensverwerking door de signaalleverancier zelf wordt geadviseerd om vast
te leggen welke gegevens in profielen van signaalleveranciers worden verwerkt en welke
bewaartermijnen gelden voor die gegevensverwerking. Ten derde wordt geadviseerd om
de eigen privacyverklaringen van betrokken partijen aan te vullen en om de profielen
van signaalleveranciers te publiceren. Deze aanbevelingen richten zich aldus tot de
gegevensverwerking die onder de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken partijen
(signaalleveranciers) wordt uitgevoerd. Deze partijen dienen vanzelfsprekend te voldoen
aan de AVG en UAVG; eenduidige documentatie van de gegevensverwerking, het vastleggen
van bewaartermijnen en een adequate privacyverklaring horen daarbij. In aanvulling
op de reeds geldende kaders uit de AVG en UAVG, heb ik voor LAA hierover met deze
signaalleveranciers nadere afspraken gemaakt. Zo is afgesproken dat voorstellen voor
een nieuw profiel worden gedocumenteerd volgens een standaardformat. Zo wordt binnen
LAA een eenduidige documentatie van de gegevensverwerking geborgd. Tevens zijn afspraken
gemaakt over het bieden van transparantie over de toepassing van profielen. Onder
punt 5 ga ik nader in op de gemaakte afspraken.
De laatste drie aanbevelingen zien op de centrale gegevensverwerking van LAA en de
ondersteuning van BZK aan gemeenten. Geadviseerd wordt om een inzageprocedure voor
de centrale gegevensverwerking vast te stellen en om gemeenten te ondersteunen bij
het borgen van de rechten van burgers (waaronder inzage). Burgers hebben recht op
inzage in de gegevensverwerking die plaatsvindt in het kader van LAA; aan de zijde
van signaalleveranciers, centraal bij BZK en decentraal bij de gemeente. In lijn met
de aanbeveling is de inzageprocedure bij BZK (RvIG) inmiddels vastgesteld en vindbaar
via de website www.rvig.nl. Voor de ondersteuning aan gemeenten geldt er een nieuwe circulaire Adresonderzoek
BRP is vastgesteld.23 In deze circulaire staan ook handvatten voor het borgen van de rechten van betrokkenen.
Het gaat dan om het zorgvuldig opstellen van een onderzoeksdossier en het tijdig informeren
van de burger(s) over het adresonderzoek. Vanuit RvIG zullen gemeenten ook in meer
praktische zin blijvend ondersteund worden bij vragen over het borgen van de rechten
van de burger.
Ten derde wordt geadviseerd om een selectiefilter van de BRP (BZK)-profielen binnen
LAA zodanig aan te passen dat ook LHBT+-gezinnen standaard worden uitgesloten van
adresonderzoek. Bij de BRP (BZK)-profielen van LAA worden adressen waarvan aannemelijk
is dat de daar ingeschreven personen directe familie van elkaar zijn, vooraf uitgesloten
voor adresonderzoek. De statistische ervaring (correlatie) uit de projectfase van
LAA leert dat er op deze adressen geen verhoogd risico op onjuiste registratie in
de BRP is. Het betreffende uitsluitingsfilter is zodanig aangepast dat voor het uitsluiten
van gezinnen enkel nog gekeken wordt naar de gezinsverbanden zoals die in de BRP geregistreerd
zijn (huwelijk, partnerschap en ouder-kind) en niet meer ook naar geslacht. Zo is
er geen mogelijk onderscheid meer tussen LHBT+-gezinnen en andere gezinnen.
5 Afspraken met signaalleveranciers
Ter uitvoering van de moties van de leden Dekker-Abdulaziz en Ceder en de leden Ceder
en Kathmann24 en de toezegging om met signaalleveranciers afspraken te maken over het gebruik van
de aantekening «in onderzoek» in de BRP25, is voor LAA een afsprakenkader vastgesteld. Met het afsprakenkader hebben ingestemd
de huidige signaalleveranciers van LAA: de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en het
CJIB. Daarnaast hebben ook de VNG en de NVVB ingestemd. Het document treft u als bijlage
bij deze brief. In de projectfase van LAA namen ook UWV en RDW deel; ten aanzien van
deze partijen wordt nader onderzocht of en hoe de deelname aan LAA gecontinueerd kan
worden.
De afspraken met signaalleveranciers hebben tot doel om een gezamenlijke standaard
en werkwijze te hanteren bij de verwerking van persoonsgegevens en de inzet van profielen
daarbij. De afspraken zien op het borgen van de rechten van burgers, het voorkomen
van discriminatoire werking van profielen en het verzekeren van menselijke tussenkomst
bij de gegevensverwerking. Afgesproken is dat jaarlijks een rapportage wordt gemaakt
van vragen en klachten van burgers over LAA, dat door geen van de betrokken partijen
zelflerende algoritmes worden toegepast bij LAA en dat de inzet van een nieuw profiel
altijd transparant is en vooraf wordt getoetst. Verder is vastgesteld dat geen van
de partijen in het kader van LAA biometrische gegevens en gegevens over nationaliteit,
etniciteit en geboorteplaats verwerkt.
6 Instructie over tijdig signaleren van sociale problematiek (circulaire)
Zoals ook uit de evaluatie volgt, levert LAA een bijdrage aan het vroegtijdig signaleren
van sociale problematiek. Dit komt met name door de huisbezoeken die worden afgelegd
door gemeenten. Ter uitvoering van de motie van het lid Ceder (nr. 32)26 heb ik in samenwerking met de VNG, NVVB en een aantal individuele gemeenten hierover
een instructie opgesteld. De instructie geeft handvatten voor multidisciplinaire samenwerking:
onder andere tussen de gemeentelijke afdeling die verantwoordelijk is voor de BRP
en de afdelingen in het sociaal domein. Daarnaast wordt beschreven hoe tijdens het
huisbezoek signalen met betrekking sociale problematiek opgevangen kunnen worden en
welke vervolgacties de gemeenteambtenaar dan kan nemen. De instructie heb ik opgenomen
in een nieuwe circulaire Adresonderzoek BRP, die als bijlage bij deze brief is gevoegd.
Ook de handreikingen (instructiemateriaal vanuit RvIG) schenken aandacht aan de signalering
van sociale problematiek en de opvolging die daar vanuit gemeenten aan gegeven kan
worden.
Slot
De plenaire behandeling van de wetswijziging voor LAA heeft geleid tot het vastleggen
van nadere waarborgen; het borgen van de menselijke maat en een transparante werkwijze
bij de verwerking van gegevens van burgers. Deze waarborgen maken de aanpak sterker.
Aan de uitvoering van deze moties en toezeggingen hebben verschillende partijen bijgedragen;
gemeenten, de VNG, NVVB, onafhankelijke onderzoeksbureaus en de signaalleveranciers.
Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk. De gesprekken, adviezen en rapportages bevestigen
dat met LAA een waardevolle bijdrage wordt geleverd aan de adreskwaliteit van de BRP
en dat de aanpak ook andere maatschappelijke baten kent. Tegelijkertijd geeft het
blijk van het belang van waarborgen ter bescherming van de rechten en vrijheden (waaronder
privacy) van burgers. Dit vergt ook in de toekomst blijvende en gezamenlijke inspanning.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties