Brief regering : Fiche: Richtlijn gemeenschappelijke regels voor stimuleren reparatie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3672
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Groene Claims Richtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 3671)
Fiche: Richtlijn gemeenschappelijke regels voor stimuleren reparatie
Fiche: Net Zero Industry Act (netto-nul industrie verordening) (Kamerstuk 22 112, nr. 3673)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Richtlijn gemeenschappelijke regels voor stimuleren reparatie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke
regels ter bevordering van de reparatie van goederen en tot wijziging van Verordening
(EU) 2017/2394 en de Richtlijnen (EU) 2019/771 en (EU) 2020/1828.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
22 maart 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 155
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023PC0155…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SEC (2023) 137
SWD (2023) 59
SWD (2023) 60
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 22 maart jl. publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een voorstel
ter herziening van de verordening betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten
consumentenbescherming1 van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop
van goederen2, en van de richtlijn representatieve vorderingen ter bescherming consumenten3. Het voorstel moet het voor consumenten makkelijker en betaalbaarder maken om hun
defecte apparaat te (laten) repareren in plaats van te vervangen door een nieuw apparaat.
Het voorstel beoogt onder meer voor minder afval te zorgen en tot een besparing van
grondstoffen te leiden. Ook kan het besparingen voor consumenten opleveren als zij
langer met hun producten kunnen doen. Dit voorstel is onderdeel van het derde circulaire
economiepakket4. Naast dit voorstel over de reparatie van goederen is er binnen dit pakket ook een
voorstel over Groene Claims gepresenteerd5. Hierover wordt een apart BNC-fiche opgesteld. Met beide voorstellen geeft de Commissie
uitvoering aan het Actieplan Circulaire Economie uit 2020.6
In de huidige situatie kunnen consumenten tijdens de wettelijke garantieperiode in
het geval van een niet-conform product7 kiezen voor kosteloze vervanging of reparatie. Na de garantieperiode moet de consument
betalen voor reparatie, of het product op eigen kosten vervangen. Gezien onduidelijkheid
over reparatiemogelijkheden en mogelijk hoge reparatiekosten zijn consumenten geneigd
voor vervanging in plaats van reparatie te kiezen. Met het voorstel wil de Commissie
bevorderen dat er zowel binnen als buiten de garantieperiode vaker gerepareerd wordt
in plaats van vervangen. Om dit doel te halen wijzigt de Commissie een aantal richtlijnen
en stelt zij een aantal maatregelen voor.
Om ervoor te zorgen dat er binnen de garantieperiode meer gerepareerd wordt, stelt
de Commissie voor om aan de richtlijn verkoop van goederen (2019/771/EU) een extra
bepaling toe te voegen. In deze richtlijn staat dat een consument in het geval van
een niet-conform product binnen de wettelijke garantieperiode recht heeft op herstel
door de verkoper8. Hierbij heeft de consument de keuze tussen reparatie of vervanging, tenzij de gekozen
remedie onevenredige kosten met zich meebrengt. De Commissie voegt aan de bestaande
richtlijn toe dat de verkoper moet repareren als dit goedkoper is dan of net zo veel
kost als vervanging. De consument heeft alleen nog de keuze voor vervanging als dit
goedkoper is dan reparatie.
Buiten de wettelijke garantieperiode stelt de Commissie een aantal nieuwe maatregelen
voor. Deze maatregelen richten zich met name op producenten9.
Ten eerste betreft dat een verplichting voor producenten om op verzoek van een consument
een product (tegen betaling) te repareren. Dit geldt vanaf het moment van aankoop
tot maximaal tien jaar daarna, afhankelijk van het type product10. Het betreft alleen een verplichting voor producenten van goederen die volgens EU-wetgeving
technisch te repareren zijn. Onder de Ecodesign-richtlijn worden informatie- en ontwerpeisen aan specifieke productgroepen gesteld.11 Wat betreft reparatievereisten gaat het dan onder meer om de mogelijkheid om het
product uit elkaar te halen en om de beschikbaarheid van reserveonderdelen en handleidingen.
Voor onder meer huishoudelijke apparatuur als wasmachines, vaatwassers en koelkasten
bestaan er inmiddels Europese reparatievereisten. Binnenkort komen daar ook mobiele
telefoons en tablets bij. Het voorstel voorziet in de mogelijkheid om in de toekomst
nieuwe productgroepen, waarvoor reparatievereisten zijn ontwikkeld, op te nemen zodat
daar dan ook een verplichting voor de producent geldt om te repareren.
De producent moet consumenten informeren over zijn verplichting om te repareren en
hoe consumenten hiervan gebruik kunnen maken.12 Er is geen verplichting om te repareren als het product dusdanig kapot is dat reparatie
technisch onmogelijk is.
Ten tweede stelt het voorstel dat reparateurs op verzoek van de consument13 een «Europees reparatie-informatieformulier» voorafgaande aan de eventuele reparatie
moeten verstrekken dat de prijs en belangrijkste voorwaarden voor een reparatie vermeldt.
Het formulier is alleen verplicht voor reparateurs die als producent de wettelijke
verplichting tot reparatie hebben zoals hierboven omschreven. Het formulier moet consumenten
helpen om verschillende reparatiediensten met elkaar te vergelijken op belangrijke
aspecten als de prijs, de duur van de reparatie en de beschikbaarheid van een tijdelijk
vervangend product. Reparateurs mogen onderzoekskosten in rekening brengen14.
Ten derde introduceert het voorstel een verplichting voor lidstaten om een nationaal
platform op te richten om consumenten in contact te brengen met reparateurs. Via dit
platform moeten consumenten op eenvoudige wijze een reparateur kunnen vinden op basis
van verschillende zoekcriteria, zoals het soort product, de locatie van de reparateur
en de gehanteerde voorwaarden voor reparatie. Op het platform moeten consumenten direct
om het eerdere genoemde Europese reparatie-informatieformulier kunnen vragen. Om duurzame
consumptie te stimuleren als reparatie geen optie is, moet het platform ruimte bieden
voor aanbieders van gereviseerde15 producten. Daarnaast moet het platform de mogelijkheid bieden aan consumenten om
in contact te komen met opkopers van kapotte apparaten die deze na een opknapbeurt
verkopen.
Ook wil de Commissie dat er een Europese kwaliteitsnorm wordt ontwikkeld waar reparatiediensten
vrijwillig aan kunnen deelnemen. In het voorstel is hier geen maatregel voor opgenomen.
De Commissie geeft aan dat deze norm kan worden ontwikkeld door het aanmoedigen van
vrijwillige samenwerking tussen bedrijven en overheden of door een normalisatieverzoek
aan Europese normalisatie-instellingen te richten. Een dergelijke norm zou dan aspecten
kunnen bevatten die van invloed zijn op de beslissing van consumenten om tot reparatie
over te gaan, zoals de termijn van de reparatie, de beschikbaarheid van tijdelijk
vervangende goederen, een commerciële garantie op de reparatie en de beschikbaarheid
van door de reparateurs aangeboden nevendiensten zoals verwijdering en vervoer.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie beschrijft in haar impact assessment twee problemen. Ten eerste kiezen
consumenten in de wettelijke garantieperiode bij een niet conform product eerder voor
vervanging door een nieuw product dan voor reparatie. Ten tweede worden consumenten
buiten de wettelijke garantieperiode geconfronteerd met suboptimale reparatiemogelijkheden16, waardoor zij geneigd zijn een nieuw product te kopen. Vroegtijdige afdanking van
producten leidt tot meer afval en onnodige CO2-emisies door een hogere vraag naar nieuwe – vervangende – producten.
In aanvulling op de Ecodesign-verordening (die eisen stelt aan de repareerbaarheid van bepaalde productgroepen)
en het voorstel consument in de groene transitie (dat inzet op betrouwbaardere duurzaamheidsinformatie
op het punt van verkoop), voegt dit voorstel volgens de effectbeoordeling een derde
dimensie toe. Het voorstel bevordert reparatie tijdens en na afloop van de wettelijke
garantieperiode van een product. Dit moet ertoe leiden dat producten langer in gebruik
worden genomen door consumenten.
De gekozen beleidsopties in dit voorstel moeten in vijftien jaar tijd 18,4 miljoen
ton CO2 besparen. Dit is in aanvulling op de CO2 besparing als gevolg van de Ecodesign-verordening (verwachte CO2-besparing van 471 miljoen ton) en het voorstel consument in de groene transitie (0,33–0,47 miljoen
ton CO2). Daarnaast is de verwachting dat het voorstel in vijftien jaar tijd 1,8 miljoen
ton aan grondstoffen bespaart en 3 miljoen ton afval voorkomt.
Het impact assessment stelt dat bedrijven over een periode van vijftien jaar kosten
zullen besparen op het moment dat een product binnen de garantieperiode niet langer
vervangen maar gerepareerd wordt. Dit zou neerkomen op 15,6 miljard euro. Daartegenover
staan de kosten voor het aanpassen van hun bedrijfsmodel en de administratieve lasten,
geschat op respectievelijk 8,1 miljard en 69,8 miljoen euro.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet heeft als doel om in 2050 een geheel circulaire economie te hebben gerealiseerd.17 Dit betekent dat producten tegen die tijd circulair moeten zijn.18 Het Nationaal Programma Circulaire Economie19 wijst erop dat er bewustwording nodig is bij burgers voor circulair gedrag, zodat
zij een kapot product (laten) repareren in plaats van afdanken. Hiervoor moet de omgeving
zodanig worden ingericht, dat repareren de meest logische, makkelijke en eerlijke
optie is. Voor burgers en bedrijven moet duidelijk zijn hoe zij zelf hun producten
zo goed mogelijk kunnen gebruiken, onderhouden en repareren of waar zij dat kunnen
laten doen. Bovendien moet dit financieel aantrekkelijker zijn dan de aanschaf van
een nieuw product.20
Consumentenbeleid is vervlochten met de interne markt. Het kabinet streeft in de EU
een zo hoog en zo uniform mogelijk niveau van consumentenbescherming na. Dit is gunstig
voor zowel consumenten als bedrijven die over de grens willen kopen (gelijke bescherming)
of handelen (gelijk speelveld). De interne markt is in algemene zin van groot belang
voor de mondiale concurrentiepositie van Nederland en voor een aantrekkelijk vestigings-
en ondernemingsklimaat in Nederland, en draagt bij aan de welvaart en bestaanszekerheid.
Hierbij zet het kabinet zich in voor het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen
van het vrij verkeer. Hierbij heeft het kabinet de volgende prioriteiten: arbeidsmobiliteit,
digitalisering, en vergroening.21 Het gaat er steeds om te zorgen voor zowel het belang van vrij verkeer als voor het
waarborgen van de bescherming van veiligheid, volksgezondheid, milieu, consumenten
en werknemers.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft de doelstellingen van het voorstel. Als consumenten vaker
voor reparatie kiezen in plaats van vervanging zorgt dit ervoor dat apparaten langer
worden gebruikt. Dit leidt tot minder afval en tot minder CO2-uitstoot. Daarnaast bespaart het consumenten kosten als zij daadwerkelijk de mogelijkheid
hebben om producten te (laten) repareren.
Wel heeft het kabinet een aantal aandachtspunten bij het voorstel.
Het kabinet is het eens met de insteek dat vanuit duurzaamheidsperspectief er tijdens
de wettelijke garantieperiode beter gerepareerd kan worden dan vervangen, maar het
voorstel is onvoldoende uitgewerkt met betrekking tot de rechtspositie van de consument.
In het voorstel ontbreekt waar de consument recht op heeft als reparatie niet de gewenste
oplossing biedt of kan bieden. Ook ontbreken duidelijke eisen over onder meer hoe
snel de reparatie moet plaatsvinden en of tijdelijk vervangende producten beschikbaar
moeten worden gesteld. Dit is van belang omdat de consument immers als reparatie als
enige wordt geboden, niet meer als alternatief voor vervanging kan kiezen als er onredelijk
lange reparatietermijnen en/of -voorwaarden worden gehanteerd. Ook zal het kabinet
er zich tijdens de onderhandelingen over het voorstel voor inzetten dat als het product
na reparatie binnen korte tijd weer defect raakt, de consument wel het recht krijgt
op een nieuw product.
De Commissie gaat er in haar impact assessment vanuit dat het vooral de consument
is die binnen de garantietermijn voor vervanging kiest in plaats van reparatie. Het
kabinet merkt op dat uit gesprekken met bedrijven die zich op de Nederlandse markt
richten een genuanceerder beeld naar voren komt. Zo blijkt onder meer dat in veel
gevallen verkopers in het geval van een defect geen keuze bieden aan de consument.
Zij gaan standaard eerst tot reparatie over als het daardoor mogelijk is het defect
te verhelpen. Consumenten gaan hier over het algemeen mee akkoord als dit onder redelijke
voorwaarden gebeurt. Het kabinet vraagt zich daarom af in welke mate de keuzebeperking
van de consument in het geval van een non-conform product daadwerkelijk in Nederland
een positief effect zal hebben op een vermindering van het aantal goederen dat vervangen
wordt. Het kabinet zal de Commissie nader bevragen naar de onderbouwing van de opgevoerde
stellingen over de geschetste resultaten.
Het is over het algemeen het meest duurzaam als producten zo lang mogelijk mee gaan
en geen (vroegtijdige) reparatie nodig hebben. Een verlenging van de wettelijke garantietermijn
kan ervoor zorgen dat producenten langer moeten instaan voor de kwaliteit van hun
producten en dat er langer reparatie of vervanging tegen eigen kosten moet worden
aangeboden aan consumenten. Een dergelijke maatregel heeft namelijk alleen het gewenste
effect als dit in de gehele EU geldt. Dit geeft producenten een prikkel om producten
van betere kwaliteit aan te bieden. In de meeste lidstaten bedraagt de wettelijke
garantietermijn twee jaar. In Nederland geldt een open termijn wat betekent dat de
duur van de wettelijke garantieperiode wordt bepaald door wat de consument redelijkerwijs
van het product mag verwachten, onder meer op grond van de aard van het product en
de prijs.22 Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen de mogelijkheid verkennen voor een geharmoniseerde
verlenging van de wettelijke garantietermijn.
De verplichting voor producenten om buiten de wettelijke garantie te repareren ziet
het kabinet als een stap in de goede richting om consumenten langer van hun producten
gebruik te laten maken.23 Het kan helpen als consumenten weten waar ze voor een reparatie terecht kunnen en
dat er onderdelen beschikbaar zijn om te kunnen repareren. Het kabinet vraagt zich
wel af in welke mate de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk tot meer reparaties
zullen leiden, omdat de volgende redenen er voor kunnen zorgen dat consumenten alsnog
van reparatie af zullen zien.
De belangrijkste reden is dat het voorstel geen bepaling bevat over de prijs van de
reparatie en de duur ervan. Als de prijs te hoog is en/of de reparatie te lang duurt,
zullen consumenten alsnog geneigd kunnen zijn van reparatie af te zien. In de Ecodesign-verordening staat dat een producent tot drie weken heeft om een reserveonderdeel
beschikbaar te hebben.24 Bij te hoge reparatiekosten of te lange reparatieduur zullen consumenten, zeker bij
relatief goedkope producten, alsnog geneigd kunnen zijn om in plaats van reparatie
een nieuw product aan te schaffen. Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen pleiten
voor waarborgen om reparaties voor een redelijke prijs en binnen afdoende tijd te
laten plaatsvinden en dat er, als dat redelijk is, de mogelijkheid bestaat voor de
consument om gebruik te maken van een tijdelijk vervangend apparaat.
De verplichting tot repareren is daarnaast beperkt tot een bepaalde groep producenten
van producten waarvoor repareerbaarheidseisen zijn gesteld onder de Ecodesign-verordening.
Daardoor blijven nog veel producten buiten het bereik van de maatregelen. Het kabinet
vindt het positief dat de Commissie de lijst van producten die onder de reparatieverplichtingen
vallen in de toekomst kan uitbreiden, zodat productgroepen waarvoor onder de Ecodesign-verordening
reparatievereisten zijn gaan gelden, kunnen worden opgenomen. Het kabinet wil zich
er daarnaast voor inzetten dat de reparatieverplichting voor een groter aantal producten
gaat gelden. Het kabinet zal als die mogelijkheid er is in toekomstige EU-onderhandelingen
over productwetgeving buiten de kaders van de Ecodesign-verordening aansporen tot
het opnemen van reparatie-eisen, indien passend.
Het voorstel bevat verder dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat producenten informeren
over hun verplichting tot repareren richting consumenten. Het kabinet zal inzetten
op opname van een verplichting voor de producent om de informatie over de reparatieverplichting
in ieder geval op te nemen in het Digitaal Productpaspoort. Het Digitaal Productpaspoort
wordt verplicht voor productgroepen die onder de Ecodesign-verordening worden gereguleerd
en is daarom een passend en toegankelijk middel voor deze producten.
Het kabinet steunt de verplichting tot oprichting van een nationaal platform om consumenten
informatie te geven over beschikbare reparateurs. Dit sluit aan bij het nationaal
reparateursregister dat in Nederland al wordt ontwikkeld. Daardoor zal het voor consumenten
makkelijker worden om een bekwame reparateur te vinden.25 Productveiligheid is daarbij volgens het kabinet vanzelfsprekend een uitgangspunt.
Het verstrekken van een reparatie-informatieformulier kan helpen om informatie over
reparatie te standaardiseren. Door meer transparantie over de prijs en de voorwaarden
wordt het voor consumenten eenvoudiger om reparatieaanbiedingen te vergelijken, mits
er voldoende reparateurs beschikbaar zijn. Het kabinet vraagt zich af in welke mate
het formulier echt gaat helpen ter bevordering van reparatie. Het formulier zal niet
in alle gevallen ertoe leiden dat er bij meerdere reparateurs offertes worden aangevraagd.
Zeker in het geval de reparateur in de offerte onderzoekskosten berekent om het defect
te kunnen vaststellen zal dit niet aantrekkelijk voor consumenten zijn. Het kabinet
zet er daarom op in dat de onderzoekskosten voor rekening van de reparateur zijn als
de consument ervoor kiest het product bij die specifieke reparateur te laten repareren.
Implicaties voor brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de Motie van het lid Van Raan26 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten.
Het kabinet acht de impact op deze vier aspecten als positief. Het voorstel moet leiden
tot kostenbesparing voor consumenten doordat zij langer met hun producten doen, waardoor
er minder afval is en in mindere mate een beroep wordt gedaan op waardevolle grondstoffen
voor productie van apparaten. Het voorstel draagt bij aan verduurzaming, wat positieve
gevolgen heeft voor de brede samenleving. Paragraaf 5c en 5d gaan nader in op de baten
en kosten voor zowel consumenten als bedrijven.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is op dit moment weinig informatie beschikbaar over de positie van de lidstaten
ten aanzien van dit voorstel. Op 7 april 2022 organiseerde de Commissie een workshop
over Europese maatregelen om reparatie te bevorderen voor vertegenwoordigers van lidstaten.
Het merendeel van de aanwezige lidstaten had echter geen standpunt ten aanzien van
dergelijke maatregelen en daardoor kon men in veel gevallen niet op de gepresenteerde
beleidsopties ingaan. Het impact assessment van de Commissie bevat een korte samenvatting
van de uitkomsten van deze workshop, maar het is niet mogelijk om hier conclusies
aan te verbinden. Ook uit de reacties op de publieke consultatie (begin 2022) wordt
het niet duidelijk welke standpunten nationale autoriteiten innemen ten aanzien van
verschillende beleidsopties.27
Het Europees Parlement (EP) is al meer dan tien jaar voorstander van een verbetering
van het recht van de consument op reparatie en heeft in verschillende resoluties28 het belang onderstreept om reparaties systematisch, kostenefficiënt en aantrekkelijk
te maken. Het EP ziet meer mogelijkheden voor reparatie als een belangrijke stap in
de verwezenlijking van de plannen voor de circulaire economie in het kader van de
Europese Green Deal.29 Het Comité Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO) is aangewezen voor de behandeling
van dit voorstel.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd
op artikel 114 VWEU. De EU is op grond van dit artikel bevoegd om maatregelen vast
te stellen betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
van de lidstaten die betrekking hebben op de instelling en de werking van de interne
markt. Het voorstel wijzigt Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijnen (EU) 2019/771
en (EU) 2020/1828 die ook artikel 114 VWEU als rechtsgrondslag hebben. Op het terrein
van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten
(art. 4 lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft tot doel reparatie makkelijker te maken voor consumenten, wat moet leiden tot
minder afval en de besparing van grondstoffen. De twee beschikbare remedies in het
geval van non-conformiteit van een product zijn op basis van Europese wetgeving volledig
geharmoniseerd (richtlijn verkoop van goederen (2019/771/EU)).30 Het is alleen mogelijk om binnen het Europees wettelijk kader reparatie te verkiezen
boven vervanging. Als Europese maatregelen uitblijven, is het waarschijnlijk dat steeds
meer lidstaten nationale maatregelen zullen nemen om reparatie te bevorderen.31 De inhoud van die maatregelen kan uiteenlopen, en kan daardoor voor onduidelijkheid
en hoge administratieve lasten zorgen voor producenten die in meerdere lidstaten actief
zijn. Dit is ondermijnend voor het gelijke speelveld op de interne markt. Voor zover
het om wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijnen (EU) 2019/771 en
(EU) 2020/1828 gaat, kunnen deze slechts op EU-niveau. Om die redenen is optreden
op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit van het voorstel is positief.
De richtlijn heeft tot doel reparatie makkelijker te maken voor consumenten, wat moet
leiden tot minder afval en de besparing van grondstoffen. Vaak is het op dit moment
onduidelijk voor consumenten waar zij na afloop van hun wettelijke garantieperiode
hun product kunnen laten repareren en onder welke voorwaarden. Dat dit voorstel producenten
verplicht om reparatie in die periode (tegen betaling) aan te bieden en de consument
over die taak te informeren, is een geschikte maatregel om de doelstelling te bereiken.
Dit kan ertoe bijdragen dat consumenten die langer met hun product willen doen, dat
ook kunnen. Het voorgestelde optreden gaat daarnaast niet verder dan noodzakelijk
omdat de voorgestelde maatregelen aansluiten op de te behalen Europese duurzaamheidsambities.32
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting. Het kabinet is van mening dat
eventuele benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële consequenties van de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de
wettelijke garantie zullen volgens de Commissie niet noemenswaardig zijn omdat toezichthouders
al vertrouwd zijn met de betreffende bepalingen. De handhavingskosten voor de maatregelen
na de wettelijke garantieperiode, zoals toezicht op de verplichting van producenten
om te repareren en daarover te informeren, acht de Commissie bescheiden. De uitvoeringskosten
voor het oprichten en onderhouden van het platform waar consumenten reparateurs kunnen
vinden en de daarbij behorende informatiecampagnes worden indicatief ingeschat op
8,6 miljoen euro opstartkosten en 23,4 miljoen euro structurele kosten voor een periode
van 15 jaar. Deze budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begroting van
het beleidsverantwoordelijke departement, conform de begrotingsregels.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De verplichtingen uit het voorstel leiden volgens de Commissie tot regeldrukkosten
voor een drietal groepen bedrijven: (1) producenten in de EU, (2) handelaren in de
EU (inclusief importeurs, detail- en groothandelsverkopers) en (3) EU-reparateurs
(inclusief alle aanbieders van reparatiediensten: onafhankelijke reparateurs, evenals
producenten en verkopers die reparatiediensten aanbieden).
De Commissie maakt in haar berekeningen van de regeldrukkosten geen nadere uitsplitsing
van de regeldrukkosten per lidstaat. Ook zijn geen indicaties van bedragen per bedrijf
genoemd. Er zijn alleen totale regeldrukkosten voor bedrijven in de gehele EU opgenomen.
Dat maakt dat het zeer lastig is in te schatten hoe hoog de regeldrukkosten voor het
Nederlandse bedrijfsleven precies zullen uitkomen. De genoemde structurele kosten
zijn door de Commissie berekend over een periode van 15 jaar en gelden voor de gehele
EU. Voor Nederland specifiek heeft de Commissie geen schattingen gemaakt.
Voor de drie genoemde doelgroepen bedragen de eenmalige kosten volgens de Commissie
in totaal 800 miljoen euro aan eenmalige kosten. Dit bestaat uit 140,3 miljoen euro
aan eenmalige kosten voor producenten, 184,6 miljoen euro voor handelaren en 475,4 miljoen
euro voor reparateurs.
De structurele kosten voor de drie doelgroepen tellen volgens de Commissie op tot
een bedrag van 7,4 miljard euro over een periode van 15 jaar. Dit bestaat uit 900,4 mln
euro voor producenten, 599,9 mln euro voor handelaren en 5,89 miljard euro voor reparateurs.
Het voorstel heeft volgens de Commissie positieve gevolgen voor consumenten omdat
de voorgestelde maatregelen tot besparingen kunnen leiden. Door de verplichting van
producenten om te repareren kunnen consumenten langer met hun aangeschafte producten
doen en vermijden zij de noodzaak om nieuwe producten te kopen. Hierdoor zal naar
verwachting van de Commissie de welvaart van consumenten toenemen.
De Commissie verwacht dat de beperking van de keuze van de consument tussen reparatie
en vervanging leidt tot een kostenbesparing en daarmee winst voor producenten en verkopers.
Voor het mkb kunnen de aanpassingskosten mogelijk in verhouding hoger zijn. De maatregelen
om reparatie buiten de wettelijke garantie te bevorderen kan leiden tot vermindering
van de verkoop van nieuwe producten. Dit kan een negatief gevolg hebben voor producenten
en verkopers. De Commissie verwacht dat een deel van deze verliezen van producenten
gecompenseerd worden door inkomsten uit de door hen aangeboden reparatiediensten.
De Commissie ziet een positief effect voor de reparatiesector als geheel, als gevolg
van een toenemende vraag naar reparatiediensten. Voor onafhankelijke reparateurs kan
de reparatieverplichting van producenten nadelige gevolgen hebben, omdat deze werkzaamheden
dan vaker bij de producent terecht komen.
De informatieverplichtingen kunnen mkb-bedrijven meer treffen dan grote ondernemingen.
De SME-test die de Commissie heeft uitgevoerd geeft aanleiding tot kritische vragen
over in welke mate Nederlandse mkb-bedrijven door het voorstel geraakt worden. Mede
omdat uit de effectiviteitsbeoordeling van de Commissie niet duidelijk wordt hoe groot
de impact zal zijn op het Nederlandse (mkb)-bedrijfsleven, zal het kabinet een mkb-toets
uitvoeren.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
In het impact assessment stelt de Commissie dat een verminderde vraag naar nieuwe
producten een negatief effect heeft op de productie in derde landen. Ondanks de omzetdaling
als gevolg van de gederfde omzet van producenten in derde landen zal het mondiale
welzijnseffect op langere termijn waarschijnlijk positief zijn, aangezien producenten
uit derde landen een stimulans zouden kunnen krijgen om over te schakelen op duurzamere
goederen, wat bijdraagt tot een duurzamer gebruik van hulpbronnen en duurzamere bedrijfsmodellen.
Op geopolitiek niveau zal dit voorstel naar verwachting een positieve bijdrage leveren
aan de klimaatopgave. De Commissie gaat uit van een CO2-besparing van 18,4 miljoen ton CO2 over een periode van 15 jaar.33 Het voorstel draagt daarmee bij aan de transitie naar een circulaire economie en
helpt hierdoor de EU om op mondiaal niveau een voortrekkersrol op zich te nemen op
het gebied van duurzaamheid. Dit draagt ook bij aan de concurrentiekracht van de EU.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De voorgestelde richtlijn moet geïmplementeerd worden in nationale regelgeving. Dat
betekent dat voor zover het artikel 12 van het voorstel betreft Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek moet worden gewijzigd omdat richtlijn 2019/771/EU daarin geïmplementeerd is.
Voor de rest van de richtlijn geldt dat nog moet worden bezien waar de implementatie
ervan precies zal plaatsvinden.
De Commissie stelt in het voorstel dat de lidstaten regels vaststellen voor de sancties
die van toepassing zijn op inbreuken op de vereisten voor de verplichting tot repareren,
het informeren hierover en het Europese reparatie-informatieformulier zoals genoemd
in het voorstel. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.
De lex silencio positivo is niet van toepassing aangezien het voorstel niet voorziet
in de verlening van vergunningen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat één grondslag voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen.
Artikel 5, lid 4, stelt de Commissie in staat om middels gedelegeerde handelingen
Annex II van het voorstel te wijzigen. Annex II bevat een lijst van de EU-wetgeving
waarin eisen worden gesteld aan de repareerbaarheid van producten. Voor deze productgroepen
geldt de reparatieverplichting waarop het voorstel betrekking heeft.
Delegatie van deze bevoegdheid aan de Commissie is mogelijk omdat in de gedelegeerde
handelingen geen essentiële onderdelen worden geregeld. De keuze voor delegatie ligt
voor de hand, omdat het gaat om de bevoegdheid voor het wijzigen van de bijlage bij
de richtlijn met verwijzingen naar eventuele toekomstige wetgeving waarin repareerbaarheidsvereisten
zijn vastgesteld. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk vanwege
de behoefte aan flexibiliteit met betrekking tot de eisen van repareerbaarheid. Het
kabinet acht deze bevoegdheid verder voldoende afgebakend.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde implementatiedatum is 24 maanden na de inwerkingtreding van het voorstel.
Het kabinet acht dit een haalbare implementatietermijn.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel staat dat de Commissie uiterlijk vijf jaar na de vaststelling een
verslag indient over de toepassing van de richtlijn. Het kabinet acht deze evaluatietermijn
haalbaar en acht evaluatie zeer wenselijk om de effecten van de maatregelen te kunnen
beoordelen.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Na de Europese onderhandelingen over het voorstel volgt een implementatiewetsvoorstel.
De toegewezen toezichthouder voert daarvoor een Uitvoerings- en Handhaafbaarheidstoets
(UHT) uit waarin zij onder meer in gaat op de beschikbare capaciteit in relatie tot
de handhaving van het voorstel.
De toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) is belast met het toezicht op
de naleving van de wettelijke bepalingen bedoeld in richtlijn 2019/771/EU. Het toezicht
op de bepaling dat de verkoper moet repareren als dit goedkoper is of net zo veel
kost als vervanging kan lastig zijn aangezien dit moeilijk controleerbaar is en het
de vraag is of transparantie op dit punt voldoende handvatten kan bieden. Daarbij
bevat de bepaling ook een open norm, die eist dat reparatie zonder ernstige overlast
moet plaatsvinden, zonder dat concreet vaststaat wat daar onder kan worden verstaan.
Dit kan eventuele handhaving bemoeilijken.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er worden geen specifieke implicaties voor ontwikkelingslanden voorzien ten opzichte
van de verwachte effecten voor derde landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken