Brief regering : Kabinetsreactie op het rapport "Groningers boven gas" van de Parlementaire enquête aardgaswinning Groningen
35 561 Parlementaire enquête aardgaswinning in Groningen
Nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS
VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2023
Op 24 februari 2023 heeft de parlementaire enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen
het rapport Groningers boven Gas gepresenteerd (Kamerstuk 35 561, nrs. 5 t/m 11). Het kabinet wil de voorzitter, de commissieleden en de onderzoeksstaf nadrukkelijk
bedanken voor de vele verhoren die zij heeft gevoerd, de uitgebreide analyse, de conclusies
en de heldere aanbevelingen.
Het commissierapport laat zien dat 60 jaar gaswinning in Groningen ons land weliswaar
veel welvaart heeft gebracht, maar bovenal dat de mensen in het gaswinningsgebied
hier onevenredig de lasten van hebben moeten dragen. De Rijksoverheid en de oliemaatschappijen
hebben structureel de belangen van omwonenden genegeerd. Daardoor heeft de overheid
te laat gehandeld naar de signalen van bewoners, kritische wetenschappers en toezichthouders
over de keerzijden en risico’s van de gaswinning. Mensen in het gaswinningsgebied
hebben hierdoor onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling van schades
en onzekerheid over hun veiligheid.
Nog steeds leven honderdduizenden mensen in Groningen en Noord-Drenthe met de gevolgen:
dagelijks melden zij nieuwe, teruggekeerde of verergerde schades aan huizen, ondernemingen
en erfgoed. In totaal gaat het inmiddels om 270.000 schademeldingen. Meer dan 85.000
panden hebben vaker dan één keer schade gehad en 12.000 huizen voldoen naar verwachting
nog niet aan de veiligheidsnorm en moeten worden versterkt. Het aantal aardbevingen
neemt weliswaar af, maar ook vorig jaar werden nog 52 bevingen geregistreerd en 79
acuut onveilige situaties vastgesteld, waarbij direct preventieve veiligheidsmaatregelen
nodig waren.1 Mensen in het aardbevingsgebied hebben begrijpelijkerwijs last van stress en gezondheidsklachten,
waaraan zij vroegtijdig kunnen overlijden.2
Achter deze cijfers gaat groot menselijk verdriet schuil. Ondanks eerdere kabinetsmaatregelen,
zoals het besluit uit 2018 om de gaswinning te beëindigen en de schadeafhandeling
en versterking in overheidshanden te brengen, hebben veel bewoners nog steeds last
van trage procedures, gevoelens van onveiligheid, sociale ontwrichting en een overheid
die niet naast, maar tegenover hen lijkt te staan. Mensen in het gaswinningsgebied
hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk te krijgen en hun recht te halen. Kinderen
en jongeren zijn opgegroeid met de ervaring dat de overheid hun ouders niet heeft
geholpen. Daarmee zijn meerdere generaties in het aardbevingsgebied ernstig tekort
gedaan en hebben zij het vertrouwen in de overheid verloren.
Het kabinet biedt daarom excuses aan, aan alle gedupeerden, voor wie de gaswinning
en de afhandeling van de gevolgen tot fysieke, mentale en sociale schade heeft geleid
en tot gevoelens van angst, stress en onveiligheid. Het kabinet wil niet alleen leren
van de fouten die zijn gemaakt, maar wil deze ook rechtzetten. Daarbij hoort ook de
opdracht om de ereschuld aan de regio en haar bewoners die door 60 jaar gaswinning
is ontstaan in te lossen. Dit vraagt niet alleen om concrete resultaten op het gebied
van veiligheid en herstel van schade, maar ook om structurele politieke aandacht voor
de regio, om toekomstperspectief en brede bewustwording van het verdriet dat mensen
in het gaswinningsgebied is aangedaan. Het vraagt om een nieuw begin. Erkenning van
het leed is een eerste essentiële stap, maar gedupeerden geven terecht aan dat zij
pas echte erkenning voelen als hun problemen zijn opgelost.
De overheid kan de gedupeerden van de gaswinning geen tien jaar van hun leven teruggeven.
Het kabinet kan wel deze laatste kans benutten om het beter te doen. Daarvoor neemt
het kabinet 50 concrete maatregelen, waarmee het uitwerking geeft aan de aanbevelingen
van de Commissie Van der Lee. Het kabinet heeft hierbij dankbaar gebruik gemaakt van
de vele suggesties die zijn gedaan door bewoners en maatschappelijke organisaties,
de regionale overheden in het document «Ereschuld: Herstel & Perspectief voor Groningen»,
het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), de Nationaal Coördinator Groningen (NCG)
en anderen. Met de maatregelen die het kabinet neemt, zullen het schadeherstel en
de uitvoering van de versterking milder, makkelijker en menselijker moeten worden.
Geen stapeling van onderzoeken, geen onnodige rechtszaken, geen beslissingen meer
die over mensen en hun huis genomen worden, maar mét hen samen. Een nieuwe start op
weg naar erkenning, herstel én perspectief. Het Rijk zal daarbij alles doen wat nodig
is om ervoor te zorgen dat alle schade wordt vergoed en iedereen een veilig huis heeft.
De NAM zal zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Geen beloften zonder daden meer.
Het kabinet legt daarom in de wet vast dat het jaarlijks over de voortgang verantwoording
aflegt in een Staat van Groningen en elke zes maanden hierover praat in de regio.
Maatregel 1 – Het kabinet legt jaarlijks verantwoording af over de Staat van Groningen
De Staat van Groningen wordt het instrument waarmee het Rijk en de Regio de voortgang
op de uitvoering van de maatregelen in deze brief monitoren om waar nodig bij te sturen.
Het gaat om een resultaatverplichting. De Staat van Groningen wordt wettelijk vastgelegd
in de «Groningenwet». In de Staat van Groningen worden op hoofdlijnen doelstellingen
vastgelegd op vier pijlers die de komende tijd nader uitgewerkt worden: schade en
versterken, verduurzaming, welzijn en sociaal herstel, en economisch perspectief.
Regio en Rijk leren samen welke interventies en programma’s het beste werken. Om de
voortgang te borgen worden vijfjaarlijkse tussendoelen gesteld. Tweemaal per jaar
praten het Rijk en de Regio over de voortgang. Het kabinet gaat hierover vervolgens
in gesprek met de Tweede Kamer. Dit proces wordt vastgelegd in de wet. Hierbij worden
ook de maatschappelijke organisaties geconsulteerd. Zij geven een stem aan de bewoners
en het maatschappelijk middenveld, voor wie de maatregelen in deze kabinetsreactie
tot zichtbare verbeteringen moeten leiden. Zo wordt de betrokkenheid van de regio
geborgd, en wordt de informatievoorziening aan de Kamer verbeterd.
Als eerste stap op het gebied van welzijn en sociaal herstel nodigen de Regio en het
Rijk een kwartiermaker uit om een Sociale Agenda voor de regio op te stellen. Deze
Sociale Agenda wordt een apart programma, met een apart budget, los van het Nationaal
Programma Groningen (NPG). Hiervoor worden een generatielang extra middelen uitgetrokken.
Ook voor de economische structuurversterking komt een aparte agenda, waarvoor een
generatielang extra middelen worden uitgetrokken. Het NPG krijgt focus op economische
structuurversterking op drie grote thematische transities: duurzame energie, gezondheid
en landbouw. Alle geldstromen worden een generatielang, gedurende 30 jaar, toegekend
en zijn gekoppeld aan specifieke projecten. Zo werken we niet alleen aan herstel van
gebouwen, maar ook aan herstel van de sociale gevolgen van de gaswinning, aan meer
leefbaarheid, kansengelijkheid, duurzame groei, en daarmee, uiteindelijk, aan herstel
van vertrouwen.
Leeswijzer & Inhoudsopgave
0. Ten eerste
Groningen zonder gaswinning
In dit ten geleide herhaalt het kabinet het voornemen om in oktober 2023, of ten laatste
in oktober 2024, de gaswinning uit het Groningenveld definitief te beëindigen. Dit
is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen bouwen aan herstel van het gaswinningsgebied.
1. Bouwen aan herstel
Verbeteren van schadeherstel & versterking
In dit hoofdstuk reageert het kabinet op de aanbevelingen 1 en 2 van de enquêtecommissie.
Het kabinet neemt maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de afhandeling van schade
en de uitvoering van de versterking zo snel mogelijk tot merkbare verbetering leidt
voor gedupeerden. Daaronder valt ook dat woningen versneld worden verduurzaamd.
2. Bouwen aan sociaal en mentaal welzijn
In dit hoofdstuk reageert het kabinet op de aanbevelingen 3 en 4 van de enquêtecommissie.
Het kabinet beschrijft de inzet voor een langjarige agenda voor herstel van de sociale
gevolgen van de gaswinning, het versterken van de leefbaarheid en vergroten van kansengelijkheid.
3. Bouwen aan economisch perspectief
Dit hoofdstuk bouwt voort op hoofdstuk 2 en is een verdere uitwerking van aanbeveling
3 en 4 van de enquêtecommissie. Het kabinet beschrijft hier de inzet op een generatielange
agenda voor duurzame economische groei.
4. Bouwen aan de overheid
Een betere overheid in dienst van de samenleving
De maatregelen die in dit hoofdstuk worden beschreven, vormen een reactie op aanbeveling
5 tot en met 10 van de enquêtecommissie.
5. Tot slot
Een nieuw begin: bouwen aan vertrouwen
Door mét de mensen in Groningen en Noord-Drenthe in gesprek te blijven en concrete
resultaten te laten zien, wil het kabinet bouwen aan herstel van vertrouwen. Hiermee
geeft het kabinet opvolging aan aanbeveling 11 van de enquêtecommissie.
Bijlagen
1. Begrippenlijst
2. Lijst van gesprekspartners
3. Overzicht met financiële gevolgen
4. Overzicht van maatregelen in relatie tot de aanbevelingen van de enquêtecommissie
5. Overzicht van moties en toezeggingen die met deze brief worden afgedaan
6. Onderzoek RoyalHaskoningDHV (2023) Versterken en verduurzamen: Groningen Aardgasvrij
7. Visueel overzicht van alle maatregelen
0. Ten eerste
Groningen zonder gaswinning
Om te kunnen bouwen aan herstel is een stevig fundament nodig. Dat fundament is een
regio zonder gaswinning. Het stoppen met gas winnen is niet alleen nodig om het aantal
aardbevingen zo snel mogelijk terug te dringen, maar is ook noodzakelijk voor psychosociaal
herstel van bewoners van het gaswinningsgebied. Pas als de gaswinning definitief is
gestopt, ervaren bewoners de rust en zekerheid die nodig zijn om hun veiligheidsgevoel
te verbeteren.
Op het maximale niveau had het Groningenveld 29 winningslocaties met ongeveer 300
productielocaties. Hiervan zijn sinds 1 april 2023 nog vijf locaties operationeel.
Het kabinet zet zich maximaal in om per 1 oktober 2023, of uiterlijk in 2024, ook
deze laatste locaties te sluiten. Met het sluiten van de laatste productielocaties
wordt de bron van het leed in het aardbevingsgebied weggenomen. Daarmee komt nog niet
meteen een einde aan de aardbevingen, maar zullen deze naar verwachting wel in aantal
en intensiteit afnemen. Er zal minder schade zijn en bewoners zullen meer rust ervaren.
Zo komt een einde aan een tijdperk waarin de gaswinning niet alleen een grote bijdrage
leverde aan de energievoorziening van ons land, maar ook aan het jarenlange gevoel
van onveiligheid en machteloosheid van inwoners in het winningsgebied.
1. Bouwen aan Herstel
Verbeteren van de schadeafhandeling en versterking
De mensen in het gaswinningsgebied zijn duidelijk: geef voorrang aan het verbeteren van de schadeafhandeling en het zo snel mogelijk afronden
van de versterking van onveilige huizen. Procedures zijn te juridisch en technisch ingestoken en de uitvoeringskosten zijn,
met name in de schadeafhandeling, onhoudbaar hoog. Precisie en rechtmatigheid hebben
in het beleid en de uitvoering te veel de overhand gekregen boven vertrouwen en ruimhartigheid. Er is een stelsel van organisaties en regelingen ontstaan dat voor bewoners te vaak
tot onbevredigende of onbegrijpelijke uitkomsten leidt. Dit betreft zowel huurders
als woningeigenaren, en in het bijzonder ook agrariërs, mkb’ers en erfgoedeigenaren.
Werkwijzen en beoordelingskaders zijn vaak veranderd, soms in het nadeel van gedupeerden.
Dat leidt tot verschillen en tot onbegrip, rechtsongelijkheid en machteloosheid.
De gevolgen van de gaswinning werken door in de gezondheid van mensen en hebben diepe
sporen nagelaten in de samenleving. De psychosociale impact van de bevingen is de afgelopen jaren bovendien verder toegenomen; mensen zien hun leefomgeving verslechteren
en ervaren minder toekomstperspectief.3 Het kabinet trekt zich in het bijzonder de verhalen aan van mensen die vertellen
over situaties waarin instanties hen niet geloven, over slepende juridische procedures
en hoe hun schades of gewenste versterkingsmaatregelen in twijfel worden getrokken.
Dit raakt mensen diep en moet veranderen. Dat betekent dat er een einde moet komen aan de stapeling van onderzoeken en rapporten om de oorzaak van individuele schades vast te stellen. Het schadeherstel en de versterking moeten ontdaan worden van juridische obstakels, wantrouwen
en financiële beperkingen. En de energiearmoede in Groningen en Noord-Drenthe moet worden aangepakt door extra
te investeren in verduurzaming van het woningbestand.
Het kabinet is ervan overtuigd dat het vertrouwen van gedupeerden in de overheid alleen
hersteld kan worden wanneer in het handelen van de overheid en de uitvoeringsinstanties
vertrouwen in gedupeerden het vertrekpunt is. Zoals de enquêtecommissie terecht constateert,
heeft de manier waarop de schadeafhandeling en versterking zijn georganiseerd te vaak
tot nieuwe (emotionele) schade, stress en onzekerheid geleid. Het kabinet kiest daarom
voor een fundamentele omslag: geen belastende procedures meer, geen onnodige controles,
geen eindeloze discussies over de causaliteit van individuele schades, niet sturen
op geld, maar op resultaat. Daarmee ontstaat ook ruimte om meer vanuit het perspectief van bewoners en de praktijk
beleid te maken én dit uit te voeren. Daarbij moet meer erkenning en aandacht zijn voor de negatieve gezondheidsgevolgen en de psychosociale schade die de gaswinning heeft veroorzaakt. Gedupeerden moeten een centrale positie krijgen in de aanpak van schadeherstel en de versterking. Dit betekent niet dat alles
altijd kan, maar wél dat mensen gehoord en betrokken worden, dat er proactief met
hen wordt meegedacht en dat beslissingen die hen raken persoonlijk worden toegelicht.
Bij de schadeafhandeling betekent dit concreet dat in het effectgebied van de gaswinning
in Groningen en de gasopslag in Norg en Grijpskerk het wettelijk bewijsvermoeden onverkort wordt toegepast.4 Het minimale gebied waar dit van toepassing is, wordt wettelijk vastgelegd en wordt
niet meer ten nadele van bewoners aangepast. Er komt een eind aan de stapeling van
onderzoeken en bij schade tot € 40.000 vindt geen onderzoek naar causaliteit meer plaats. Zo weten bewoners waar zij aan toe zijn. Vaste vergoedingen worden aantrekkelijker gemaakt en daadwerkelijk herstel wordt gestimuleerd, ook bij herhaalde schades. Erfgoedeigenaren, boeren en mkb’ers krijgen extra hulp
en steun. Juridische procedures worden zoveel mogelijk voorkomen. Hierdoor wordt de drempel om schade te melden lager. Het IMG krijgt de wettelijke ruimte én budget om knelpunten bij de afhandeling van schades op te lossen, ook buiten de aansprakelijkheid van de NAM. Bewoners die te maken hebben met telkens
terugkerende schades krijgen duurzaam schadeherstel aangeboden, waarbij ook herstel van de funderingen wordt meegenomen.
Bij de versterking van woningen worden straten of buurten zoveel mogelijk in één keer
aangepakt, zoals dat ook al in de dorpenaanpak gebeurt. Het streven blijft om de versterking
van woningen in 2028 af te ronden. Indien nodig moeten regels en vaste procedures
wijken voor snelheid en bewonersgerichtheid om zo snel mogelijk een veilige situatie
te creëren. Bij deze gebiedsgerichte aanpak wordt extra geïnvesteerd in wijkontwikkeling, leefbaarheid, verduurzaming en ruimtelijke kwaliteit, die mede wordt bepaald door bescherming van het aanwezige erfgoed. Bewoners krijgen
een centrale rol in de planning en uitvoering van de versterking. Er komt betere ondersteuning
via fysieke inlooppunten waar bewoners vragen kunnen stellen, evenals een digitaal portaal waar bewoners op elk moment de status van hun versterkingstraject kunnen inzien.
Verder krijgen bewoners een vergoeding voor de tijd die ze zelf besteden aan de versterking van hun huis en de bewonersbegeleiders van de NCG krijgen een ruim financieel mandaat om te doen wat nodig is om de versterking zo snel mogelijk naar tevredenheid van
bewoners af te ronden. Ook krijgen gemeenten de beschikking over budget om psychosociale knelpunten op te lossen bij gedupeerden. Verschillen tussen woningeigenaren
en huurders worden weggenomen.
Dit alles leidt tot 30 concrete verbeteracties, verdeeld over vijf blokken. Deze maatregelen
worden hieronder nader toegelicht en zijn een invulling van de benodigde cultuuromslag
waarbij in het beleid en de uitvoering de behoefte van bewoners centraal komt te staan.
Het Rijk blijft verantwoordelijk, maar geeft de ruimte én het geld om in de uitvoering
lokale knelpunten op te lossen en onuitlegbare verschillen tegen te gaan. Daarbij
geldt dat alles wordt gedaan wat nodig is. De betrokken overheden en uitvoeringsinstanties
zullen zich telkens moeten realiseren dat de mensen in het aardbevingsgebied niet
zelf hebben gevraagd om schade en de voor hun veiligheid noodzakelijke versterking.
Dat vereist een dienstbare houding en een inzet totdat de problemen van mensen zijn
opgelost.
1.1 Schade: milder, menselijker en makkelijker
Maatregel 2 – Duidelijkheid over het gebied waar schade wordt vergoed
Er komt een einde aan onduidelijkheid over het gebied waar het IMG schades in behandeling
neemt. Het kabinet legt het zogenaamde effectgebied van de gaswinning en gasopslag
vast in een algemene maatregel van bestuur. Daarbij wordt het gebied gehanteerd zoals
dat vanaf de oprichting van het IMG gold, totdat het op 17 mei 2021 werd aangepast.
Dit betekent dat het IMG weer schademeldingen in behandeling zal nemen in twee gebieden
in Noord-Drenthe rond Norg en in Oost-Groningen rond Pekela en Blijham. Het gebied
kan in de toekomst nog wél groter worden, maar niet kleiner.
Maatregel 3 – Stoppen met onderzoek naar causaliteit van schades en met de trillingstool
De schadeafhandeling wordt voor bewoners versimpeld. Geen stoet van experts en stapeling
van rapporten meer, minder aanleiding voor discussies en juridische geschillen. Het
komt niet meer voor dat meerdere deskundigen namens het IMG naar dezelfde schade kijken.
De trillingstool wordt niet meer gebruikt om bij individuele schademeldingen te beoordelen
of de schade kan zijn veroorzaakt door een aardbeving. Bij twijfel wordt in het voordeel
van bewoners beslist. De experts die binnen het effectgebied in opdracht van het IMG
schadeopnames bij bewoners thuis doen, kijken alleen naar de herstelkosten en doen
geen onderzoek naar de schadeoorzaak wanneer de totale kosten voor herstel lager dan
€ 40.000 zijn. Van deze schades wordt zonder verder onderzoek verondersteld dat ze
zijn veroorzaakt door de gaswinning. Binnen het IMG-effectgebied valt hieronder ook
schade door de effecten van gestapelde mijnbouw, zoals zoutwinning en winning uit
kleine gasvelden. Bij schades waarbij de herstelkosten groter dan € 40.000 zijn, wordt
wél gekeken naar de schadeoorzaak, waarbij het bewijsvermoeden onverkort wordt toegepast
en de bewijslast niet bij de bewoner ligt. Dat betekent dat schades worden vergoed
tenzij deze naar hun aard geen mijnbouwschade kunnen zijn. Dit alles kan in sommige
gevallen weliswaar tot overcompensatie leiden, maar dit neemt het kabinet voor lief.
Het leidt namelijk voor bewoners tot substantieel minder rompslomp, minder onzekerheid
en minder juridificering, en voor het IMG tot minder uitvoeringslast. Het IMG regelt
dat bewoners in de kern van het gebied alle schades aan hun woning met een eigen aannemer
kunnen laten herstellen. De aannemer stuurt de rekening dan naar het IMG.
Maatregel 4 – Het IMG lost knelpunten proactief op
Het IMG krijgt de bevoegdheid om individuele knelpunten in de schadeafhandeling voortvarender
op te lossen. De verwachting van gedupeerden is dat alle schade in hun huis wordt
opgelost, maar het IMG kan tot dusver alleen schades afhandelen binnen de aansprakelijkheid
van de NAM en op grond van het schadevergoedingsrecht een vergoeding bieden waarmee
de woning in de oude staat wordt teruggebracht. Het kabinet zal daarom een voorstel
doen tot aanpassing van de Tijdelijke wet Groningen en het IMG extra budget geven
om alle schade op te kunnen lossen. Om te voorkomen dat gedupeerden moeten wachten
op een wetswijziging, zal de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat vooruitlopend
op deze wetswijziging het IMG bij ministeriële regeling de mogelijkheid geven om knelpunten
op te lossen waarbij het aansprakelijkheidsrecht een goede schadeafhandeling in de
weg zit.5 Het IMG kan daardoor ook bij individuele twijfelgevallen, grensgevallen en knelpunten
waarbij aardbevingen een deel van de schade kunnen hebben veroorzaakt, of een indirecte
rol hebben gespeeld, toch een integrale oplossing bieden. Ook wordt het mogelijk om
bewoners een herstelmethode te bieden waarmee voorkomen kan worden dat schade snel
terugkeert. Tot slot kan het IMG ook bewoners helpen met nieuwe schades, terwijl zij
nog een schademelding hebben lopen bij de NAM.
Maatregel 5 – Vaker keuze voor schadeafhandeling met vaste vergoeding
Een vaste vergoeding voor de afhandeling van fysieke schade moet voor meer mensen
een aantrekkelijke optie worden. Vaste schadevergoedingen zijn minder belastend voor
bewoners en bieden meer zekerheid: de vergoedingen worden sneller uitbetaald en het
schadebedrag staat van te voren vast. De regeling voor vaste vergoedingen wordt daarom
uitgebreid, met een mogelijkheid voor hogere vergoedingen in de kern van het gebied.
Een vaste vergoeding moet ook beschikbaar komen voor bewoners met herhaalde schade.
Hierbij moet worden uitgegaan van vertrouwen. Het kabinet accepteert dat dit in sommige
gevallen tot overcompensatie kan leiden, maar de nadelen voor bewoners en de uitvoeringskosten
van de huidige aanpak zijn groter. Voor complexe schadegevallen, zoals monumenten
of boerderijen, en voor andere bewoners die hier aan de voorkeur geven, blijft maatwerk
mogelijk. Daarbij kunnen alle bewoners ook kiezen voor herstel in natura of zelf een
aannemer inhuren, die de rekening bij het IMG indient. Tot slot komt er een regeling
voor gedupeerden die hebben gekozen voor een vaste schadevergoeding, die onvoldoende
blijkt om hun schade daadwerkelijk te herstellen. Deze regeling wordt in overleg met
de maatschappelijke organisaties vormgegeven.
Maatregel 6 – Herhaalde schades worden voorkomen met duurzaam schadeherstel
Mensen met terugkerende schade door onderliggende gebreken aan hun woning krijgen
de zekerheid dat hun schade duurzaam wordt hersteld. Hierbij wordt indien nodig ook
funderingsschade aangepakt. Op basis van de huidige inzichten wordt verwacht dat onderliggende
gebreken bij ongeveer 14.000 panden in aanmerking komen voor duurzaam herstel.6 Bewoners van deze panden krijgen de mogelijkheid om de onderliggende gebreken aan
te laten pakken. Deze zomer begint het IMG in samenwerking met de NCG in de kern van
het aardbevingsgebied met duurzaam herstel van de eerste 300 adressen.
Maatregel 7 – Hogere overlastvergoeding bij meervoudige schademeldingen
Mensen die ondanks de mogelijkheden voor duurzaam herstel en het stoppen van de gaswinning
toch te maken krijgen met teruggekeerde of nieuwe schade kunnen rekenen op een hogere
overlastvergoeding.7 Meervoudige schademeldingen leiden namelijk aantoonbaar tot extra (immateriële) schade
in de vorm van stress, frustratie of angst. Hoewel een hogere vergoeding dit niet
kan voorkomen, wil het kabinet hiermee wel erkenning geven voor de zware belasting
die meervoudige schademeldingen met zich meebrengen. Bij herhaalde schade of teruggekeerde
schade na een nieuwe aardbeving zal het IMG daarom een extra overlastvergoeding tot
€ 1.200 uitkeren en die onderdeel maken van de vergoeding. Zo worden vergoedingen
actief naar mensen gebracht, in plaats van dat zij hier zelf om moeten vragen. Daarnaast
zal het IMG in de schadeafhandeling voorrang geven aan bewoners met herhaalde schade
en extra ondersteuning bij de keuzes die ze kunnen maken.
Knelpunten uit de weg: wat kan er straks wél, wat nu nog niet gebeurt?
Niet moeilijk doen om kleine wensen
In een huis worden door een schade-beoordelaar tien schades geconstateerd. Het gaat
om een muur met bijzonder tegelwerk. De muur met beschadigde tegels kan worden hersteld,
maar is daardoor anders van kleur dan de tegenoverliggende muur, waar de tegeltjes
weliswaar verkleurd zijn en niet in de beste conditie, maar waar geen aardbevingsschade
kan worden verondersteld. Deze muur wordt niet aangepakt. Met de nieuwe mogelijkheid
voor het IMG om ook schades buiten de aansprakelijkheid van de NAM te vergoeden, kunnen
nieuwe tegels voor beide muren worden vergoed en wordt de bewoner veel frustratie
en soms een juridische procedure bespaard.
Verschillen wegnemen aan de randen van het effectgebied
In Drieborg loopt de grens van het gebied waar het IMG schades afhandelt precies door
het dorp. Daardoor valt de beoordeling van vergelijkbare schades aan weerszijden van
deze grens anders uit. Dit leidt tot verschillen en veel onbegrip bij bewoners. Met
de nieuwe mogelijkheid om schades ook buiten de aansprakelijkheid van de NAM op te
lossen, kan het IMG verschillen tussen individuele bewoners oplossen die zijn ontstaan
door de verschillende uitkomsten van schadebeoordelingen.
Stress voorkomen en wegnemen
Door aanhoudende stress en spanningen rond het versterkingsproces van een gezin uit
Appingedam, zitten de ouders van een gezin van drie kinderen er psychisch behoorlijk
doorheen. Met het extra budget dat gemeenten krijgen in de vorm van een knelpuntenpot
kunnen zij zowel de sociale problematiek als de versterking van het huis in één keer
financieren. Zo wordt de bron van veel stress weggenomen en kan het gezin zich focussen
op het welzijn van hun kinderen en henzelf.
Dezelfde behandeling voor iedereen in een constructief verbonden pand
Het merendeel van een aantal rijwoningen is in het bezit van een woningcorporatie
uitgezonderd één woning (particulier). De woningcorporatie wil financieel bijdragen
om tot sloop/nieuwbouw te komen. De particuliere eigenaar is niet in staat het verschil
naar sloop/nieuwbouw zelf te overbruggen. Dit houdt vernieuwing en verduurzaming van
de straat/wijk tegen. Met de nieuwe gebiedsgerichte aanpak en knelpuntenbudgetten
voor de NCG en gemeenten kan dit probleem worden opgelost zodat alle bewoners een
nieuw, veilig huis krijgen.
Een meer menselijke aanpak
Een moeder met een zoon van 12 zou graag de slaapkamer van haar zoon willen opknappen
nu hij naar de middelbare school gaat. De slaapkamer heeft nog steeds het beertjesbehang
uit zijn kindertijd en hij heeft een goed bureau nodig, dat in de kleine ruimte past.
De moeder kan dit niet betalen, omdat het gezin binnenkort naar een wisselwoning gaat
en geen geld heeft om twee keer de kamer in te richten. De nieuwe richting van de
NCG om meer met de menselijke maat te kijken naar versterking gerelateerde problematiek
zorgt ervoor dat met maatwerk een oplossing geboden kan worden.
Maatregel 8 – Aanpassen vergoeding van immateriële schade
Bij het vergoeden van immateriële schade worden verschillen zoveel mogelijk voorkomen
en worden de vergoedingen verruimd. Het kabinet steunt het voornemen van het IMG om
een eind te maken aan verschillen in uitkeringen tussen kinderen en volwassen en tussen
gezinsleden onderling, en om het maximale schadebedrag van € 5.000 in meer situaties
toe te kennen, bijvoorbeeld aan bewoners die sloop/nieuwbouw hebben gehad. Juist een
regeling die is bedoeld om verdriet en leed te compenseren mag niet tot nieuwe pijn,
onvrede en onuitlegbare verschillen leiden. Het kabinet vindt daarom ook dat het verschil
tussen huurders en woningeigenaren moet worden opgeheven en dat mensen met herhaalde
schade een hogere overlastvergoeding ter compensatie van het leed moeten krijgen (zie
ook maatregel 7).
Maatregel 9 – Soepeler omgang met termijnen bij schadeafhandeling
Juist vanwege het feit dat in het gaswinningsgebied al een onevenredig groot beroep
is gedaan op het geduld en incasseringsvermogen van mensen, moeten beslistermijnen
worden gehaald. De maatregelen die het kabinet in deze brief neemt om de schadeafhandeling
en versterking fundamenteel te verbeteren, moeten sneller tot duidelijkheid leiden.
Bewoners die toch te maken krijgen met overschrijdingen van termijnen door de overheid
hebben recht op compensatie en moeten hier niet zelf om hoeven te vragen. De maximale
vergoeding die het IMG uitkeert bij overschrijdingen van de afhandeltermijn wordt
daarom verhoogd tot € 1.442, overeenkomstig de maximale hoogte van een dwangsom op
grond van de Algemene wet bestuursrecht. De NCG zorgt ervoor dat bezwaren van bewoners
op tijd worden afgehandeld en beslist anders in het voordeel van bewoners. IMG en
NCG gaan soepel met reactietermijnen op grond van het bestuursrecht voor bewoners
om, vooral zo lang zij deze zelf nog te vaak overschrijden.
1.2 De versterking meer mensgericht en gebiedsgericht
Maatregel 10 – Gebiedsgerichte crisisaanpak voor versnelling van de versterking
Aan de huidige situatie van fysieke, mentale en sociale onveiligheid door de aardbevingen
en de (gevolgen van de) versterkingsoperatie moet zo snel mogelijk een eind komen.
Bewoners wachten al te lang op duidelijkheid en de sociale cohesie in buurten met
veel onveilige huizen staat onder druk. Daarom wordt de versterking gebiedsgericht
als crisis aangepakt. Daarbij staat veiligheid nog steeds voorop, maar kijken gemeenten
en de NCG ook nadrukkelijk naar wat een buurt of dorp nodig heeft. Het gaat om een
geïntegreerde aanpak: één plan waar veiligheid, versterking en leefbaarheid hand in
hand gaan. Per gebied wordt daarom een opgaveregisseur aangewezen die de taak én het
mandaat heeft om knelpunten en onuitlegbare verschillen in de uitvoering te signaleren,
op te pakken en op te lossen. De lessen die worden geleerd in de dorpenaanpak in Garrelsweer,
Leermens, Zeerijp en Wirdum, waar sinds vorig jaar deze crisisaanpak wordt ontwikkeld,
moeten versneld worden toegepast in de rest van het versterkingsgebied. Zo worden
bestaande regels en procedures, bijvoorbeeld rondom aanbesteden of lokale verordeningen
en bestemmingsplannen, waar mogelijk opzij gezet om de uitvoering te verbeteren, zonder
hierbij de ruimtelijke kwaliteit van gebieden aan te tasten. Indien nodig kan de NCG
een gebouw toevoegen aan de versterkingsoperatie, en informeert de NCG de betreffende
gemeente. Tevens krijgen bewonersbegeleiders van de NCG per casus € 50.000 mandaat
om bewoners te helpen en beslissingen te nemen. Het werkelijk oplossen van verschillen
zorgt namelijk voor herstel van sociale cohesie en verminderen van stress.
Wie heeft welke rol in de versterking?
De gemeente bepaalt de prioritering van gebouwen die mogelijk versterking behoeven
in het lokale plan van aanpak. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert over
de veiligheid. De NCG geeft een oordeel over de uitvoerbaarheid van de aanpak. Als
het totaal van de lokale plannen van aanpak niet uitvoerbaar is, stelt NCG na overleg
met die gemeente een programma vast voor alle betrokken gemeenten.
Maatregel 11 – De NCG maakt de uitvoering van de versterking meer mensgericht
De afspraak is dat de NCG meer mensgericht en vanuit vertrouwen gaat handelen en daarmee
naast bewoners komt te staan. Conform het advies van de enquêtecommissie komt er géén
fundamentele systeemwijziging; wél wordt het bestaande systeem fundamenteel verbeterd.
Er komen evenmin nieuwe blauwdrukken of regels die overal moeten worden toegepast.
Bewoners, hun behoeften en hun huis zijn leidend, in plaats van systemen of procedures.
De NCG zorgt ervoor dat – in aansluiting op de adviezen van Bernard Wientjes – de
doorlooptijden worden verkort, afspraken richting bewoners worden nagekomen en medewerkers
ruimte hebben om lokaal passende oplossingen te bieden. Hiertoe worden onder meer
onnodige processtappen geschrapt, krijgen bewonersbegeleiders meer mandaat en worden
noodzakelijke budgetten vooraf vrijgegeven. Ook heeft NCG een tackle team ingericht om vastgelopen dossiers en schrijnende situaties versneld op te lossen
en de geleerde lessen breed toe te passen. Dit moet leiden tot een soepelere uitvoering
van de versterking, waarbij tempo wordt gemaakt waar dat kan, en tijd wordt genomen
waar nodig, zoals bij erfgoedpanden. Om hierin koers te houden en de effectiviteit
van de verbeteracties te kunnen volgen gaat NCG de bewonerstevredenheid, betrouwbaarheid
en doorlooptijden monitoren. Hiermee ontstaat een rijker beeld bij de voortgang van
de versterking.
Maatregel 12 – Meer maatwerk om verschillen tegen te gaan
Onuitlegbare verschillen in de schadeafhandeling en versterking die in het verleden
zijn ontstaan, moeten dringend worden rechtgezet. Deze verschillen ondermijnen de
mentale gezondheid van mensen, de sociale cohesie en het vertrouwen in de overheid.
Conform het advies van de enquêtecommissie zal het kabinet verschillen tussen bewoners
oplossen die zijn ontstaan door de toepassing van veranderende berekeningsmethoden
in de uitvoering van de versterking. Om verschillen te overbruggen gaat NCG met de
betrokken bewoners en de gemeente in gesprek om te kijken wat zij nodig hebben zonder
dat dit moet leiden tot nieuwe berekeningen. Het kabinet stelt extra budget beschikbaar
zodat de NCG bijvoorbeeld sloop/nieuwbouw kan aanbieden op plekken waar verschillen
tussen bewoners tot onbegrip en sociale spanningen hebben geleid. Op deze wijze zorgt
het kabinet ervoor dat de aanbeveling van de enquêtecommissie om bewoners te laten
kiezen voor een bouwnorm uitvoerbaar wordt gemaakt. Daarnaast krijgt de NCG extra
budget te besteden om andere verschillen binnen wijken en straten, zoals ten aanzien
van genomen verduurzamingsmaatregelen, gebiedsgericht met maatwerk te kunnen aanpakken.
Ook zal de NCG huurders dezelfde vergoeding voor overlast door de versterking geven
als woningeigenaren, en zal het kabinet bewoners compenseren die aan de Stichting
WAG een deel van hun vergoeding voor waardedaling verschuldigd zijn vanwege hun deelname
aan een eerdere groepsclaim tegen de NAM. Tot slot heeft het kabinet de Commissie
Van Geel gevraagd om rond de zomer een grondige analyse te maken van eventuele andere
onuitlegbare verschillen die om een oplossing vragen. De commissie redeneert hierbij
vanuit het gezichtspunt van bewoners en hun omgeving, en niet vanuit het huidige systeem
van juridische legitimiteit en causaliteit.
Maatregel 13 – Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit tijdens de versterking
Er komt meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit bij de planning en uitvoering van
versterkingsmaatregelen. Gemeenten en de provincie spelen hierin een centrale rol:
zij stellen gebieds- en dorpsvisies op, waarbij het team van de versterkingsbouwmeester
van de NCG ondersteunt. Vanaf medio 2023 zal de rijksbouwmeester hierbij desgewenst
adviseren. De NCG en de betrokken wethouders zullen structureel overleg voeren over
het behouden en bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit tijdens de versterking, en
de maatregelen die hiervoor nodig zijn. De versterkingsbouwmeester van de NCG wordt
ondersteund door architecten en stedenbouwkundigen. Hij zorgt er met zijn team voor
dat de versterkingsplannen aansluiten op de lokale gebiedsvisies. In navolging van
de oproep van Kr8-corporaties, de koepel van acht woningcorporaties in het aardbevingsgebied,
kunnen bewoners bij het ontwerpen van versterkingsmaatregelen voor hun woning gebruik
maken van een specialistisch ontwerper of architect.
Maatregel 14 – Extra geld voor leefbaarheid en wijkontwikkeling
Het kabinet trekt extra geld uit voor het verbeteren van de leefbaarheid in de gebieden
waar veel woningen worden versterkt. Straten, dorpen en wijken die te maken hebben
met de meest ingrijpende gevolgen van de gaswinning worden zo aantrekkelijker gemaakt
voor bewoners. Met de extra middelen kunnen gemeenten en de NCG ervoor zorgen dat
deze gebieden na afronding van de versterking niet alleen veiliger zijn, maar ook
mooier en fijner om te wonen. Gemeenten stellen hier gebieds- en dorpsvisies voor
op en bewoners krijgen inspraak over de wijze waarop het extra geld wordt ingezet.
Maatregel 15 – Extra geld voor herstel van de openbare ruimte ná afronding van de
versterking
Verbetering van de leefbaarheid vraagt ook om herstel van de openbare ruimte nádat
de versterking in een wijk of straat is afgerond. Het gaat dan bijvoorbeeld om herbestrating,
het vervangen van de riolering en waterleidingen en aanleg van nieuwe groenvoorzieningen.
Hiervoor is met de bestuurlijke afspraken van 2020 geld aan gemeenten beschikbaar
gesteld. Omdat de versterkingswerkzaamheden langer doorlopen dan toen werd verwacht,
en vanwege de inflatie, zijn deze middelen niet meer toereikend. Daarom maakt het
kabinet, conform de wens van de regionale overheden, extra geld vrij voor herstel
van de openbare ruimte nadat de versterkingsmaatregelen zijn afgerond.
Maatregel 16 – Vergoeding voor eigen tijd van bewoners in versterking
Bewoners die nog wachten op een versterkte woning krijgen een vaste vergoeding van
€ 2.500 per adres voor de tijd die zij hebben besteed aan de versterking van hun huis
en de overlast die het lange wachten en de onzekerheid hebben veroorzaakt. Dit geldt
zowel voor huurders als voor eigenaren.
Maatregel 17 – Indexering gestegen kosten
Door gestegen bouwkosten bij de versterking zijn eerder geraamde budgetten niet altijd
meer voldoende om alle maatregelen uit te voeren. Bewoners mogen hier niet de dupe
van zijn. Daarom zorgt het Rijk ervoor dat alle budgetten jaarlijks worden geïndexeerd,
daar waar dit voor de voortgang van de versterking noodzakelijk is. Voor de afronding
van de versterking van de woningen in de zogenaamde «batch-1588», die de gemeentenuitvoeren,
wordt extra budget ter beschikking gesteld om de gestegen bouwkosten te compenseren.
Maatregel 18 – Extra budget personeelskosten decentrale overheden
Het kabinet betaalt de kosten van de personele inzet van gemeenten en provincie tot
het einde van de versterkingsoperatie. Hierbij wordt rekening gehouden met loonindexering.
1.3 Meer en betere hulp: bewoners de baas over herstel én versterking
Maatregel 19 – Kosten voor juridische, technische en bouwkundige bijstand worden vergoed
De regelingen waarmee bewoners juridische, technische en bouwkundige bijstand in de
schadeafhandeling en versterking vergoed kunnen krijgen, moeten zo snel mogelijk in
werking treden. Nu het wetsvoorstel Versterken gebouwen in Groningen en de daarbij
behorende novelle door de Eerste Kamer zijn aangenomen, verwacht het kabinet deze
regeling op 1 juli aanstaande in werking te kunnen laten treden.
Maatregel 20 – Geen juridificering
Het kabinet begrijpt dat het voor bewoners heel frustrerend is als de overheid met
inzet van de Landsadvocaat tegen hen procedeert. Dat moet stoppen. Bij een geschil
wordt eerst bemiddeling aangeboden, voordat het tot een rechtszaak komt. Wanneer de
rechter gedupeerden gelijk geeft, krijgen zij wat hen toe komt en onderneemt het IMG
geen verdere juridische stappen tegen hen. De NCG heeft niet geprocedeerd tegen bewoners
en zal dat in de toekomst ook niet doen.
Maatregel 21 – Meer zeggenschap en betere informatie
Bewoners krijgen veel meer zeggenschap over de uitvoering van de versterkingsoperatie.
Binnen de gebiedsgerichte aanpak wordt op wijk- of straatniveau een vertegenwoordiging
van bewoners gevormd die rechtstreeks advies uitbrengt aan de NCG over de uitvoering
van de versterking. Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar voor deze «bewonersregieteams».
Verder krijgen bewoners vanaf dit najaar toegang tot een digitaal portaal waar ze
actuele informatie over de voortgang van de versterking kunnen inzien, zodat bewoners
op elk moment weten waar ze aan toe zijn. Voor dit portaal en extra communicatie hierover
stelt het kabinet ook extra geld beschikbaar.
Maatregel 22 – Betere ondersteuning door IMG, NCG en SNN met één loket
De mensen in het aardbevingsgebied verdienen de beste ondersteuning van de beste mensen.
Daarom wil het kabinet het werk van bewonersbegeleiders aantrekkelijker maken. Begeleiders
moeten méér tijd beschikbaar hebben per bewoner, beter worden toegerust met de juiste
kennis en expertise en meer mandaat krijgen. IMG, NCG en SNN krijgen extra financiële
ruimte om de beste mensen voor deze functies te vinden en behouden. Gedupeerden die
zowel met IMG als NCG te maken hebben, kunnen kiezen voor één begeleider die namens
beide organisaties optreedt. Bewonersvragen worden daarbij zo spoedig mogelijk beantwoord.
Aparte steunpunten voor schade en versterking worden zoveel mogelijk samengevoegd,
met ruime openingstijden, en de bestaande laagdrempelige hulp van Stut & Steun wordt
verlengd. In elke gemeente komt ten minste één herkenbare plek waar bewoners met vragen
over de schadeafhandeling, versterking en beschikbare (subsidie)regelingen terecht
kunnen. Het Erfgoedloket wordt hierop aangesloten. Er wordt proactief opgetreden richting
bewoners om hen te wijzen op de beschikbare regelingen en de bereidheid om schade
te melden te vergroten.
Maatregel 23 – Aardbevingscoaches in elke gemeente
Het kabinet wil dat in alle gemeenten in het gaswinningsgebied aardbevingscoaches
beschikbaar komen zolang hier behoefte aan is. Aardbevingscoaches bieden onafhankelijk
van de uitvoeringsorganisaties een luisterend oor aan mensen voor wie de schadeafhandeling
en versterking zeer belastend zijn. Zo nodig helpen zij met doorverwijzingen naar
andere professionals. Gemeenten ontvangen hiervoor de benodigde financiering.
1.4 Aandacht en maatwerk voor complexe gevallen en bijzondere panden
Maatregel 24 – Extra hulp aan agrariërs met schade
Het kabinet trekt extra middelen uit voor de uitvoering van het Agroprogramma door
de Provincie Groningen. Agrariërs worden onevenredig belast met de huidige procedures
voor schade-herstel en versterking en zijn oververtegenwoordigd binnen de groep met
de langste doorlooptijden bij schadeherstel. De agrarische sector is van groot belang
voor de identiteit van de regio en de gemeenschappen waarin zij actief zijn. Veel
agrarische bedrijven moeten worden versterkt of hebben te maken met schade die zodanig
complex is dat schadeherstel vraagt om toekomstbestendige keuzes voor het hele bedrijf.
Het kabinet wil deze en gerelateerde problemen in samenhang aanpakken om de agrosector
herstel én perspectief te bieden. Gegeven de complexiteit van het probleem zal worden
bekeken of extra personele inzet, of de inrichting van een taskforce, behulpzaam kan
zijn. Het IMG zal de bestaande regeling voor vergoeding van schade aan mestkelders
verbeteren en stelt specialistische medewerkers met een ruim mandaat aan om schades
voortvarender af te handelen, in afstemming met de specialisten bij het Agroprogramma
van de NCG. Redelijkheid en billijkheid zijn hierbij het uitgangpunt.
Maatregel 25 – Extra steun voor ondernemers met schade en vergoeding van waardedaling
aan bedrijfspanden
Het kabinet breidt het bestaande mkb-programma van de provincie Groningen uit. Ondernemers
krijgen meer hulp met de schadeafhandeling en versterking via speciale consulenten
bij Stut & Steun, extra toekomstperspectief via het ondernemersloket van GroBusiness
en toegang tot een voucherregeling voor advies en ondersteuning ter waarde van € 10.000
per ondernemer. Ondernemers vallen vaker binnen de categorie complexe dossiers, waardoor
zij te maken hebben met lange doorlooptijden. Deze dossier moeten sneller worden opgepakt.
Kleine ondernemers met complexe schades die in financiële, medische of psychische
problemen zijn geraakt, kunnen voortaan ook terecht bij de Commissie Bijzondere Situaties.
Het IMG zal dit najaar een regeling bekendmaken voor de vergoeding van waardedaling
bij bedrijfspanden. Verder stelt het kabinet extra budget beschikbaar voor regionale
mkb-plannen, waarvoor de invulling nader wordt bepaald. Tot slot zal ook hier worden
bezien of extra personele inzet of een taskforce nodig is.
Maatregel 26 – Voortzetting Erfgoedprogramma
De provincie kent een uniek cultuurlandschap van ommeland, wierden en wadden met veel
waardevol erfgoed en het archeologisch bodemarchief. Dit landschap, de beeldbepalende
gebouwen en de natuur moeten voor toekomstige generaties behouden blijven. Bescherming
van het erfgoed is cruciaal voor behoud van de Groningse cultuur, het landschap en
de identiteit. Het bestaande Erfgoedprogramma zou dit jaar aflopen, maar wordt verlengd.
Hiervoor wordt extra geld uitgetrokken, inclusief subsidies voor regulier en groot
onderhoud van monumenten en karakteristieke panden. Goed onderhoud voorkomt toekomstige
schades en draagt bovendien bij aan de cultuurhistorische waarde van de regio. Voor
agrarisch erfgoed komen extra mogelijkheden voor restauratie en onderhoud om de identiteit
en vitaliteit van het landelijk gebied te versterken. En voor eigenaren van monumenten
die nog versterkt moeten worden, start de Vereniging Groninger Monumenteigenaren een
pilot, die uitgaat van een integrale aanpak van alle benodigde werkzaamheden, met
de eigenaar van het monument als opdrachtgever.
Maatregel 27 – Een sterk vangnet voor wie dit nodig heeft
Speciale vangnetten voor vastgelopen situaties moeten op termijn overbodig worden.
De maatregelen die het kabinet in deze kabinetsreactie aankondigt, moeten hiervoor
zorgen. Zo lang er echter gedupeerden zijn voor wie het IMG, de NCG en de verschillende
overheden nog geen oplossing kunnen bieden, blijft de vangnetfunctie van de Commissie
Bijzondere Situaties en het Interventieteam Vastgelopen Situaties belangrijk. Naast
IMG en NCG hebben ook zij de mogelijkheid om met een eigen budget en een ruim mandaat,
los van de aansprakelijkheid van de NAM en de bestaande juridische of financiële kaders,
oplossingen te realiseren wanneer die voor gedupeerden uit zicht zijn geraakt. Het
kabinet blijft hier middelen voor beschikbaar stellen, zodat gebrek aan geld en capaciteit
een oplossing niet in de weg kan staan.
1.5 Met voorrang verduurzamen
Het is schrijnend dat in Groningen en Noord-Drenthe momenteel sprake is van de grootste
energiearmoede van Nederland. Woningen in dit gebied zijn gemiddeld ouder en groter
dan elders in Nederland en verbruiken daardoor meer energie. Ook ligt hier het gemiddelde
inkomen van huishoudens lager dan het landelijk gemiddelde en heeft een groot aantal
huiseigenaren in afwachting van schadeherstel of versterking investeringen in verduurzaming
uitgesteld. Zo werken de gevolgen van de gaswinning ongunstig door in de energierekening
van mensen en zijn verschillen ontstaan in de mate van verduurzaming. Het kabinet
voelt de morele verplichting om de mensen in dit gebied te helpen met isolatiemaatregelen
die hun energierekening omlaag brengen, zodat hun besteedbaar inkomen groeit.
Daarom komt het kabinet voor de mensen in dit gebied met een extra impuls voor verduurzaming
door middel van isolatie. Zo kunnen achterstanden worden ingelopen en kunnen deze
mensen gaan profiteren van de voordelen die de transitie naar het fossielvrije tijdperk
biedt. Het kabinet wil hiermee recht doen aan de disproportionele last die bewoners
hebben gedragen door de winning van aardgas. Deze aanvullende aanpak, specifiek voor
de tien gemeenten in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Tynaarlo
en Noordenveld in Noord-Drenthe, moet ervoor zorgen dat de energiearmoede wordt verkleind
en huizen zoveel als mogelijk worden geïsoleerd naar de standaard voor woningisolatie.
Daardoor zijn deze huizen qua isolatie straks klaar voor de overstap van aardgas naar
een vorm van duurzame warmte.
Omdat het grootste deel van de woningen in het gebied waarschijnlijk verwarmd gaat
worden met warmtepompen, en we met deze impuls in isolatie het tempo van verduurzaming
gaan versnellen, is het belangrijk dat het vergroten van de capaciteit van het elektriciteitsnet
voortvarend wordt opgepakt. Samen met netbeheerders wordt alles in het werk gesteld
om congestie op het laagspanningsnet in Groningen te voorkomen. Verder moeten de mogelijkheden
voor uitbreiding van de collectieve warmtevoorziening optimaal worden benut. Dit gaat
onder andere om de warmtevoorziening in de stad Groningen en Delfzijl en Appingedam.
Deze projecten kunnen gebruik maken van de subsidieregeling voor warmtenetten die
binnenkort beschikbaar komt. Het kabinet heeft voor de financiering van de onrendabele
top voor de distributienetten binnen de gebouwde omgeving een subsidie instrument
beschikbaar gemaakt. Partijen kunnen hiervoor per 1 juni aanvragen indienen. Vanuit
Groningen worden hiervoor meerdere aanvragen verwacht. Het kabinet zal verder verkennen
welke hindernissen er zijn om grootschalige warmteleidingen tussen industriële clusters
(bijvoorbeeld in de Eemshaven en het industriegebied Oosterhorn) en eindgebruikers
te realiseren.
Maatregel 28 – Woningen die nog versterkt moeten worden aardgasvrij(-gereed) maken
Voor bewoners die nog wachten op een ingrijpende (zware of middelzware) versterking
van de woning wil het kabinet isolatiemaatregelen laten toepassen gelijktijdig met
de versterking van hun huis. Het budget voor de NCG wordt hiervoor opgehoogd. Uitgangspunt
bij deze aanpak is dat de versterking niet vertraagd wordt, en dat deze huizen uiterlijk
in 2028 zijn versterkt en verduurzaamd naar het niveau van aardgasvrij of aardgasvrij
gereed. De NCG zal samen met bewoners tot een maatwerkoplossing komen, voor de huizen
die nog versterkt moeten worden. Uiteraard is deze koppeling niet verplicht. Bewoners
kunnen zelf kiezen of ze gebruik willen maken van deze mogelijkheid tot verduurzaming.8
Maatregel 29 – Verduurzamingsstimulering voor woningen in Groningen en Noord-Drenthe
Het kabinet geeft verder een extra impuls aan het isoleren van de overige woningen
met matige en slechte energielabels in de provincie Groningen en de genoemde gemeenten
in Noord-Drenthe, inclusief woningen die al zijn versterkt. Hiervoor stelt het kabinet
in totaal € 1,65 miljard beschikbaar, waarmee een substantiële financiële bijdrage
kan worden gedaan voor isolatiemaatregelen in aanvulling op de reeds bestaande nationale
subsidie- en financieringsregelingen, en bovenop de middelen die beschikbaar zijn
gesteld aan gemeenten voor de Lokale Isolatieaanpak en de aanpak van energiearmoede.
Daardoor zal in de gemeenten in provincie Groningen en Aa en Hunze, Tynaarlo en Noordenveld
in Noord-Drenthe ongeveer het dubbele beschikbaar zijn ten opzichte van de landelijke
subsidies die voor iedereen in Nederland beschikbaar zijn.
Het doel van de extra bijdrage is om woningen (zowel koop- als huurwoningen) die qua
energiezuinigheid nog te wensen overlaten te verbeteren, zodat deze woningen in 2035
qua isolatie klaar zijn om van het aardgas af te gaan.9 Het Rijk, de provincie, gemeenten en andere betrokkenen zullen ervoor zorgen dat
in het hele gebied in vergelijkbare situaties zoveel mogelijk vergelijkbare ondersteuning
wordt geboden. Gemeenten werken binnen dit kader samen met bewoners een concreet plan
uit, inclusief fasering. De prioriteit zal daarbij liggen op de meest kwetsbare wijken
en huishoudens, omdat daar de energiearmoede vaak het grootst is en mensen zelf minder
mogelijkheden hebben om te investeren. Het uitgangspunt is nadrukkelijk dat iedereen
mee moet kunnen doen, ook mensen die zelf geen middelen hebben om te investeren, en
dat mensen die dat willen actief ondersteund worden. Er zal daarom ook de mogelijkheid
worden geboden van een investering in isolatie zonder eigen bijdrage, en bewoners
zullen actief benaderd en ontzorgd worden via bijvoorbeeld energiecoaches bij het
nemen van maatregelen en regelen van subsidie en financiering.
Voor grotere investeringen zal er een eigen bijdrage nodig zijn, waarbij bewoners
die hiervoor kiezen gebruik kunnen maken van een energiebespaarlening van het Warmtefonds.
Voor mensen die zelf geen leenruimte hebben zal er via het Warmtefonds ook een vorm
van maatwerkfinanciering mogelijk zijn, met 0% rente en met een maandlast naar draagkracht.
Hierbij zal een eventuele restschuld aan het einde van de looptijd van de financiering
of bij tussentijdse verkoop van de woning worden kwijt gescholden. De toegang tot
het Warmtefonds zal voor de gemeenten zo laagdrempelig mogelijk worden gemaakt. Voor
het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed binnen de regio kan gebruik worden gemaakt
van een landelijke subsidieregeling, en voor het verduurzamen van midden- en kleinbedrijf
kan dat via landelijke fiscale regelingen en een (nog op te richten) ondersteuningsstructuur.
De wijze van uitvoering wordt de komende tijd gezamenlijk met de regio verder uitgewerkt.
Voor de uitvoering door de gemeenten en provincie komt extra geld beschikbaar en er
wordt zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande gemeentelijke plannen, zoals hun
Transitievisies Warmte en de Lokale Aanpakken Isolatie, waarvoor gemeenten een bijdrage
kunnen aanvragen uit het Nationaal Isolatieprogramma. In de Staat van Groningen zal
jaarlijks over de voortgang worden gerapporteerd.
Maatregel 30 – Uitbreiding toepassingsgebied subsidie woningverbetering
In aanvulling op bovenstaande maatregelen, wordt de bestaande subsidieregeling voor
verduurzaming en verbetering voor eigenaren van woningen die geen onderdeel zijn van
het versterkingsprogramma van NCG uitgebreid met 28 extra postcodegebieden aan de
randen van het huidige toepassingsgebied. Zo kan een groter deel van de regio van
deze regeling gebruikmaken. De oorspronkelijke afbakening die in 2020 met de regionale
overheden is afgesproken leidt in de praktijk namelijk tot veel vragen en onbegrip
onder bewoners. Hoewel elke afbakening tot nieuwe grensgevallen leidt, en tot teleurstelling
bij bewoners die nét buiten het aangewezen gebied vallen, zal het kabinet de al lang
voortslepende discussie over de afbakening nu beslechten door de grenzen van de regeling
nog éénmaal te verruimen zodat een duidelijk aaneengesloten gebied ontstaat, zonder
voor bewoners onlogische enclaves of exclaves.10 Met deze uitbreiding worden in totaal circa 15.000 adressen aan de regeling toegevoegd.
Zij kunnen een subsidie tot € 10.000 aanvragen voor verbetering of verduurzaming van
hun woning.11
Wanneer merken mensen ietsvan deze maatregelen?
Het kabinet gaat, samen met de regionale overheden, uitvoeringsorganisaties en bewoners
aan de slag om de 30 maatregelen die hierboven zijn genoemd uit te werken en in werking
te laten treden. Daarbij is naast snelheid ook zorgvuldigheid van belang. De termijn
waarop mensen verandering zullen merken en van nieuwe regelingen kunnen profiteren,
zal per maatregel verschillen. Sommige maatregelen kunnen per direct in werking treden:
zo kan NCG per direct starten met het aanbieden van maatwerk bij verschillen in het
kader van de versterking, en krijgen de bewonersbegeleiders van NCG per direct meer
mandaat: per casus € 50.000 om bewoners te helpen en beslissingen te nemen. Ook kan
op korte termijn een einde komen aan de situatie dat telkens nieuwe experts in opdracht
van het IMG naar dezelfde schades kijken en gaat het IMG niet meer in hoger beroep
als een rechter in het voordeel van bewoners uitspraak heeft gedaan.
Maatregelen waarvoor aanpassing van wet- en regelgeving nodig is, zullen meer tijd
kosten. Het kabinet verwacht dat de algemene maatregel van bestuur waarin het effectgebied
waar het IMG schade afhandelt, wordt vastgelegd later dit jaar in werking kan treden.
De ministeriële regeling waarmee bewoners juridische, technische en bouwkundige bijstand
vergoed kunnen krijgen, treedt naar verwachting per 1 juli 2023 in werking. De benodigde
wijziging van de subsidieregeling voor verduurzaming & woningverbetering kan naar
verwachting eveneens later dit jaar in werking treden. Maatregelen waarvoor nieuwe
of aangepaste werkwijzen in de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterking
nodig zijn, worden verder uitgewerkt in overleg met het IMG en de NCG. Ook nieuwe
maatregelen zoals de aanvullende verduurzamingsstimulering [maatregel 29] moeten nader
worden uitgewerkt. Het kabinet zal uw Kamer deze zomer nader informeren over de uitwerking,
uitvoering en voorziene inwerkingtreding van de verschillende maatregelen in deze
brief.
2. Bouwen aan welzijn en sociaal herstel
De enquêtecommissie benadrukt terecht dat de negatieve gevolgen van de gaswinning
verder gaan dan schade aan gebouwen en individuele mensen. Ze raken een hele regio.
De overheid heeft de mensen in het gaswinningsgebied als individu én als collectief
tekort gedaan. Het kabinet wil zich langjarig committeren om te herstellen wat in
zestig jaar is geschaad. Dit begint echter met aandacht voor psychosociaal herstel.
De Rijksuniversiteit Groningen doet sinds 2016 onderzoek naar de psychosociale impact
van de gaswinning en de afhandeling van de gevolgen. Sindsdien zijn meer dan 20 publicaties
verschenen die de ernst laten zien van de langdurige negatieve gevolgen voor de gezondheid,
het welzijn en de cohesie in het aardbevingsgebied.12 Bewoners vertellen hier indringend over in de gesprekken die het kabinet met hen
voert. Schades keren terug, procedures duren lang en uitkomsten voelen soms onrechtvaardig.
Ook het gebrek aan erkenning van de impact van het probleem veroorzaakt stress en
gezondheidsschade. Deze problemen moeten met voorrang worden opgelost om ruimte te
creëren voor verdere sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkeling.
Het kabinet trekt het zich zeer aan dat bewoners van het gaswinningsgebied aangeven
dat zij zich door de overheid in de steek gelaten voelen. Dit gevoel wordt versterkt
wanneer door het wegtrekken van bewoners tegelijkertijd voorzieningen voor sport,
cultuur en recreatie verdwijnen, aanrijtijden van politie en ambulances langer worden
en het openbaar vervoer verschraalt. Het is voor bewoners moeilijk te verteren dat
hun regio, die de afgelopen decennia juist zo’n belangrijke bijdrage heeft geleverd
aan de energievoorziening van Nederland, op verschillende indicatoren van brede welvaart
ruim onder het landelijk gemiddelde scoort.13
Bijzondere aandacht verdient in dit verband het effect van de gaswinning op het welzijn
en de (onderwijs)kansen van kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Zij lopen een groter
risico op leerachterstanden door problemen thuis, hebben last van emotionele problemen
en moeite om deze bespreekbaar te maken in hun omgeving. Kinderen en jongeren in het
aardbevingsgebied hebben bovendien significant minder hulpbronnen tot hun beschikking
dan leeftijdsgenoten elders.14 Hun ouders zijn vaker laaggeletterd, werkzoekend of arbeidsongeschikt en 10% van
de huishoudens heeft problematische schulden.15 Ook de Kinderombudsman stelt dat kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied minder
toekomstperspectief hebben dan hun leeftijdsgenoten in andere regio’s.16
Nieuw toekomstperspectief voor de regio vraagt daarom allereerst om sociaalmaatschappelijke
verbeteringen. Voor kinderen en volwassenen, specifiek ook de generatie jongvolwassenen
die het afgelopen decennium is opgegroeid. Het gaat er om dat mensen kunnen meedoen
zodat zij kunnen meeprofiteren van nieuwe economische kansen. Meer werkgelegenheid
heeft slechts zin als mensen ook kúnnen werken en als zij de vaardigheden hebben die
aansluiten op het werk dat beschikbaar is. Daarom wil het kabinet samen met de lokale
overheden, kennis- en onderzoekspartijen, maatschappelijke organisaties en andere
betrokkenen in Groningen en Noord-Drenthe de handen ineen slaan voor een breed welvaartsoffensief.
Deze aanpak geldt voor de hele provincie Groningen (inclusief Oost-Groningen, dat
van oudsher lage scores heeft op sociaaleconomische indicatoren ten opzichte van regio’s),
plus de gemeenten in Noord-Drenthe binnen het IMG-effectgebied. Rijk en Regio kijken
hierbij naar waar de middelen het hardst nodig zijn en nemen dit mee in de verdere
uitwerking.
Het doel is dat bewoners die de afgelopen decennia onevenredig de lasten hebben gedragen
van de gaswinning concreet perspectief krijgen op een meer welvarende toekomst in
een regio die zijn eigen identiteit behoudt en waar het fijn wonen, werken en recreëren
is. Hierbij laat het kabinet zich inspireren door de ervaringen die zijn opgedaan
met het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid en het Nationaal Programma Leefbaarheid
& Veiligheid. De inspanningen van alle betrokken partijen moeten er aan bijdragen
dat het voormalige gaswinningsgebied binnen één generatie tenminste op het landelijk
gemiddelde scoort op belangrijke indicatoren van brede welvaart, zoals: een goede
uitgangspositie op de arbeidsmarkt, opleidingsaanbod, bestaanszekerheid, schooluitval,
tevredenheid met het leven en ervaren gezondheid. De precieze doelen worden samen
met inwoners, organisaties en overheden in de regio vastgesteld. De voortgang wordt
bijgehouden in de Staat van Groningen.
Maatregel 31 – Gemeenten krijgen een eigen knelpuntenbudget
Gemeenten krijgen extra geld om inwoners die naast de versterking van hun huis te
maken hebben met sociaaleconomische, psychosociale of gezondheidsproblemen te helpen.
De reguliere budgetten die gemeenten hebben voor de uitvoering van hun taken in het
sociaal domein zijn hiervoor niet altijd toereikend. Om bewoners te ontzorgen en een
oplossing te kunnen bieden voor gestapelde problematiek stelt het kabinet extra budget
beschikbaar. Ondanks dat de huizen van bewoners worden versterkt, gaan veel bewoners
namelijk door een periode van rouw. Het gaat om verlies van hun oude thuis met herinneringen,
het verlies van hun oude buurt en verlies van «verloren» jaren die zijn opgeslokt
door de aardbevingsproblematiek. Gemeenten kunnen met sociaal maatschappelijk werk
hier extra aandacht aan besteden.
Maatregel 32 – Steun voor Groninger Dorpen, Stut en Steun en Maatschappelijke Organisaties
De Vereniging Groninger Dorpen speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van
dorpsinitiatieven in de Groninger dorpen. Het kabinet zal Groninger Dorpen de komende
jaren financieel ondersteunen. Zo kan de vereniging bijdragen aan de leefbaarheid
in het gebied door initiatieven mogelijk te maken van dorpsbelangenorganisaties, dorpshuizen
en andere organisaties die actief zijn op het platteland. Ook Stut en Steun, de Groninger
Bodembeweging en het Groninger Gasberaad spelen een cruciale rol. Zij ontzorgen bewoners,
ondernemers en agrariërs en vertolken hun stem bij bestuurders en beleidsmakers. Het
kabinet zorgt ervoor dat zij de komende jaren hun belangrijke inzet kunnen voortzetten.
Maatregel 33 – Jongeren krijgen een stem
Het kabinet stelt een jongerenraad in om ervoor te zorgen dat de stem van de jongeren
en jongvolwassenen in Groningen en Noord-Drenthe nadrukkelijker klinkt bij de totstandkoming
van beleid. De rol van de raad is om de Staatssecretaris van Economische Zaken & Klimaat
te adviseren en om actief signalen door te geven van knelpunten en kansen om meer
toekomstperspectief te bieden.
Maatregel 34 – Gemeenten krijgen extra budget voor de uitvoering van een Sociale Agenda
voor het aardbevingsgebied
Regio en Rijk nodigen een kwartiermaker uit om samen een Sociale Agenda op te stellen
en de uitvoering vorm te geven. De Sociale Agenda wordt een apart programma, los van
het Nationaal Programma Groningen. Voor de Sociale Agenda wordt een brede coalitie
gevormd van onder andere bewoners, maatschappelijke organisaties, scholen, kennisinstellingen,
de cultuursector, woningbouwcorporaties, zorgverleners, GGD, het bedrijfsleven, sociale
partners, gemeenten, en ministeries. Het Rijk stelt kennis en expertise beschikbaar
vanuit de departementen voor de totstandkoming van de Agenda. Hierbij kan het Rijk
ook ervaringen delen vanuit het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid. De Agenda zal
bestaan uit concrete doelstellingen en investeringen die ten goede komen aan de leefbaarheid,
onderwijskwaliteit, armoedebestrijding, gezondheid en arbeidsparticipatie van inwoners.
Dit sluit ook aan op het Masterplan Campussen en versterkt de inzet op economisch
perspectief [zie maatregel 35]. Hierbij is specifiek aandacht voor kinderen en jongeren
die opgroeien in een kansarme omgeving. Per gemeente kunnen inhoudelijke accenten
worden gezet. Zij kunnen op basis van de lokale behoefte bestaande programma’s en
initiatieven die werken voortzetten of opschalen, of nieuwe initiatieven opstarten.
Zo draagt de Sociale Agenda bij aan de duurzame inzetbaarheid van mensen en de toekomstbestendigheid
van de regio, en sluit aan bij de economische transities die daar voor nodig zijn.
Het kabinet stelt eenmalig € 500 miljoen beschikbaar aan de gemeenten, als bijdrage
voor de uitvoering van de Agenda, gevolgd door een generatielange bijdrage van € 100 miljoen
per jaar voor 30 jaar. Het kabinet zal daarbij rekening houden met de wens van gemeenten
om waar mogelijk de middelen beschikbaar te stellen via het gemeentefonds, bijvoorbeeld
middels een decentralisatie-uitkering.
Om focus aan te brengen in de maatregelen zal de Sociale Agenda zich richten op vier
speerpunten:
1) Verbeteren van de (mentale) gezondheid
Naast de maatregelen die gericht zijn op acute knelpunten zoals eerder genoemd [maatregel
23 en 31] is het duurzaam verbeteren van de (mentale) gezondheid van mensen in het
gaswinningsgebied van belang. Bestaande voorzieningen en initiatieven op het gebied
van bijvoorbeeld welzijnswerk, maatschappelijk werk, gezonde levensstijl en geestelijke
gezondheidszorg kunnen op basis van de behoeften van bewoners worden versterkt met
extra financiering. Dit geldt ook voor initiatieven op het gebied van schoolmaatschappelijk
werk en jongerenwerkers op middelbare scholen. De gezondheidszorg wordt zo laagdrempelig
mogelijk georganiseerd; een Ecosysteem Mentale Gezondheid kan hierbij behulpzaam zijn.
Hiervoor wordt samengewerkt met onder andere de GGD, gemeenten, GGZ, huisartsen en
andere zorginstellingen. Ook zijn er kansen op het vlak van cultuurparticipatie, waarbij
er tussen partijen in het sociaal domein en de culturele sector wordt samengewerkt.
2) Vergroten van de leefbaarheid en sociale cohesie
Veel bewoners geven aan dat verbetering van de leefbaarheid in hun directe omgeving
prioriteit is. Daarom kan met de Sociale Agenda budget worden ingezet voor het behouden
of herstellen van het verenigingsleven en sociale activiteiten, publieke voorzieningen
zoals speeltuinen, zwembaden, muziekscholen, bibliotheken en dorpshuizen, recreatiemogelijkheden
en verfraaiing van de openbare ruimte.
3) Kansen voor kinderen, jongeren en de volgende generatie
Met de middelen die beschikbaar zijn voor de Sociale Agenda kunnen gemeenten extra
inzetten op onderwijs- en sociale voorzieningen voor jongeren, zoals het versterken
van onderwijsprogramma’s om leerachterstanden weg te werken, het versoepelen van de
overgang van school naar werk, cultuureducatie- en participatie en laagdrempelige
toegang tot sport- of culturele voorzieningen. Jongeren kunnen sinds kort ook bellen
met de Kindertelefoon om te praten over de aardbevingen. Daarnaast komt er een JongerenTop
om van jongeren zelf te horen wat zij nodig hebben voor hun toekomst. Regionale programma’s
zoals Tijd voor de Toekomst, JongGOUD, Kansrijke Groningers en de lokale activiteiten
in het kader van de Bibliotheek op School en Tel mee met Taal kunnen worden verlengd
of uitgebreid. Met de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen wordt besproken
of zij in hun onderzoek naar de behoeften van kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied
ook kunnen meenemen welke verdere interventies in het onderwijs nodig zijn.
4) Arbeidsparticipatie & Armoedebestrijding
Volwassenen en kinderen die langdurig in armoede leven of problematische schulden
hebben, ervaren meer stress, hebben minder mogelijkheden om mee te doen in de samenleving
en hun doenvermogen wordt beperkt. Dit leidt tot een vicieuze cirkel die doorbroken
moet worden. Dit vraagt om het vergroten van de bestaanszekerheid, terugdringen van
laaggeletterdheid en bieden van mogelijkheden voor arbeidstoeleiding en een leven
lang ontwikkelen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Werk, opleiden en naar
werk toe leiden zijn hierbij nauw met elkaar verbonden. Extra aandacht is nodig voor
het realiseren van passend werk voor mensen voor wie reguliere arbeid (nog) een stap
te ver is. En het onderwijs, met name in het mbo, moet goed aansluiten bij de werkgelegenheid
en de transitieopgaven van de regio. Binnen de Sociale Agenda kunnen maatregelen worden
genomen om bestaande Groningse programma’s gericht op arbeidstoeleiding, een leven
lang ontwikkelen en participatie, zoals Werken aan Ontwikkeling en Werk in Zicht,
op te schalen, en nieuwe initiatieven te ontwikkelen gericht op het bieden van perspectief.
Het Just Transition Fund kan hier ook voor worden benut. Ook kan de Sociale Agenda
bijdragen aan het bestrijden van armoede. Regio en Rijk verkennen wat aanvullend gedaan
kan worden op het gebied van armoedebestrijding, naast de lopende aanpak Geldzorgen,
Armoede en Schulden, en de inzet van de gemeenten, gericht op het verkorten van de
duur van schuldhulpverleningstrajecten, het vroeg signaleren van schuldenproblematiek
en het faciliteren van huishoudens om (beter) gebruik te maken van de voorzieningen.
Een Sociale Agenda
Wat zou dat kunnen inhouden?
Met de extra middelen die gemeenten de komende jaren ontvangen, geven zij samen met
het Rijk uitvoering aan de Sociale Agenda. De kwartiermaker die wordt aangesteld,
gaat samen met alle betrokkenen werken aan kansrijke programma’s. Onderstaande lijst
kan hierbij als inspiratie dienen.
Mentale Gezondheid
Laagdrempelige sociale en emotionele ondersteuning – Gemeenten kunnen extra budget inzetten voor geestelijke verzorging, school maatschappelijk
werk, jongerenwerkers op het voortgezet onderwijs en inwonersondersteuners voor specifieke
doelgroepen. Een voorbeeld hiervan kan het opschalen en intensiveren van het programma
Sociale Veerkracht van de gemeente Midden-Groningen zijn.
Ecosysteem Mentale Gezondheid – In een Ecosysteem Mentale Gezondheid wordt gezondheidszorg zo laagdrempelig mogelijk
georganiseerd, samen met onder andere GGD, gemeenten, GGZ, huisartsen en andere zorginstellingen.
Het doel is een GGZ die in verbinding staat met de samenleving.
Kansrijke Start
In dit programma werken gemeenten en het Rijk samen met medewerkers van wijkteams,
welzijnswerk, volwassen-ggz, geboorte- en jeugdgezondheidszorg, werken aan een kansrijke
start voor zoveel mogelijk kinderen, vanaf 10 maanden voor de geboorte tot ongeveer
2 jaar daarna.
Vergroten van de leefbaarheid en sociale cohesie
Investeringen in openbaar groen en de openbare ruimte - Gemeenten kunnen investeren in de leefkwaliteit via bijvoorbeeld de aanleg van speeltuinen,
plukbossen, groenvoorzieningen en deel-mobiliteit in de buurt.
Herstel van voorzieningen
Gemeenten en provincie kunnen extra budget inzetten om het voorzieningenniveau een
impuls te geven. Dit kan bijvoorbeeld via het regionale masterplan regiocentra en
met inzet van nationale regelingen zoals de Tijdelijke regeling Bibliotheken om bibliotheekvoorzieningen
te behouden of nieuwe vestigingen of concepten uit te rollen.
Vergroten kansen volgende generatie
Impuls onderwijs
Met het extra geld kunnen gemeenten en provincie een impuls in het onderwijs realiseren
en daarmee leerlingen en leraren helpen bij het aanpakken van achterstanden. Hiervoor
is in het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) een menukaart beschikbaar met interventies.
Ook zijn er succesvolle regionale initiatieven die geïntensiveerd kunnen worden zoals
het programma Tijd voor Toekomst waarin leerlingen extra lesuren krijgen. Dit vraagt ook om aandacht voor voldoende
en gekwalificeerde leerkrachten in de regio.
Toegankelijker maken sport en cultuur
Hierbij kan gedacht worden aan het toegankelijker maken van sport en cultuur voor
jongeren in Groningen omdat sportieve en culturele ontwikkelen een grote bijdrage
leveren aan het bevorderen van kansengelijkheid.
Arbeidsparticipatie en doorbreken intergenerationele armoede
Programma Leefbaarheid en Veiligheid
Langjarige inzet van het Rijk samen met gemeenten en andere lokale partijen om de
leefbaarheid en veiligheid weer op orde ter krijgen en bewoners perspectief te bieden.
Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden
Dit is een meerjarige aanpak gericht op de halvering van het aantal kinderen dat opgroeit
in armoede in 2025 en een halvering van armoede en problematische schulden in het
algemeen in 2030.
Werken aan Ontwikkeling
Met een groot aantal partijen is een samenhangend programma ontwikkeld vanuit het
Nationaal Programma Groningen voor investeringen in de regionale arbeidsmarkt en de
grote transities waar de regio mee te maken heeft. Het programma «Werken aan Ontwikkeling»
gaat onder meer over werving, selectie & matching, een lerende regio en een inclusieve
arbeidsmarkt.
3. Bouwen aan de toekomst
Economisch perspectief
Sociale en economische groei zijn nauw met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk.
Om de regio duurzaam economisch te versterken is een schaalsprong nodig in initiatieven
voor economische ontwikkeling. Daarom zet het kabinet in aanvulling op, en ter versterking
van, de Sociale Agenda in op een Economische Agenda. Daarbij moet nauw worden aangesloten
worden bij de kracht van de regio en de mensen die er wonen, zodat de mensen kunnen
meedoen én meeprofiteren. Met name door het voorziene verlies van werkgelegenheid
na het stoppen van de gaswinning heeft investeren in de arbeidsmarkt prioriteit. Daarbij
zijn (nieuwe) praktische banen net zo belangrijk als nieuwe kennisbanen.
Wat geldt voor de Sociale Agenda geldt daarbij ook voor de Economische Agenda: deze
zal in samenspraak met de regio worden opgesteld, waarbij wordt aangesloten op bestaande
projecten en ambities, zoals de baanbrekers, die uit het Nationaal Programma Groningen
(NPG) zijn voortgekomen, en de masterplannen uit de Toekomstagenda. Het doel is om
een versnelling te realiseren in ontwikkelingen waarvan de regio als eerste profiteert
en die tegelijkertijd nationale en internationale uitstraling hebben. Dat vereist
het stimuleren van verduurzaming van woningen, de industrie en een toekomstbestendige
agrarische sector. Zo ontstaat een vliegwieleffect in de vorm van nieuwe kennis, bedrijvigheid,
banen, producten en diensten met duurzame economische groei als resultaat.
Maatregel 35 – Er komt een Economische Agenda voor duurzame groei
Het Rijk en de regio vormen een strategisch partnerschap dat een generatielang menskracht
en middelen inzet voor drie grote transities (duurzame energie, gezondheid en landbouw)
die Groningen verder brengen, en daarmee in het verlengde ons land als geheel. Omdat
deze Economische Agenda zich richt op economische structuurversterking betekent dit
dat de inzet niet bij een provinciegrens ophoudt. Noord-Drenthe zal daarom ook onderdeel
uitmaken van de Agenda en voor sommige onderwerpen geldt dat de aanpak voor heel Noord-Nederland
relevant is. Voor de uitvoering zal een extra eenmalig geldbedrag van € 250 miljoen
aan het NPG worden toegevoegd. Daarnaast komt vanaf 2026 een jaarlijkse geldstroom
van € 100 miljoen beschikbaar waarvan een substantieel deel via het Nationaal Programma
Groningen loopt, omdat het NPG een cruciale rol vervult bij het realiseren van de
grote economische structuurversterkingsprojecten, bijvoorbeeld door onrendabele toppen
van investeringen te financieren en kapitaal voor startonderzoek te genereren. Dit
zal ook leiden tot meer private investeringen. De nieuwe focus van het NPG zal vragen
om aanpassing van de governance en rechtsvorm. De huidige bestuursovereenkomst kan
hierop worden aangepast. Vanwege het langjarige karakter van de inzet is de Economische
Agenda een dynamische agenda: nog dit jaar zullen het Rijk en de Regio een startdocument
vaststellen met de gezamenlijke inzet op de drie transities. In de Staat van Groningen
zal jaarlijks over de voortgang worden gerapporteerd. De drie transities, en de kansen
die zij bieden, worden hieronder toegelicht, evenals de randvoorwaarden die van belang
zijn om de transities te kunnen realiseren. Om een aantal van deze transities extra
aan te jagen, en bij te dragen aan het realiseren van de noodzakelijke randvoorwaarden,
doet het kabinet aanvullende, ondersteunende investeringen die als maatregel 35.1
tot en met 35.9 worden uitgelicht.
1) Duurzame energie
Maatregel 35.1 – Groningen wordt dé waterstofprovincie van Nederland: tenminste 33
procent van de nog aan te leggen capaciteit voor Wind op Zee zal aanlanden in de provincie
Groningen.
Groningen en Noord-Drenthe zijn al eeuwen dé Nederlandse energieregio. Turf en aardgas
in het verleden, hernieuwbare energie in de toekomst. Deze transitie zorgt voor nieuwe
en innovatieve bedrijvigheid, het stimuleren van het lokale mkb, duurzaam perspectief
voor de industrie en toekomstbestendige werkgelegenheid in praktische beroepen en
kennisbanen. Daarnaast levert deze vergroening een forse bijdrage aan de kwaliteit
van de leefomgeving en gezondheid in Groningen, en aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen.
Rijk en regio zullen hun gezamenlijke inspanningen verder vergroten om actief internationale
bedrijven aan te trekken die zich in het Noorden willen vestigen. En het kabinet wil
de koppositie van Groningen en Drenthe op het gebied van groene waterstoftechnologie,
duurzame energie en grondstoffen verder uitbouwen. Dankzij de toekenning van Europese
middelen voor het HEAVENN-project uit het Nationaal Programma Groningen heeft de EU
Noord-Nederland al erkend als de eerste Hydrogen Valley in Europa.17
Concreet wil het kabinet dat het windenergiegebied ten noorden van de Waddeneilanden
de eerste plek in Nederland wordt voor grootschalige waterstofproductie op zee, met
aanlanding in de provincie Groningen. In Groningen is ook al gestart met de procedures
voor het waterstofnet en voor de ondergrondse opslag van waterstof. Zo wordt Groningen dé waterstofprovincie van Nederland. Ook wil het kabinet dat tenminste 33 procent van de nog aan te leggen capaciteit voor Wind op Zee zal aanlanden
in de provincie Groningen. Dit zal worden vastgelegd in het Ontwikkelkader Wind op Zee. Voorwaarde voor aanlanding
zijn een goede ruimtelijke inpassing en de uitkomsten van het lopende onderzoek naar
aanlandingsmogelijkheden in Eemshaven. Binnen dit onderzoek wordt gekeken naar het
realiseren van de aanlanding op een manier die zo min mogelijk negatieve impact heeft
op mens en natuur, en in het bijzonder Unesco Werelderfgoed de Waddenzee. Voor een
zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de aanlanding en de bijbehorende infrastructuur
heeft het kabinet landelijk middelen beschikbaar gesteld. Deze komen ten goede aan investeringen in
de aanlandingsgebieden, waarvan een significant deel in Groningen terecht zal komen. Ook de mogelijkheden voor financiering van DJEWELS, een electrolyser-project van
20–30 Megawatt, worden op dit moment uitgewerkt, in afwachting van goedkeuring rond
geoorloofde staatssteun.
2) Gezondheidstechnologie en preventieve gezondheid
Maatregel 35.2 – Er komen meer plekken voor medisch specialisten in Groningen en het
Rijk investeert extra in de Lifelines biobank en het kenniscentrum Healthy Ageing.
Naast de impact van goede zorg op het welzijn van mensen, is zorg ook een belangrijke
economische motor voor de regio. Met circa 62.000 banen (21% van de totale werkgelegenheid)
is de zorg zelfs de grootste werkgever in de provincie Groningen. Bovendien is zorg,
en in het bijzonder gezond ouder worden, een belangrijk thema bij onderzoek en ontwikkeling
in de regio, hetgeen ook tot uitdrukking komt in initiatieven zoals de Health Hub
in Roden. Met het succesvolle meerjarige programma voor bevolkingsonderzoek «Lifelines»
is sinds 2006 bovendien een unieke set aan gezondheidsdata verzameld, die de basis
hebben gevormd voor succesvolle bedrijven in de gezondheidstechnologie. Aangejaagd
door gezond-leven-trends en de focus op preventieve gezondheidszorg hebben de gezondheidstechnologie
en de gezondheidssector een grote potentie voor de regio. Dit moet bijdragen aan het
bieden en behouden van gezondheidsvoorzieningen dichtbij voor inwoners van alle leeftijden.
De Economische Agenda zal binnen het speerpunt «Gezondheid» ontwikkelingen aanjagen
die deze potentie benutten en nieuwe kansen creëren, bijvoorbeeld door het aantrekken
van medisch specialistische opleidingen, het ontwikkelen van nieuwe opleidingen en
trainingen, het oprichten van gezondheidshuizen waarin preventieve en curatieve zorg
samenkomen, en verbetering van e-health toepassingen. Ook investeert het Rijk extra in de Lifelines biobank en het kenniscentrum Healthy Ageing. Dit kenniscentrum werkt met succes aan initiatieven rond complexe vraagstukken op
het gebied van gezond ouder worden. Ook de programma’s en projecten van de baanbreker
Gezondheid van het Nationaal Programma Groningen zijn in dit kader relevant.
Bij de verdeling van de plaatsen voor de verschillende medisch-specialistische vervolgopleidingen
zal, op verzoek van de Kamer, vanaf 2024 meer rekening worden gehouden met de bevolkingsomvang
en daarmee de zorgvraag per regio. De verwachting is dat hierdoor meer opleidingsplaatsen zullen worden toebedeeld aan de regio Groningen. De opleidende veldpartijen NFU, NVZ en FMS (voor dit doel samenwerkend in de stichting
BOLS) doen in juli 2023 een voorstel voor de verdeling van de opleidingsplaatsen aan
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De Minister van VWS stelt
in augustus de definitieve verdeling vast.
Tot slot wordt met de afspraken in het Integraal Zorgakkoord (IZA) (Kamerstuk 31 765, nr. 655) en de aanpak in de programma’s Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO)
(Kamerstuk 29 389, nr. 111) en Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) (Kamerstuk 29 282, nr. 485) actief de verbinding met de regio Groningen gezocht. Deze programma’s kennen een
sterke regionale aanpak waarbij samenwerking over zorgdomeinen centraal staat. De
inzet is om, in aanvulling op het Groninger Zorgakkoord, de zorgpartijen in de regio
te ondersteunen bij de benodigde transitie. Hiervoor zijn transitiemiddelen beschikbaar,
waarmee ook de toegankelijkheid van zorg in Groningen kan worden bevorderd.
3) Landbouw & landelijk gebied
In de provincie Groningen is 70% van de oppervlakte landbouwgrond. De provincie kent
een uniek cultuurlandschap van ommeland, wierden en wadden met waardevol erfgoed zoals
de romaanse kerken, monumentale boerderijen en het archeologisch bodemarchief. Dit
landelijke gebied staat voor een grote transitie en tegelijk moeten het landschap
en de natuur voor toekomstige generaties behouden blijven.
Met de rijke landbouwgronden, een goed opgeleide beroepsbevolking, de kracht en organisatiegraad
van de agrofoodketen en de wetenschappelijke infrastructuur heeft het Noorden een
uitstekende uitgangspositie om zich via hoogwaardige, voedingsrijke (eiwit)gewassen
tot landbouwregio van de 21e eeuw te ontwikkelen. Duurzame productie van gezonde voeding zal hierin een belangrijke
rol spelen. Een publiek-privaat samenwerkingsverband zoals Fascinating kan bijvoorbeeld
werken aan de realisatie van een voedselsysteem dat in 2030 25.000 ton functioneel
plantaardig eiwit oplevert voor verwerking tot hoogwaardige voeding in een nieuwe
innovatieve fabriek.18 Met de Economische Agenda kunnen dit soort initiatieven worden ondersteund. Dat komt
de brede welvaart van de regio sterk ten goede. Het levert Groningen een nieuw economisch
perspectief, extra inkomen voor boeren en bedrijven en werk voor bewoners. Bovendien
levert het een aantrekkelijker landschap op met meer biodiversiteit en betere natuurwaarden.
Randvoorwaarden
Bewoners en bedrijven profiteren niet vanzelf van de kansen die bovenstaande transities
bieden. Het kabinet wil er actief aan bijdragen dat de economische structuurversterking
in het aardbevingsgebied voor iedereen gaat werken. Met tastbaar perspectief voor
jong en oud door investeringen van onderwijs tot zorg. Met een breed en toegankelijk
aanbod aan instrumenten voor het groot- en kleinbedrijf. En zo dat nieuwe bedrijvigheid
werkgelegenheid oplevert in kennisbanen en praktische beroepen. We willen versterken
wat werkt, en stimuleren wat potentie heeft, passend bij de kracht en kenmerken van
de regio. Daarvoor zal het kabinet zich, samen met de regionale overheden en hun partners,
inzetten op het bieden van de juiste randvoorwaarden.
De vijf belangrijkste randvoorwaarden zijn:
I. Een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat met betrokkenheid van het lokale mkb
Maatregel 35.3 – Het kabinet investeert € 15 miljoen in het verbeteren van het ondernemings-
en vestigingsklimaat in Noord-Nederland, waarvan € 10 miljoen voor de NOM en Economic
Board Groningen en € 5 miljoen voor ondersteuning bij het benutten van bestaande regelingen
en geldstromen.
Maatregel 35.4 – Er komt € 100 miljoen beschikbaar om strategische internationale
bedrijvigheid aan te trekken voor de regio.
Maatregel 35.5 – Het Ministerie van EZK richt een speciaal team in om innovatie, werkgelegenheid
en economische ontwikkeling in Groningen en Noord-Drenthe te stimuleren.
Maatregel 35.6 – In de eerstvolgende aanvraagronde voor middelen uit de Regio Deals
wordt geld vrijgemaakt om twee voorstellen uit Groningen en Noord-Drenthe te honoreren,
ter waarde van in totaal € 50 miljoen.
De eerste randvoorwaarde is een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat. Het kabinet
wil dit actief stimuleren en trekt hier de komende vijf jaar in totaal € 10 miljoen
voor uit. Hiermee kunnen de Noordelijke Ontwikkelmaatschappij (NOM) en de Economic
Board Groningen inzetten op meer eerstelijnsondersteuning aan het mkb, business development en het
bevorderen van de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen
en de overheid. Daarbij gaat het niet alleen om het realiseren van méér projecten, maar ook om het
zodanig aanpakken van projecten dat méér mensen en bedrijven kunnen meeprofiteren
en bestaande regelingen beter te benutten. Dit vraagt om voldoende uitvoeringskracht.
Het kabinet gaat partijen in de regio daarom ondersteunen bij het benutten van bestaande regelingen
en in aanmerking komen voor nationale en Europese financiering en trekt hier de komende jaren € 5 miljoen voor uit. Ook zal de bestaande samenwerking
voor het aantrekken van nieuwe (internationale) bedrijvigheid met toegevoegde waarde
voor de regio worden geïntensiveerd. Om deze inzet financieel te steunen stelt het
Rijk € 100 miljoen beschikbaar om strategische (internationale) bedrijvigheid naar de regio
aan te trekken.
Het Ministerie van Economische Zaken & Klimaat zal een apart team «Innovatie & Opschaling Groningen» inrichten. De rol van dit team met medewerkers van verschillende directies en inbreng van andere
departementen zal zijn om in Groningen en Noord-Drenthe projecten gericht op duurzaam
verdienvermogen, innovatie en werkgelegenheid (zowel praktische banen als kennisbanen)
te helpen ontwikkelen, financieren en uitvoeren. Bijvoorbeeld door te ondersteunen
bij het benutten van mogelijkheden die nationale en EU fondsen bieden, het aanbrengen
van samenhang tussen de inzet van verschillende departementen en het ondersteunen
van samenwerking met Duitsland over de ontwikkeling van de noordelijke regio’s.
Wanneer er in Groningen of Noord-Drenthe bij innovatieve projecten tegen juridische
belemmeringen aangelopen wordt, die niet op basis van gemeentelijke of provinciale
bevoegdheden kunnen worden weggenomen, zal het Rijk creatief meedenken om indien nodig
de inzet van experimenteerruimtes (ook wel aangeduid als regelluwe zones) te realiseren. En bij belemmeringen in nationale
of Europese regelgeving zal het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK)
de juiste contacten leggen in Brussel of, met andere Haagse departementen, om die
regelgeving waar mogelijk ten behoeve van een experiment tijdelijk buiten werking
te stellen. Vakdepartementen die mede verantwoordelijk zijn voor het toepassen of
introduceren van nieuw beleid met positief effect op (publieke) producten, diensten
of processen kunnen Groningen daarvoor als proeftuin benutten. Vanwege de grote opgave
die te maken heeft met de gevolgen van de gaswinning zegt het kabinet tot slot toe
dat uit de middelen van de Regio Deals in de eerstvolgende ronde € 50 miljoen wordt gealloceerd
voor voorstellen die worden aangedragen vanuit Groningen en Noord-Drenthe. Tot slot moeten de resterende 5000 adressen in de provincie Groningen die nog niet
zijn aangesloten op snel internet zo snel mogelijk deze mogelijkheid krijgen. Wanneer
dat niet door de markt gebeurt, zal het Rijk hier een rol in nemen.
II. Goede aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
Maatregel 35.7 – Het kabinet stelt € 50 miljoen beschikbaar voor de doorontwikkeling
van de campussen uit de Masterplannen van de Toekomstagenda.
Goed onderwijs en een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zijn noodzakelijk
om de beroepsbevolking voor te bereiden op de arbeidsmarkt van de toekomst. Daarbij
moet ook voldoende kwalitatief werk voor praktisch geschoolden beschikbaar zijn, bijvoorbeeld
in de energietransitie, dienstverlening, zorg of maakindustrie. Hier liggen nadrukkelijk
kansen voor het mbo. In Groningen werken onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven
en overheden samen in regionale campussen waar kennisontwikkeling, scholing en innovatie
aan elkaar verbonden worden. Het Masterplan Campussen van de Toekomstagenda Groningen
zet in op de ontwikkeling van campussen, innovatie-ecosystemen en een toekomstbestendige
arbeidsmarkt in Groningen. Het Rijk stelt voor de doorontwikkeling van deze campussen voor ontwikkeling, kennis en innovatie € 50 miljoen
extra beschikbaar. Hierbij speelt ook een leven lang ontwikkelen, het verhogen van basisvaardigheden
en duurzame inzetbaarheid van volwassenen een belangrijke rol. Het kabinet wil goed
lopende initiatieven uit de regio, zoals «Het noorden leert door», verder versterken
en ruimte bieden voor nieuwe initiatieven.
III. Hoogwaardige infrastructuur: bereikbaarheid en mobiliteit
Maatregel 35.8 – Het kabinet trekt € 85 miljoen uit voor het opnieuw in gebruik nemen
voor passagiersvervoer van de spoorlijn tussen Stadskanaal en Veendam.
Maatregel 35.9 – De Rijksweg N33 wordt verbreed. Hiervoor trekt het Rijk in totaal
€ 395 miljoen uit, in aanvulling op de hiervoor al door de Regio gereserveerde middelen.
Bereikbaarheid en mobiliteit zijn cruciaal voor het verdienvermogen van Groningen.
Daarom committeert het kabinet zich aan de volgende extra investeringen op het gebied
van infrastructuur: het opnieuw in gebruik nemen voor passagiersvervoer van de spoorlijn tussen Veendam
en Stadskanaal als mogelijke eerste fase van de aanleg van de Nedersaksenlijn en het op termijn
verbreden van het Rijksweg N33 van Zuidbroek naar de Eemshaven inclusief een nieuwe
oeververbinding. Deze projecten zullen niet van vandaag op morgen gerealiseerd zijn, omdat eerst
de Tracéwetprocedure voor de N33 Midden van Zuidbroek naar Appingedam moet worden
afgerond en deze procedure nog moet worden opgestart voor de N33 Noord tussen Appingedam
en de Eemshaven. In deze procedures zal worden onderzocht wat de mogelijkheden en
onmogelijkheden zijn. Daarnaast moeten afspraken worden gemaakt over (het berekenen
van de depositie van) stikstof en de uitvoering. Dit mede in het licht van eerder
gemaakte bestuurlijke afspraken over deze projecten.
Deze investeringen komen bovenop de door het kabinet al aangekondigde onderzoeken
in het kader van het MIRT, zoals het onderzoek naar de verbetering van de treinverbinding
tussen Groningen en Almelo en verbetering van het bestaande spoor. Daarnaast loopt
het onderzoek naar de betere verbinding tussen de Randstad en het noorden. Voor het
op termijn aanleggen van de Lelylijn heeft het kabinet met het coalitieakkoord € 3 miljard
beschikbaar gesteld.
IV. Aandacht voor ruimtelijke inpassing
De energietransitie en de transitie van het landelijk gebied hebben ook flinke ruimtelijke
consequenties. Groningen en Noord-Drenthe hebben een uniek landschap waar deze ruimtelijke
puzzel zorgvuldig moet worden gelegd. Dat vraagt om keuzes, slimme combinaties en
innovaties, want de ruimte is beperkt. Niet alles kan overal. Het is belangrijk om
er voor te zorgen dat bewoners zich in de veranderingen herkennen, dat wat van waarde
is behouden blijft en de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. De zogeheten NOVEX-aanpak
kan hierbij helpen. Alle provincies doen de komende tijd met hulp vanuit het Rijk
een ruimtelijk voorstel voor een toekomstbestendige en aantrekkelijke woon-, werk-
en leefomgeving in samenhang met de grote opgaven zoals op het gebied van water, bodem
en natuur. Voor het zogeheten NOVEX-gebied Groningen zal hiervoor in samenhang met
het programma Mooi NL van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) een ontwikkelperspectief worden opgesteld.
V. Voldoende regie en uitvoeringscapaciteit
De transities die voortvloeien uit de Economische Agenda voor het gaswinningsgebied
vragen om een flinke uitvoeringscapaciteit. Het waarmaken van de Economische Agenda
vraagt om commitment van vele partijen. Het Rijk zal hier aan bijdragen met menskracht
en middelen en zet Groningen en Noord-Drenthe op één bij de uitrol van nieuw beleid. In de uitvoering speelt het Nationaal Programma Groningen een belangrijke rol en
moeten onherroepelijk ook keuzes worden gemaakt en prioriteiten worden gesteld, waarbij
gebieden onderling niet concurreren. Dit vraagt om bestuurlijke sturing van Regio
en Rijk en strategische coördinatie op het niveau van de totale opgave. De regie over
de uitvoering van de Economische Agenda ligt bij maatschappelijke partners (ondernemers
en onderwijs/kennisinstellingen), verbonden aan het NPG, en afhankelijk van het onderwerp
bij de lokale en regionale overheden en hun samenwerkingsverbanden. Waar dit gewenst
is, helpt het Rijk met expertise, maatwerk en experimenteerruimte. De overheden monitoren
de besteding en sturen op de uitvoeringscapaciteit.
Wat zijn de Masterplannen die Groningen verder brengen?
Zeehavens
Het Masterplan Zeehavens richt zich op de ontwikkeling van de Groningse zeehavens
voor de grootschalige opwekking, aanlanding en toepassing van duurzame energie en
grondstoffen (inclusief benodigde infrastructuur). Hen doel is verduurzaming van de
industrie en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid.
Regiocentra
Het doel van het Masterplan Regiocentra is om voor tien regionale kernen in Groningen
de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren zoals door behoud van lokale
voorzieningen. Dit raakt sterk aan de Sociale Agenda.
Landelijk gebied
Het Masterplan Landelijk Gebied beoogt investeringen in de kwaliteit van het Groningse
landschap. Daarbij wordt gekeken naar de natuurwaarden, klimaatadaptatie (o.a. water
vasthouden en waterberging) en het toeristisch-recreatief potentieel van gebieden.
Groningen neemt deze projecten op in het provinciale gebiedsprogramma dat wordt gemaakt
in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Voor de toekenning van
middelen gelden de voorwaarden van het Transitiefonds.
Campussen
Het Masterplan Campussen zet in op de ontwikkeling van campussen, innovatie-ecosystemen
en een toekomstbestendige arbeidsmarkt in Groningen. Door partijen zoals de provincie,
schoolinstellingen, ziekenhuizen en het Rijk worden afspraken vastgelegd over de planning
en financiering van initiatieven en structurele onderlinge samenwerking.
Oost-Groningen
Doel van het Masterplan Oost-Groningen is de cirkel van sociaaleconomische problematiek
in Oost-Groningen die van generatie op generatie over gaat te doorbreken door het
sociaaleconomisch potentieel van het gebied te benutten en te versterken. De inspanningen
vanuit de Sociale Agenda sluiten hierop aan.
4. Bouwen aan een betere overheid
De overheid heeft te lang te weinig oog gehad voor de belangen van de mensen in het
aardbevingsgebied. De enquêtecommissie stelt dat de kennisopbouw- en deling binnen
het Ministerie van EZK gebrekkig was, en de samenwerking met de oliemaatschappijen
zo hecht dat kritische geluiden als «slechts een mening» konden worden afgedaan. In
de besluitvorming waren daardoor belangen als waardemaximalisatie, leveringszekerheid
en voorzieningszekerheid geborgd, maar de veiligheid en het welzijn van bewoners niet.
De risico’s in het gaswinningsgebied zijn bovendien te lang buiten het zicht van de
toezichthouder gebleven, en later ontbrak het de toezichthouder aan escalatiemogelijkheden.
De enquêtecommissie concludeert dat Rijksambtenaren de verantwoordelijke bewindspersonen
in het verleden onvolledig hebben geïnformeerd, waardoor besluiten op onjuiste aannames
werden genomen en debatten in de Tweede Kamer op eenzijdige informatie zijn gevoerd.
De enquêtecommissie spreekt daarom van een ongekend systeemfalen en legt daarbij terecht
de nadruk op het morele perspectief van het overheidshandelen en de NAM.
Het kabinet erkent dat het in retrospectief geen verstandige keuze is geweest om de
twee trajecten van schade en versterking uit elkaar te trekken. Tegelijk neemt het
kabinet het advies van de enquêtecommissie ter harte om de governance van de schadeafhandeling
en versterking nu in de basis niet te veranderen. Het alsnog integreren van IMG en
NCG leidt de aandacht te veel af van de verbeteringen die nú nodig zijn voor bewoners
en kan daarmee leiden tot oponthoud en bewoners terugwerpen in de tijd. In het verleden
is, juist bij de afhandeling van de gevolgen van de gaswinning, al vaak gebleken dat
(systeem)wijzigingen tot vertraging kunnen leiden. Dat laat onverlet dat het kabinet
fundamentele verbeteringen wil doorvoeren in de aanpak van schade en versterking,
die moeten leiden tot merkbare verbetering voor bewoners. Daarnaast blijft het kabinet
inzetten op betere samenwerking tussen het IMG en de NCG. Hiervoor wordt onder andere
de één-loketgedachte gerealiseerd.
Het kabinet neemt het oordeel van de enquêtecommissie over rol van de overheid en
ambtenaren bij de gaswinning in Groningen zeer serieus en wil leren van de fouten
die zijn gemaakt. De enquêtecommissie heeft waardevolle aanbevelingen gedaan om onder
andere het toezicht te verbeteren, de kennisontwikkeling over de ondergrond in ons
land te versterken en het publieke belang in de beleidsontwikkeling meer aandacht
te geven. Ook adviseert de enquêtecommissie om publiek-private samenwerkingen beter
vorm te geven en te voorkomen dat gedupeerden in Groningen en Noord-Drenthe in de
toekomst last ondervinden van juridisch getouwtrek tussen de staat en de oliemaatschappijen.
In dit hoofdstuk beschrijft het kabinet hoe het opvolging geeft aan deze aanbevelingen
en wil bouwen aan een betere overheid, die er is voor álle mensen in Nederland.
Maatregel 36 – Direct contact tussen Kamer en toezichthouder
De enquêtecommissie adviseert om de bevoegdheden en onafhankelijkheid van SodM te
versterken, zodat de toezichthouder beter is gepositioneerd om het verschil te maken.
Dit advies sluit aan bij de initiatiefnota van Kamerlid Omtzigt met voorstellen ter
versterking van de onafhankelijkheid van de rijksinspecties, de afspraken die zijn
gemaakt in het coalitieakkoord, en de stappen die het Rijk wil zetten met het vastleggen
van de onafhankelijke taakuitoefening van de rijksinspecties in een Wet op de rijksinspecties.
Het kabinet zal in de Wet op de rijksinspecties opnemen dat de leiding en medewerkers
van de rijksinspecties op verzoek van de Kamer rechtstreeks aan de Kamer informatie
mogen verstrekken en hun oordelen kunnen geven over door hen afgerond en openbaar
gemaakt onderzoek. Een inspecteur-generaal heeft dan geen toestemming van een Minister
of Staatssecretaris meer nodig om een uitnodiging van een Kamercommissie te accepteren,
en kan punten van zorg rechtstreeks onder de aandacht brengen van de Tweede Kamer.
Maatregel 37 – Actief openbaar maken van adviezen van rijksinspecties
Het kabinet zal ervoor zorgen dat de rijksinspecties hun adviezen zelfstandig openbaar
kunnen maken. Daarmee sluiten de rijksinspecties aan bij de systematiek die op grond
van de Wet open overheid geldt voor adviezen van adviescolleges of adviesorganen.
Zo wordt de informatievoorziening, onder andere aan de Kamer, verbeterd.
Maatregel 38 – Introduceren collegiaal bestuur bij SodM
Het kabinet maakt mogelijk dat het SodM, conform de aanbevelingen van de enquêtecommissie,
werkt met een collegiaal bestuur, bestaande uit de inspecteur-generaal en twee bestuursleden.
De commissie heeft daarnaast voorgesteld om, specifiek voor het SodM, de beoordeling
van de inspecteur-generaal en het collegiaal bestuur niet door de secretaris-generaal
van het ministerie, maar door een raad van toezicht te laten plaatsvinden. Deze combinatie,
waarbij een inspectie onderdeel is van een ministerie, terwijl een raad van toezicht
het functioneren beoordeelt, kennen we echter nergens binnen de organisatiekaders
van het Rijk, en verhoudt zich niet met de directe ministeriële verantwoordelijkheid.
Er zijn wel diverse voorbeelden van zelfstandig bestuursorganen met een raad van toezicht,
omdat die niet onder een ministerie vallen. Het kabinet zal onderzoeken hoe de onafhankelijke
beoordeling van het collegiale bestuur binnen de kaders voor de organisatie van de
rijksdienst kan worden geborgd. Overigens worden deze kaders de komende tijd herzien.
Maatregel 39 – Waarborgen voor onafhankelijke taakuitoefening Inspecties krijgen plek
in Wet op de rijksinspecties
Het kabinet neemt de aanbevelingen die de Inspectieraad heeft gedaan om de onafhankelijke
taakuitoefening van het toezicht te waarborgen mee bij de uitwerking van de nieuwe
Wet op de rijkinspecties. Voor een aantal aanbevelingen van de Inspectieraad wordt
nog onderzocht hoe de uitvoering daarvan vorm kan krijgen, bijvoorbeeld de aanbeveling
om ook voor andere inspecties dan SodM een collegiaal bestuur in te stellen, de mogelijkheid
voor het zelfstandig opstellen van werkprogramma’s en nadere waarborgen voor benoeming,
aanstelling en beoordeling van het bestuur. Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel
na de zomer in consultatie te brengen.
Maatregel 40 – Aanpassen ambtseed en stimuleren tegendenken binnen ministeries
Zoals de Minister van BZK aan de Kamer heeft laten weten, wordt het publiek belang
toegevoegd aan de ambtseed voor rijksambtenaren (Kamerstuk 29 362, nr. 320). Het streven is om deze wijziging per 1 januari 2024 in werking te laten treden.
Ook continueert het kabinet de inspanningen om te investeren in ambtelijk vakmanschap.
Onderdeel daarvan is dat alle rijksambtenaren, inclusief medewerkers van toezichthouders
en uitvoeringsorganisaties, zich vrij en veilig moeten voelen om zich uit te spreken
over zaken die niet goed gaan. Dit vereist blijvende inzet op een open cultuur, waar
de departementen met verschillende hulpmiddelen en specifieke rijksbrede verbeterprogramma’s
aan werken. De overheden die betrokken zijn bij de uitvoering van de maatregelen in
deze brief stellen verder een concreet uitvoeringsplan op waarbij de focus ligt op
het luisteren naar inwoners en ruimte bieden aan de uitvoeringsorganisaties om naast
mensen te kunnen staan. Het Rijk zal hierbij gebruik maken van de adviezen uit de
recent gepubliceerde Staat van de Uitvoering en de Rijksbrede afspraken uit het programma
Werk aan Uitvoering.19
Maatregel 41 – Betere spreiding van de rijkswerkgelegenheid
Om de rijksoverheid meer zichtbaar en toegankelijk voor mensen in de regio te maken,
werkt het kabinet aan een betere spreiding van rijksdiensten. Nieuwe inzichten in
de betekenis van een nabije rijksoverheid worden vertaald naar beleidsvorming, dienstverlening
en hoe er met de regio wordt samengewerkt. De bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties worden versterkt, zodat zij hier een stevigere coördinerende
en adviserende rol in kan vervullen. Rijkswerkgelegenheid werkt positief door op de
leefbaarheid en economische kracht van regio’s. Dat geldt ook voor het gaswinningsgebied.
In de stad Groningen worden rijksontmoetingspleinen in bestaande rijkskantoren gerealiseerd,
zodat rijksambtenaren die daar niet hun standplaats hebben er kunnen werken. Daarnaast
is eerder toegezegd dat in Assen een rijkshub wordt geopend, waar medewerkers van
verschillende rijksdiensten kunnen werken, ontmoeten en vergaderen. Verder bieden
de uitvoeringsorganisaties IMG en NCG dienstverlening op lokaal niveau, zodat zij
weten wat er speelt in de dorpen en wijken waar schadeherstel en versterking nodig
is. Het Rijk trekt extra geld uit om ervoor te zorgen dat deze dienstverlening verder
verbetert.
Ambtenaren werken in het publiek belang.
Wat betekent dat voor hun dagelijks werk?
Het rijksbrede verbeterprogramma Grenzeloos Samenwerken/Ambtelijk Vakmanschap draagt
bij aan een bewustwordings- en cultuurveranderingsproces binnen de rijksoverheid waarbij
de publieke kernwaarden leidend zijn en grenzeloos samenwerken de standaard wordt.
Ambtelijk vakmanschap wordt beschreven vanuit 7 basisprincipes. Het doel is dat alle
120.000 rijksambtenaren bekend en bekwaam zijn met deze principes.
De 7 basisprincipes van ambtelijk vakmanschap
1. Werken vanuit vertrouwen
Waarden: open, inclusief, integer
2. Werken vanuit de opgave
Waarden: (grenzeloos) samenwerkend en mensgericht
3. Werken vanuit dienstbaarheid
Waarden: behoorlijk, toegankelijk, dienstverlenend
4. Werken vanuit legitimiteit
Waarden: rechtmatig en rechtvaardig
5. Werken vanuit verantwoordelijkheid
Waarden: doelgericht, doelmatig en aanspreekbaar
6. Werken vanuit verantwoording
Waarden: navolgbaar en transparant
7. Werken vanuit professionaliteit
Waarden: vakkundig, kritisch en verbeteringsgericht
Maatregel 42 – Bewindslieden en beleidsambtenaren gaan op grote schaal in gesprek
met burgers
Bewindspersonen gaan actief in gesprek met de doelgroep van het beleid waar zij voor
verantwoordelijk zijn. Ambtenaren, uit alle organisatieonderdelen, worden gestimuleerd
om vaker werkbezoeken af te leggen, te werken buiten hun kerndepartement, mee te lopen
in de uitvoering en actief de verbinding te zoeken met de buitenwereld. Zo worden
zij beter zichtbaar én benaderbaar. Ervaringsverhalen en signalen over knelpunten
in het beleid en de uitvoering kunnen zo sneller worden opgehaald én zich verspreiden
binnen de organisatie. Dit vraagt een structurele inzet op cultuurverandering binnen
het Rijk. Nieuw beleid wordt ontwikkeld samen met de uitvoeringsorganisaties en in
samenspraak met inwoners. En van beleidsambtenaren die zich bezighouden met de maatregelen
uit deze brief wordt verwacht dat zij regelmatig in Groningen of Noord-Drenthe werken.
Maatregel 43 – Het Gasgebouw wordt de komende jaren ontmanteld
De beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld leidt de komende jaren tot
de ontmanteling van het Gasgebouw. De NAM is van plan om haar belang in kleine gasvelden
te verkopen aan derde partijen. De NAM blijft enkel nog bestaan om de winning in Groningen
af te ronden, de infrastructuur op te ruimen en de kosten voor schade en versterken
te dragen. Daarmee komt ook zo snel als mogelijk een eind aan de publiek-private samenwerking
in GasTerra, het verkoopkantoor van het Groningengas. Wat rest, is het afhandelen
van de gevolgen van de publiek-private samenwerking in het Gasgebouw. Het kabinet
is zich ervan bewust dat deze gevolgen nog lang kunnen doorwerken in de bodem, in
de huizen en hoofden van bewoners en kosten met zich meebrengen.
Maatregel 44 – Uitkomst gesprekken met Shell en ExxonMobil heeft geen effect op gedupeerden
Het kabinet wil dat er een eind komt aan de voortdurende discussies van de NAM over
het betalen van de rekening van het schadeherstel en de versterking in het aardbevingsgebied.
Deze discussies halen bij sommige bewoners pijnlijke herinneringen op aan de juridische
strijd die zij zelf tegen de NAM hebben gevoerd. Daarom heeft het kabinet de Kamer
op 13 december 2022 geïnformeerd dat de Staat in gesprek gaat met Shell en ExxonMobil
om te bezien of het mogelijk is definitieve afspraken te maken over de financiële
afwikkeling van de gaswinning (Kamerstuk 33 529, nr. 1105). Randvoorwaarde voor eventuele afspraken is dat de NAM zijn verantwoordelijkheid
neemt. Het kabinet zal de Kamer op gezette momenten informeren over het verloop van
de gesprekken en, voordat een eventueel akkoord wordt gesloten, de Kamer informeren
over het dan bereikte resultaat. Mochten de gesprekken met de oliebedrijven niet tot
afspraken leiden, dan zal de Staat eenzijdig optreden om de oliebedrijven aan hun
verplichtingen te houden en hiervoor ieder beschikbaar juridisch instrument inzetten.
Op 31 maart 2021 is de Kamer geïnformeerd dat de NAM diverse juridische procedures
is gestart omdat zij zich niet kan vinden in de wijze waarop de overheid het schadeherstel
en de versterking afhandelt (Kamerstuk 33 529, nr. 866). Het kabinet ziet de uitkomst van deze procedures met vertrouwen tegemoet. De uitkomst
van de juridische procedures en de gesprekken met de oliebedrijven hebben geen invloed
op het uitkeren van schadevergoedingen aan bewoners en de uitvoering van de versterking.
Het Rijk zal ervoor zorgen dat de uitvoeringsinstanties over de benodigde middelen
beschikken om hun taken, en de maatregelen uit deze kabinetsreactie, uit te voeren.
Maatregel 45 – Toezicht op opruimactiviteiten
Op grond van de Mijnbouwwet is de NAM verplicht om alle mijnbouwlocaties in Groningen
na beëindiging van de winning op te ruimen. SodM krijgt als wettelijke taak om expliciet
toezicht te houden op de uitvoering van de opruimactiviteiten, de monitoring en onderzoek
door de NAM en de nazorg. Het kabinet zal de Kamer jaarlijks informeren over de voortgang
van de opruimwerkzaamheden en de ontwikkeling van de kosten in relatie tot de getroffen
voorzieningen in de nieuwe Staat van Groningen (zie ook maatregel 1).
Maatregel 46 – Toets op borgen publiek belang in strategie staats- en beleidsdeelnemingen
Het kabinet zet steviger in op de rol die staats- en beleidsdeelnemingen spelen bij
het borgen van publieke belangen, en op een verdere professionalisering van het actief
aandeelhouderschap van de staat. Dat is ook het uitgangspunt van de Nota Deelnemingenbeleid
Rijksoverheid 2022. Als het gaat om de staats- en beleidsdeelnemingen EBN, Gasunie
en GasTerra moeten de te borgen publieke belangen expliciet worden opgenomen in de
strategie van de betreffende onderneming. Het kabinet zal toetsen of de publieke belangen
afdoende in de strategie van EBN en GasTerra zijn opgenomen. Bij Gasunie is dit al
het geval en wordt de huidige strategie dit jaar herijkt. Bij nieuwe publiek-private
samenwerkingen zal, als hier een (al dan niet nieuw op te richten) staatsdeelneming
bij betrokken is, de Nota Deelnemingenbeleid worden toegepast om te borgen dat het
publieke belang centraal staat in de strategie van die onderneming en de uitoefening
van het aandeelhouderschap door de Staat.
Maatregel 47 – Meer transparantie over borgen publieke belangen door EBN
EBN zal in haar jaarverslag rapporteren over het behartigen van publieke belangen
bij de uitvoering van haar wettelijke taken. Het Ministerie van EZK zal als aandeelhouder
van EBN hier blijvend aandacht voor vragen bij EBN en haar Raad van Commissarissen.
Verder zal EBN de publieke belangen die worden gediend met een specifieke publiek-private
samenwerking voortaan opnemen in de overeenkomsten die zij aangaat. Hierin zullen
ook afspraken worden gemaakt over een exit-strategie, en over evaluatiemomenten, waarbij
expliciet wordt stilgestaan bij de vraag of de publieke belangen in de betreffende
samenwerking nog voldoende worden geborgd. Nieuwe overeenkomsten van samenwerking
zullen, met uitzondering van bedrijfsgevoelige informatie, openbaar gemaakt worden,
ervan uitgaande dat de wederpartijen van EBN hier ook mee instemmen.
Maatregel 48 – Er komt een Rijksprogramma voor duurzaam gebruik van de ondergrond
Het kabinet werkt als uitwerking van de Contourennota en in lijn met de Nota Ruimte
en het Nationaal Programma Bodem en Ondergrond aan een speciaal Rijksprogramma voor
duurzaam gebruik van de ondergrond. In dit programma wordt opgenomen in welke gebieden
welke activiteiten wel, niet of onder voorwaarden mogen plaatsvinden, en welke publieke
belangen daarbij spelen (Kamerstuk 32 849, nr. 214). In vergunningentrajecten voor concrete projecten krijgt participatie van betrokkenen
een grotere rol, bijvoorbeeld door de inzet van gebiedsprocessen voorafgaand aan het
vergunningentraject. Zoals is aangegeven in de Contourennota over de aanpassing van
de Mijnbouwwet, zal het kabinet verkennen hoe de lusten en lasten van mijnbouwactiviteiten
anders kunnen worden verdeeld, door een deel van de baten terug te laten vloeien naar
de regio. Hierbij zullen ook de aanbevelingen van de enquêtecommissie betrokken worden
over de rol van bewoners in publiek-private samenwerkingen. Winningsvergunningen worden
voor kortere periodes afgegeven, zodat sneller bijgestuurd kan worden.
Maatregel 49 – Méér kennis, betere data en monitoring van mijnbouweffecten
Er komt een nieuw samenhangend kennisprogramma voor duurzaam en veilig gebruik van
de ondergrond in de energietransitie én de bovengrondse effecten op mensen, gebouwen
en infrastructuur. In dit overkoepelende kennisprogramma (GeoKennisNL) komt alle relevante
kennisontwikkeling samen, zowel over de gaswinning in Groningen als uit kleine velden
elders in Nederland, gasopslag, zoutwinning, archeologie en nieuwe activiteiten zoals
geothermie, energie- en CO2-opslag. De suggestie van de enquêtecommissie om een norm te ontwikkelen voor de aanvaardbaarheid
van (herhaalde) schade bij mijnbouwactiviteiten wordt hier ook bij betrokken. Er komt
een plan om nieuwe kennis op een begrijpelijke manier beschikbaar te maken voor een
breed publiek en voor universiteiten, kennisinstellingen en overheden worden periodiek
kennisdagen georganiseerd. Daarnaast komt er een speciaal dataprogramma om meer en
betere data over de ondergrond te verzamelen en op een toegankelijke manier te ontsluiten.
Ook wordt de monitoring van mogelijke effecten van het gebruik van de ondergrond verbeterd,
zodat alle betrokken partijen en belanghebbenden een gelijke informatiepositie hebben.
Het Rijk zal verder samen met de kennisinstellingen, het Advies College Veiligheid
Groningen (ACVG) en SodM een Kennismanagementteam Ondergrond & Bovengrondse Effecten
instellen om richting te geven aan de beleidsontwikkeling, meetinfrastructuur, dataverzameling,
kennisopbouw, risicostrategieën, effectmonitoring en communicatie. Tot slot zal het
Rijk een kennisscan uitvoeren in de eigen organisatie om de aanwezigheid van voldoende
specialistische kennis in kaart te brengen. Het Rijk zal zorgen voor voldoende middelen
om deze noodzakelijke kennis en kunde te borgen en het data- en kennismanagement goed
uit te voeren. Gemeenten zullen, vanwege hun vaak beperktere omvang, moeten kunnen
terugvallen op de provincies, de landelijke overheid of publieke kennisinstellingen
zoals het KNMI en de Geologische Dienst Nederland. De Staatssecretaris van Economische
Zaken & Klimaat zal voor de zomer in gesprek gaan met de provincies en gemeenten hoe
hier vorm aan kan worden gegeven.
Maatregel 50 – Veiligheids- en risicostrategie voor ondergrondse activiteiten
Het data- en kennisprogramma geven inzicht in de mogelijke effecten en risico’s van
het gebruik van de ondergrond. Om deze effecten te kunnen duiden werkt het kabinet
aan een beleidskader voor veiligheids- en gezondheidsrisico’s van de energietransitie,
waaronder mijnbouw. Dit beleidskader zal rond de zomer met de Kamer gedeeld worden.
Iedereen in Nederland moet er op kunnen vertrouwen dat activiteiten alleen plaatsvinden
als de risico’s laag genoeg zijn. Potentiële risico’s zijn echter niet alleen gekoppeld
aan het uitvoeren van de mijnbouwactiviteiten. Er zijn ook mogelijke effecten en risico’s
nadat de activiteit gestopt is. Omdat het momenteel nog ontbreekt aan een methode
om ervaringen van bewoners en de impact van effecten aan de bovengrond mee te wegen
in beslissingen, gaat het kabinet een norm opstellen voor de impact van effecten op
de leefomgeving, inclusief een norm voor de aanvaardbaarheid van (herhaalde) schade.
Om omwonenden beter te betrekken bij de vormgeving van risicobeleid, werkt het kabinet
verder aan een landelijk onderzoek naar risicoperceptie en een handreiking voor risicocommunicatie.
De lessen die in Groningen zijn geleerd met betrekking tot de schadeafhandeling worden
benut voor andere delen van Nederland, waaronder ook de afhandeling van schade door
de voormalige steenkoolwinning in Limburg.
Over de wet op de parlementaire enquête 2008 (WPE)
De parlementaire enquêtecommissie doet een drietal aanbevelingen die zien op het enquêteproces
dat is vastgelegd in de WPE. Omdat deze aanbevelingen van belang zijn voor de (voorbereiding
op) toekomstige enquêtes, hecht het kabinet eraan om vroegtijdig te worden betrokken
bij eventuele wijzigingen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
is bovendien graag bereid om met de Kamer in gesprek te treden, bijvoorbeeld om te
bezien welke knelpunten zich in de praktijk voordoen bij vorderingen die gericht zijn
aan overheidsorganisaties en welke oplossingen hiervoor mogelijk zijn. Hierbij geeft
het kabinet in overweging om bij de opvolging van de aanbevelingen van de enquêtecommissie
ook de conclusies te betrekken van de evaluatie van de WPE die de Tweede Kamer in
2017 heeft gedaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de bijstandsverlening aan genodigden.
Een wijziging van de WPE werd toen niet beschouwd als een oplossing voor de gesignaleerde
problemen (Kamerstuk 33 812, nr. 4).
5. Tot slot
Een nieuw begin: bouwen aan vertrouwen
Het kabinet beseft dat de overheid op dit moment te weinig levert voor een te grote
groep mensen. Dat raakt niet alleen de omgang met de gevolgen van de gaswinning in
Groningen en Noord-Drenthe, maar ook bredere thema’s zoals bestaanszekerheid, wonen,
het voorzieningenniveau en de welvaartverdeling in Nederland. Het kabinet ziet dat
het overheidsstelsel, en daarmee onbedoeld ook te vaak het beleid, in de afgelopen
decennia te veel gericht is geweest op de welvaartsontwikkeling in de economisch sterkste
regio’s van ons land. Regelingen die met de beste bedoelingen zijn opgezet werken
daardoor te vaak niet goed genoeg voor de mensen voor wie ze bedoeld zijn. En investeringen
slaan vaak neer op plekken die al sterker ontwikkeld. Dit zien we bijvoorbeeld terug
in de werking van maatschappelijke kosten-batenanalyses. Deze houden nu onvoldoende
rekening met toekomstige potentie van regio’s en met de omstandigheden in dunner bevolkte
gebieden. Bij toekomstige maatschappelijke kosten-batenanalyses zullen daarom dergelijke
verdelingseffecten nadrukkelijker in beeld gebracht moeten worden.
Het kabinet erkent dat de focus op sterke regio’s heeft geleid tot onwenselijke verschillen
in Nederland. Dit heeft het vertrouwen van mensen in de overheid geschaad en raakt
aan het gevoel dat de overheid er niet meer voor hen is. Het kabinet wil daarom werk
maken van duurzaam sterke regio’s in heel Nederland. Dit vraagt om een overheid die
rekening houdt met regionale verschillen en werkt aan een andere balans tussen schaal
en beschikbaarheid, tussen rechtvaardigheid en doelmatigheid. Overheidsinvesteringen
moeten gebaseerd zijn op een breder principe dan alleen het bereik van een zo groot
mogelijk groep mensen. De aanpak voor Groningen en Noord-Drenthe in deze brief sluit
daarmee aan op de aanbevelingen uit het rapport «Elke regio telt!», en is een eerste
stap van een kabinetsbrede opdracht om op een andere, meer integrale manier te kijken
naar opgaven en kansen in regio’s. Het kabinet zal hier verder op in gaan in de kabinetsreactie
op het rapport «Elke regio telt!», die voor de zomer verschijnt.20
Het is volkomen begrijpelijk dat bewoners van het gaswinningsgebied eerst resultaat
willen zien voordat zij vertrouwen op verbetering. In het verleden zijn te vaak beloften
gebroken en toezeggingen gedaan die uiteindelijk niet waargemaakt konden worden. Het
kabinet heeft daarom naast een ereschuld ook een resultaatopdracht. Mensen in het gaswinningsgebied verwachten concrete daden en hebben daar ook recht op. Het gaat om het realiseren van meer veiligheid, met inbegrip van psychosociale veiligheid; om een mildere, makkelijkere en menselijkere uitvoering van de schadeafhandeling en een gebiedsgerichte uitvoering van de versterking waarin
bewoners centraal staan; om investeringen in leefbaarheid, verduurzaming, sociaal én economisch perspectief; en om voorkomen dat het leed in Groningen zich elders herhaalt. De maatregelen in
deze brief zijn bedoeld als flinke aanzet om dat mogelijk te maken.
Daarbij vraagt de uitvoering van deze maatregelen een generatielange inzet én goede samenwerking van Rijk én Regio, samen met tal van andere partijen. De genoemde extra uitgaven zijn uiteraard afhankelijk
van parlementaire goedkeuring. Hierbij hoort ook de erkenning dat niet alles altijd
zal lukken of zal kunnen: sommige resultaten zullen afhankelijk zijn van factoren
die het kabinet niet geheel kan beïnvloeden, zoals ontwikkelingen op de arbeidsmarkt,
in de bouwsector en de geopolitiek. Bovendien doen de maatregelen een groot beroep
op de uitvoeringscapaciteit. Het kabinet zal daarom alle uitvoeringspartijen, lokale
overheden en SodM nauw blijven betrekken om de uitvoerbaarheid van de maatregelen
te borgen. Geen onhaalbare beloften doen, maar wel zoveel mogelijk randvoorwaarden
creëren om Groningen en Noord-Drenthe weer zichzelf te laten zijn. De bruisende stad,
het schitterende ommeland met haar vele Romaanse kerken en monumentale boerderijen,
de innovatieve bedrijven en het prachtige Noord-Drentse landschap met brink- en esdorpen,
heidevelden en vennetjes. Met bewoners die gezonder en gelukkiger zijn en wonen in
een regio die bloeit in plaats van beeft. Een nieuw begin voor een regio die een koploperrol
vervult op het gebied van energie, gezondheid en (landbouw)innovatie, met kansen voor
iedereen.
De Minister-President, De Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief
Indieners
-
Indiener
M. Rutte, minister-president -
Medeindiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.