Brief regering : Stand van zaken Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
36 200 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023
Nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken aangaande de Verklaring
Omtrent het Gedrag (VOG), zoals ik heb toegezegd in het commissiedebat Staats- en
bestuursrecht van 8 september jl.1
Daarnaast informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik uitvoering geef aan een tweetal
moties: de motie van de leden Ellemeet en Koekkoek over het tegengaan van de onterechte
veronderstelling dat veroordeelde jongeren geen VOG kunnen krijgen en de motie van
het lid Azarkan over een voorlichtingscampagne voor jongeren over het aanvragen en
verkrijgen van een VOG.2 Mede ter uitvoering van deze moties is de communicatie van Justis over de VOG geëvalueerd.
De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage bij deze brief gevoegd.
Leeswijzer
In deze brief ga ik nader in op de volgende onderwerpen:
1. Cijfermatig overzicht van de VOG in 2022;
2. Doorontwikkeling VOG-systematiek;
3. Inhoudelijke wijzigingen beleidsregels voor VOG-screening;
4. Verbeteren van de communicatie over de VOG;
5. Betrekken van buitenlandse justitiële gegevens bij de VOG-screening;
6. Stand van zaken VOG politiegegevens.
1. Cijfermatig overzicht van de VOG in 2022
In 2022 werden ruim 1,5 miljoen VOG’s aangevraagd. Dat is opnieuw meer dan voorgaande
jaren (7% stijging ten opzichte van 2021). Een aparte vermelding verdienen de cijfers
rondom de gratis VOG voor vrijwilligerswerk: ook die laten een stijgende lijn zien.
In 2022 ging dit om ongeveer 217.000 aanvragen. Verder is er een beweging naar meer
periodiek screenen waarneembaar.
In 2022 zijn 2.700 aanvragen (oftewel 0,18%) geweigerd, vanwege relevante justitiële
gegevens die een bezwaar vormden voor het vervullen van de rol of functie waarvoor
de VOG was aangevraagd. Bij ongeveer 240.000 aanvragen (15,6%) is ondanks de aanwezigheid
van justitiële gegevens de VOG afgegeven, omdat de betreffende strafrechtelijke gegevens
niet relevant waren voor de rol of functie waarvoor de VOG was aangevraagd. In 2022
zijn ruim 317.000 aanvragen ingediend door jongeren. In 490 gevallen (0,15%) is een
VOG geweigerd. In ruim 29.000 gevallen (9,16%) is een VOG afgegeven ondanks de aanwezigheid
van justitiële gegevens.
In de maatschappij bestaat veelal het beeld dat mensen met justitiële antecedenten
geen VOG meer kunnen krijgen en daarmee moeilijk aan een baan kunnen komen. Dit kan
een belemmering zijn voor re-integratie. Op basis van de bovenstaande cijfers lijkt
dit echter niet te stroken met de praktijk.
2. Doorontwikkeling VOG-systematiek
Bij de VOG-beoordeling wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen het risico voor
de samenleving en het belang van de aanvrager. Onafhankelijke, goed opgeleide deskundigen
– de screeners werkzaam bij de screeningsautoriteit Justis – voeren de VOG-beoordeling uit. De systematiek
van de VOG waarborgt de privacy en de rechtszekerheid voor de VOG-aanvrager. Bovendien
voorkomt dit willekeur. Doordat iedere VOG-aanvraag op dezelfde manier, volgens dezelfde
beleidsregels wordt beoordeeld, wordt voorkomen dat een sollicitant bij de ene werkgever
wel en bij de andere niet aan de slag kan op een gelijke functie. De VOG-systematiek
zoals we die in Nederland kennen is uniek in de Europese Unie. In andere lidstaten
wordt screening veelal overgelaten aan de werkgevers, op basis van uittreksels van
de justitiële documentatie die de burger zelf opvraagt en aanlevert bij de werkgever.
In Nederland bestaat sinds maart 2023 eveneens de mogelijkheid tot het opvragen van
een dergelijk uittreksel, Overzicht Justitiële Gegevens genaamd. Alle geregistreerde
justitiële gegevens van de opvrager staan hierin vermeld. Het Overzicht Justitiële
Gegevens is uitsluitend bedoeld voor persoonlijk gebruik. Ik acht het niet wenselijk
dat werkgevers op basis van een dergelijk overzicht een eigen beoordeling van het
strafrechtelijk verleden van de potentiële werknemer maken. Dit brengt het risico
van willekeur met zich mee en de privacy en rechtszekerheid van de aanvrager zijn
hiermee niet gewaarborgd. Daarom wil ik niet dat het Overzicht Justitiële Gegevens
voor screeningsdoeleinden gebruikt wordt. Zoals hierboven aangegeven wordt de screening
in Nederland door onafhankelijke deskundigen uitgevoerd. Ik laat in het verlengde
hiervan ook niet onderzoeken hoe werkgevers tegenover een «getrapt model» staan, waarbij
aangemoedigd wordt dat sollicitanten op vrijwillige basis hun justitiële verleden
bespreken met de werkgever.3
Naar een uniform en op risiconiveau toegespitst screeningsbeleid
Ik sta voor een effectieve en doelmatige toepassing van het VOG-instrument. Daarbij
is van belang dat de screening aansluit op de aanwezige risico’s in de sector en een
toevoeging is naast al geldende integriteitsmaatregelen. Uit eerder onderzoek is gebleken
dat de VOG in vergelijkbare sectoren niet altijd op vergelijkbare wijze wordt ingezet.4 Sterk gereguleerde sectoren hebben mogelijk een hoger screeningsniveau dan vergelijkbare
sectoren waar lagere, verouderde of helemaal geen regelgeving bestaat voor de VOG-screening.
Ik acht het wenselijk dat bij vergelijkbare risico’s screening op een vergelijkbare
manier wordt toegepast. Samen met Justis werk ik aan een risicomethodiek voor de inzet
van de VOG. Met een risicomethodiek kan worden bepaald welke vorm van VOG-screening
het best past bij verschillende mogelijke maatschappelijke risico’s. Ik zet hierbij
in op een leidraad waarin de vorm, mate of frequentie van screening tegen maatschappelijke
risico’s wordt afgezet. Wetenschappelijke inzichten over o.a. het risico van recidive
zullen worden betrokken bij de ontwikkeling van een dergelijke risicomethodiek.
Specifiek voor de VOG Rechtspersonen (VOG-RP) laat ik in 2023 door Justis de uitvoeringsconsequenties
in kaart brengen van het introduceren van toegespitste screeningsprofielen, zoals
bij de VOG Natuurlijke Personen (VOG-NP) ook gebruikt worden. Dit onder meer naar
aanleiding van de aanbeveling uit onderzoek van Andersson Elffers Felix.5 Op basis van de uitvoeringsconsequenties zal ik besluiten of overgegaan kan worden
tot screeningsprofielen voor de VOG-RP.
3. Inhoudelijke wijzigingen beleidsregels voor VOG-screening
Ik herzie samen met Justis de beleidsregels van de VOG, zoals aangekondigd in de brief
over de Verklaring Omtrent het Gedrag van 8 juni 2021.6 Dit doe ik naar aanleiding van maatschappelijke en strafrechtelijke ontwikkelingen,
signaleringen vanuit de uitvoering van de VOG en naar aanleiding van eerder gedane
aanbevelingen. Voorbeelden zijn het codificeren van de mogelijkheid om de VOG digitaal
af te geven en het aanpassen van de terugkijktermijn bij jeugdige VOG-aanvragers indien
sprake is van delicten gerelateerd aan (druggerelateerde) ondermijnende criminaliteit.
Ik verduidelijk tevens het kader waarbinnen maatwerk wordt geleverd aan jeugdige VOG-aanvragers
indien sprake is van zedendelicten. Uiterlijk juni 2023 worden deze wijzigingen doorgevoerd,
waarna ik de gewijzigde beleidsregels ter informatie aan uw kamer zal doen toekomen.
Ook heb ik in dit kader onderzocht of de terugkijktermijn in het geval van zedendelicten
die op minderjarige leeftijd gepleegd zijn ingeperkt zou moeten worden. Deze terugkijktermijn
is nu twintig jaar. Naar aanleiding van dossieronderzoek is gebleken dat ook aan het
eind van deze terugkijktermijn nog zedendelicten worden gesignaleerd die van voldoende
ernst zijn om een VOG te weigeren. Indien dergelijke delicten zich herhalen brengt
dat grote maatschappelijke schade toe. Om die reden heb ik besloten de huidige terugkijktermijn
te handhaven.
Om meer transparantie te bieden aan de organisatie of werkgever die de VOG verlangt
heb ik bezien of op de VOG vermeld kan worden welke bronnen zijn geraadpleegd. Dit
geeft mogelijk meer inzicht in wat de VOG-screening heeft behelsd. Bij de VOG-screening
wordt een beoordeling uitgevoerd op basis van justitiële documentatie. In sommige
gevallen zijn politiegegevens ook onderdeel van de beoordeling, zoals bij de VOG politiegegevens.
Daarnaast kan in sommige gevallen ook justitiële documentatie van buiten de landsgrens
worden betrokken. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een niet-Nederlandse EU-burger
met kinderen wil werken in Nederland. Naar aanleiding van deze verkenning verduidelijkt
Justis de informatie op de website over het brongebruik bij de VOG-beoordeling. Op
het VOG-document zal hiernaar worden verwezen.
Tot slot heb ik, zoals toegezegd, de mogelijkheid tot het aanstellen van een onafhankelijke
bezwaarcommissie voor de VOG-procedure onderzocht. Ik heb geconcludeerd dat dit geen
toegevoegde waarde heeft. In lijn met de Algemene wet bestuursrecht moet de beslissing
op bezwaar door Justis zelf worden genomen. Ik zie geen aanleiding om daarnaast een
onafhankelijke bezwaarcommissie in het leven te roepen, aangezien de huidige bezwaarprocedure
met voldoende waarborgen is omgeven om de objectiviteit te waarborgen.
4. Verbeteren van de communicatie over de VOG
De VOG-screening is altijd maatwerk. Dat maakt dat het VOG-beoordelingsproces niet
altijd eenvoudig is uit te leggen. Ik vind het belangrijk dat eenieder die met de
VOG in aanraking komt, als aanvrager, als werkgever, als professional in de strafrechtketen
of als reclasseringsmedewerker, het instrument begrijpt en de mogelijkheden die het
biedt onderkent. Daarom zet ik, net als mijn ambtsvoorganger, in op het vergroten
van de begrijpelijkheid van de VOG-procedure en het verbeteren van de communicatie
rondom de VOG.
De communicatie over de VOG heeft doorlopend aandacht van Justis. De screeningsautoriteit
gebruikt daarvoor verschillende kanalen en communiceert gericht aan doelgroepen. Een
aantal verbeteringen die Justis heeft doorgevoerd:
− Jaarlijks meerdere online webinars voor verschillende doelgroepen (o.a. professionals
in de kinderopvang) waarin interactief de VOG-screening wordt toegelicht;
− Het proactief contact opnemen in de aanvraagprocedure. Justis belt de aanvrager op
indien er extra informatie nodig is om de aanvraag goed te kunnen beoordelen;
− Sinds februari 2023 zijn alle beschikkingen die Justis aan VOG-NP aanvragers stuurt
op B1 taalniveau. Hiermee zijn de brieven voor een breder publiek goed te begrijpen;
− Tevens worden de beleidsregels van de VOG herschreven, zodat deze begrijpelijker en
beter leesbaar worden. Naar verwachting worden de herschreven beleidsregels eind 2023
opgeleverd.
Evaluatie van de communicatie over de VOG
Ondanks bovengenoemde maatregelen blijft het een opgave om het instrument VOG op een
voor iedereen begrijpelijke manier uit te leggen. Om die reden heb ik onderzoek laten
verrichten naar verbeterpunten in de communicatie over de VOG. Dit doe ik mede naar
aanleiding van de motie van de leden Ellemeet en Koekkoek over het tegengaan van de
onterechte veronderstelling dat veroordeelde jongeren geen VOG kunnen krijgen en de
motie van het lid Azarkan over een voorlichtingscampagne voor jongeren over het aanvragen
en verkrijgen van een VOG.7
In dit onderzoek is de effectiviteit van het huidige communicatiebeleid van Justis
richting jongeren tot 23 jaar en ex-justitiabelen van 23 jaar en ouder geëvalueerd
om te komen tot aanbevelingen ter verbetering van de communicatie richting deze doelgroepen.
Daarnaast is ook onderzocht hoe kennis over de VOG bij partners in de strafrechtketen
beter geborgd kan worden en of de naamgeving VOG voldoende aansluit bij de inhoudelijke
screening en de beleidsdoelen die hiermee worden nagestreefd.
Uit het onderzoek blijkt dat de bekendheid van de VOG onder jongeren tot 23 jaar sterk
afhankelijk is van het feit of zij ooit een VOG hebben aangevraagd voor werk of stage.
De jongeren die een aanvraag hebben gedaan weten globaal wat de VOG inhoudt. Toch
blijken er verschillende vragen en misvattingen te bestaan over de werking van de
VOG. Veel jongeren hebben de misvatting dat het voor mensen met justitiële antecedenten
lastig of zelfs onmogelijk is om een VOG te krijgen. Ook ex-justitiabelen schatten
de kans op een VOG voor mensen met justitiële antecedenten laag in en hebben negatieve
associaties met de VOG door eigen ervaring of verhalen die zij horen van de omgeving.
Deze verwachting wordt onder andere gevoed door beperkte kennis van de werking van
de VOG en de aanname dat de VOG-screening geautomatiseerd plaatsvindt zonder ruimte
om gezien te worden als mens.
Professionals en hulpverleners die werkzaam zijn in de strafrechtketen en jobcoaches
blijken basiskennis van de werking van de VOG te hebben. Tegelijkertijd wordt een
grote kloof waargenomen tussen de boodschap van Justis en de beleving in de praktijk.
Omdat het van belang is om de motivatie van ex-justitiabelen hoog te houden worden
teleurstellingen en tegenslag zoveel mogelijk gemeden. Zo maakt menig jobcoach vanuit
eigen ervaring vooraf een inschatting van de kans op een VOG, waarbij de beleving
van een lang traject en lage kans op succes maakt dat de jobcoach sollicitatie voor
een functie waar geen VOG voor nodig is stimuleert.
Uit dit onderzoek blijkt tot slot dat de naamgeving van de Verklaring Omtrent het
Gedrag geen negatieve invloed heeft op het beeld dat mensen van dit instrument hebben.
De naam «VOG» is herkenbaar en wordt niet als afschrikwekkend ervaren. Echter, de
gebruikte terminologie «voornemen tot afwijzen» blijkt wel een afschrikwekkend effect
te hebben. Hierdoor kan het voorkomen dat een aanvrager geen verdere stappen onderneemt
om zijn zaak te bepleiten, zoals het indienen van een zienswijze.
Op basis van deze inzichten wordt aanbevolen om meer in te zetten op inhoudelijke
communicatie over het doel en de werking van de VOG via scholen, werkgevers, hulpverleners
en jobcoaches. Het is daarbij van belang om uit te leggen dat de VOG-beoordeling maatwerk
betreft en dat de potentiële werkgever geen inzage krijgt in justitiële antecedenten
van de aanvrager. Ook dient beter uitgelegd te worden hoe Justis komt tot een voornemen
tot afwijzen of weigering van de VOG. De huidige strategie om ex-justitiabelen vooral
te informeren over de VOG via hulpverleners en professionals wordt onderschreven,
maar er valt winst te behalen door meer in te zetten op het benadrukken van het positieve
perspectief, door succesverhalen uit de praktijk te belichten. De verandering van
de naamgeving van het voornemen tot afwijzen zou overwogen kunnen worden, alsmede
het beter informeren over de mogelijkheid om na ontvangst van een dergelijk voornemen
in gesprek te gaan met Justis en een zienswijze in te dienen.
De inzichten uit dit onderzoek stroken met signalen die ik ontvang van Justis en geluiden
uit het veld. De afgelopen tijd zijn er al stappen ondernomen om de communicatie rondom
de VOG te verbeteren, zoals in deze brief omschreven. Dit onderzoek biedt aanknopingspunten
om deze inspanningen te intensiveren en gericht te werken aan een correcter beeld
van de VOG in de maatschappij. Ik onderschrijf de aanbevelingen van dit onderzoek
en vraag Justis deze te verwerken in haar communicatiebeleid omtrent de VOG en daarbij
ook expliciet te kijken naar gebruikte terminologie zoals het voornemen tot afwijzen.
5. Betrekken van buitenlandse justitiële gegevens bij de VOG-screening
Werken wordt niet door landsgrenzen beperkt. Daarom vind ik het van groot belang dat
Justis justitiële gegevens uit het buitenland en uit het Caribisch deel van het Koninkrijk
bij de VOG-screening in Nederland kan betrekken. Hiertoe onderneem ik onderstaande
initiatieven.
Koninkrijk der Nederlanden
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden kan grenzeloos gewoond en gewerkt worden. Justis
kan op dit moment echter alleen de informatie uit het Justitiële Documentatiesysteem
(JDS) van Europees Nederland betrekken bij VOG-aanvragen. Ik laat momenteel een onderzoek
uitvoeren door Deloitte Dutch Caribbean naar de mogelijkheden om justitiële gegevens
uit te wisselen met het Caribisch deel van het Koninkrijk ten behoeve van de VOG-screening.
Het onderzoek moet in 2023 uitmonden in een breed gedragen advies voor toekomstige
samenwerking binnen het Koninkrijk waar het gaat om de uitwisseling van justitiële
gegevens ten behoeve van de afgifte van een VOG. Op basis van dit advies bepaal ik
samen met het Caribisch deel van het Koninkrijk mogelijke vervolgstappen.
Binnen de EU
Op dit moment worden EU-lidstaten bij de VOG-aanvragen voor het werken met kinderen
via het European Criminal Record Information System (ECRIS) bevraagd om justitiële
gegevens van de aanvrager. Aanvullend zijn in Benelux-verband afspraken gemaakt over
het uitwisselen van justitiële gegevens via het ECRIS-netwerk voor bredere werkgelegenheidsscreening.
Ik blijf ernaar streven om breder binnen de EU justitiële gegevens uit te wisselen
voor bredere werkgelegenheidsscreening. Lidstaten antwoorden op informatieverzoeken
conform nationale wetgeving, waarbij een aantal lidstaten geen informatie zal delen
voor preventieve doeleinden zoals de VOG. Daarom zet ik in op het maken van werkafspraken
met lidstaten om dit toch mogelijk te maken.
Buiten de EU
Zoals gezegd kunnen lidstaten van de EU elkaar via het ECRIS-netwerk vragen om informatie
voor het doel «screening voor werken met kinderen». Buiten de EU is er echter geen
systeem voor dergelijke gegevensuitwisseling tussen landen. Er zijn op dit moment
namelijk geen internationale afspraken over het delen van onherroepelijke veroordelingen
voor preventieve doeleinden zoals de VOG-screening voor het werken met kinderen. Veroordelingen
voor strafbare feiten uitgesproken door strafrechters van buiten de EU en het Verenigd
Koninkrijk (VK) worden daarom, behoudens de gevallen waarin strafoverdracht heeft
plaatsgevonden, tot op heden niet betrokken bij de beoordeling van een VOG-aanvraag.
Nederland heeft in de meeste gevallen ook geen weet van deze veroordelingen.
Deze situatie vind ik onwenselijk, in het bijzonder als het gaat om veroordelingen
voor zedendelicten. Mijn ambtsvoorganger en de toenmalig Minister van Justitie en
Veiligheid hebben in 2020 opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om in
de toekomst wel onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en
het VK zijn veroordeeld voor een zedendelict te kunnen betrekken bij de VOG-screening
voor werken met kinderen. De afgelopen periode heb ik in nauwe samenwerking met het
Openbaar Ministerie, de politie, de Justitiële Informatiedienst, Justis en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken de mogelijkheden hiertoe onderzocht. Daarbij heb ik gekeken
naar de beschikbaarheid van deze vonnissen bij Nederlandse autoriteiten en naar mogelijkheden
om deze vonnissen ook in de gevallen dat ze nu niet beschikbaar zijn toch te verkrijgen
en te betrekken bij een VOG-aanvraag.
Om een compleet beeld te krijgen van alle veroordelingen van buiten de EU en het VK
zijn afspraken met derde landen nodig, vergelijkbaar met de afspraken die binnen de
EU zijn gemaakt. Daarom zet ik in op EU-brede afspraken met derde landen. De verwachting
is dat het maken van dergelijke afspraken tijd kost en dat dit niet op korte termijn
te realiseren is. Derhalve heb ik andere opties onderzocht om op kortere termijn impact
te maken. Daarbij ben ik uitgegaan van situaties waarin Nederlandse overheidsinstellingen
al wel over buitenlandse vonnissen (kunnen) beschikken.
In gevallen waarin strafoverdracht plaatsvindt wordt het buitenlandse vonnis bijgeschreven
in de justitiële documentatie. Wanneer een verzoek tot strafoverdracht wordt gedaan
maar dit verzoek wordt afgewezen, wordt het vonnis echter niet bijgeschreven in de
justitiële documentatie. Ik heb onderzocht of het in deze gevallen meerwaarde zou
kunnen hebben wanneer dit wel zou gebeuren, zodat deze informatie vervolgens ook bij
de VOG-screening zou kunnen worden betrokken. In de periode 2016–2022 zijn vijf verzoeken
tot strafoverdracht afgewezen waarbij sprake was van een veroordeling voor een zedendelict
buiten de EU. In deze vijf gevallen is besloten tot weigering van het verzoek vanwege
het ontbreken van een aantoonbare en voldoende binding van de veroordeelde met Nederland.
De kans dat deze veroordeelden naar Nederland zullen terugkeren en hier een VOG zullen
aanvragen voor het werken met kinderen wordt daarom als zeer klein gezien.
Ook de politie heeft in sommige gevallen informatie over veroordelingen van Nederlanders
uitgesproken in het buitenland. Daarom heeft de politie onderzocht of het voorkomt
dat de politie in deze gevallen ook over een vonnis beschikt dat kan worden gebruikt
voor preventieve doeleinden, zoals voor de VOG-screening. Dat is enkel het geval als
buitenlandse instanties dit vonnis spontaan verstrekken aan bijvoorbeeld een politie
liaison of als de politie kennisneemt van publiek beschikbare onherroepelijke vonnissen.
Beide situaties doen zich zelden voor.
Tot slot ontvangt het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van het verlenen
van consulaire bijstand informatie over buitenlandse veroordelingen. Het vonnis heeft
het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet nodig voor het kunnen verlenen van consulaire
bijstand. Alleen indien de gedetineerde dit vrijwillig en uit eigen beweging overlegt,
heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarover beschikking. In de praktijk komt
dat zeer zelden voor.
Uit het voorgaande blijkt dat Nederlandse autoriteiten slechts in zeer uitzonderlijke
gevallen over een onherroepelijk vonnis van buiten de EU beschikken. Geen van de door
mij onderzochte routes levert voldoende informatie over onherroepelijke veroordelingen
uit het buitenland die te gebruiken is voor de VOG-screening op. Daarom heb ik onderzocht
of de aanvrager bij VOG-aanvragen voor het werken met kinderen kan worden gevraagd
naar een eventuele buitenlandse veroordeling voor een zedendelict. Als dat het geval
zou zijn, zou de aanvrager kunnen worden gevraagd om het vonnis te overleggen. Deze
benadering gaat uit van de welwillendheid en eerlijkheid van de aanvrager. Of diegene
naar waarheid antwoordt, is niet te controleren. Daar komt bij dat niet alle veroordeelden,
ook als zij dat wel zouden willen, in staat zullen zijn een vonnis te overhandigen
omdat niet in alle gevallen een vonnis kan worden verkregen in het buitenland. De
effectiviteit van deze oplossing acht ik om die redenen zeer beperkt. Deze verhoudt
zich daarnaast slecht tot de VOG-systematiek, waarbij Justis een afweging maakt op
basis van onafhankelijke en verifieerbare informatie.
Alles overwegende zie ik helaas onvoldoende aanknopingspunten om op korte termijn
onherroepelijke veroordelingen voor zedendelicten die zijn uitgesproken door strafrechters
van buiten de EU te kunnen betrekken bij de VOG-screening. Ik zal mij daarom blijven
inzetten voor EU-brede afspraken voor gegevensdeling met derde landen die aan de rechtsnormen
die in de EU gelden voldoen. Daarnaast zal ik, indien nieuwe bilaterale rechtshulpverdragen
worden opgesteld of als bestaande verdragen worden gewijzigd, bezien of het mogelijk
en wenselijk is om uitwisseling van justitiële gegevens voor preventieve doeleinden
daarin op te nemen.
6. Stand van zaken VOG politiegegevens
Op 1 juli 2022 is de wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte
van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens in werking getreden.8 Sinds die dag is een VOG politiegegevens vereist voor de met de Regeling aanwijzing
functies VOG politiegegevens aangewezen kwetsbare functies die een hoge mate van integriteit
vereisen. Bij de VOG politiegegevens raadpleegt Justis naast justitiële documentatie
ook altijd politiegegevens. De VOG politiegegevens maakt het mogelijk dat politiegegevens
zelfstandig een reden kunnen zijn om een VOG te weigeren, ook al is er geen sprake
van (relevante) justitiële documentatie. Bij de reguliere VOG kunnen politiegegevens
op zichzelf geen aanleiding zijn afgifte van de VOG te weigeren.
Om de inwerkingtreding van deze wet zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen is ervoor
gekozen te starten met de aanwijzing van een beperkt aantal functies, bij het Openbaar
Ministerie, de Douane, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Regionale Informatie-
en Expertise Centra (RIEC's), het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC)
en buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) met geweldsbevoegdheden. Namens de Dienst
Justitiële Inrichtingen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de buitengewone
opsporingsambtenaren zonder geweldsbevoegdheid zijn er voordrachten ingediend die
aanleiding hebben gegeven de regeling te wijzigen. De ontwerpregeling heeft uw Kamer
ingezien waarna feitelijke vragen zijn gesteld en beantwoord.9 De gewijzigde regeling zal per 1 mei 2023 in werking treden.10 Op dit moment voer ik gesprekken met andere partijen die eveneens gebruik willen
maken van de VOG politiegegevens. Bij eventuele verdere toevoeging van functies aan
de regeling houd ik rekening met de uitvoeringscapaciteit die beschikbaar is bij Justis
en de politie.
In de periode van 1 juli 2022 tot en met februari 2023 zijn in totaal 5624 aanvragen
voor een VOG politiegegevens gedaan. Dit is conform verwachting. Van deze aanvragen
werden twintig aanvragen geweigerd (0,36%). Justis heeft de aard van deze weigeringen
onderzocht. In twee gevallen is de VOG geweigerd op basis van alleen politiegegevens.
In tien gevallen was zowel relevante justitiële documentatie als relevante politiegegevens
aanwezig, waarbij geweigerd is op basis van de justitiële documentatie. Zeven aanvragen
zijn geweigerd op basis van justitiële documentatie, waarbij geen relevante politiegegevens
aanwezig waren. Eén aanvraag betrof een herhaalde aanvraag die al eerder geweigerd
was. Van het totaal aantal aanvragen zijn 1084 aanvragen gedaan door personen onder
de 24 jaar. Hiervan zijn twee aanvragen geweigerd (0,18%).
De aanvragen VOG politiegegevens die zijn gehonoreerd berusten, doordat beschikbare
politiegegevens over de aanvrager werden betrokken bij de beoordeling, op een completer
beeld over de aanvrager dan voor de introductie van het instrument mogelijk was. Het
weigeringspercentage voor de VOG politiegegevens (0,36%) ligt vooralsnog hoger dan
voor de reguliere VOG (0,17%). Het is echter – zo kort na inwerkingtreding – te vroeg
om conclusies te trekken op basis van deze beperkte aantallen. De komende tijd zal
het aantal aanvragen naar verwachting oplopen tot meer dan 10.000 aanvragen per jaar.
Ik monitor doorlopend de ontwikkeling van VOG politiegegevens.
Tot slot
De Verklaring Omtrent het Gedrag staat voor een zorgvuldige afweging tussen het risico
voor de samenleving en het belang van de aanvrager. Dat wordt onderstreept door de
cijfers uit 2022. Enkele duizenden aanvragen zijn geweigerd, vanwege justitiële gegevens
die een bezwaar vormden voor het vervullen van de rol of functie waarvoor de VOG werd
aangevraagd. Tegelijkertijd onderstreept het grote aantal VOG’s dat is afgegeven,
terwijl de aanvrager wel justitiële antecedenten had, dat de VOG juist een bijdrage
kan leveren aan resocialisatie. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onterecht worden
uitgesloten van werk, stage of vrijwilligerswerk.
Mijn inzet is erop gericht om de VOG verder te verbeteren. Dit doe ik – zoals hierboven
uiteengezet – door de VOG meer risicogestuurd in te zetten, de communicatie over de
VOG aan te scherpen, mogelijkheden te verkennen om buitenlandse justitiële gegevens
bij de VOG te betrekken en de VOG politiegegevens waar van toepassing verder uit te
rollen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming