Brief regering : Geannoteerde agenda OJCS-Raad 15 en 16 mei 2023 (onderwijs en cultuur/AV)
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 397
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2023
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda van
de Onderwijs-, Jeugd, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 15 en 16 mei 2023 voor
wat betreft de onderdelen van onderwijs en cultuur/audiovisueel (AV).
Het onderwijsdeel en het cultuur/AV-deel zullen plaatsvinden op dinsdag 16 mei in
Brussel. Tijdens het onderwijsdeel staat een beleidsdebat gepland over leesvaardigheid
en tijdens het cultuur/AV-deel staat een beleidsdebat gepland over hoe de voorgestelde
amendementen op het voorstel voor een European Media Freedom Act (EMFA) kunnen bijdragen
aan het beter functioneren van de interne EU-markt voor mediadiensten.
Op dit moment is nog niet bekend wie aanwezig zal zijn bij het onderwijsdeel op 16 mei.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal aanwezig zijn bij het
cultuur/AV-deel op 16 mei.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 15 en 16 mei 2023
Onderwijs – dinsdag 16 mei 2023
Voor onderwijs staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:
− Raadsconclusies over het bevorderen van vertrouwen om automatische wederzijdse erkenning
in onderwijs waar te maken
− Raadsconclusies over de Europese Onderwijsruimte: kijkend naar 2025 en verder
Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:
− Het bevorderen van de leesvaardigheid van lerenden in de Europese Unie.
Op het moment van schrijven is er nog geen officiële agenda voor de OJCS-Raad bekend
gemaakt. Deze geannoteerde agenda zal zich daarom beperken tot de punten die tot dusverre
bekend zijn. In het geval van het beleidsdebat wordt een algemene inbreng van Nederland
gegeven.
Raadsconclusies over het bevorderen van vertrouwen om automatische wederzijdse erkenning
in onderwijs waar te maken
Inhoud
Deze Raadsconclusies gaan in op het stimuleren van automatische en wederzijdse erkenning
van leerperioden in het buitenland voor het vo, mbo en ho. In het ho zijn middels
de Lissabonconventie en het Bolognaproces al belangrijke stappen gezet in het borgen
van kwaliteitszorg en de erkenning van kwalificaties in het hoger onderwijs. In deze
Raadsconclusies wordt voortgebouwd op Raadsaanbevelingen uit 20181 en wordt opgeroepen tot verdere stappen om wederzijdse en automatische erkenning
te bereiken. Het vo en mbo zijn minder ver gevorderd, hier wordt opgeroepen tot «substantiële
actie» vanuit de lidstaten.
Deze Raadsconclusies en de oudere Raadsaanbevelingen zijn te plaatsen binnen de bredere
context van de Europese Onderwijsruimte (EEA), waarover ook recent een voortgangsrapportage
is opgesteld. In het kader van de EEA wordt momenteel ook gewerkt aan 1) een Europees
kader voor kwaliteitszorg en automatische erkenning, en 2) update van het EU-leermobiliteitskader,
beiden zullen later dit jaar gepresenteerd worden. Hierover bent u eerder geïnformeerd
via de brief over het Commissiewerkprogramma 2023. De update van het leermobiliteitskader
beoogt het bevorderen van kansengelijkheid in mobiliteit voor lerenden en docenten
door middel van het wegnemen van barrières. Een van die barrières is de hierboven
beschreven erkenningspraktijk die nu nog niet in alle landen optimaal verloopt.
Inzet Nederland
In de tekst worden veel onderwijssectoren besproken, maar staan vo en mbo vaak samen
genoemd. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen aangegeven graag meer onderscheid
tussen beide sectoren te zien, gezien deze in de praktijk zeker wat erkenningsproblematiek
betreft wezenlijk van elkaar verschillen. Hier is het voorzitterschap in meegegaan,
in het bijzonder door het mbo duidelijker te benoemen.
Ook heeft Nederland aangegeven dat het benodigde vertrouwen voor het automatisch erkennen
van kwalificaties moet voortkomen uit een deugdelijk kwaliteitszorgstelsel. Hierbij
is het belangrijk dat allereerst kwaliteitszorg conform de Europese afspraken daarover
geborgd is, daaruit kan vervolgens vertrouwen worden gewekt, en dat kan vervolgens
leiden tot automatische en wederzijdse erkenning van kwalificaties. Nederland moedigt
alle lidstaten dan ook aan om de bestaande infrastructuur voor kwaliteitszorg verder
uit te bouwen en bestaande afspraken hierover vanuit o.a. het Bolognaproces en de
Lissabonverklaring duidelijk te benoemen en op te volgen.
Tenslotte benadrukt Nederland het belang om in Europees verband tot gebalanceerde mobiliteit te komen, en in het wegnemen van barrières in de nationale context, competentieverdeling
en autonomie van instellingen te respecteren.
Indicatie krachtenveld
De laatste onderhandelingen in de Raadswerkgroep onderwijs zijn nog niet afgerond,
evenals de bespreking van de agenda van de OJCS-Raad in Coreper. Daarom is de definitieve
positie van Nederland of andere lidstaten ten aanzien van dit voorstel nog niet met
zekerheid te geven. De verwachting is wel dat Nederland akkoord kan gaan met de huidige
tekst, mits hier geen grote wijzigingen meer in plaatsvinden.
Raadsconclusies Europese Onderwijsruimte (EEA): kijkend naar 2025 en verder
Inhoud
Met deze Raadsconclusies komt het Zweeds EU-voorzitterschap met een reactie op het
recent verschenen voortgangsrapport over de EEA, waarover u in de vorige geannoteerde
agenda voor de OJCS-Raad bent geïnformeerd. De RCC’s benoemen de tot dusverre behaalde
resultaten en roepen de lidstaten en Commissie op nauw samen te werken om de vastgestelde
prioriteiten voor de EEA voor 2025 te behalen. Deze prioriteiten betreffen onder andere
het bevorderen van inclusie, (basis)vaardigheden en professionele ontwikkeling van EU-burgers. Ook de aantrekkelijkheid
van het lerarenberoep, het bevorderen van mobiliteit en leven lang ontwikkelen komen
onder de aandacht, met bijzondere aandacht voor de digitale en groene transities.
Inzet Nederland
Tijdens de onderhandelingen in de Raadswerkgroep onderwijs heeft Nederland zich kritisch
opgesteld ten opzichte van de insteek van dit voorstel. Deze biedt weinig aanleiding
tot strategische discussie over de EEA en de voortgang van de ontwikkeling van de
genoemde prioriteiten, terwijl hier vanuit het voortgangsrapport wel degelijk aanleiding
voor is. Daarom heeft Nederland de «EU high-level group on education and training»
(HLG) als logische plek genoemd om deze discussie verder te voeren. De HLG is het
platform waar op directeursniveau strategische discussie plaatsvindt over onderwijs
in de Europese context.
Ook heeft Nederland aangegeven dat het initiatief voor doorontwikkeling van de EEA
niet alleen bij de Europese Commissie behoort te liggen, maar dat de lidstaten hier
zowel op nationaal als Europees niveau via de Raad een belangrijke rol in spelen.
Evenals bij de vorige Raadsconclusies heeft Nederland ook hier het belang van gebalanceerde mobiliteit voor de instroom van internationale studenten als belangrijk aandachtspunt
benoemt.
Indicatie krachtenveld
De laatste onderhandelingen in de Raadswerkgroep onderwijs zijn nog niet afgerond,
evenals de bespreking van de agenda van de OJCS-Raad in Coreper. Daarom is de definitieve
positie van Nederland of andere lidstaten ten aanzien van dit voorstel nog niet met
zekerheid te geven.
Beleidsdebat over het bevorderen van de leesvaardigheid van lerenden in de Europese
Unie
Inhoud
Het voorzitterschap heeft tijdens de laatste Raadswerkgroep onderwijs aangekondigd
dat het beleidsdebat zich zal richten op leesvaardigheid. Hierbij zijn helaas nog
geen discussievragen voor de deelnemende Ministers gedeeld, waardoor de precieze inzet
van Nederland voor dit beleidsdebat nog niet te geven is. De verwachting is dat de
lidstaten wordt gevraagd om, in lijn met voorgaande beleidsdebatten, goede voorbeelden
uit de eigen nationale context te delen en daarnaast ook in te gaan op de rol van
de EU in het ondersteunen van lidstaten in het bevorderen van leesvaardigheid.
Inzet Nederland
Nederland zal aangeven dat een van de prioriteiten in het bevorderen van leesvaardigheid
is om ervoor te zorgen dat verschillende aanpakken beter worden gebundeld om deze
als geheel te implementeren in alle onderdelen van het onderwijs. Denk bijvoorbeeld
aan de integratie van het begrijpend lezen in verschillende vakken.
Ook kan de taalomgeving voor leerlingen verder worden uitgebreid buiten het klaslokaal
alleen, denk hierbij aan samenwerking tussen scholen, bibliotheken en de buitenschoolse
omgeving van leerlingen. Met een geïntegreerde aanpak kunnen belangrijke stappen worden
gezet. Nederland is hierin ook benieuwd naar goede voorbeelden uit andere landen,
bijvoorbeeld die gericht zijn op het beter betrekken van de thuissituatie van leerlingen.
Dit sluit goed aan bij de rol van de EU op dit terrein, namelijk het verder bevorderen
van het delen van goede voorbeelden tussen lidstaten in de aanpak van de leesvaardigheid,
bijvoorbeeld via de werkgroep schools waarin lidstaten op ambtelijk niveau samenkomen.
Ook kunnen projecten onder het Erasmus+-programma worden ingericht op het verbeteren
van de leesvaardigheid. Tenslotte kan de EU discussie tussen lidstaten faciliteren
over nieuwe manieren om kerncompetenties, waaronder leesvaardigheid, te evalueren.
Ook kunnen vanuit Nederland initiatieven voor grensoverschrijdende samenwerking zoals
die vanuit de Taalunie worden benoemd.
Cultuur/AV- dinsdag 16 mei 2023
Voor cultuur/AV staat het volgende stuk ter vaststelling geagendeerd:
− Raadsconclusies over bedreigde en ontheemde kunstenaars
Als informatiepunt staat geagendeerd:
− Voortgangsrapportage over de Europese Mediavrijheidsverordening
Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over:
− Hoe de voorgestelde amendementen op het voorstel voor een European Media Freedom Act
(EMFA) kunnen bijdragen aan het beter functioneren van de interne EU-markt voor mediadiensten.
Raadsconclusies over bedreigde en ontheemde kunstenaars
Inhoud
De Raadsconclusies onderstrepen de belangrijke rol van kunstenaars in de ontwikkeling
en veerkracht van de samenleving en dat ze deze rol moeten kunnen vervullen met behoud
van hun creativiteit en vrijheid van meningsuiting. Daarom moeten kunstenaars beschermd
worden bij bedreigingen en vervolging die hen vanwege hun artistieke werk in gevaar
brengen. Wanneer democratische waarden onderdrukt of verboden worden, heeft dat enorme
impact op kunstenaars en hun artistieke vrijheid. De Raadsconclusies verwelkomen de
maatregelen die de EU en de lidstaten hebben genomen om een veilig onderkomen te bieden
aan kunstenaars, waaronder studenten en journalisten, die gevlucht zijn voor de Russische
agressie tegen Oekraïne.
De Raadsconclusies vragen lidstaten om te overwegen de capaciteit voor zogenaamde
«steden van toevlucht» te vergroten en een langdurige en holistische aanpak toe te
passen in het verwelkomen van bedreigde en ontheemde kunstenaars en hun families.
Verder roepen de Raadsconclusies op maatregelen te nemen om artistieke vrijheid en
rechten van kunstenaars wereldwijd te handhaven en beschermen. De Commissie wordt
verzocht in kaart te brengen welke bilaterale bijstand de EU en lidstaten aan Oekraïne
hebben geleverd in de creatieve en culturele sector en informatie-uitwisseling tussen
lidstaten te faciliteren. Ook wordt de Commissie gevraagd beleidssamenwerking inzake
artistieke vrijheid tussen lidstaten te ondersteunen.
Inzet Nederland
Nederland ondersteunt het onderwerp van de Raadsconclusies en heeft tijdens behandeling
in de Raadswerkgroep gevraagd om verduidelijking van bepaalde definities. In de laatste
versie van de tekst is een lijst met definities opgenomen. De Raadsconclusies sluiten
ook goed aan bij het in november vastgestelde Werkplan Cultuur 2023–2026, waarin verschillende
acties zijn opgenomen met betrekking tot bedreigde en ontheemde kunstenaars, zoals
de uitwisseling tussen lidstaten hierover. De Raadsconclusies sluiten ook goed aan
bij al bestaande initiatieven in Nederland, zoals het Artists' Safe Haven initiatief
van Justice & Peace, dat is ontwikkeld voor kunstenaars die bedreigd worden of anderszins
onder druk worden gezet vanwege hun werk of activisme. Verder ging de behandeling
van de Raadsconclusies voorspoedig.
Indicatie krachtenveld
De laatste onderhandelingen in de Raadswerkgroep cultuur zijn nog niet afgerond, evenals
de bespreking van de agenda van de OJCS-Raad in Coreper. Naar verwachting zullen alle
lidstaten instemmen met de voorliggende tekst.
Voortgangsrapportage over de Europese Mediavrijheidsverordening
Inhoud
Op het moment van schrijven is de voortgangsrapportage nog niet gepubliceerd. Naar
verwachting zal het Zweeds voorzitterschap in de EMFA-voortgangsrapportage concluderen
dat een ruime meerderheid van de lidstaten van oordeel is dat de onderhandelingen
over de EMFA-verordening in de Raad de goede richting op gaan. Er zijn nog wel enkele
artikelen waarover nog discussie is. De planning van het voorzitterschap is om nog
voor het einde van hun voorzitterschap een algemene oriëntatie te bereiken.
Inzet Nederland
Het Zweeds voorzitterschap heeft goed geluisterd naar alle inbreng van lidstaten tot
op heden en hard gewerkt om te komen tot compromisteksten waar een meerderheid van
de lidstaten waarschijnlijk akkoord mee kan gaan. De huidige compromistekst is wat
het kabinet betreft een verbetering van het oorspronkelijke voorstel. Nederland zal
constructief meewerken aan de totstandkoming van een algemene oriëntatie, mogelijk
nog binnen het huidige voorzitterschap.
Indicatie krachtenveld
Veel lidstaten hebben tijdens de bespreking in de Raadswerkgroep steun uitgesproken
voor het doel van het voorstel, echter sommige lidstaten zijn ook kritisch op een
aantal punten. Sommige lidstaten twijfelen over de juistheid van de gekozen rechtsgrondslag
(artikel 114 VWEU), de rol/bevoegdheid van de Commissie en de Europese Raad voor Mediadiensten.
De opinie van de juridische dienst van de Raad gaat uit van een juist gekozen rechtsgrondslag,
maar verzoekt wel verduidelijking in het voorstel. Planning van het Zweeds voorzitterschap
is het bereiken van een algemene oriëntatie tijdens hun voorzitterschap, dat duurt
tot eind juni.
Beleidsdebat over hoe de amendementen op de Europese Mediavrijheidsverordening kunnen
bijdragen aan het beter functioneren van de interne EU-markt voor mediadiensten
Inhoud
Het Zweeds voorzitterschap heeft aangekondigd dat het beleidsdebat zal gaan over hoe
de amendementen op de Europese Mediavrijheidsverordening kunnen bijdragen aan het
beter functioneren van de interne EU-markt voor mediadiensten. De voortgangsrapportage
over de onderhandelingen in de Raad over de EMFA is het uitgangspunt voor het beleidsdebat
tijdens de OJCS-Raad.
Het voorzitterschap stelt voor om de discussie te voeren over (1) de belangrijkste
onderdelen van het voorstel om journalisten te helpen hun werk vrij en onafhankelijk
te kunnen doen, (2) de balans tussen de nieuwe online diensten en de contentproducerende
mediapartijen en (3) de belangrijkste punten die nog op te lossen zijn voordat het
kan komen tot een algemene oriëntatie in de Raad.
Inzet Nederland
Nederland vindt dat mediadiensten binnen de Europese Unie ongehinderd hun diensten
kunnen aanbieden. Naar het oordeel van Nederland draagt het voorstel van de Europese
Commissie draagt in grote mate bij aan de bescherming van mediavrijheid in de EU.
Nederland waardeert de bescherming van redactionele vrijheid, de onafhankelijke positie
van de Europese Raad voor Mediadiensten en de bepalingen voor het beschermen van mediapluralisme
en redactionele onafhankelijkheid bij beoordelingen van concentraties. Deze voorstellen
bevorderen een goede werking van de interne markt voor mediadiensten binnen de Unie.
Nederland ziet de grootste meerwaarde van het voorstel voor mediadiensten die voorzien
in nieuws en actualiteiten.
Bij bescherming van vrijheden, horen ook verantwoordelijkheden: ten aanzien van transparantie
en het waarborgen van redactionele onafhankelijkheid. Nederland zoekt hierbij naar
een balans. Zo heeft Nederland ingebracht dat het belangrijk is dat adresgegevens,
die misbruikt kunnen worden voor doxing, afgeschermd kunnen worden.
De gekozen grondslag van de verordening (interne markt, artikel 114 VWEU) kan hiervoor
worden gebruikt, maar kent ook zijn beperkingen. Nederland hecht groot belang aan
de bescherming van journalisten en redactionele vrijheden. Inmenging door overheden
of misbruik van nationale bevoegdheden, bijvoorbeeld door de ongelegitimeerde inzet
van binnendringingssoftware, moet worden bestreden, maar Nederland is geen voorstander
van het harmoniseren van bepalingen over strafvordering en nationale veiligheid in
dit voorstel.
Ten aanzien van de verhoudingen tussen onlinediensten en contentproducerende mediadiensten,
heeft Nederland zich op het standpunt gesteld dat de verordening inzake digitale diensten
(DSA) eerst volledig van toepassing moet worden, alvorens nieuwe elementen worden
gereguleerd. De nieuwe wetgeving moet de kans krijgen zich te bewijzen.
Er zijn, ook door Nederland, diverse voorstellen gedaan om de onafhankelijkheid van
de Europese Raad voor Mediadiensten onafhankelijker van de Commissie te organiseren.
Een rol voor de Commissie kan wenselijk zijn, om de aansluiting met het EU-recht niet
te verliezen. Nederland heeft dergelijke voorstellen constructief beoordeeld en veelal
ondersteund.
Bij verdere onderhandelingen, volgt Nederland het aan de Kamer aangeboden BNC-fiche.
Bij het bereiken van een algemene oriëntatie van de Raad, zal de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Kamer informeren over de uitkomsten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap