Brief regering : Reactie op de gewijzigde motie van het lid Stoffer c.s. over verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden (Kamerstuk 36169-37)
36 169 Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet)
Nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2023
Op 21 februari 2023 heeft uw Kamer een (gewijzigde) motie van de leden Stoffer c.s.
aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 55, item 12).1 Daarin wordt de regering verzocht om te verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties
met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek nadere
vereisten met het oog op de representativiteit gesteld moeten worden.
De motie is in het kader van de behandeling van de Wet implementatie Europese klimaatwet
namens het kabinet door de Minister voor Klimaat en Energie ontraden. Omdat de motie
is ontraden, heeft de heer Stoffer verzocht om een brief waarin de regering uitlegt
op welke wijze zij uitvoering gaat geven aan de motie. In deze brief kom ik daar namens
het kabinet op terug.
Toegang tot de rechter is een groot goed. In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77) is ingezet op versterking van de democratische rechtsorde en is afgesproken de toegang
tot het recht te verbeteren. Het recht van een belangenorganisatie om in een collectieve
actie op te komen voor belangen van andere personen staat sinds 1994 in het Burgerlijk
Wetboek (artikel 3:305a BW). Sindsdien kan een stichting of vereniging die volgens
haar statuten opkomt voor de belangen van andere personen, een rechtsvordering instellen.
Een belangenorganisatie kon destijds een gebod, verbod of verklaring voor recht vragen,
maar geen schadevergoeding in geld. Onder de «belangen van andere personen» vallen
belangen van een bepaalde groep personen, zoals gedupeerden van een oneerlijke handelspraktijk,
maar ook belangen die de samenleving als geheel raken, zoals het belang bij schoon
drinkwater. In internationaal- en Europeesrechtelijk perspectief nemen non-gouvernementele
organisaties (ngo’s) bovendien een bijzondere positie in bij het behartigen van stemloze
belangen.2
Per 1 januari 2020 is de regeling voor collectieve actie met unanieme steun van beide
Kamers gewijzigd, met de invoering van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve
actie (WAMCA).3 Bij die wijziging is de mogelijkheid ingevoerd voor een belangenorganisatie om voor
de personen voor wie zij opkomt, een collectieve schadevergoeding te vragen. Daarnaast
blijft het mogelijk om een gebod, verbod of verklaring voor recht te vragen. Ook zijn
de ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties voor het instellen van een collectieve
vordering aangescherpt. Er zijn eisen gesteld aan de inrichting en transparantie van
de belangenorganisatie (de governance). Verder is het vereiste van voldoende representativiteit, gelet op de achterban
en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen, expliciet in de wet opgenomen.
De rechter moet deze eisen ambtshalve, dus ook zonder dat de wederpartij dit vraagt,
toetsen.
Voor vorderingen met een ideëel doel en met een zeer gering financieel belang geeft
artikel 3:305a lid 6 BW aan de rechter de mogelijkheid om sommige inrichtingseisen
voor belangenorganisaties niet toe te passen. In dat geval kan de belangenorganisatie
geen schadevergoeding vorderen. De eis dat de belangenorganisatie voldoende representatief
is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen, geldt
echter onverkort voor deze ideële vorderingen.4
Jaarlijks organiseer ik een overleg met personen en organisaties die te maken hebben
met de WAMCA.5 Bij dit overleg zijn zoveel mogelijk verschillende perspectieven vertegenwoordigd:
advocaten van eisende en verwerende partijen in collectieve acties, rechters en belangenorganisaties
zoals de Consumentenbond en brancheorganisaties als VNO-NCW/MKB-Nederland. Samen monitoren
we de werking van de nieuwe regeling in de praktijk. Wat gaat goed en waar zitten
knelpunten? Wat kunnen de betrokkenen zelf oplossen in de toepassing van de nieuwe
regeling of moet in de rechtspraak nog duidelijk worden? Waar levert de tekst van
de wet een knelpunt op dat we alleen door wetsaanpassing kunnen oplossen?
Tijdens de monitoring en daarbuiten is ook het representativiteitsvereiste onderwerp
van gesprek. Algemeen erkend wordt dat de rechter de representativiteit van de belangenorganisatie
indringend toetst.6 Sommige stakeholders vinden dit vereiste een belangrijke toevoeging van de WAMCA.
Belangenorganisaties ervaren dat de toegang tot de rechter door deze indringende ambtshalve
toetsing van het representativiteitsvereiste moeilijker is geworden sinds de inwerkingtreding
van de WAMCA, juist ook voor ideële vorderingen die niet gericht zijn op het verkrijgen
van schadevergoeding.
In 2025 wordt de WAMCA geëvalueerd en bericht ik uw Kamer over de uitkomsten hiervan
(artikel IV WAMCA). Bij die evaluatie worden alle aspecten van (de werking van) de
nieuwe regeling betrokken, waaronder het vereiste van voldoende representativiteit.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.